N°. 3063.
Vrijdag
A°. 1870.
4 Februari.
Feuilleton yan liet „Leidsch
Dagblad".
EEN ONGELIJKS VOGEL.
LEIDSCH
•teg.
Ma
Eli:
od^H
DAGBLAD
PRIJS DEZER COURANT.
Voor Leiden per 3 maanden3.00.
Franco per post
Afzonderlijke Nommers
3.85.
0.05.
Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering van
Zon- en Feestdagen, uitgegeven.
PRIJS DES ADVERTKNTIEN.
Voor iederen regel.0.15.
Grootere letter naar de plaatsruimte die zij beslaan.
G,
'tem.'
'°PR
C.1
ƒ6.1
Leiden, S Februari.
Wij vernemen dat de heer F. W. Conrad,
hoofdinspecteur van 's rijks waterstaat, uit Egypte
na bijwoning van de openingsplechtigheden van
het Suez-kanaal, met zijne echtgenoot en dochter
terugkeerende, op den lstan dezer te Munchen
overleden is. Reeds in Venetië aangekomen moet
de waardige man zich ongesteld gevoeld hebben
toch zette hij zijne terugreis naar het vaderland
over Weenen tot Munchen voort.
■Geboren te Spaarndam, den 15d8n Februari
1300, had hij bijna den ouderdom van 70 jaren
be reikt. Aan zijne uitgebreide kennis werd zoo
binnen- als buitenslands rechtmatige hulde ge
bracht. Vele groote werken door hem ontworpen
en onder zijn toezicht uitgevoerd, leveren de
onmiskenbare bewijzen daarvan op. Vandaar dan
ook dat hij begiftigd was met vele onderschei
dingsteekenen. De heer Conrad was president
en eere opzichter van het Koninklijk Instituut
van Ingenieurs. Ook had hij de leiding van het
Comité voor den aanleg van het kanaal naar
Suez, eene onderneming welke hij van den aan
vang af door zijne kennis en ervaring heeft hel
pen bevorderen. Nederland verliest in Conrad
een echt wetenschappelijk man, een trouw en
ijverig ambtenaar, die niet weinig heeft bijge
dragen, om den roem van den waterstaat in het
buitenland te handhaven. In het begin van 1858
werd hij tot inspecteur en in 1866 tot hoofdin
specteur voor den waterstaat benoemd.
In de vergadering van de Natuurkundige af
deeling der Academie van Wetenschappen, Za
terdag 11. te Amsterdam gehouden, werden door
den secretaris drie mededeelingen ter tafel ge
bracht van den heer Oudemans te Batavia. De
eerste behelsde eenige beschouwingen over den
lichtstroom, welke bij totale zonsverduisteringen
wordt waargenomende heer Oudemans meende
hein te moeten toeschrijven aan dezelfde oorzaak,
die het zodiakaal licht teweegbrengt. In de
tweede mededeeling vestigde de heer Oudemans
de aandacht op de totale zonsverduistering, die
den 12d811 December 1871 in een groot gedeelte
van Java zal waar te nemen zijn. Het voorstel
van den heer Oudemans om een commissie te
benoemen, welke de toezending van de vereischte
I hulpmiddelen voor het onderzoek der eclips zal
bevorderen, werd door de afdeeling aangehouden
I tot de volgende zitting. In de derde plaats deelde
de heer Oudemans zijne waarnemingen mede
over den sterrenregen van 1314 November 1869
welke volgens de berekeningen van den heer
Stock in Indië beter dan elders zichtbaar had
moeten zijn. De heer Oudemans had echter in
de nachten van 12 en 13 November slechts een
gering aantal vallende sterren, ternauwernood
40, kunnen opmerken, en meende dat ook in den
nacht van 14 November het verschijnsel weinig
belangrijk moet geweest zijn.
Tot ditzelfde onderwerp had betrekking een
bericht van den heer P. A. Bergsma te Batavia,
die de vallende sterren in den nacht van 14 Nov. j
had waargenomen en een tegen den morgen
vooral duidelijke toeneming van het verschijnsel
had opgemerkt. In het geheel waren door dezen
waarnemer en twee Javanen, die als helpers
dienden, 71 vallende sterren gezien.
De heer Staring, door langdurige ongesteldheid
verhinderd zelf ter vergadering te verschijnen,
had den secretaris een exemplaar van de nieuwe
landbouwkaart, uitgegeven door de heeren Smul
ders en Comp. te 's-Hage, toegezonden. De secre
taris las eenige opmerkingen van den inzender
voor over de inrichting dezer kaart.
De heer Von Baumhauer hield daarna een
uitvoerige voordracht, waarin hij de metingen
van de dichtheid van mengsels alcohol en water,
vroeger door hem met den heer Van Moorsel
verricht, verdedigde tegen de critiek van den
heer Mendelejeff te Petersburg. De heer Herklots
bood een verhandeling aan van den heer Ritseina
over de Aphides, bestemd ter opneming in de
geschriften der Academie.
De heer Donders vertoonde ten slotte een werk
tuig, door hem phenophthalmotroop genaamd,
hetwelk dienen moet om de verschillende bewe
gingen van het oog te verduidelijken.
In de Geldersche Maatschappij voor Geschied- en
Letterkunde werd Maandag-avond de vraag behan
deld, of de exploitatie Tan ondernemingen van
nijverheid door het openbaar gezag, wenschelijk
is. Een der leden had tot leiddraad van zijne
beschouwing eenige stellingen genomen; hoewel
hij meende dat als oeconomische regel moet gel
den, dat het publiek gezag de staat, de pro
vincie, de gemeente, het waterschap zich ont-
houde van te treden op het gebied van nijverheid
en handel, haalde hij verscheidene voorbeelden
aan van gevallen, waarin het publiek gezag moet
optreden, hetzij wanneer de particuliere krachten
te kort schieten of wel ter bescherming tegen het
eigenbelang van het monopolie.
Eindelijk kwam hij tot het speciale geval, dat
de gemeente eene gasfabriek exploiteert. Hij ver
dedigde dit voor kleine steden, waar geene con
currentie mogelijk was, en toonde aan dat daar
het monopolie niet ten nadeele werkt van de
ingezetenen, en hoe bij voorbeeld in Arnhem de
zeer aanzienlijke som van ƒ70,000 'sjaars in de
kas vloeide van den ondernemer.
Het gas in Arnhem was dit werd door
deskundigen bevestigd beter dan in de meeste
andere steden, vooral in het buitenland; maar
het was duurder dan in vele andere plaatsen
door de exploitatie van gemeentewege kon het
gebracht worden van 16 op 11 ets. per stère,
waardoor de ingezetenen met eene som van hon
derd duizend gulden werden bevoordeeld, terwijl
op de verlichting van gemeentewege reeds aan
stonds 4- a 5000 gulden en later, 7- a 8000 gulden kon
worden uitgespaardwat men uitspaarde op straat
verlichting, kon onder anderen tot verlichting Tau
de vrouwelijke jeugd worden aangewend.
Men schrijft van de Wester-afdeeling van
Borneo:
„Den l,,an November is de openbare school ter
hoofdplaats Pontianak, de eerste in dit gewest,
geopend." Dit eenvoudig bericht verwekt bij
iederen vriend van vooruitgang, waartoe hel
onderwijs een der heerlijkste middelen is, eene
oprechte blijdschap.
Naar men verneemt, zal er met het volgende
jaar op alle onze staatsspoorwegen eene groote
en langgewenschte verbetering worden aange
bracht. Al de rijtuigen namelijk zullen met stoom,
door gutta-percha-buizen geleid, behoorlijk en ge
lijkmatig verwarmd worden, waardoor dus de
waterstoven in de eerste en tweede klasse zul
len vervallen en de derde-klasse-wagens, tot dus
ver onverwarmd, mede op een goede tempera
tuur zullen worden gebracht.
Het is te wenschen dat de andere particuliere
spoorwegmaatschappijen het voorbeeld van de
Exploitatie-maatschappij zullen volgen of liever
het gelijktijdig zullen invoeren, daar anders het
ongerief voor de reisigers, en vooral voor hen die
meermalen van de staatstreinen op particuliere
overgaan, dubbel gevoeld zou worden.
Naar men verneemt, is, na de mislukking der
ongesubsidieerde plannen voor de stoomvaart op
Amerika, door den heer Janssen aan de Regee
ring subsidie gevraagd voor een plan Vlissingen-
New-Tork. (Arnh. Gt.)
In het bijvoegsel tot de Staats-Courant wordt
medegedeeld eene tabel, aantoonende Verkeer en
opbrengst van de kantoren van de Rijkstelegraaf, ge
durende het jaar 1869.
Daaruit blijkt dat het aantal berichten op het
Rijkstelegraafkantoor te Leiden ontvangen be
draagt 16,576, verzonden 16,575. In 1868 werden
er van hier 12,864 berichten verzonden. Op alle
kantoren van het rijk werden verzonden 1,178,444
berichten en ontvangen 1,189,337. In 1868 werden
verzonden 1,047,823 en ontvangen 1,064,673 be
richten.
Men verneemt dat alle maatregelen genomen
worden om met 1°. April de lijn Gouda's-Hage
van den Rijnspoorweg geheel en al gereed te
hebben, ten einde reeds op 25 April dien weg
voor het verkeer te openen.
Gisteren is vertrokken een commissie, bestaande
uit de HH. Mr. D. J. baron Mackay, Mr. F. H. Van
Notten, Gerard A. Heineken en Mr. Pareau, naar
Parijs, om den Keizer te overhandigen het grand
diplome d'honneur, dat de jury der in den afgeloopen
zomer te Amsterdam gehouden internationale
tentoonstelling van voorwerpen voor het bedrijf
en de huishouding van den handwerksman aan
Z. M. heeft toegekend.
Gisterenavond had in een eivolle zaal de aau-
gekondige voorstelling plaats van de Vereeniging
Harmonie. Mochten we vroeger reeds opmerken
dat de werkende leden al hun best deden om
het programma goed te doen slagen, niet minder
was dit gisterenavond het geval bij de opvoering
van de blijspelen: de Tulpenhandel of de Haarlem
mer Bloemenraicmij en De Twee dooven, die beide
vlug werden afgespeeld. Vooral in het eerste gaf
ieder der spelers blijken zijn rol goed bestudeerd
te hebben. Het publiek, waaronder wij ook den
beschermheer der Vereeniging, Mr. B. Th. Baron
Van Heemstra, opmerkten, volgde dan ook met
onverdeelde aandacht het stuk van 't begin tot
't einde en gaf bij het vallen van het scherm
door een daverend aplaus de ondubbelzinnigste
blijken van goedkeuring.
Wij eindigen dit verslag met den besten wensch
voor de Vereeniging; moge haar steeds eene me
dewerking worden geschonken als waarvan zij
gisterenavond de duidelijkste bewijzen ontving.
De uitvoering werd als gewoonlijk met een bal
besloten, dat zeer geanimeerd was, en waarop
een der bestuursleden den genoodigden herinnerde,
hoe bij de hulde, onlangs aan 't genootschap
M. S. G. gebracht, de Vereeniging Harmonie wel
aan de feestviering deel nam, doch niet evenals
andere Vereenigingen met een banier kon prij
ken. Onmiddellijk waren verschillende dames
bereid de vervaardiging van een vaandel op zich
te nemen, zoodat de Vereeniging zich spoedig in
t bezit van een banier zal mogen verheugen.
Naar wij vernemen, is men voornemens bin
nenkort een volksvoorstelling in de Schouwburg
te geven.
Eergisteren heeft de te Rotterdam geTestigde Ver
eeniging tol het verleenen van hulp aan minvermogende oog
lijders, voor Zuid-Holland, hare vierde jaarlijksche
vergadering gehouden. In deze bijeenkomst werd
omtrent den staat en de werkzaamheden der
vereeniging, o. a. het volgende medegedeeld:
Terwijl in 1866 aan 883 personen 2025 advie
zen werden gegeven, is in 1869 het aantal per
sonen tot 2172 en dat der adviezen tot 13716 ge
stegen.
De verwachting dat steeds meerdere stad- en
landgenooten zich bereid zouden toonen om hare
pogingen met ruime bijdragen te ondersteunen,
werd in 1S69 niet beschaamd, daar het aantal
begunstigers in dat jaar met 49 is vermeerderd.
Onder de 2172 personen, aan wie hulp verleend
is, woonden er 1614 of 74 pCt. in Rotterdam, en
524 of 24 pCt. in 74 andere gemeenten van Zuid-
Holland. Slechts 34, of nog niet 2 pCt., hadden
hunne woonplaatsen in andere provinciën of
buiten Nederland.
Van de gezamenlijke lijders konden 2057 re
gelmatig het spreekuur bezoeken, dat, naar ge
woonte, iederen werkdag te 8 uren aanvangt.
Van de 115 lijders, die buiten staat waren op
het spreekuur te komen, woonden er 63 te Rot
terdam, 52 daarbuiten. Van de eersten werden
41 ten hunnent bezocht, terwijl 22 bij mej. Van
der Sman verpleging vonden; van de laatsten
werden 50 ook bij mej. Van der Sman opgeno
men eu konden 2 een voldoend onderkomen bij
familiebetrekkingen in de gemeente Rotterdam
vinden.
Alle noodige geneesmiddelen en verbandstuk-
EEN VERHAAL
TAK
EDMUNDHOEFER.
[Vervolg.)
Ik moet hem de eer geven, dat hij zich alle
denkbare moeite gaf, om zijn goede voornemens
te verwezenlijken en zich zoo goed mogelijk in
het onvermijdelijke te schikken. En dit verdiende
temeer erkend te worden, daar eensdeels hij vol
strekt geen man was voor de conversatie en zich
nooit recht thuis gevoelde in groote gezelschappen,
en ten andere, de commissie zich van hare taak
kweet op een wijze, die zelfs den onverschilligste
en langmoedigste zou hebben verdroten, en lijn
recht in strijd was met alles, wat hij, voor zich
zeiven arbeidende, noodig achtte en deed. Vol
gaarne vergaf men hem dus dikwijls zijn onge
duld, zijn verveling, zijn gemelijkheid en verbit
tering, te eerder, wijl hij deze niet, gelijk hij
placht, zijn vrouw en zijn vrienden deed ont
gelden. Integendeel betoonde hij ook thans, even
als toen wij hem op Frisingen een bezoek brachten,
jegens Agnes een opmerkzaamheid en een achting,
ja zelfs een soort van ingenomenheid met haar
doen en laten, die een ieder om harentwil goed
moest doen.
Van haar kan ik slechts zeggen, dat het ver-
keeren in deze omgeving en dit leven oogenschijn-
lijk weldadig op haar werkten. Haar schoonheid
ontlook als een bloem, die uit een kouden,
somberen hoek in het rechte licht en op een
zonniger plaats is overgeplant; haar wangen
kleurden zich, hare oogen werden bezield, haar
geheele wezen werd frisscher en stemde zich tot
eene, altijd zachte, vroolijkheid, die haar nog
bekoorlijker maakte. Zoo ook oordeelden de ge
zelschappen, die haar met iederen dag schooner
vonden, en er zich aan ergerden, dat de vorstin
haar te dikwerf voor zich alleen in beslag nam,
en dat zij, ongevoelig voor alle hulde, immer
onbevangen gelijk men het noemde en
koel scheen te blijven. Wij bestempelden haar
houding met een geheel anderen naam, en ver
heugden er ons over, haar ook hier zoo geheel
zich zelve gelijk, zoo onberispelijk te vinden. In
onze oogen was het reeds meer dan we hadden
durven verwachten, dat zij vatbaarheid toonde
v oor de verstrooiing der conversatie, en er zich
met een kalme opgeruimdheid door liet mede
voeren.
Op eenmaal, omstreeks half Februari, scheen
het evenwel, alsof dit leven zijn aantrekkelijkheid
voor haar verloren had, en haar, in stede van
op te beuren en afleiding te verschaffen, vermoeide
en verveelde. De vroegere ^gedruktheid keerde
weder, en een diepe zwaarmoedigheid spreidde
zich als een floers over hare oogen, waarbij zich een
zekere gejaagdheid en schuwheid openbaarde,
uie we nooit in haar hadden waargenomen. Dat
wij ons niet bedrogen, bleek daaruit, dat Frisin
gen zelf deze verandering in zijn vrouw opmerkte.
Soms rustte zijn oog op haar met een duisteren,
onderzoekenden blik. In die oogenblikken fronste
zich zijn voorhoofd, sprak het oude ongeduld
uit zijn geheele voorkomen, en was zijn stem
weer barsch en scherp als vroeger.
Eenige dagen nadat we voor het eerst deze
ontdekking gedaan hadden, waren wij 's avonds
in een dier kleine gezelschappen, waarin de Fri-
singens éénmaal per week hunne intiemste vrien
den om zich verzamelden, en waarbij, op uitdruk
kelijk verlangen van gastheer en gastvrouw, ook
Hermine tegenwoordig moest zijn, vereenigd. Hoe
en wie Frisingen anders ook mocht wezen, in
de keus van dit uitgelezen gezelschap - onszelven
reken ik natuurlijk voor een oogenblik daar bui-
j ten - had hij bewijs van smaak en tact gegeven, en
als gastheer mocht hij niet volmaakt zijn, een
spelbreker was hij zeker niet. Die wekelijkschc
vereenigingen waren aangename, onderhoudende,
ja, dikwerf genotvolle avonden, en steeds keerden
de gasten in de meest opgewekte stemming huis
waarts. Hiertoe bracht op het laatst niet weinig
bij, dat de leden van dezen kring sedert drie of
vier weken tamelijk goed bekend met elkaar
waren geworden.
Die avond maakte in zoover een uitzondering,
dat wij bij ons binnentreden onder de gewone
gasten een vreemdeling vonden, die door Frisin
gen aan ons werd voorgesteld als een baron Dis-
senberg, met wien hij en zijn vrouw op hun
terugreis van de badplaats kennis hadden ge
maakt, en, wijl men langs een omweg huiswaats
keerde, verscheidene dagen samen gereisd had
den. Ik meen, dat hij een Oostenrijker was. Hij
was op reis voor zaken, welke weet ik niet, sinds
eenige dagen in de residentie, en had nu de ken
nismaking met de Frisingens vernieuwd. Hij was
een schoon, nog jeugdig, maar wel wat al te
ernstig mensch, maar niettemin was hij, als ik
mij zoo mag uitdrukken, het zout van het gezel
schap. Hij was van jongs af soldaat geweest, eu
liad den Krim-oorlog medegemaakt, daar hij met