V. 3104
Vrijdag
A«. 1870.
25 Maart.
LEIDSC
DAGBLAD
PRIJS DEZER COURANT.
Voor Leiden per 3 maanden3.00.
Franco per postn 3.85.
Afzonderlijke Nommers0.05.
Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering van
Zon- en Feestdagen, uitgegeven.
PRIJS DER ADVKRTKNTIEN.
Voor iederen regel.j 0.15.
Grootere letter naar de plaatsruimte die zij beslaan.
Lelden, 24 Maart.
BANKEN VAN LEENING.
II.
Zijn de Banken van Leening een noodzakelijk
kwaad, wij hebben dan de argumenten vóór en
tegen de vrijheid dezer instellingen tegen elkan
der op te wegen.
Zijn zij een noodzakelijk kwaad, gelijk ze zelfs
door de, op dit gebied zoo terecht erkende auto
riteit, den heer J. C. Van Heel Dz., genoemd wor
den, wij moeten ons dan de vraag doen moet
de staat of de gemeente zich getroosten om eene
instelling te onderhouden, die tot zoo vele mis
bruiken aanleiding geeft, die, blijkens de opge
dane ondervinding, toch niet vermag de parti
culiere industrie hierbij geheel te beletten, maar,
door de verbodsbepalingen deze slechts gevaar
lijker gemaakt moet staat of gemeente zich
dit getroosten, om aan hen die werkelijk behoefte
hebben aan banken van leening, voor wie deze
noodzakelijk zijn, op zoo voordeelig mogelijke
wijze geld te leen te geven
En het antwoord daarop moet afhankelijk
zijn gelijk bij zoovele onderwerpen van dezen
aard van de trap van ontwikkeling, die men
bij diegenen, welke van de banken van leening
gebruik maken, onderstelt.
Want al kan men niet verwachten, dat is een
maal het verbod om particuliere banken van
leening op te richten opgeheven, het juist alleen
zullen zijn menschen, die het volk willen uitzui
gen en bedriegen, welke van deze vrijheid zul
len gebruik maken er zullen er zonder twij
fel gevonden worden, even zoo goed als er nu
zijn, die de ellende, het gebrek, en den nood als
een geschikte gelegenheid, om zich zelve te ver
rijken, zullen aangrijpen.
En men mag hierbij zeker niet vergeten, dat
het de nood is, de behoefte om op een oogenblik
geholpen te worden, waarvan de banken van lee
ning geroepen zijn te hulp te komen.
Hoe afgelegener, hoe minder voor het publiek
zichtbaar de plaats is, hoe liever de behoeftige,
die er niet aan gewend is om de pandjeshuizen
op te zoeken, daar zijn toevlucht zal nemen.
Spreekt nu dit oogenblikelijke van den nood,
waardoor de goede leeners (zij die slechts bij uit
zondering van de banken gebruik maken) in vele
gevallen alle voorwaarden die men hun aanbiedt,
gedwongen zullen zijn aan te nemen vooreen
strenge controle, de neiging om niet daarheen te
gaan, waar de velen heengaan, maakt juist voor
lien, die niet dan met schaamte een pand gaan
beleenen, die controle zonder waarde; want be
geven zij zich niet meestal naar die plaatsen, die,
gelijk algemeen bekend is, bijna overal bestaan,
en die, niettegenstaande de strengste controle, toch
niets anders zijn, dan particuliere banken van
leening?
Maar er zijn anderen, er zijn er velen, die door
den nood gedwongen naar de ollicieele bank
gaan, moeten zij niet beschermd worden?
Hier komt het echter alleen aan op den graad
van ontwikkeling, die men bij hen onderstelt
gebeurt het hen dikwijls, dat zij 't een of ander
moeten beleenen, zij zijn dan in de gelegenheid,
om de voorwaarden, waarop de verschillende
banken geld leeDen, te vergelijken. En nu kunnen
wij ons begrijpen, dat men hier te lande, na de
tafereelen die sommigen van de Javanen ophan
gen, deze voor geheel ongeschikt beschouwt om
hun eigen belang te behartigen maar dat men
hier de mindere standen in geldzaken voor zoo
onnoozel houdt, dat zij niet zouden kunnen bcoor-
deelen, waar zij op de meest gunstige voorwaar
den geld ter leen ontvangen, dit kunnen wij niet
juist begrijpen. En waarom verder juist bij de
banken van leening een toezicht, dat bijv. voor
spaarbanken niet noodig wordt geoordeeld, waar
het gevaar eener slechte administratie toch veel
grooter is? Is dit geen hechten aan oude traditiën
Doch, bestaan eenmaal de gemeente-banken van
leening niet meer, dan zullen alle banken veel
hoogere renten eischen, dan nu geschiedt zoo
beweert men wellicht. Is dit denkbaar? Is in
onzen tijd waar het de behartiging van de
belangen van het volk betreft, mogen wij wel
van onzen tijd in tegenstelling van de vroegere
tijden spreken is in onzen tijd zoo iets denk
baar? En zullen er dan geene gevonden worden,
die met weinig of geene winsten te vreden zijn,
en zoo doende tegen niet hooger rente dan tegen
woordig geld ter leen geven
Ten slotte ontmoeten wij hier het argument,
dat door aan iedereen de vergunning te geven
om een bank van leening op te richten, het aantal
belangrijk zal toenemen, en daardoor ook het
aantal beleeningeu zal vermeerderen. De heer
Van Heel geeft in het laatste nummer van de
Economist eene opgave van de vermindering die
het aantal beleeningen te's-Hage onderging, door
het sluiten van een der hulpkantoren. Wat van
den dief, volgens het spreekwoord geldt, is dus
ook hier waar: de gelegenheid maakt den beleener.
Wij achten dit argument in waarheid het be
langrijkste. Zij die het misbruik van de banken
van leening het meeste vreezen, zien hier wel een
bewijs voor de gegrondheid van die vrees. En
wat te 'sGravenhage is opgemerkt, wordt beves
tigd door hetgeen in andere plaatsen is waarge
nomen.
In de Mem. v. Toel. op het vorige wetsont
werp betredende dit onderwerp, worden de ant
woorden medegedeeld van de besturen van die
gemeenten, waar vroeger banken bestonden, en
waar zij opgeheven zijn. Van 1826 tot 1856 waren
er 25 banken opgeheven; en uu verklaarden
slechts 5 dat de opheffing had geschaad, en daar
entegen 15 dat de belangen der ingezetenen daar
door gebaat of althans niet geschaad waren. Nog
belangrijker zijn de antwoorden van de besturen
van die gemeenten waar tusschen 1856 en 1866
banken waren opgeheven die van Oudenbosoh,
Nijkerk, Overschie, Tholen verklaarden dat door
de opheffing de belangen der ingezetenen waren
gebaat, terwijl alleen die van Hoogeveen meenden
dat de opheffing de ingezetenen benadeeld had.
Die van Monnikendam zeggen eigenaardig:
„de opheffing was voor hen, die van de banken
een gepast gebruik maakten, in stoffelijken zin
nadeelig; maar voor sommigen, die er een over
dreven en verderfelijk gebruik van maakten, in
zedelijken zin, gunstig te noemen"; en het bestuur
van Wijk-bij-Duurslede slaat, dunkt ons, den
spijker op de kop„het beleenen hield niet op,
maar geschiedde óf in de bank te Culenborg óf
bij particulieren. Men oordeelde dat de belangen
der ingezetenen door de opheffing niet werden
geschaad, daar de beleening bij particulieren wel
is waar niet aan toezicht is onderworpen, maar
eigen schade een beter geneesmiddel is tegen het
lichtvaardig beleenen dan het meest scherpe toe
zicht, terwijl dat beleenen slechts kan bevorderd
worden door het geven der gelegenheid daartoe,
onder sanctie van het openbaar gezag."
Mogelijkheid van beperking der banken van
leening, zoo zeiden wij, is een belangrijk argument
tegen de vrijheid; maar zou op andere plaatsen
niet geschieden, wat te Wijk-bij-Duurstede werd
opgemerkt, dat die beperking der openlijke ban
ken slechts een meerder debiet der stille ban
ken ten gevolge heeft? En is dat waar, dan zeker
is eene algemeene vergunning nog verre te ver
kiezen. Niets werkt zeker nadeeliger dan geheime
instellingen van dien aard, welke die controle
missen, die de openbaarheid geeft?
Tot nu toe gingen wij echter van de onder
stelling uit, dat de banken van leening een nood
zakelijk kwaad zijn. Is dit wel geheel waar?
Welke resultaten er te verwachten zijn, wan
neer in de Tweede Kamer eenmaal het ideaal
van sommigen zal verwezentlijkt zijn, en alle
leden alleen bij hunne individueele opinie over
eenig wetsontwerp te rade zullen gaan, kan uit
de gisteren gehouden zitting blijken.
Gelijkheid van recht, over het geheele land,
is zeker niet alleen in burgerlijke en strafzaken,
maar ook in belastingzaken noodzakelijk. Hier
over is men het vrij wel eens, evenals over het
feit, dat die gelijkheid thans niet bestaat, wat
betreft 's Rijks directe belastingen, daar in elke
provincie Ged. Staten in het hoogste ressort daar
omtrent uitspraak doen. Dat die gelijkheid moet
verkregen worden, door van de beslissingen van
Gedeputeerde Staten hooger beroep toe te kennen,
hieromtrent is men ook vrij eenstemmig. Maar
nu komt de groote vraag, bij wie het beroep
moet geschieden?
De verschillende beantwoordingen nu van deze
vraag maakten dat gisteren het wetsontwerp be
treffende dit onderwerp met 44 tegen 19 stem
men werd verworpen.
De regeering stelde voor om dat hooger be
roep bij den Raad van State te doen plaats heb
ben, anderen wilden het bij den Hoogen Raad
brengen, eu weder anderen betoogden, dat nie
mand anders dan de Koning, volgens de Grond
wet, bevoegd was om hier uitspraak te doen.
Deze laatste zienswijze berust op een uitlegging
der Grondwet, waartegen reeds jaren lang ver
schillende stemmen zijn opgegaan; onze stadge
noot, Mr. F. B. Coninck Liefsting, heeft vooral
in twee uitstekende verhandelingen (men zie
vooral die, voorkomende in het 10» deel van de
Bijdragen tot de kennis van Staats. Prov. en Gem.
bestuur) dit punt zeer helder toegelichttoch ver
dedigden de HH. Thorbecke en Heemskerk Azn.
nog de tegenovergestelde meening, terwijl de
HH. v. d. Linden en Heemskerk Bzn. aan de
zijde der regeering stonden.
Nog een ander grondwettelijk bezwaar deed
zich hier voor, omtrent de vraag of aan den Raad
van State rechtspraak kan toegekend worden.
Maar in plaats nu, dat zij die geen dezer beide
priucipieele bezwaren deelden, hunne stemmen
vereenigden om de wetsvoordracht te doen aan
nemen, en alzoo die eenheid van rechtspraak in
belastingzaken te krijgen, welke zij weuschten
verdeeldeu zij hunne stemmen, en zij die aan
den Hoogen Raad wilden toekennen, wat in de
wet aan den Raad van State werd opgedragen,
omdat zij hierin nog eenige meerdere waarbor
gen voor de belastingschuldigen zagen, voegden
hunne stemmen bij die van hen, welke grond
wettelijke. bezwaren hadden, en zoo werd de wet
met eene groote meerderheid afgestemd.
Blijkt hier niet uit, hoe onmogelijk het zou
worden om iets tot stand te brengen, wanneer
de leden der Kamer steeds hunne goedkeurende
stem alleen dan aan eenig wetsontwerp zouden
willen geven, wanneer het in alle détails met
hunne zienswijze overeenstemde?
In de gewone vergadering van de Konink
lijke Academie van Wetenschappen, afdeeling na
tuurkunde, gehouden op 19 Maart, waren tegen
woordig de heeren: C. A. J. A. Oudemans, voor
zitter, A. Heynsius, B. M. Brutel de la Rivière,
F. J. Stamkart, A. H. Von Baumhauer, J. Van
Geuns, L. Cohen Stuart, G. E. Voorhelm Schuee-
voogt, A. W. Van Hasselt, J. W. L. Van Gordt,
R. Van Rees, P. J. Van Kerckhoff, J. Bosscha Jr.,
A. C. Oudemans, C. H. C. Grinwis, G. F. W.
Baehr, W. Koster, H. Vogelsang, A. H. Van der
Boon Mesch, N. W. Rauweuhoff, P. L. Rijke, V.
S. M. Van der Willigen, J. A. Herklots, D. Bie-
rens de Haan en C. J. Matthes, secretaris.
De heeren Donders en Van Diesen hebben
schriftelijk hun afzijn verontschuldigd.
Wordt gelezen eene missive van Zijne Excel
lentie den Minister van Binnenlandsc.he Zaken,
dd. 8 Maart, n°. 192, 5de afdeeling, Onderwijs,
Kunsten en Wetenschappen, waarbij, onder toe
zending van een schrijven van den heer C.
Woestijn, te Parijs, betreffende luchtzuivering in
ziekenhuizen; de Academie wordt uitgenoodigd
haar gevoelen daarover mede te deelen.
De Voorzitter verzoekt de heeren Van Geuns
en Von Baumhauer haar daaromtrent wel van
voorlichting eD raad te willen dienenbeide leden 1
verklaren zich daartoe bereid.
De heer Van Hasselt geeft eene toxicologische
bijdrage tot de nog zeer gebrekkige kennis van
de eigenschappen der Afrikaansche pijlvergiften,
naar aanleiding eener toezending van vergiftpijleD
der Bosjesmans, door den heer Briedé, van de
Kaap de Goede Hoop. Voorloopige proeven van
spreker en Dr. Kooyker te Amsterdam, hebben
aangetoond, dat het voorhandene tot de zooge
naamde hart-vergiften behoort.
De heer Van Kerckhoff houdt eene voordracht:
Over de constitutie van sommige koolwaterstoffen, door
graphische voorstellingen toegelicht, en zegt zijn
opstel daarover voor de Verslagen en Mededeelingen
toe.
De heer Van der Willigen spreekt Over ver
schillende natuurmaten, en wenscht als zoodanig
voor te stellen de golfslengte van het natrium-
licht, die hij betoogt boven anderen de voorkeur
te verdienen.
De heer Stamkart geeft te kenneu, dat het
hem leed zou doen, bijaldien de overwegingen
van den heer Van der Willigen hem terughiel
den van zijn voornemen om de leDgte van den
secundenslinger voor Haarlem te bepalen.
De heer A. C. Oudemans Jr. eindelijk handelt:
Over de samenstelling van hel palmpittenvett alsmede
Over de volumetrischc bepaling van ijzeroxyde, naar
aanleiding eener critiek van Molir.
Eerstgenoemde bijdrage werd voorde Verslagen
en Mededeelingen aangeboden.
Nadat nog de heer Van der Willigen eene
keurige gravure van het door hem ontworpen
zonnespectrum ten geschenke had gegeven, wordt
de zitting opgeheven.
De heer G. A. De Geeres, opzichter van het
hoogheemraadschap van Rijnland, is door het
college van notabelen der Nederd. Herv. ge
meente benoemd tot kerkvoogd, in plaats van
Mr. II. P. Van Kaathoven, die zijn ontslag nam.
Met de opening van den spoorweg 's-Graven-
hage-Gouda zal hier een diligence-dienst worden
aangelegd, om de passagiers van hier te brengen
op den eersten spoortrein van het station Zoe-
termeer. Langs den grintweg over Zoeterwoude
en Stompwijk zal de afstand binnen het uur
worden afgelegd.
Door eene vergissing is gisteren in deze cou
rant een gedeelte medegedeeld van het verslag
van het vorige jaar, der Leidsche Vrouwen-ver-
eeniging. Zij verzoekt ons thans er op te wijzen,
dat uit het verslag over het jaar 1869—70, dat
spoedig zal uitkomen, blijkt dat juist de voorraad
van gemaakte kleederen bijna is uitverkocht en
dat in deze koude winterdagen menig huismoe
dertje daardoor werk en brood vond.
Dit neemt niet weg dat wij van harte blijven
hopen, dat de vereeniging voortdurend mag blij
ven rekenen op de hulp van alle weidenkenden,
die door giften of anderszins daarvan blijk zul
len kunnen geven, door in te schrijven op het
aan de ingezetenen rondgezonden inschrijvings
biljet, of door trouw op te komen bij de letter
kundige voordracht van den heer Ds. R. Koop-
mans van Boekeren, door de VrouweD vereeni
ging op 31 Maart in de Stads-Gehoorzaal vast
gesteld.
Gisterenmiddag had iemand over de kwaak-
brug aan de Langegracht gaande, liet ongeluk
te struikelen en daardoor zijn borstbeen te breken.
Johannes Antonie Hagemans, oud 59 jaar, is
gisterenavond plotseling aan het Levendaal dood
gebleven, waarschijnlijk aan de gevolgen van
een beroerte.
In de maand November 1869 zijn aan het
postkantoor alhier bezorgd de volgende brieven,
naar het buitenland, die wegens onbekendheid
der adressanten niet bezorgd zijn kunnen wor
den: Mej. Prosman te Antwerpen; Pieper en
Preussner te Bannen; H. Witte te Berlijn; H.
G. Hipp en Better te Crefeld; Wed. L. Spanik
Ruys te LondenMademoiselle E. Kaarsemaker
te Parijs.
Aan 's Rijks Veeartsenijschool te Utrecht wor
den verlangd, om met 1 Mei e. k. in dienst te
treden, een oeconoom en eene huishoudster; de
eerste op eene jaarwedde van f 300 en de tweede
op eene van f200; beiden genieten kosteloos in
woning en voeding.
Tot deze betrekking kunnen ongehuwden be
noemd worden evenzeer als gehuwden; deze
laatsten alleen wanneer zij geheel vrij zijn van
de zorg voor kinderen.
De oeconoom moet, behalve met administratieve
werkzaamheden, bekend zijn met alles wat tot
een goeden geregelden staldienst behoort, de huis
houdster de geschiktheid bezitten om eene huis
houding van eenigen omvang te besturen.
Al wie ten deze in aanmerking wenscht te
komen, moet zich daartoe vóór 4 April e. k. bij
gezegeld verzoekschrift wenden tot den Minister
van Binnenl. Zaken, en in persoon tot den direc
teur van 's Rijks Veeartsenijschool te Utrecht, op
eenigen werkdag tusschen 28 Maart en 6 April
e. k., bij wien van des voormiddags II tot des
Damiddags 3 uren nadere informatiën te verkrij
gen zijn.
Z. M. heeft benoemd lot hoogheemraad van
Delfland, prov. Zuid-Holland, J Van Woerden.
Z. M. heeft aan Mr. W. A. baron Van Ver-
schuer op zijn verzoek eervol ontslag verleend
als commies van Staat bij den Raad van State,
met ingang van 9 Maart jl.
Z. M. heeft met ingang vau 1 Mei e k., met