che DAIL Donderdag A°. 1870. 20 Januari. Feuilleton van het „Leidsch Dagblad". i\\ 3050. van van dt J ■wijl 'den,I LEIDSCH DAGBLAD PRIJS DEZER COURANT. Voor Leiden per 3 maanden3.00. Franco per post3.85. Afzonderlijke Nommers0.05. Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen, uitgegeven. PRIJS DER ADVERTENTIEN. Voor iederen regelj 0.15. Grootere letk-r naar de plaatsruimte die zij beslaan. wit a Lelden, 19 Januari. ot di Nadat de Eerste Kamer in de gisterenmiddag ;ehoudene zitting, met de behandeling van het kilioofdstuk koloniën een aanvang had gemaakt, „leeft zij gisterenavond dit hoofdstuk evenals het natste afgehandeld, en is zij daarop tot nadere „(ijeenroeping gescheiden. N C, De HH. Van Nispen, Hartsen, Van der Lek ie ,i)e Clercq en Messchert van Vollenhoven bestre- len de richting van den minister. Zij vroegen niddelen tot herstel van ons gezag op Java, we- ten op den gedrukten toestand van handel en lijverheid, spraken hunne vrees uit dat de ninister de gouvernements-cultures zou loslaten, mfin, zij verdedigden de conservatieve kolo- ïiale politiek tegen de hervormingsplannen zoowel van den minister als van de liberale partij. De 'heer Duymaer van Twist trad met kracht >p als verdediger van de hervormingen in Indië. Hij hield een uitvoerige rede, waarin hij alle wenschen zamentrok die in de Eerste zoowel als in de Tweede Kamer van conservatieve zijde waren geuit, en het was blijkbaar dat het niet 't minst de sprekers uit de laatste Kamer waren, die hij hier op 't. oog had. Hij toonde aan, hoe de conservatieven thans eene teruggang, een re actie verlangen, die zij zelve aan het bewind zijnde niet hadden durven in toepassing brengen. Daarna gaf spr. als tegenstelling tegen de voor stellingen dezer partij, een schets van hetgeen sedert 184-8, dank zij den invloed van de be grippen van vooruitgang, voor de bevordering Ier inaterieele welvaart in Indië was gedaan. Er is zeer veel gedaan om den druk der be volking te verminderener is gezorgd dat de voordeelen der cultures in handen komen van hen die wettig aanspraak er op hebbenvele cultures zijn ingetrokken, waaronder vele die hoogStdrukkend waren, b. v. de tabak en indigo; voorts heeft er vermindering van lasten der be volking bij de koffie en suikercultures plaats gehad bij vermeerdering van loon zoo ook ver betering der particuliere industrie en verminde ring van den last der heeredienstplichtigheid. Dat alles, zoo vervolgde spr., heeft plaats gehad onder de kracht en invloed van het nieuwe. En zou men dan terug willen? In de avond-zitting hield de minister van kolo niën met zijn gewone talent eene schoone rede, waarin hij de verschillende bezwaren tegen zijn stelsel ontwikkeld op afdoende wijze wederlegde. Hun, die er den minister een verwijt van had den gemaakt, dat hij te veel lette op de belan gen van Indië, en die van Nederland voorbijzag, vroeg hij ernstig, of bij zooveel, wat Nederland aan Indië in de laatste jaren had te danken ge had, men thans ook niet op de toenemende be hoeften van Indië moest letten. Men stelde tegen over de baten door ons uit Java verkregen, de bewering dat onze voorouders goed en bloed voor Indië hadden over gehad; doch de minister waarschuwde om de waarde hiervan niet te overschattenhet zijn toch vooral Japaneezen, die vroeger tot de veroveringen bijgedragen heb ben, en meermalen ook de bevolking onzer ge vangenissen, die in Indië krijg voerden. Wat de koffiecultures betreft, verwees de minister naar hetgeen hij in de stukken en in de andere Ka mer gezegd had, dat die cultures namelijk een hoogst belangrijke bron van inkomsten moeten blijven. Hij voegde er bij dat de quantiteiten de qualiteit verbetert tengevolge van een meer nauw lettend toezicht op de pluk en de bereiding; de oogst van 1869, geraamd op 900,000, zal meer dan 1 miljoen opbrengen; de oogst voor 1870 wordt op nog meer dan miljoen op Java alleen, zelfs op 1,200,000 picols begroot. Wanneer ik daarop let zoo ging de minister voort dan is er toch waarlijk niets gedaan om die gouvernements cultures te benadeelen. Nog sprak de Minister een enkel woord over den algemeenen toestand. De toestand van den handel is gedrukt. Dit erkende de Minister ten volle. Maar wordt die toestand alleen in Ned. Indië opgemerkt? Neen, ook elders, in Singa pore en ook in Europa. De cultures ziju kwij nende. In betrekkelijken zin is dit waar, maar zij kunnen zich niet uitbreiden wegeus gemis aan kapitaal. Sommige producten daarentegen leveren ruime opbrengsten, o. a. suikeren tabak. Wat de onveiligheid betreft, deelde de Minister mede, dat toen hij op Java was, hij ergens ge woond had waar in zes maanden zestien zware misdaden werden gepleegd, doch toen vernam men dat niet. Thans maken de couranten alles openbaar; dat is het verschil. Het nut der druk pers blijkt hier duidelijk. Wat de bewering betreft, dat de geest der hoofden zoo goed niet meer voor ons gezag is als vroeger, zoo had de Minister den Gouv.-Ge- neraal aangeschreven hem mede te deelen de geheimste berichten omtrent de gezindheid der hoofdeD, en daaruit blijkt juist het tegendeel. De Minister eindigde dan ook met de verkla ring dat de toestand volstrekt zoo slecht niet was, als sommigen dit wildeD doen voorkomen. Tegen de begrooting stemden de Heeren Van Nispen, Messchert, Hartsen, v. d. Leek de Clercq, Schimmelpenninck v. d. Oye en Taets v. Ame- rongen. Het wetsontwerp op de bewaarscholen laat allen die dergelijke scholen oprichten geheel vrij in de wijze van inrichting; ook wordt aan de gemeentebesturen niet de verplichting opgelegd om bewaarscholen op te richten. Over deze beginselen, en ook over de eischen die aan de localen voor de scholen gesteld moe ten worden, bevat de Memorie van toelichting het volgende I. Wat kan van de bewaarschool worden ge vorderd; hoe ver moet zij zich uitstrekken? II. Behoort de wet eenig stelsel aan te wijzen met betrekking tot de opleiding en ontwikkeling in de bewaarschool? III. Zal de wet aanwijzen hoe de localen der bewaarscholen moeten worden ingericht uit het oogpunt der hygiëne? IV. Moet het oprichten van openbare bewaar scholen verplichtend worden gesteld? Deze vragen vorderen eenig antwoord. I. Bij de uiteenloopende ineeningen hierover acht de Regeering het niet verkieslijk in de wet bepalingen te doen opnemen aangaaude den aard en den omvang van de middelen, die gekozen zullen worden om het doel der bewaarschool, in art. 1 in het algemeen omschreven (bewaarscho len zijn inrichtingen, waarin kinderen van twee tot zes jaren, door een gepaste opleiding tot het ontvangen van lager onderwijs worden voorbe reid), te bereiken. Waren deze veel eischend, de zoo gewenschte vermeerdering dezer nuttige in richtingen zou er door kunnen worden tegenge houden; waren zij matig, de verlangde verbete ring zou bezwaarlijk worden verkregen. Ten einde evenwel te doen zien, hoe, naar het oordeel der Regeering, goede bewaarscholen in te richten zouden zijn, laat zij hier eene opgave volgen der hoofdtrekken van een ontwerp pro gramma voor eene bewaarschool: 1°. Lichaamsoefeningen. a. beweging van het lichaam, de armen en handen, in verband met kinderspelen b. oefening der zintuigen c. spraakoefeningen naar de opvolging der klankmethode; d. oefeningen in het zingen op het gehoor. 2°. Verstandsoe/eningen. a. beginselen van getal- en vormleer door aan schouwing; b. oefening van het geheugen, in het vergelij ken en onderscheiden; c. beschrijving van natuur- en kunstvoortbreng selen, naar voorwerpen en afbeeldingen. 3°. Zedelijke ontwikkeling. oefening in goede gewoonten, zedespreuken, kinderverhalen. 4°. Handbezigheden. a. teekenen op de lei, kuben leggen en derge lijke oefeningen, in verband met 2 a; b. papier-, stroo- en bandvlechten, knoopen, breien. II. Uit het antwoord op de eerste vraag volgt, dat ook de tweede naar inzien der regeering in ontkennenden zin is te beantwoorden. Wordt liet toch bedenkelijk geacht in de wet den aard en den omvang der opleiding in de bewaarscholen op te nemen, dan kan ook van eenig stelsel om trent die opleiding in de wet geen sprake zijn. Doch, al bestond deze bedenking niet, dan nog zou de regeering het aanwijzen van een stelsel onraadzaam hebben geoordeeld. Naar haar inzien behoort dit niet tot de taak van den wetgever. Gesteld er ware een systeem, dat door hem voor het tegenwoordige verkieslijk wordt geacht, de mogelijkheid, zelfs de waarschijnlijkheid bestaat, dat dit later door een ander, en vermoedelijk uit hoofde van de sedert verkregen ondervinding, be ter vervangen zal worden. De wet zou alzoo op dit punt telkens wijziging behoeven. Maar ook in zoo verre schijnt het vermelden van eenig stel sel in de wel ongeraden, dat er, voor zooveel de regeering bewust is, geen bestaat, hetwelk in allen deele aanbevolen kan worden. Dit ligt dan ook in den aard der zaak. De bewaarscholen zijn nog te zeer in hare kindsheid, dan dat men nu reeds tot zekerheid gekomen zou zijn aangaande de beste wijze oui de kinderen daar te ontwik kelen en bezig te houden. III. Is het in het algemeen van belang, dat localen, waarin kinderen bijeenkomen om onder wijs te ontvangen, voor de gezondheid niet scha delijk zijn, vooral behoort daarop te worden ge let bij de bewaarscholen, uithoofde van den jeug digen leeftijd der kinderen, die meer dan gewone voorzorgen in dit opzicht vereischt. Vandaar dan ook, dat dit onderwerp in Frank rijk en België bijzonder de aandacht heeft ge trokken en met de meeste zorg tot in de kleinste bijzonderheden is behandeld. Zonder die bepa lingen in allen deele te willen volgen, had de Regeering er aanvankelijk aan gedacht ten aanzien der bewaarscholen eenigszins nader te doen om schrijven, aan welke eischen zij uit het aange geven oogpunt behooren te voldoen. Als zoodanig ware in aanmerking gekomen te vorderen, dat de bewaarschool goed verlicht, van voldoende ruimte en met behoorlijke inrichting tot gedurige luchtverversching zou moeten zijndat aan de leerschool eene speelschool zou worden verbonden en, zoo mogelijk, eene beschaduwde of gedeeltelijk overdekte speelplaats; insgelijks ware aan te bevelen geweest, dat de localen der school gelijk vloers zouden moeten wezen. Schoon het hoofd doel der bewaarschool is de kinderen voor te bereiden om met vrucht de lagere school te kunnen bezoeken en alzoo hunne verstandelijke en zede lijke ontwikkeling op den voorgrond moet staan, behoort nogtans aan de lichaamsoefeningen eene voornarhe plaats te worden toegekend zij moeten zelfs als het ware een geheel uitmaken met het onderricht en dit voortdurend afwisselen. Van daar dan ook, dat de goede bewaarscholen uit twee vertrekken of een in tweeën gedeeld ver trek beslaan, het eene bestemd voor de lessen, het andere voor de spelen bij ongunstig weder en in den winter, terwijl het tevens dient als slaapplaats voor zeer jeugdige kinderen. Zooda nige bewaarscholen hebben ook gewoonlijk eene speelplaats, waarvan soms een gedeelte tot kleine tuinen is ingericht. Die speelplaatsen moeten, zullen zij aan de vereischten voldoen, beplant zijn met schaduwgevend geboomte of gedeeltelijk overdekt wezende grond moet tegen vocht be veiligd zijn en zoodanig ingericht, dat de spelen geen stof doen ontstaan. De wenschelijkheid dat de locaten gelijkvloers zijn zal niet licht worden tegengesproken wanneer men let op de bezwaren voor kinderen van 26 jaren verbonden aan het op- en afgaan van trappen, vooral wanneer die slecht of moeilijk zijn. Bovendien zijn localeu gelijkvloers ook daarom verkieslijk, dewijl de toe gang tot de zoo wensclielijke speelplaats dan veel gemakkelijker is. icteo EEN PROEFJAAR. 1 t ii Port: Vervolg en slot.) :he b Om drie uren was het huis door iedereen be- 2 2' halve de bewoners verlaten. Het laatste uur had- den wij aan Emma's dringende bede gehoor ge utengeven en hadden haar „alleen" gelaten in dien pvreeselijken kamp met hetgeen zij gezegd had erger dan de dood te zijn. Ik was dien tijd met irt, mijnheer en mevrouw Hagenaar gebleven, want alle terughouding was nu overbodig en zij spra nken zonder omwegen in mijn bijzijn en zelfs tegen mij van de grievende beleedigiug hun kind aangedaan. In woorden die mij het hart ver scheurden, beschuldigden zij zich zeiven van zwak- n ^eid in hunne liefde, waardoor zij nog eens hunne - toestemming tot de vernieuwing van hetengage- 81 "'ment gegeven hadden, nadat het reeds eenmaal verbroken was geweest. Zij gaven zich zeiven al Hyjde schuld, omdat zij het niet konden uitstaan dat een schaduw van verwijt zou vallen op het arme, teedere, bedrogene, eigenzinnige kind, dat daar boven in hare eenzaamheid met haar leed worstelde. „Hare gezondheid werd er den eersten keer al door geknakt en hare stemming veranderde van toen af aan," zeide de arme mevrouw Hagenaar ten laatste. „Met Gods hulp zal het haar het hart nu niet geheel breken," antwoordde haar man: „alles wat liefde en zorg en afleiding doen kunnen, zal ge daan worden." „Neen lieve, onze liefde en zorg, hoe ernstig en diep ook, zullen nooit die wond heelen en die leegte kunnen aanvullen," zeide de oude dame met weemoedige teederheid in hare stem: „hoe meer wij haar zullen liefhebben en hoogschatten, zooveel te meer zal zij voelen dat zij verwaar loosd en beleedigd is van de zijde, die zij het hoogst stelde." „Maar nu moet ik mijn kind zien en met haar spreken," antwoordde de heer Hagenaar, en stond terwijl hij sprak langzaam op. „Kom Louise, laat ons naar haar toegaaD alleen. Jufvrouw Böoger, gij zelfs moet die ont moeting niet bijwonen." Hij legde zijne hand vriendelijk op mijn schouder, terwijl hij zijne vrouw heenleidde, en ik trad eerbiedig terug, want ik gevoelde iets van de diepte hunner smart. Het was in huis alles doodstil gew orden en in die stilte hoorde ik het tikken aan de deur van Emma's kamer. Toen riep hij ongeduldig van boven: „laat een smid komen, ik kan de deur niet open krijgen," en toen vergat ik het verzoek om beneden te blijven en liep de trappen op. „Zij kan de deur niet open doen," zeide mevrouw Hagenaar," mijne hand grijpende terwijl zij mij met verschrikte oogen aanzag, en ik vroeg fluis terende- „Zeide zij dat?" „Neen, ja, zij zeide iets. O!" dat was een kreet half van schrik en half van verademing toen de deur lossprong en wij in de kamer traden. Emma stond voor het raam, dat op de laan uitzag en leunde tegen de tafel om een steun te hebben. Zij bewoog het hoofd laDgzaam en met eenige inspanning toen wij naderden; ook fluis terde zij iets, maar wij verstonden niet wat zij zeide. De frissche schoonheid van haar gelaat was verdwenen, geheel en al verdwenen. Niet vertrokken of vernield door haat of woede, maar verdwenen alsof zij nooit anders geweest was dan de vervallene vrouw, die wij nu voor ons zagen. Van de ellende, het lijden, de wanhoop die in hare oogen te lezen waren toen zij ons aanzag, kan ik geen denkbeeld geven. Wij spraken niet tegen haar. Wij deden ver standig daaraan. Wij martelden haar niet met woorden. Haar oom nam haar in zijn armen, en terwijl zij half geleid, half gedragen werd, wierp zij nog Óen hopeloozen blik in de laan waardoor hij beloofd had te zullen komen. „Zij is ijskoud," zeide de heer Hagenaar, terwijl hij haar op de canapé nederlegde en zoo bleef zij daar doodstil liggen zonder eene beweging tot eene gemakkelijker houding te maken. Wij namen haar de krans en den sluier voor zichtig af en de uren gingen voorbij en wij meen den dat zij rustte en bad, want hare oogen wa ren gesloten en hare handen gevouwen. Maar juist toen de zon op liet pant was achter de boomen weg te zinken, stond zij op met eene vlugheid die alle mogelijkheid om haar tegen te houden voorkwam en ging nog eens naar het raam. Dan keerde zij verblind en wankelend terug en toen wij haar in onze armen opgevan gen hadden, wisten wij dat de overspanning te groot geweest en dat het nu gedaan was. Zoo stierf zij, gelijk het zonlicht op dat oogen- blik, aan den avond van den dag, dien zij met zulk eene mengeling van gevoelens een jaar lang had te gemoet gezien. Ik kan niet beschrijven hetgeen nu volgde. Zij was dood. Onverschillige handen namen de schoone, bekcorlijke gedaante van ons weg en onverschillige lippen spraken er over. Wij mochten haar nog eens vaarwel zeggen en toen was alles voorbij.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1870 | | pagina 1