Wij gaven als ons gevoelen te kennen dat het in zeker opzicht een gunstig verschijnsel is, wanneer er een nieuw fonds aan de markt komt en willen die bewering met een enkel woord ophelderen. Een oud spreekwoord luidt: „men moet niet alles aan éen kapstok hangen" en in den figuurlijken zin daarvan ligt de waarschuwing voor groote en kleine kapitalisten, om hun ver mogen niet aan éen kans te verbinden. Om die reden nu achten wij het goed wanneer de keuze voor geldbelegging en zelfs voor speculatie steeds ruimer wordt, en de risico's welke daaraan on vermijdelijk verbonden zijn, meer en meer ver deeld worden. Nog in een ander opzicht is de afgeloopen week ten opzichte onzer Beurs merkwaardig geweest: het comité voor Publieke fondsen alhier heeft aangekondigd, dat het naar aanleiding der onvol doende antwoorden op hun schrijven aan de heeren Rothschild en aan den Russischen Min. van Financiën, betrekkelijk de onregelmatige toewijzing der inschrijvingen in de laatste Rus sische leening definitief besloten heeft dat fonds niet in de ofiicieele prijscourant te noteeren. Zeker is dit besluit niet zonder invloed geweest op den prijs van de Russische fondsen in het algemeen, die, op een paar uitzonderingen na, flauw en lusteloos gestemd waren. Het Londensche comité der Oostenrijksche schuldeischers heeft een oflicieel benoemden af gevaardigde naar Weenen gezonden om te ver krijgen dat de conversie en de rentebelasting der Oostenrijksche schuld niet zal worden toege past op de leeningen in Engeland gesloten. Het is zeer onwaarschijnlijk dat die afgevaardigde in zijne zending zal slagen, doch zeer mogelijk en zelfs uiterst waarschijnlijk dat hij, zooals men het noemt, de oorlogsverklaring in den zak heeft, namelijk de bedreiging dat de Engelsche beurs gesloten zal zijn voor elke geldleening welke het Oostenrijksche gouvernement zou willen po sen daar te plaatsen. En dat op een oogenblik lat de Min. Brestel er op peinst hoe hij aan de middelen zal komen om het huishouden voort te zetten en terwijl hij bijna alles wat verkoopbaar was reeds verkocht heeft! Het is te hopen dat, in het eventueele geval dat Oostenrijk weder eens een beroep moet doen op de geldmarkt van Europa, de coinité's, of hoe sij zich noemen mogen, der verschillende beur zen en moge dan het Amsterdamsche zich vóór aan stellen! alle deelneming weigeren, zoolang Oostenrijk zijne vernielende financie-politiek niet laat varen en soliede maatregelen neemt om op een weg tot duurzame verbetering terug te keeren. Ondertusschen, hoe ongunstig de toestand van Oostenrijk er in verschillende opzichten ook moge uitzien, de fondsen zijn er déze week niet op achteruit gegaan integendeel vertoonde zich meer levendigheid daarin, al mochten de prijzen dan ook niet noemenswaardig winnen, dan alleen die der loten fl 500 van I860, welke van f 464.50 tot 469.50 opkwamen. De besluiten van den Senaat te Washington be- rekkelijk de betaling der schulden vóór 1862 aangegaan, in goud, en de uitwerking welke deze adden op den koers te New-Tork, veroorzaakten ene belangrijke rijzing in de fondsen der Unie, an 2 pCt. en meer. Ook in de spoorwegfondsen vas levendige handel, in vele soorten tot merke lijk verhoogde prijzen, zooals Redemption bonds jdie 1%, Debentures die Chicago-Rock Island die van 97% tot 101 pCt. klommen, evenals Pitts- urg van 7614 tot 7914, Central Pacific van 7844 tot ,80(1, enz. De speculatie in Grenada's is iets getemperd of wel er is eene reactie ingetreden, die, vooral n de Land-certificaten, bij den vreeselijk opge- reven prijs wel niet uit kon blijven. Deze zijn 'van 69 a 72 op den 22sten, gevallen op 60 pCt. op den 25sten, doch waren heden weder meer gevraagd en worden op 63 pCt. genoteerd. Werkelijke Schuld 2214, Uitgestelde 1014, Oude 3 pCt. 38* pCt. Van de overige fondsen valt niet veel bijzonders te vermelden, zelfs niet van onze Nationalen, dan alleen dat zij goed prijshoudend, zelfs eene fractie ooger zijn dan vóór 8 dagen. De 214 pCt. werden den 22sten genoteerd op 5444, heden 51»,',, de 3 Ct.6554, thans 6544, de 4 pCt. 8414, heden S4S pCt., adat deze laatsten Zaterdag tot 85 pCt. gedaan varen. Het geld op prolongatie was dobberend van 5 op 414 pCt. en blijft nu weder 5 pCt. Heden verminderde de Bank het disconto van 414 op 4, beleening op binnenlandsche effecten en op goederen van 5 op 414 pCt. BUITENLAND. Noord-Duitsche Hond. I In de zitting van den Rijksdag van 28 Febr. II. zijn de wetgevende werkzaamheden voortge zet. Nadat de president den overleden Geheiin- "raad Franke herdacht had, begon de behandeling der artikelen of tweede lezing van het nieuw strafwetboek. De Kroonprins en de Erfprins van Hohenzollern woonden die zitting bij. De Voorzitter stelt aan de orde 1 dat aldus luidt: Ieder feit dat misdaad daarstelt wordt be- dreigd met de doodstraf, tuchthuis of vestingstraf voor meer [dan vijf jaren. Ieder i'eit dat wanbe drijf daarsteld wordt gestraft met vestingstraf of gevangenisstraf van niet meer dan vijf jaren of geldboete van meer dan 50 thalers. leder feit dat met een geldboete van niet meer dan 50 thalers wordt bedreigd is overtreding. De afgevaardigden Fries en v. Kirchinan stel len amendementen voor om de doodstraf uit het artikel te doen vervallen en die af te schaffen. Daarne sprak de afgev. Reichenperger voor het behoud van die straf en de afgev. Klemm, Dr. Schwarze voor de afschaffing. De bondcommissaris Leon hardt verdedigde het regeeringsontvverp. De Regeering hechte aan het behoud van die straf groot gewicht. Hij weerspreekt dat de wensch naar die afschaffing eene volksovertuiging was en haalt de geschiedenis van Tropmann als een ar gument voor de noodwendigheid van haar behoud aan. De doodstraf werd slechts zeldzaam toege past en wel bij zware en bloedige misdaden. Nadat noch vorst Handjery en Lasker ten gunste der opheffing hadden gesproken, werd de beraad slagen tot den volgenden dag verdaagd. (Per telegraaf.) Gisteren werd de discussie over de afschaffing der doodstraf voortgezet. Drie sprekers verdedigden en drie bestreden haar. Graaf Bismarck vraagt het woord en zegt, dat de tot dusver aangevoerde argumenten er niet toe kunnen leiden om de overtuiging van de Bondsregeering tot behoud van de doodstraf aan het wankelen te brengen. Voor iemand, die gelijk ik aan de onsterfelijk heid geloof, is de dood slechts een overgang tot een ander leven. Men kan de terechtgestelden gerust tot grafschrift geven „Mors janua vitae." Men moet zich ook hier wachten voor al te over dreven sentimenteele gevoelens. Zijt gij wel zoo zeker dat de vermindering van misdaden die met de doodstraf bedreigd zijn niet toe te schrijven is aan haar behoud (sensatie). Het beginsel tot afschaffing der doodstraf berust tot dusver op zeer beperkte ervaringen; wat later kan geschieden ais een strafwetboek met het behoud van de doodstraf in werking is, is een quaestie van na dere zorg; waarom zoudt gij de invoering van dat wetboek hinderpalen in den weg zetten, nu gij het allen daarover eens zijn dat het tot be scherming van de ingezetenen moet dienen? waarom zoudt gij aan deze bescherming van de wet afbreuk doen? Op arbeiders die de bakkerwinkels plunderen mag geschoten worden, maar gij trekt u het lot van moordenaars aan en dat nog wel in een tijd, waarin men volstrekt geen gemoedsbezwaren verheft tegen het feit dat ontploffingen van mijnen of stoomketels zooveel menschenlevens kosten. De tegenstanders van de doodstraf zijn grooteu- deels juristen en hun tegenstand is gegrond om zich aan de verantwoordelijkheid die het uitspre ken van een doodvonnis op legt te onttrekken. Ik smeek u, M. H. beroof de Duitsche burgers niet van de bescherming waarop zij aanspraak hebben, uit al te zwaartillende gemoedsbezwaren. Ik ben overtuigd, dat het ontwerp van wet bij verwerping van de doodstraf niet door den Bonds raad zal aangenomen worden, waarvan het onver mijdelijk gevolg zal zijn, dat het Strafwetboek aan de verdere behandeling in dit zittingjaar zal onttrokken worden. Ik ben onbewust hoe de overige vertegenwoordigers van de verschillende regeeringen in den Bondsraad denken, maar kan de stellige verzekering geven dat al de stemmen van Pruissen in dit college zich als een man oin het behoud van de doodstraf zullen scharen. Redevoeringen kunnen op den Bondsraad geen invloed uitoefenen want zijn leden moeten zich stipt gedragen naar de instructien van hunne regeeringen. De afgevaardigde Fries is het eens dat de Bondsraad met sierlijke redevoeringen niets te maken heeft, maar wel rekening moet houden met een volkwensch die zijne uitdrukking vindt in de meerderheid van den Rijksdag. De heer v. Bismarck. De bondsraad stelt zeker de meerderheid van den rijksdag, zonder wier medewerking zij weinig kan tot stand brengen, op hoogen prijs, maar de bondsraad mag hier niet alleen opletten, anders werd de bondscon- stitutie een doode letter. De openbare meening wordt evenmin doordat college uit het oog verloren. Ten slotte wordt de in stemming gebracht en het behoud der doodstraf met 118 tegen 81 stemmen verworpen. Hierop is de zitting tot a.s. Woensdag (heden) verdaagd. TELEGRAMMEN. Pesth, |1 Maart. In het Lagerhuis is heden de discussie over het budget van onderwijs voort gezet. Het voorstel van den heer Fisza, strek kende om den Minister van Onderwijs, voor zoo ver het oprichten van volksscholen betreft, carle blanche te verleenen, is aangenomen. Sfunchen, 2 Maart. De Koning heeft aan Prof. von Düllinger, bij gelegenheid van zijn geboor tedag, een eigenhandig schrijven gericht, waarin hij de hoop te kennen geeft dat von Döllinger moedig moge volharden in den aangevangen •trijd tot heil van staat en kerk. Parijs, 2 Maart. Het Journal Officiel deelt be richten mede uit Senegal, van den 16den Februari, houdende dat een kolonne van 500 Franschen een korps van 2000 insurgenten met groot verlies heeft afgeslagen. Officieele Berichten. burgemeester en wethouders yan eiden, Gezien art 11, 2e alin., der Verordening van 30 Junij 1S66, op de openbare scholen voor gewoon lager onderwijs voor on- en minvermogenden Ge meenteblad n°. 19); Doen te weten, dat de inschrijving van nieuwe leerlingen op de openbare scholen voor on- en min vermogenden zal plaats hebben van den 7don tot en met den 19dön Maart e. k., in de schoollocalen in de Rijnstraat, in de Brandewijnsteeg, op de Binnenvest- g.acht aan het plantsoen, en op de Oude Vest, des voormiddags van half negentot negen uren en des namiddags van half twee tot twee uren, behalve des Zaturdags namiddags en des Zondags. Leiden, 1 Maart 1870. De BURGEMEESTER, Hoofd van het Gemeen tebestuur van Leiden, doet te weten, dat aan den Ontvanger der directe belastingen alhier zijn ter hand gesteld twee, op den 21steu der vorige maand, invor derbaar verklaarde kohieren voor de belasting op het personeel over het dienstjaar 1869 en 1870, zijnde voljaarsch- en halfjaarsch-aanslagen, terwijl ieder verpligt is zijnen aanslag, op den bij de Wet bepaalden voet, te voldoen. Leiden, 1 Maart 1870. STATEN-GENERAAL. EERSTE KAMER, Zitting van heden. Het eerst is aan de orde het ontwerp van wet tot vaststelling der begrooting van uitgaven voor den aanleg van staatsspoorwegen, dienst 1870. Eenige leden betreuren het dat dit ontwerp niet zoo is aangenomen als het aan de Tweede Kamer oorspronkelijk is aangeboden, met een post voor de verbetering van de haven te Harlingen en bevelen deze alsnog den Min. van Binnenl. Zaken aanan dere leden vinden daarin juist reden om hun goed keurende stem aan de begrooting te geven. De Min. van Binnenl. Zaken gaf te kennen dat hem een en ander onverschillig was, omdat eene af zonderlijke wets voordracht nopens de haven te Har lingen aan de Kamers zal worden aangeboden, zoodra die van den Raad van State is teruggekomen. Ten slotte is het ontwerp der begrootmg met alge- meene stemmen aangenomen. (Per telegraaf). Vervolgens heeft de heer Fransen van de Putte aan de [Ministers van Justitie en van Binnenl. Zaken geïnterpelleerd over de te Amsterdam opgerichte maatschappij voor gemeentecrediet. De Min. van Justitie erkent dat de Statuten door den Koniüg zijn goedgekeurd, maar zegt overigens daaromtrent dat de medegedeelde berichten onjuist zijn; om daar over te oordeelen moet men de openbaarmaking der Statuten afwachten. De Kamer is hierop tot nadere bijeenroeping gescheiden. TWEEDE KAMER. Zitting van heden. Voortzetting der beraadslaging over de Agrarische Wet. De minister van koloniën beantwoordt in eene uitvoerige rede de verschillend^ sprekers der beide vorige dagen. Over de wijzigingen, die gaandeweg in het wets ontwerp zijn gekomen verdedigt de minister zich uitvoerig tegen hetgeen de heer Nierstrasz daarom trent had gezegd: het gronddenkbeeld toch was be houden. Het rapport van Muntinghe van Maart 1822 had deze spr. verlangd; dit stuk nu is te ver geefs gezocht zoowel hier als in Indië. Intusschen verheugt het den minister dat de heer N. zoo groot gewicht hecht aan hetgeen Muntinghe gezegd heeft; in ditjadvies toch, waarvan de hoofdinhoud alleen bekend is, vindt de minister deze twee zinrijke gezegden: 1°. dat de ondervinding gedurende de laatste jaren voldoende bewezen heeft, dat tegen billijke betaling genoegzaam alle noodige handenarbeid voor den landbouw kan worden erlangd, en 2°. zegt M.: zoo schijnt mij hulp van Europeesch kapitaal en industrie niet slechts een maatregel van verkiezing maar van de uiterste noodzakelijkheid. Nog deelt de min. mede wat de ambtenaar der Statistische opname (die in Ult°. Dec. 1869 zal af geloopen zijn) reeds heeft gevonden uit vragen aan regenten, residenten enz. Deze ambtenaar behoort tot geene partij en is nu in Kadoe werkzaam. Hij beschrijft het resultaat van zijn onderzoekingen bij wijze van een gesprek met een inlander, dat de minister ongeveer aldus reproduceert: VraagDie kleeding, die kris, dat meubel, beschouwt gij dit als uw eigendom AntwoordOngetwijfeld. V.Is dit stuk sawa het uwe A.Wel zeker, sedert jaren reeds. V.: Mag men u dat afnemen? A.: Neen dat zou onbillijk zijn. V.: Moogt gij het verkoopen? A.: Neen; ik heb wel het ondeelbaar bezit er van, maar verkoopen mag ik het niet althans niet zonder de goedkeuring van de gemeente. V.: Wie is dan de eigenaar er van? A.De Toean Bazar, de Kajeng-Goesti, het Gou vernement. V.Heeft die Kajeng-Goestie, die Souverein dus het recht u den grond te ontnemen? A.Het recht wel, maar hij doet het niet, althans nu niet meer. V.: Vroeger dan wel? A.: Ja, toen ik nog jonger was geschiedde dit op prenta van den resident en werden soms vele bouws afgenomen, als er een weg te maken was. V.Werd daar niets tegen ingebracht of werd daar geen schadevergoeding voor bekomen A.: Neen niets, want de de adat zegt, dat de Ka jeng-Goesti oppermachtig eigenaar is van den grond. Maar de boer, zegt de hoofdambtenaar, voegt er tegelijk bij: Evenwel heb ik gehoord van de raen- schen uit Demak, dat er voortaan schadevergoeding zal worden verleend, want voor den spoorweg wordt zooveel betaald per vierkante roe. Ziedaar, vervolgt de minister, wat er omtrent het algemeen begrip van grondrecht en grondbezit bij den inlander bestaat. De heer Hasselman heeft gevraagd: Waartoe is deze regeling noodig? "Was er niet rust en tevre denheid onder de mlandsche bevolking Is er altoos rust en tevredenheid op Java sinds de laatste 40 jaren geweest vraagt de Min. op zijne beurt. //Mag ik gaat hij voort den geachten spreker herinneren aan hetgeen gebeurd is iu sommige stre ken bij de invoering van het cultuurstelsel? Water gebeurd is te Pasa roean in 1S30 en elders op Java in 1S31 en 1833? Moet ik spr. heiinneren dat J. C. Baud bij de toepassing van het stelsel van dwang heeft verklaard dat men moest acht geven op die onafscheidelijke eigenschap van het stelsel, dat men geen oogenblik weet, of men niet reeds aan de grens is en niet reeds is begonnen die te overschrijden Er is rust geweest, ja; maar juist door het niet voort zetten der toepassing van het cultuurstelsel. Zijn niet, toen de heer Rochussen als gouverneur-generaal naar Indië is gezonden, hem bevelen in dien zin verstrekt Was 't niet daarom dat de heer Rochussen als gou verneur-generaal de indigocultuur vervangen wilde door de suikercultuur of wel die geheel wilde laten varen En was 't niet die herinnering aau zijne ouderviuding welke denzelfden heer Rochussen, nu als Min., in I860 voor het eerst de vraag deed doen aan het Indisch bestuur: of het niet tijd was de iudigocultuur geheel in te trekken Na voorts de heeren 's Jacob en Yan Loon be antwoord to hebben komt de minister tot den heer Heemskerk. Deze spreker heeft als hoofdmoment der wet doen voorkomen het in den handel brengen van den geheelen bodem van Indië. De minister ziet dat volstrekt niet in, want het ontwerp strekt slechts tot consolidee ring van bestaande rechten op de inlanders. Doch waarom, vroeg die spreker, nu eeno agrarische wet gemaakt? Overal wacht men daarmede tot er spanning ot een ongunstige toestand aanwezig is. VVil deze spreker dus eene agrarische wet na eenige agrarischo moorden Ten slotte komt de min. nog eens terug op de vraag van den heer Heemskerk: Waarom nu deze wet voorgedragen? Is die noodig? Is 't niet, zoo vraagt de min., of die spreker de geheele geschiedenis der laatste 12 jaren ignoreerd Heeft niet de quaestie der vrije cultuur onvermijdelijk tot zich getrokken de quaestie van 't landbezit? Heeft niet reeds in 1860 de heer Rochussen, als minister, gezegd dat verbetering van 't grondbezit noodzakelijk was? En heeft die minister niet in zijne laatste rede reeds ge sproken van toekenning van privaateigendom aan inlanders van de gronden die zij hebben ontgonnen Heeft dan dio spreker geen deel genomen aan den strijd ovor de cultuurwet? Is hij vreemd aan de proclamatie van 1866, toen men 't noodig achtte om den Koning op eene geheel buitengewone wijze uitspraak te laten doen nopens 't grondrecht van den Javaan? De Min. eindigt met te verklaren dat hij regeling van het communaal bezit niet noodig oordeelt, die van de heerendiensteu reeds heeft toegezegd, doch omtrent de landrente de overgang tot verbetering aan den kolonialen wetgever wil overlaten. De heer Yan de Putte kwam met nadruk op tegen de aansporing gisteren van den heer Heemskerk Az. tot do liberale leden gericht, om zich in de discussie te mengen. Indien het den afgev. te doen is om de verguizing van dat wetsontwerp buiten de Kamer hier over te brengen, dan kan spr. verzekeren dat de zwadder op hem zal terugvallen. Dit laatste zegt spr. met het oog op de insinuatie dat de liberalen de wet uit particulier belang wenschen. Spr. werpt der gelijke aanvallen verre van zich en zijne partij af. Vervolgens staat spr. langdurig stil ter wederleg ging van do groote grief van den heer Heemskerk i3 de agrarische wet hoog noodig? Per Telegraaf.) Na de heer v. d. Putte was de heer De Brauw aan het woord die vond dat de wet te weinig pre ciseert en te veel aan latere regelingen overlaat, ook wat de eigendomstoekenning betreft. De heer Sloet betwist dit laatste. De heer Hasselman en Heemskerk repliceeren. Morgen voortzetting. LAATSTE BERICHTEN. 's-Graveniiage, 2 Maart. Naar men verneemt zal het personeel der Genie van het Dep. van Oorlog binnen kort worden gereorganiseerd, en zullen in verband met de plannen voor de ver anderingen in ons verdedigingstelsel waaraan veel en langdurige arbeid vereischt wordt, eenige mutatiën plaats hebben. Amsterdam, 2 Maart. Tarwe, N. B. Pools. 294 op tijd. Rogge, Petersburg 175, 180 op 2 m Ga latz 178, 176; Taganrog 177; N. Pruis. 185, 187, c. z./k. Levering, Maart 174, 173; Juli 177, 178; Mei 176, 177; Oct. 180, 181. Stemming Tarwe, Rogge, Levering onveranderd. Raapolie, vliegend 41%; voorjaar 41 a 41%; najaar 41. Lijnolie, vliegend 32^; voorjaar 32^ a 32%. HUWELIJKEN, GEBOORTEN EN STERFGEVALLEN. Burgerlijke Stand van Leiden van den 24sten Februari tot en met den 2den Maart. Gehuwd: P. Van der Velden jm. eu N. Crama jJ. G Lngtighoid jm. en 11. J. Molenaar jd. II. H. Bolland jm. en E. A. Vlieland jd. B. J. Roeper Bosch jm. en A. E. Vlie land jd. J. Costcr jm. en J. M. Hekkcr jd. Bevallen: M. Brune, geb. lleykoop, U. A. M. Zand vliet, geb. Brokaar, Z E. Cebol, geb. Pon, Z. C. Schaft, geb. Schipnanboord, I). C. P. Sala, geb. Knanpen, Z. M A. Gijzen, geb Knaap, I). II. M. Montie, geb. De Boer, Z. C. Van Schalkwijk, geb. Bocle, Z. C. C. De la Bijc, geb. Da Baae, I). G. Korterie, geb. Begeer, Z. J. J. Van Lnin, geb. Zirkzee, D. A. Albert, geb. Dcvilec, Z. M. J. Plïjffer, geb. De Graad, D. F. Abspocl, geb. Kuyl, Z. E. Van der Steen, geb. Van dor Zeeuw, Z. M. II. Van der Stok, gob. Dorsman, D. D. T. Verhoeven, geb. De Smit, Z. J. Stallen, geb. Van Henaden, D. S. M. M. Van Naisnu, geb. Kookc, D. A. J. Tafïijn, gab. Omvlec, D. H. E. De Haas, geb. Versteeg, Z. G. Kramp, geb. Lnt, D. A. C. NVcndel, gab Vnn den Worm. Z. S. Lam, geb. Dikslioorn, I). I). M. Noest, geb. Jasperse, D. C. Cras, geb. Ouwcrkerk, Z. W. Sampiraon, geb. Sncyders, Z. E. Lardce, geb. Robbers, D. S S. Vermond, geb. Wetselaar, I). S. M. Van der Kamp. geb. Christiaanse, D. N. M. C. Beuzemakcr, geb. Van der Vlist. Z. S. Ligtvoet, geb. Boktcr, Z. C. Brocaar, geb. Brugman, Z. R. Van der Reek, geb. Hou weling, Z. C. Fortunati, geb. Ebberlco, Z. Overleden: J. v. d. Woyden D. 1 j. N. v. d. Kamp, geb. Hoogenbrng, GO j. M. Cora, geb. Rijnvis, 05 j. l>. Frankhniien Z. 1 m. T. Plaisicr, geb. Greisi, 42 j. I'. J. Sollie Z. 4 j. S. Cedron D. 14 j. A. Verliocvcu Wr, 70

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1870 | | pagina 3