N®. 3084. Woensdag A«. 1870. 2 Maart. Feuilleton van liet „Leidscli Dagblad". EEN ONGELUKSVOGEL. Deo LEIDSCH DAGBLAD. PRIJS DEZER COURANT. Voor Leiden per 3 maanden Franco per post Afzonderlijke Nommers 3.00. 3.85. 0.05. Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen, uitgegeven. PRIJS DKR ADVKRTICNTIKN. Voor iederen regel Grootere let far naar de plaatsruimte die zij beslaan. J 0.15. I Lelden, 1 Maart. DRINKWATER—RIOOLSTELSEL-WATER- VERVERSCH1NG. Heden is verschenen een lijvig bundel, waarin B. en W. hunne inzichten en plannen omtrent de drie bovenstaande aangelegenheden den raad ontwikkelen. [E Na eene korte inleiding, waarin B. en W. een beknopt overzicht geven van al hetgeen heeft plaats gehad tot voorbereiding van eene noodza kelijke beslissing door den gemeenteraad, ten er aanzien van de alsnu ter behandeling gereed zijnde plannen, wijzen zij er nogtans op dat er verschil kan bestaan t. a. van den omvang en de diepte der wond die genezing behoeft, als maar de verantwoordelijkheid algemeen erkend wordt, om het aangewezen geneesmiddel te ge bruiken. En nu treden zij niet in eene beoor deeling, veel min in eene beslissing over den invloed, dien het gemis van goed drinkwater en het bestaand rioolstelsel uitoefent op de algemeene gezondheid en op de sterftekans binnen de ge meente, omdat het hen voldoende toeschijnt op de aangenomen stelling voort te bouwen, dat de beide zaken verbetering behoeven. De meerdere of mindere diepte van overtuiging, die daarom trent verkregen is langs verschillende wegen, doch op aannemelijke gronden, staat niet in den weg om in dit opzicht te overwegen en te be sluiten naar plicht en belang eischen. De verkregen uitkomsten van het ingesteld onderzoek en het oordeel van deskundigen zijn van den volgenden aard: I. Drinkwater. Daar het aangeboden plan voor een duinwaterleiding uit een geldelijk oogpunt te groote bezwaren medebracht, was het raad zaam gebruik te maken van de openstaande ge legenheid om door de duinwaterleiding te Am sterdam geholpen te worden. De onderhandelin gen daaromtrent hadden tot uitkomst dat B. en W». daarin een middel vonden, om met geringe kosten behalve de reeds aanwezige in den laat- sten tijd zeer verbeterde toestellen, op verschillende plaateen zuiver drinkwater verkrijgbaar te stellen. Dit leverde hun voldoende gronden op, om als proefneming voor den tijd van éen jaar aan te raden den aanvoer van 5000 kub. meters van de Duinwaterleiding-Maatschappij te Amsterdam,door schepen die het water bij Leiduin, aan de Leid- sche vaart kunnen tappen, en daarvoor beschik baar te stellen eene som van f 9,000 (kosten voor eerste aanschaffing f-1,000 en jaarlijksche kosten f 5,000). Er wordt nog geen prijs bepaald waarvoor de burgers het water zullen kunnen krijgen. B. en W". hebben afgezien van een plan om de wijze van aanvoer door ijzeren buizen te doen geschieden, omdat de kosten daarvoor de som van f 100,000 zouden beloopen. II. Rioohtelsel en Waterverversching. In de eerste plaats geven B. en W". te kennen om welke re denen zij de uitvoering van het plan der deskundi gen, de heeren Conrad, Van derWaeyenPieterszen en Van Niftrik, zooals het daar ligt, moeten ont raden. Intusschen achten B. en Ws. zich verplicht, voorstellen te doen, die de strekking hebben om in verhouding tot de beperkte middelen, waar over het mogelijk is zonder onoverkomelijke be zwaren te kunnen beschikken, eenigermate en op eene doeltreffende wijze tegemoet te komen in de behoefte aan een beter stelsel van water verversching en rioleering. Daartoe wijzen zij: 1". Op het stelsel van Liernur, dat naar de verkre gen uitkomst hen vooral aanbevelenswaardig voor komt, omdat het de gelegenheid geeft om over een grooter tijdvak, jaarlijks naar omstandighe den, naar een vast plan eenige grachten te dem pen en de uitlozing van riolen in de openbare grachten te verbeteren. Naar dit stelsel is bereids gelijk wij vroeger meldden, door de zorg der Ver- eenigiug tot bevordering der volksgezondheid een plan vervaardigd, betrekkelijk het dempen der Binnenvestgracht, van de Zijdgracht tot de ge dempte Koepoortsgracht. Dit plan schijnt B. en Ws. toe, in menig op zicht te kunnen worden aanbevolen, omdat het daaraan verbonden kapitaal in betere verhouding staat tot de krachten der gemeente en als eene proefneming kan worden beschouwd, die bij het welgelukken kan worden uitgebreid. 2°. Op de gelegenheid die door de welwillende medewerking van het Hoogheemraadschap van Rijnland kan worden beproefd, om met eenige geldelijke opofferingen tot vergoeding der daarop loopende kosten, van tijd tot tijd water in te laten of over te nemen door middel der sluis te Gouda, waardoor in verband met de spuiingen te Kat wijk, de waterstroom door de grachten der ge meente wordt geleid en eene gewenschte water verversching kan worden verkregen. 3". Op de behoefte aan eene meer afdoende of radicale uitbaggering of uitdieping van sommige grachten, ten einde daardoor te verkrijgen een vasten en reinen bodem. Op grond van een en ander vinden B. enWs. vrijheid, voor te stellen „1°. om eene som van f 9000 beschikbaar te stellen, ten einde door aanvoer van duinwater te voorzien in de behoefte van zuiver drink water; 2°. om de uitgewerkte plannen tot den aanleg eener nieuwe duinwaterleiding, en van heldoor de drie deskundigen uitgewerkt rioolstelsel, uit hoofde van de ontwikkelde bezwaren buiten na dere overweging te houden, de deskundigen voor de betoonde diensten dank te zeggen en de voor stellen der Commissie van Fabricage voorloopig aan te houden, ten einde bij de toepassing van het stelsel van Liernur daarvan zooveel noodig gebruik te maken; 3*. om op een nader in te dienen plan, betref fende de toepassing van het stelsel van Liernur op de demping der Biunenvestgracht, van de Zijd gracht tot de gedempte Koepoortsgracht, waarvan de kosten zijn geraamd op ƒ22000, maar daar tegen de reeds op de begrooting van 1S70 daarvoor toegestane som met een niet onbeduidend bedrag vermindering zal kunnen lijden, eene proef te nemen, ten aanzien der wenschelijkheid om dat stelsel meer algemeen toe te passen; i°. om met het Hoogheemraadschap van Rijn land te onderhandelen over het inlaten van water aan de sluis te Gouda en het spuien aan de sluis te Katwijk; 5°. om, 't zij dadelijk, 't zij bij de begrooting voor 1871, een of meer grachten, die door uitbag gering of uitdieping reiniging behoeven, aan te wijzen en daarvoor eene raming van kosten aan te bieden." Toen er eenmaal, bij het opperen van een nieuw denkbeeld, een hevige storm tegen de ver dedigers daarvan losbrak, wees zeker schrijver dezen, tot hunne bemoediging, op het voorbeeld van de paarden in de weide, die verschrikt weg rennen, wanneer zij voor de eerste maal een spoortrein voorbij zien gaan, maar die al spoe dig de trein bijna zonder er op te letten laten voorbijsnorren. Na 't debat van gisteren zouden wij deze ver gelijking ook op de leden der Kamer, ten op zichte van hervormingen in Indië, kunnen toe passen. Wij weten wel, dat op den eersten dag bij elke discussie de oppositie nog niet dien climax bereikt heeft, die bij een voortgezet debat ver kregen wordt, maar toch is er in de gisteren gehouden redevoeringen der oppositie reeds een grootere toenadering, of wil men liever, berusting te bespeuren, dan voor eenige jaren kon vermoed worden. Alleen de heer Hasselman zag in ver schiet een toestand, waarin niets dan wanorde zou heerschen; toch zag hij" nog slechts in dit ontwerp een wapen om tot zulk een toestand te drijven; en evenals de heer 'sJacob was het moer de geringe verwachting, die hij van de uitwerking der wet had, die hem in zijne oppo sitie leidde, dan de vrees voor de gevolgen. Zoo ook kon de heer Nierstrasz, die de discussie opende, slechts zijn heftige argumenten ontleenen aan een theoretisch betoog omtrent de rechten, die de Nedertandsche regeering op de gronden in Java heeft. Deze spreker had hier de nalatenschap van den heer Wintgens aanvaard, die bij het wets ontwerp Trakranen zoo uitvoerig deze quaestie besprak; was het, om de schaal van Themis door het gewicht van het zwaard te doen over hellen, dat juist aan den heer Nierstrasz deze juridische nalatenschap was ten deel gevallen? Of was het meer uitsluitend als zitting hebbende voor het district Delft, dat aan dezen deze taak te beurt viel? Voorwaar een weinig benijdenswaar dige taak, nadat het betoog, reeds vroeger geleverd, zoowel door juristen, als Pijnappel en 's Jacob was te licht bevonden, als door anderen geheel overbodig was geoordeeldde regeering toch ge roepen om het algemeen belang te bevorderen is krachtens haar souverein recht verplicht en be voegd de daartoe strekkende maatregelen tenemen; mits die met de rechtvaardigheid en de billijkheid strooken, en niemands verkregen rechten ver korten. Dat dit laatste geschiedt beweert niemand wat beteekent dan eigenlijk een betoog dat de grond, volgens Mohamedaansch recht, aan God behoort Was du3 de grondtoon van het betoog van den heer Nierstrasz weinig doeltreffend, het slot er van was zeker onjuist. Hij vreesde dat do be volking geen gronden voor de rijstcultuur zou overhouden; doch weet deze spreker dan niet, dat het juist ook met het oog op de verbetering daarvan is, dat op de uitgifte van gronden in erfpacht wordt aangedrongen? Aan de hoeveel heid grond ontbreekt het bij de rijstcultuur niet, maar aan de noodige bewerking en bebouwing van den grond, aan kapitaal om den grond te verbeteren, en de heer Krajenbrink diende reeds in 1865 eene memorie in, om, lettende op de wanverhouding tusschen voortbrenging en ver bruik van dit artikel, woeste gronden aan Euro peanen in erfpacht uit te geven. Voor deze cul tuur is juist kapitaal noodig, gelijk uit de reeds vroeger aangehaalde rede van den heer De Bruyn, die speciaal met dat onderwerp bekend is, duidelijk blijkt. De heer 's Jacob was ten opzichte van dit wetsontwerp vrij onverschillig; enkele bepalin gen achtte hij bedenkelijk; doch zijn groote grief was, dat het geen remedie zou zijn voor alle kwalen, waaraan Indtë lijdt. Doch is dit hier de vraag? Zoo zou men om dezelfde reden een wetsontwerp op de wijziging der armenwet kunnen afkeuren, omdat het de armoede niet vermiuderde. Voorts had deze spreker bezwaar tegen de toekenning van eigendom aan de inlan ders, wat z. i. onnoodig is, en tegen de onteige ning van hunne landen voor de suikercultuur. Bij de discussie over de afzonderlijke paragrafen zullen deze bezwaren echter meer gepast hunne plaats vinden. De heeren Hasselman en de Casembroot waren het, die vooral de vorm van de voordracht af keurden, waarbij zooveel aan de uitvoerende macht is overgelaten. Doch is men niet reeds tweemaal gestruikeld over detailquaestiën, en bestaat er geen gevaar, dat de uiteenloopende opiniën hieromtrent elke maatregel tegenhouden Daarbij is, dunkt ons voor de voorstanders van langzame ontwikkeling veel minder bezwaar tegen de macht hier aan de regeering toegekend, dan voor de voorstanders van een spoedige en volledige uitvoering der wet. Hedenmorgen had alhior in een plechtige zit ting van de Arrondissements-Rechtbauk de instal latie plaats van den nieuw-benoemden rechter plaatsvervanger Mr. G. A. Van Hamel. De leden van het dagelijksch bestuur, alle leden van de rechtbank, en vele advocaten en procureurs gaven door hunne tegenwoordigheid bewijs hunner belangstelling. Na voorlezing van het Kon. besluit der benoeming, en der acte van eedsaflegging hield de Voorzitter eene rede; mocht bij hem SBN VERHAAL VAK EDMUND HOEFEE. (Vervolg.) „En hoe heeft ze zich toegedragen?" barstte hij hartstochtelijk los. „Gelooft gij misschien aan de bestookte onschuld van de oude tante, waar aan alleen zulke onverstanden en droomers om geen erger woorden te gebruiken als mijn heer Wenzel en Agnes geloof konden hechtten? Gelooft gij ook, dat tante het slachtoffer gewor den is van dien armen duivel van een zoon, die minder schuld had aan haar ongeluk, dan zij zelve? Ik was zoo dom niet, en rook dadelijk lont, en werd daarin versterkt, toen ik terug kwam. Ik kan in geen bijzonderheden treden. Alleen dit wil ik u zeggen: Bij mijn tweede be zoek bekwam ik het bewijs, dat de oude over hare nicht met iemand in onderhandeling stond: Meer behoef ik u niet te zeggen, noem gij de zaak met den naam, dien gij er aan geven wilt. Ik walg er nog van. Tot op dat oogenblik had ik Agnes ternauwernood aangezien, allerminst aan haar, als mijn vrouw, gedacht. Ik had mee lijden met haar. Zij moest geholpen worden. Maar door wien Door haar neef? Dien kende ik niet, en ik stelde geen vertrouwen in hem, daar hij zich nooit tegen de zwakheden en gebreken zijner moeder had verzet. Bijgevolg door mij. Ik deed dus aanzoek om Agnes hand en bewam let wel 1 een bijkans spottende afwijzing. En toen schreef ik opnieuw nog eens, let wel! en vertelde daarbij wat ik wist, en dreigde met openbaarmaking, indien het slechte wijf niet voor altoos hare plannen liet varen, en het meisje niet voor het hervatten er van op een betamelijke en eervolle wijze, en naar mijn genoegen vrij waarde, door haar aan mij, of let wel! nog eens, aan eenigen anderen man tot vrouw te geven. Hetzij ik, hetzij een ander de echtgenoot van hare nicht werd, in ieder geval beloofde ik haar, te. zullen zwijgen en vergeten, en verder haar tot haar dood zoo te zullen ondersteunen, dat zij verder geene hulp behoefde. In ant woord op dien brief kreeg ik het vriendelijke jawoord, ik, de edelste der menschen! „Gelooft gij," vervolgde hij na eenige oogen- blikken, „dat het wijf mij in haar hart vergeven, zich verootmoedigd, berouw gehad heeft? Ge looft gij, dat zij, toen zij op haar sterfbed lag, en met haar zoon, de hemel weet waarom, over mij en mijn aanzoek sprak, hem mijn brief heeft voorgelegd, of wel hem de zaak hoeft voorgesteld zooals het best in hare kraam te pas kwam? Zoo had hij het dan ook in het eerste oogenblik opgevat; later schijnt hij er echter in twijfel over te zijn geraakt, want de brief dien hij er aan Agnes over heeft geschreven, kwam eerst met zijne nalatenschap, na zijn dood, in onze in mijn handen. Want gelukkig doorzocht ik het paket, daar de doodstijding mijn vrouw ziek had doen worden, en vond hem. Ik hoopte, dat, niet de laagheid, die men mij daarin ten laste legde, maar de daad, waarvan zij zelve het offer van het oude wijf had moeten worden, voor immer voor haar verborgen zou zijn gebleven. De vreeselijke uit werking van zulk een ontdekking kon mij niet twijfelachtig zijn, en ik had mijn vrouw te lief, dan dat ik er haar onder had kunnen zien be zwijken. Maar mijn voorzorg schijnt vruchteloos te zijn geweest, gelijk uwe bekendheid met die historie bewijst," besloot hij met een bitteren lach. „Zij heeft er zeker ook van gehoord. Mis schien koesterde zij reeds een inwendigen wrok er over, toen zij mijn vrouw werd. Ik zou er me over verheugen. Het zou veel ophelderen en veel goedmaken." Ik ging naar hem toe en nam zijn beide han den in de mijne; ik kon het niet laten, ik moest hem op deze wijze mijn deelneming te kennen geven. Want, wat ik daar gehoord had, had me tot in de ziel getroffen, en, waarom het te ver zwijgen, tranen van meedoogen met den armen man in de oogen doen komen. Hier viel niet meer te twijfelen. Wat hij gezegd, en zooals hij het gezegd had, was de zuivere waarheid. Hij had gelijk, volkomen gelijk dat helderde niet slechts veel, alles op, maar maakte het ook goed, zoo aan de zijde van Agnes, als van hem. Maar wat baatte hun deze overtuiging? Het was te laat! Zij waren beiden tot het ongeluk geboren! Mijn hart kromp van smart ineen, en mijn oogen waren vochtig. Er mocht van komen wat wilde, ik kon niet anders. „En toch, mijn arme vriend," riep ik uit, „hadt haar maar alles gezegd, en haar deze droeve ervaring, deze smart gespaard 1 Had het er maar op gewaagd, bij God in den hemel, de indruk zou misschien ontzettend zijn geweest, maar zeker goed, en heilzame gevolgen hebben gehad, ja den wrok uit haar hart gebannen hebben! O, Fri singen, gij, een oprechte, een man van ijzer en staal, waarom moest gij juist hier vol dwaze

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1870 | | pagina 1