N°. 3065. Maandag A°. 1870. 7 Februari. Feuilleton van het „Leidsch Dagblad". DAGBLAD. PRIJS DEZER COURANT. Voor Leiden per 3 maandenƒ3.00. Franco per postn 3;85. Afzonderlijke Nommers0.05. Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen, uitgegeven. PRIJS DER ADVKRTBNTIEN. Voor iederen regel.. I0.15. Grootere letter naar do plaatsruimte die zij beslaan. Lelden, 5 Februari. Het hoofdbestuur der Leidsche Vereeniging tot bevordering van geregeld schoolbezoek, hield gis terenavond in het hotel den Burg eene samen komst met die leden der Vereeniging, welke zich op uitnoodiging van het hoofdbestuur bereid had den verklaard, om als werkende leden op te tre den Ook een aantal heeren der gebuurten gaven, door op deze vergadering tegenwoordig te zijn, het bewijs van hunne bereidwilligheid, om in 't vervolg, door het geven van inliohtingen, de me dewerkers behulpzaam te willen zijn De presi dent, de heer Rauwenhoff, betuigde in eene warme toespraak zijnen dank aan allen, die, ge- hooi gevende aan de tot hen gerichte uitnoodi- tging, nu gereed waren 0111 hunne veelomvattende taak te aanvaarden .♦uBovenal verdienden de heeren der gebuurten den dank dezer Vereeniging en verwachtte hij veel in de toekomst van hunne voorlichting. VOvergaande tot het doel dezer bijeenkomst, het installeeren der afdeelingen en sectiën, schetste hij in algemeene trekken elks werkkring, stelde aan elk der leden eene instructie ter hand, waarbij tevens gevoegd waren eenige nadere opgaven, om bij den aanvang hunner werkzaamheden tot leiddraad te kunnen strekken. Op uitnoodiging van den president gingen de leden der afdeelin gen terstond over tot het kiezen der secretaris sen, waartoe werden benoemd de HH.: F. T. Van der Stok, P. J. Groen, Dr. N. W. P. Rauwen hoff, D. H. Hus, H. Coebergh, Mr. A. J. Wijn stroom, A. Hazeveld en J.Keyzer, welke heeren, voor zooverre zij tegenwoordig waren, zich da delijk bereid verklaarden, deze betrekking te aan vaarden. De president sloot met een krachtig woord deze samenkomst en uitte den wensch, dat Lei- dens ingezetenen eenmaal de vruchten mochten plukken van den arbeid, door deze Vereeniging in 't belang van het minder beschaafde deel der bevolking verricht. Wij zijn in staat gesteld in eenige algemeene trekken de wijze van werken dezer Vereeniging mede te deelen. De stad is verdeeld in acht af deelingen, elke afdeeling bestaat uit vier of vijf sêctiën of gebuurten. In elke Sectie zijn twee of meer medewerkers, die, door persoonlijk onder zoek bij de geringere standen in dat gedeelte der stad, zich met het schoolverzuim en de oor zaken daarvan trachten bekend te maken; terwijl de heeren der gebuurten door hunne lokale ken nis de taak der medewerkers kunnen verlichten. 'it Elke afdeeling heeft een secretaris, door wien de opgaven der medewerkers worden verzameld, naar een geregeld plan. Deze opgaven zullen het hoofdbestuur in staat stellen, de oorzaken van het schoolverzuim van nabij te leeren kennen en de geschikte middelen aan te wenden, om deze kwaal te bestrijden. i. Een genotvollen avond smaakten zij weder, die gisteren de vierde en laatste quartet soirée in de Gehoorzaal bijwoonden. Het is ons eene aan gename taak het bestuur der Maatschappij voor Toonkunst onze hulde te brengen voor de uitne mend geslaagde pogingen om gedurende dezen winter ons te doen kennis maken met wat de classieke muziek uitnemends oplevert. Wij kunnen wat deze soirée betreft met het volste recht zeggen „last not least", zoowel wat keuze van stukken als uitvoering betreft. Het glanspunt van den avond was onzes inziens het Quintet in A dur van F. Schubert. Wij wis ten niet wat meer te bewonderen, de bevalligheid der compositie of het voortreffelijke spel der di lettante, die zoo bereidwillig de piano-partij op zich had genomen. Menige artiste zou haar en attouchement er. keurig genuanceerde voordracht benijden. Het voorbeeld door dergelijke voortreffelijke dilet tanten gegèven als zich op de drie laatste quartet soirées deden hooren, is zeer te waardeeren en kan niet genoeg geprezen worden. Moge het dezen winter behaald succes het bestuur der Maatschappij voor Toonkunst aan sporen ons het volgend concert-seizoen even ge notvolle avonden te verschaffen als dit jaar. Op 8 Febr. aanst. zal te 2 uren, in het groot auditorium, de overdracht vau het rectoraat der Hoogescbool alhier geschieden door den hoog leeraar R. P. A. Dozy, in plaats van den aftre denden rector den hoogleeraar Evers, die wegens ziekte afwezig is. Gedurende deze week zijn dagelijks in het werkhuis alhier opgenomen van 180 tot 225 vol wassen personen en van 101 tot 127 kinderen. In de Soerab. Ct. leest men het volgende: Men meldt ons, dat de kolonel Flugi van As- permont zijn pensioen heeft aangevraagd en be komen, eene tijding welke niemand zal verrassen, omdat zij voorzeker na de promotie van een jonger hoofdofficier tot generaal-majoor algemeen verwacht werd. Wanneer men, zooals de kolonel Flugi, te beginnen met de epaulet van 2den lui tenant, alle rangen, tot dien van kolonel incluis, zich verworven heeft achter den lessenaar, eene Willemsorde der 4de klasse heeft kunnen beko men, omdat men als stafofficier een expeditietje bijwoonde, waarvoor niet eens eene herinne ringsmedaille is te goed gedaan, die der Lam- pongsche districten, waarvan Multatuli in zijn Max Havelaar zoo ironice maar treffend waar gewaagd, dan mag men met de verworven ko lonels-epaulet in ruste tevreden zijn, al beschouwde meu zich dan ook als het ware onmisbaar voor een Indisch departement van oorlog, al kan men dan ook, zooals de heer Flugi, met zelfvoldoening wijzen op vele en onloochenbare verdiensten en bewezen goede dieusten qua chef van den voor- maligen generalen staf. Is de pensioneering, op verzoek, van dien hoofd officier dus eene gebeurtenis welke geen de minste sensatie kan verwekken, veler belangstelling zal ongetwijfeld gaaDde gemaakt worden bij het vernemen der tijding, dat de kolonel De Brabant, de hoofdofficier zonder eenige pretentie, zooals terecht een zijner vrienden onlangs schreef, zijn ontslag uit Zr. Ms. dienst niet zal vragen, maar wel een verlof naar Nederland, waarop geen officier van het N.-I. leger meer aanspraak kan hebben dan die hoofdofficier. Alhoewel wij ten eenen male onbekend zijn met het voornemen van den kolonel De B., ge- looven wij toch dat het gevolg van dat verlof zal zijn de terugkeer met de generaal-majoors- epaulet, waarop die hoofdofficier zonder de minste pretentie aanspraak heeft, blijkbaar aan de algemeen heerschende meening in het leger, dat zich in het passeeren van den hoogge- achten chef terecht teleurgesteld ziet in zijn ver wachtingen. De tijding dat de kolonel De B. in weerwil eener schijnbare miskenning in de gelederen zal blijven en tot redres allerwaarschijnlijkst eene zeer gemotiveerde démarche zal aanwen den bij Neerlands Koning, die verkeerd ingelicht maar nimmer onrechtvaardig kan wezen, die tijding zal de kern van het leger met nieuwen ijver bezielen, om redenen zij steeds hare hoop gevestigd had op een chef, die door minzaamheid aller harten wint en in het veld door onver saagdheid ieders geestdrift weet te bezielen. Met belangstelling ziet men nadere ophelde ringen te gemoet." Het volgende raadselachtige voorval wordt op de volgende, eveneens raadselachtige wijze, door de Nijtneegsche Nieuwsbode medegedeeld „Een raadselachtig voorval had eergisterenmor- gen binnen onze stad plaats. Eene vrouw, die eenige onreine stoffen in een secreetput kwam werpen, welke zich in den Krommen Elleboog bij de Boddelstraat bevindt, ontdekte in dien put de teenen van een naakten menschenvoet. Spoedig was niet alleen een aantal buren, maar ook de politie op de plaats tegenwoordig, en nu baalde inen het lijk van een vijfenzestigjarig bewoner van een der naburige huizen uit die afzichtelijke plaats te voorschijn. Volgens getuigenis van eene der dochters van den overledene, had haar vader in de vroegte het huisje verlaten en op de vraag, hoe laat het was, geantwoord: „Kwart over zessen." Hoe het lijk daar gekomen is, begrijpt niemand; het zat met het hoofd in een kanaal, dat de stoffen uit een secreet naar den genoem den put voert. Aan een zelfmoord te denken, is moeilijk, daar de oude haven in de dichte nabijheid is en iemand in zulke omstandigheden veeleer in het water springen, dan zich op zulk eene langzame en afgrijselijke wijze doodmartelen zal. Bovendien was het deksel van den put, vol gens het getuigenis van iemand, die daar te half zeven voorbij ging, gesloten en is de opening van het secreet, dat in den put uitloopt, te klein, om een menschelijk lichaam door te laten. Aan moord valt in zulk een dicht bevolkte buurt, welker bewoners tegen dien tijd meest allen reeds zijn opgestaan, ook bijna niet te denken. Op den 25sten Januari 1870 heeft teCarlsruhe de uitwisseling plaats gehad der akten van be krachtiging op het telegraafverdrag, den 25sten October 1863 tusschen Nederland, den Noord- Duitschen Bond, Beieren, Wurtenberg, Baden en Hongarije met Oostenrijk gesloten. Z. M. heeft tot leeraar aan de rijks hoogere burgerschool te Groningen benoemd Dr. A. H. Van Ankum. Bodegraven, 3 Febr. Bij den Raad is ingeko men een adres van het departement Bodegraven der Maatschappij tol Nut van 't Algemeen, met ver zoek aan de gemeente-school de gelegenheid te openen, onderricht te ontvangen in vreemde talen. Het is te wenschen dat aan dit verzoek een gunstig gevolg zal worden gegeven, en alzoo voortaan een ieder in de gelegenheid zal zijn tegen voldoening van een matig schoolgeld on derricht in vreemde talen te erlangeneen voorrecht dat thans alleen genoten kan worden door die kinderen, wier ouders in de mogelijk heid zijD, zich voor het onderwijs aanzienlijke geldelijke opofferingen te getroosten. Gorcum, 3 Febr. Het adres aan den gemeen teraad ter bekoming eener Hoogere Burgerschool met vijfjarigen cursus heeft veel bijval gevonden. Van circa 100 handteekeningen voorzien, is het bereids bij den Raad ingediend en in handen gesteld der speciale raadscommissie, belast met het onderzoek omtrent de vestiging eener Hoogere Burgerschool alhier. Utrecht, 4 Febr. In de gisteren gehouden zit ting van den gemeenteraad is bij monde van den heer Ram, voor den heer Bosch als rapporteur namens de commissie voor de gasfabriek, rapport uitgebracht omtrent de in hare handen gestelde memorie van den lieer Bisdom over handelingen van den directeur der gasfabriek. De conclusie waartoe de commissie eenparig gekomen is, is deze: „Nadat door de commissie al de personen, door den heer Bisdom opgegeven, zijn gehoord en na het door haar ingesteld onderzoek van de boeken der administratie, is het eenparig gevoelen harer leden, dat, zoowel uit de verklaring der gehoorde personen als uit de overgelegde quitantié'n en de nasporingen in de boeken der gasfabriek, blijkt: dat de feiten in de memorie van den heer Bisdom ten laste van den directeur en van den baas der gasfabriek ingebracht en die over een tijdvak van velejaren loopen, voor een deel moeten beschouwd worden als geheel onwaar; voor een ander deel op eene wijze zijn aau- gevoerd, die de duidelijke blijken draagt vau overdrijving en verkeerde voorstelling, en, wat de erkende of bewezene, trouwens reeds vroeger aan de commissie bekende daadzaken betreft, moeten beschouwd worden als onnauw- EEN ONGELUKSVOGEL. EEN VERHAAL TAX EDMUND HOEFER. {Vervolg.) 11. P Reeds schreven we 1867. Tien jaren waren er verloopen sedert het in de vorige regelen ver melde sterfgeval. Hermine en ik begonnen, hoe levenslustig en jong van hart we overigens ook mochten zijn, zoetjesaan een deftig, bedaagd ëchtpaar te worden, dat zich uitnemend wist te ♦oegen in de eerwaardige betrekking van vader en moeder, een geheele hoop kinderen om zich pag als de orgelpijpen, gelijk men wel eens Doort zeggen en dientengevolge niet meer als menschen zonder zorg op reis togen. Als het nu nog eens tot een zomeruitstapje kwam, was alles van te voren op het nauwkeurigste vooruit bepaald en berekend, en of papa tijd had, was niet meer de hoofdvraag. Het begin en einde der schooluren regelde alles. Onze zoogenoemde stamhouder vertaalde reeds den Cornelius Nepos, en zijn oudste zuster begon Fransch te spreken, en was die akelige vingeroefeningen op het kla vier al te boven! „Wij kunnen zien, dat we oud worden," zeiden de vrienden, en wij zeiven ook. Van Frisingen hoorden we bijna niets meer, want kwam hij nog eens in de residentie een enkelen keer, dan was het bij de meer volkomen en gemakkelijke spoorwegaansluiting altijd maar voor een paar aren, en dan kon hij zelfs ons geen oogenblik van zijn kostbaren tijd gunnen. Het laatst hadden wij hem in het voorjaar van 1866 gedurende een paar minuten gesproken. Hij was zeer oud geworden en zijn gezondheid liet veel te wenschen over. Maar daarvan wilde hij evenmin, als vroeger hooren, en voor het overige was hij zoo kort aangebonden, dat het ons volstrekt niet scheelde, hem weer spoedig te zien vertrekken. Op zekeren dag in het najaar van 1867 zat ik 's morgens te werken. De drie oudste kinderen waren op school, het jongste met zijn bonne in een kamer aan de andere zijde van hét huis, Wahif zijn spelen en jdbelëu mij niet kon hindéren, térivijlHëbrriiöë,wét voor haar óp'dit uör iéts zeer ongewoons mocht heeten, naar een vriendin in de huurt was gegaan, die, gelijk men ons dien morgen had doen weten, hard ziek was gewor den. Het was onaangenaam weer. Het woei sterk, en de regen vloog als een sluier over den tuin, waarop mijn raam uitzag. Ik sloeg daar evenwel weinig aandacht op, wijl, wat ik schreef, mijn on verdeelde opmerkzaamheid vorderde, en zóo was ik verdiept in mijn werk, dat ik nauwelijks de kamer deur hoorde opengaan. Daar ik niet had hooren kloppen, kon het slechts iemand van de huisge- nooten zijn, en deze hadden mij zeker nu niets te zeggen, of konden daarmede wel wachten. Ik dacht eigenlijk volstrekt niet aan het onbe hoorlijke der stoornis en ergerde mij er niet aan gelijk ik in een vrijer oogenblik licht zou gedaan hebben, maar schreef ijverig voort, om den aan- gesponnen draad niet te doen breken. Ik weet derhalve ook niet, of het lang of kort duurde, voordat een zachte, hoorbaar bevende stem achter mij zeide: „God zegene u, doctor!" Verrast keerde ik me om, en stond daarop oogenblikkelijk van mijn stoel op, want bij de deur stond eene mij geheel onbekende dame, in zeer eenvoudige, ja, ik zou haast zeggen armoe dige rouwkleeding. In weerwil van haar sober rilterlijk 'hdd'zij echter iets over zich, dat ik niet' andters wé'et"te omschrijven als hoogst'fatsoen lijk of voornaam. Met den eersten oogopslag begreep ik, dat die bezoekster niet behoorde tot die door reizende dames collega's en „vereersters mijner muze", die mij bijwijlen de eer bewezen, mijn kostbaren tijd te komen rooven. Daartegen ge tuigden reeds het uur van haar bezoek, haar onaangediend binnentreden in mijn kamer, en ook haar geduld en eindelijk haar groet, op den toon van een oude kennis. „Vergeef mijl" begon zij opnieuw met haar zachte, bevende stem, terwijl zij met neergeslagen oogen in dezelfde houding en op dezelfde plaats bleef staan. „Men zeide me, dat ik niet behoefde aangediend te worden, dat gij hier binnen waart, en meenende, dat mijn kloppen beantwoord werd „Duid de dienstbode, die u naar deze kamer den weg wees, hare lompheid niet ten kwade," hernam ik, wijl zij bleef steken. „Gij treft het ongelukkig, mijn vrouw is niet thuis." „Ik hoorde reeds, dat Hermine uitgegaaD is," zeide zij, „maar dat trof juist goed, wantik wilde toch eerst met u spreken." Dus „Hermine" en „God zegen u, doctor I" dos wezenlijk een kennis, en die mij toch ge heel onbekend is. Ik zag haar, als ik 'me zoo mag uitdrukken, met al de kracht van mijn obgen én van mijn herltliierihg adn, en dat met

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1870 | | pagina 1