N0. 3058.
Zaterdag
A°* 1870.
29 Januari.
Feuilleton, van liet Leidsch
Dagblad".
LEIDSCH
DAGBLAD.
PRIJS DEZER COURANT
Voor Leiden per 3 maanden3.00.
Franco per post
Afzonderlijke Nommers
3.85.
0.05.
Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering vau
Zon- en Feestdagen, uitgegeven.
PRIJS DER ADVERTENTIEN.
Voor iederen regelJ 0.1&.
Grootere lettor naar de plaatsruimte die zij beslaan.
Lelden, 28 Januari.
De aanwending op de voordeeligste wijs van
fecale stoffen in het belang van den landbouw,
dit- w&s het onderwerp dat gisteren in een
vergadering van de afdeeling 's-Gravenhage der
Holtandsche Maatschappij van Landbouw bespro
ken werd. De voorzitter van het afdeelings be-
stuur, de heer C. Schiffer van Bleiswijk, het be
treurende, dat over de belaDgen van den land
bouw bij het behoud der fecale stoffen hier te
lande over het algemeen nog zoo weinig gedacht
wordt, en terwijl het toch werkelijk een punt
van uiterst gewicht mag heeten, drukte den wensch
uit, dat deze vergadering, tot de bespreking daar
van opzettelijk belegd, die zaak zou willen ter
harte nemen; en hij gaf daarop het woord aan
dpu secretaris van het afdeelings-bestuur, den heer
Dr. Verwey, ten einde meer in de bijzonderhe
den de denkbeelden te ontwikkelen, waarvan
het afdeelings-bestuur ten deze uitging. De heer
Verwey trad daarop in eene breede uiteenzetting
van drie punten, waarover het bestuur het wen-
schelijk achtte dat de vergadering haar gevoeleD
uitsprak. Die drie punten, bij wijze van vragen
geformuleerd, waren de volgende: 1°. Eischt de
landbouw het behoud der fecale stolfen? 2'. Zoo
ja, acht de vergadering het wenschelijk, dat die
fecalen stoffen dadelijk en onvermengd aan den
landbouw worden afgeleverd, dan wel dat ze
verzameld worden en alsdan op de meest ge
schiktste wijze worden afgeleverd en 3". Hoe
denkt de vergadering over het desinfecteeren der
fecale stoffen? Bij de behandeling dier drie vra
gen elk afzonderlijk stilstaande, heeft de spreker
oók van zijne zijde doen uitkomen, dat, terwijl
men elders,', met name in België, met de meeste
vrucht fecale stoffen ten nutte van den landbouw
aanwendt, men daarentegen in Nederland in dat
opzicht nog steeds met vooroordeelen te kampen
hèeft, terwijl inmiddels millioenen schats verlo
ren gaan, die nuttig en vruchtdragend konden
worden aangewend. Door een sprekend voorbeeld
deed hij dat voordeel in het licht komen door te
wijzen, hoe de maatschappij van landontginning
te Amsterdam de aanwending der fecale stoffen
op een aanzienlijk terrein met deD gunstigsten
uitslag bekroond zag en desniettemin de houders
van onmiddellijk daarnevens gelegen landerijen
nog steeds onwillig blijven dat goede voorbeeld
te volgen. Dit punt schijnt alzoo vast te staan.
Meer stof tot uiteenloopende beschouwing gaf de
beantwoording der tweede vraag bij het uiteen
loopende van stelsels ook bij deskundigen, en
vooral bij het ongelijke van plaatselijke toestan
den, en wijdde de spreker aan het eerste punt
een breedvoerig betoog; bet tweede werd ook
door menige belangrijke wetenschappelijke op
merking verduidelijkt. Daaruit schijnt te mogen
afgeleid worden, dat ook de tweede vraag toe
stemmend zou dienen te worden beantwoord, en
wel wat het beginsel betreft in den zin van het
eerste gedeelte der vraag; doch vanwege de
practische moeilijkheden ook geldelijke, en den
bijzonderen omslag, die er toe gevorderd werd,
moest wel besloten worden in den zin van het
tweede gedeelte der vraag, en hij noodigde dus
de vergadering uit zich daarover te verklaren.
Wat eindelijk het derde punt betreft, ook in ver
band met de eischen der hygiène, was eene ver
klaring wenschelijk. De spreker had reeds in
zijne inleiding, waarin hij die drie verschillende
punten had behandeld, doen opmerken dat men
wel diende in het oog te houden, dat niet altijd
ook waar de fecale stoffen niet hinderlijk waren
voor de reukorganen, daaruit was af te leiden,
dat zij geenen besmettelijken invloed hadden.
Eu dan bleef buitendien nog de bedenking gel
den, in hoever die desinfectatie, wordt zij voor
het vervoer al» wenschelijk geoordeeld, niet het
vruchtbaarmakende der stoffen vermindert. Het
bestuur gaf alzoo de vergadering in bedenking
zich te verklaren, in zoover zij het dan wen
schelijk zou achten het verlangen uit te spreken,
dat die desinfectatie plaats hebbe, voor zooveel
die aan de fecale stoffen niet het vruchtbaarma
kend karakter ontneme en niet te kostbaar zij.
Nadat nog een en andermaal de Voorzitter de
onderwerpelijke zaak had toegelicht, waarbij o. a.
uit sommige voorgelezen bescheiden bleek, dat
het stelsel Liernur niet onvoorwaardelijk schijnt
te kunnen worden aangeprezenen nadat nog
door sommige leden van gevoelen was gewisseld,
heeft de vergadering zich verklaard ten aanzien
van de drie punten als aan het slot van elke
vermelding is opgegevenen zal in dien geest
aan het gemeentebestuur alhier worden kenDis
gegeven.
Aan het rapport der commissie van onderzoek
naar den toestand der kinderen, in de fabrieken
arbeidende, ontleent het Dagblad v. Z.-H. en 's-Gr.
nog het volgende
„In de jongelingsjaren staat in den regel de
Hilversumsche en Leidsche niet-fabriekarbeider
boven den fabriekarbeider en weesjongenvan de
Zuid-Hollandsche fabriekarbeiders staan die der
ijzerfabrieken, van de Noord-Brabantsche die van
de sigarenfabrieken 't hoogst; de niet-fabriekar-
beider van de Zaan staat met de laagst ontwik
kelden gelijk en ook de Zuid-Hollandsche wol
fabriekarbeiders (van Leiden en Delft) behooren
tot de meest achterlijken. Dezelfde arbeiders in
Noord-Brabant daarentegen behooren tot de best
ontwikkelden, terwijl de Amsterdamsche wees
jongens wij hebben hier nu slechts eenigen
der onderzochte categorieën genoemd in bijna
alle leeftijden en gegevens beneden de overigen
staan.
Het spreekt wel van zelf dat op deze als regel
aangenomen bepalingen, uitzonderingen bestaan.
Op mannelijken leeftijd en nog op verder ge
vorderden leeftijd blijven de verhoudingen
behoudens eenige daling en rijzing meestal
dezelfden als die der jongelingsjaren.
Bij de vrouwelijke bevolking werd de verge
lijking door het weinig talrijk personeel
moeilijker. Daarbij zijn slechts twee perioden in
't leven te vergelijken: de kinderjaren (7 tot 13)
en de meisjesjaren (1320 tot 24).
De slotsom van dat onderzoek is deze
Op 7 jaren staat het Overijselsch fabriekmeisje
zeer gunstig, nl. in drie van de vier gegevens
bovenaan, 't vierde de tweede in volgorde. Op
18 jaren is de verhouding iets minder gunstig.
Zij staat dan in twee gegevens de tweede, en in
de twee andere de derde in volgorde. Het Hil-
versumsch fabriekmeisje staat op 7 jaren in drie
gegevens (lengte, gewicht en spierkracht) op twee
na, en in éen gegeven (vitale capaciteit) op éen
na onderaan. Op haar 18d* jaar staat zij in lengte
en gewicht gunstiger, doch het allerongunstigst
in vitale capaciteit en spierkracht.
In de meisjesjaren staan de Noord-Brabantsche
fabriekmeisjes (en die der tabaksfabrieken
nog boven die der wolfabrieken) over het al
gemeen gunstig; in spierkracht staan de Over-
ijselsche wolfabriekmeisjes met hen gelijk. Het
Zuid-Hollandsch stearine fabriekmeisje en het
Utrechtsch wolfabriekmeisje staat in den regel
op 20—24 jaren onderaan. De Zuid-Hollandsche
weesmeisjes staan op dien leeftijd ook laag in
lengte en vitale capaciteit, maar hooger in gewicht
en spierkracht. Het Noord-Hollandsch weesmeisje
staat in alle gegevens op 13 en 20—24 jarigen
leeftijd onderaan.
Evenals bij de mannen blijkt bij de vrouwen
dat een hooger cijfer van toeneming niet altoos
ontstaat uit voorafgaande betere ontwikkeling,
noch steeds leidt tot eene hoogere mate van kracht
dan ten slotte zij bezitten, wier toeneming een
lager cijfer bedraagt."
Het Jaarboekje der Maatschappij van Welda
digheid voor 1870, verdient niet alleen om het
doel waarvoor het wordt uitgegeven (geheel ten
voordeele dier inrichting) maar tevens om zijn
inhoud algemeen bekend te worden. Het eerste
artikel is van den heer A. F. Eilerts De Haan,
en bevat het 6ds vervolg der Proeve eener ge
schiedenis der Maatschappij van Weldadigheid,
voor allen, die de Maatschappij willen kennen
een hoogst welkome bijdrage! Voorts bevat het
mengelwerk bijdragen van Dr. Laurillard, J. P.
Hazebroek, J. J. L. Ten Kale, enz. enz. De uitvoe
ring is netjes en doet den uitgever eer aan.
In de Koninklijke wapenfabriek van den heer
P. S. Stevens te Maastricht, is een nieuwe ach
terlader vervaardigd, die in drie tempo's gela
den wordt en waarmede men dertig schoten
in eene minuut kan doen. De beste soorten der
tot nog toe bekende geweren worden in 4 tempo's
geladen en kunnen hoogstens 15 keeren in eene
minuut gelost worden.
In de Haagsche Kroniek van het Handelsblad
wordt medegedeeld, dat door den Koning eene
commissie is benoemd, die Z. M. voortdurend
omtrent den toesLand onzer Vaderlandsche kunst
zal inlichten, en den Koning nu en dan produc
ten zal aanbieden. De commissie bestaat uit de
heeren Herman Ten Kate,den welbekenden genre
schilder, en den heer Mazel, directeur van het
Koninklijk schilderij-kabinet te Amsterdam. Reeds
herhaaldelijk zijn beide heeren in de gelegen
heid gesteld, den Koning schilderijen en teeke-
ningen van onze verdienstelijkste kunstenaars
ter beschouwing te geven, en reeds meer dan
eene intieme soiree ten hove moet door zulk eene
kunstbeschouwing hoogere waarde verkregen
hebben. Door dien maatregel zal ook bij de om
geving des Konings de belangstelling in on?p
kunst opgewekt worden.
Naar wij vernemen, is de minister van justitie
voornemens in den loop van dit jaar een voor
stel bij de Staten-Generaal in te dienen, waarbij
het radicaal van meester in de rechten verplich
tend wordt gesteld om tot het examen voor can-
didaat-notaris te worden toegelaten. GronCl.)
Het burgerlijk armbestuur van 's-Gravenhage
heeft op verzoek van burgemeester en wethouders
een rapport uitgebracht nopens het aanhangig
Regeerings-voorstel tot wijziging der wet tot re
geling van het armbestuur.
Het burg. armbest. treedt daarbij geenszins op
het gebied van den wetgever, die de voordracht
aan het algemeen belang zou behooren te toetsen,
doch behandelt alleen de vraag of de aanneming
in het belang van onze gemeente wenschelijk
zoude zijn.
En die vraag meent hot burg. armb. zonder
twijfel bevestigend te moeten beantwoorden, na
dat het breedvoerig de gronden heeft uiteengezet,
die er toe leiden om te berekenen dat onze ge
meente jaarlijks een som van 16,000 minder zal
hebben te betalen voor de verzorging van armen.
De wet is haars inziens inderdaad van zeer
ingrijpenden aard. Een geheele ommekeer in de
gemeentelijke administratie zal er het gevolg van
moeten zijn. Want er wordt geene verandering
van het stelsel van domicilie van onderstand
voorgesteld, maar de geheele opheffing daarvan.
Hoe dit echter zij: wordt de hoofdbepaling
dat is naar het oordeel van het burg. armb. de
bepaling omtrent de opzending naar bedelaars
gestichten door de Wetgevende macht aange
nomen, dan zal 's-Gravenhage aan verschil van
restitutie (voortaan niet meer aan andere ge
meenten te betalen) f 4,500 en aan besparing
der kosten van verpleging in gestichten 12,800
winnen.
Wanneer dan geene uitbreiding der bedeeling
van de wet het gevolg wordt, zullen daartegen
over alleen de kosten van verpleging voor krank
zinnigen met 1,300 vermeerderen en alzooeene
zuivere winst van 16,000 worden verkregen.
Dv. Z.-H. en 't-G.)
Naar wij vernemen, is tot chef van het nieuwe
Rijnspoorwegstation te 's-Hage (Gouda's-Hage)
benoemd de heer J. Kemps, van liet Rijnspoor
wegstation te Amsterdam. Ofschoon men zich in
deze bevordering slechts kan verheugen, zullen
de velen, die met den heer Kemps, in zijne be
trekking, dagelijks in aanraking kwamen en zijne
EEN ONGELUKSVOGEL.
EEN VERHAAL
TAM
EDMUND HOEFEH.
(Vervolg.)
„Oogenschijnlijk haal ik mijn geschiedenis wel
wat heel diep op," begon ze, „maar wees daarom
niet bevreesdspoedig zal ik aan de hoofdzaak
genaderd zijn. Toen mijn ouders gestorven waren,
en mijn tante mij bij zich in huis nam, was neef
Wenzel reeds officier, dat wil zeggen, een goede
vijftien of zestien jaar ouder dan ik. Maar van
den beginne, en zoo dikwijls hij met verlof over
kwam, was hij tegenover mij geheel anders, dan
lieden van dien leeftijd en stand gewoonlijk te
genover kinderen zijn, hen een enkele maal eens
aanhalende, maar overigens geheel onopgemerkt
latende. Altijd betoonde hij mij een hartelijke,
liefdevolle belangstelling, gelijk men ik moet
mijn woorden van zooeven herhalen slechts
I van een vader of een ouderen broeder ondervindt.
En deze genegenheid nam, naarmate wij beiden
ouder werden, niet af, maar steeds toe, en werd
allengs het beste, trouwste en reinste gevoel, dat
hem en mij ooit vervuld heeft. Toen ik oud ge
noeg was geworden om hem te kuDnen begrij
pen, had hij geen enkel geheim voor mij; zijn
verdriet en zijn vreugde, zijn geheel innerlijk
leven legde hij voor mij bloot; van zijn liefde
was ik de eerste vertrouwde, en toen hij ein
delijk werkelijk verloofd was, moest ik daarvan
zijD moeder onderrichten, en haren tegenstand
overwinnen; zijn bruid toch was protestant.
„Spoedig daarop kwam hij tot ons, en zoo ge
lukkig had ik hem nog nooit gezien; zoo geluk
kig waren ook de beide moeders nog nooit ge
weest. Eenzekere overvloed keerde zelfs in ons
armoedig huisje in. Wenzel had een fortuintje
gehad met het verkoopen van een paard, en deelde
zijn winst eerlijk, met zijne moeder. Wij behoef
den ons dus niet te verontrusten of te schamen,
toen hij op zekeren dag een vriend medebracht,
dien hij onderweg had ontmoet en niet in een
logement wilde laten gaan. Die vriend was een
heer Von Gebern, toen eerste luitenant bij de ja
gers, en Wenzels beste vriend, reeds toen zij bei
den nog aan de militaire academie waren. Se
dert hunne aanstelling bij het leger hadden zij
elkaar niet weer gezien, en vonden elkander thans,
bij deze onverwachte ontmoeting, als bruidegom
terug, want ook Von Gebern keerde van een be
zoek aan zijn aanstaande terug.
„Ik behoef u wel niets te zeggen van de stemmiug,
waarin beide mannen in die gelukkige dagen
verkeerden, en die zich ook aan ons, althans aan
mij, mededeelde. Wenzel toch was er opgesteld,
dat ik, als ware ik werkelijk zijn zuster geweest,
steeds de derde van het klaverblad was, en na
dat ik de eerste schuwheid had overwonnen en
Gebern beter leeren kennen, gevoelde ik mij al
lergelukkigst in hun gezelschap. De vrienden
kwamen daarin overeen, dat beiden ernstige, diep
gevoelende menschen waren, vol geestdrift voor
al wat schoon en verheven is, en verschilden
slechts in zoover, dat Geberns geheele wezen,
eo wereld- en levensbeschouwing die zekere tint
hadden, die de lieden met den naam van dwee-
perij plegen te bestempelen, en, helaas, gewoon
lijk bespotten en veroordeeleD, terwijl Wenzel
een meer kalme en meer beredeneerde ik zou
haast zeggen meer nuchtere opvatting had.
Zijn levensweg was dan ook, van kindsbeen af,
minder gebaand en gemakkelijk geweest dan die
van zijn vriend. Gelooft daarom echter niet, dat
hij ongevoelig of onontvankelijk was voor de uit
stortingen van zijn meer opgewonden strijdmakker.
Integendeel, wanneer, en dit gebeurde meerma-
j ien, diens gedachten en ontboezemingen een weer
klank in zijn gemoed vonden, kwam hij daar
rond voor uit, en verklaarde ze met een ernstige,
volkomeu overtuiging ook als zijn eigendom.
„Op een avond zaten wij met ons drieën nog
laat bijeen; mijn tante was reeds te bed gegaan,
ons boeide het gesprek nog te zeer, dat langza
merhand, en als ongemerkt, op de meest verhe
ven onderwerpen was gekomen. Wij, of liever du
vrienden ik luisterde slechts aandachtig spra
ken over het voortleven na den dood, en over
de vraag, of het mogelijk was, dat een afgestor
vene zich aan de achtergeblevenen vertoonde.
Wenzel wilde daarvan niet hooren. Hij beweerde,
dat, wat van ons blijft voortbestaan, te fijn en te
geestelijk is, om door de grove menschelijke zintui
gen waargenomen en herkend te kunnen worden.
Daartegen kwam Gebern ten sterkste op. „Zoo
gij toestemt," zeide hij, „dat de vrijgemaakte
geest nog de herinnering aan het leven op aarde
behoudt, en den wensch en den wil heeft zich
aan zijn nog levende betrekkingen teopeubareu,
moet hij ook het vermogen bezitten, aan dezen
wensch en wil gevolg te geven, op een wijze, in
overeenstemming met der menschen waarnemings
vermogen. Dat geloof, neen, dat weet ik!" ver-