T;m
N°. 3048,
Dinsdag
A°. 1870.
18 Januari.
Feuilleton van liet „Leidsch
Dagblad".
jOO
OUT?!'
ND,
loleiii
en D
erd.
).50»
togge ij
75 a
valier-|'
LEIDSGI
BAGBLAi
vuiier-i
i 00a/PRIJS DEZER COURANT
Duivf Voor Leiden per 3 maanden3.00.
ƒ7.60" Franco per post3.85.
Afzonderlijke Nommers0.05.
Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering van
Zon- en Feestdagen, uitgegeven.
PRIJS DER ADVKRTKNTIEN.
Voor iederen regelƒ0.15.
Grootere letter naar de plaatsruimte die zij beslaan.
Lelden, 17 Januari.
:tte l-.—
1 stuk, I
- a ƒ-
Home.Aan de berichten der Vereeniging voor
5"e) e(jerlandsche Muziekgeschiedenis, op-
s'00,)richt door de Maatschappij tot bevordering der
'"[jonkunst, ontleenen wij het navolgende:
„Partituren van oudere meesterwerken werden
lboteri
larbeid door de HH. Bastiaans (Haarlem)Boers
lelft)Eitner (Berlijn); en Viotta (Amsterdam).
„Sweelincks Regina ligt reeds lang in partituur
1 stemmen ter verzending aan onze Beschermers
sreed. De vertraging is enkel het gevolg der
tel omvattende nasporing, en de daaruit telkens
^ïortvloeiende wijziging of aanvulling, die de
o-bibliographische schets van den Hr. Tiedeman
net een kort Hoogduitsch overzicht van den Hr.
ohr) eischte, en waaraan nu nog in een Aan-
ingsel eenige mededeelingen van de HH. Gevaert,
regoir en Van Maldeghem zullen worden toe-
ïvoegd. Toch koesteren wij de hoop, dat de
lezending nog te gelijk met die dezer Bladen
>1 kunnen geschieden.
„Ten opzichte van Portretten onzer Toonkun-
enaars bevatten de navolgende bladen (wij dan-
en dit bovenal den HH. Kramm, Frederik Muller
n Bodel Nyenhuis!) reeds veel.
„Dr,. Schotel gaat voort met verzamelen van
icdichten op onze Musici. De Hr. Rogge leverde
toffe tot de lijsten van Drukkers en Uitgevers, waar
mede wij zelf ons onledig houden. Ook het ver-
amelen van Opdrachten wordt door ons voortgezet.
Jog zouden wij als nieuwe akkergrond (al is er
lechts magere vrucht vau te wachten) eenige
asporing wenschen naar Gedenkpenningen, op onze
unstenaars geslagen. De heer. J. De Vries Jz.
eschreef er ons reeds een paar. Ook in het Duitsche
tijdschrift, de Tonhalle (1869 Nr. 42) vonden wij
-nkelen, doch meest van Zuid-Nederlanders, ver
heid.
i „Eindelijk arbeiden wij aan het bijeenbrengen
-an eene aiphabelische lijst onzer Toonkunstenaars
'n Schrijvers over Toonkunst, en houdt de Hr. Boers
_ic.h bezig met het ontwerpen van een historisch
-ichema der Nederlandsche kunstontwikkeling.
„De gewichtigste en verblijdendste mededeeling
venwel is: dat wij gegronde hoop hebben een
-olledig afschrift te verkrijgen van het (immers
-ooveel uiij konden ontdekken) eenig in Europa nog
oorhanden co m p 1 ee t e Exemplaar van Sweelincks
ijfstemmige: 37 Cantiones Sacrae.
- Tot heden was enkel het exemplaar der Ber-
"ijnsche bibliotheek bekend; doch ook daaraan
utbrak nog de quinta vox (en vermoedelijk de
Sas-Continuo-partij).
J Thans hebben wij in de Parijsche bibliotheek
-en compleet exemplaar opgespoord, en staan in
"nderhandeling over het doen afschrijven en in
.iartituur zetten van die meesterzangen der Neder-
-andsche school."
„Zoo mogen wij dan," aldus eindigt deze me-
Jedeeling, „met dankbaarheid op het verloopen
-lerste jaar onzer stichting terugzien, en voelen
~ivij ons allermeest gedrongen dien dank te be-
uigen aan zóovelen in den lande, als de nationale
jelangrijkheid onzer pogiug hebben ingezien en,
met eene bijna ongekende geestdrift en genegen
heid, hebben begroet en gesteund.
Evenwel wij mogen het niet ontveinzen
hoe meer bouwstoffen aangebracht werden, hoe
meer wij zien wat ons ontbreekt: hoe méér ge-
denksteenen van het verleden der Nederlandsche
toonkunst wij opdelven, hoe meer wij ontwaren
wat er in puin ligt, of allicht onherstelbaar is
vergruisd.
Zoo bidden wij dan opnieuw en zullen het,
met een „praeterea censeo" telkens doen elk
die óf zelf verzamelt,óf het geluk heeft tot ge
slachten te behooren, die nog waarde hechten
aan familie-overleveringen en bescheiden en
waarin het erfgoed van boekerijen en verzame
lingen van ouder op kind is overgegaan dat
zij ons mededeelingen en geschenken zenden, of
ons in de gelegenheid stellen de oudere muziek
werken, die ze bezitten (al bestaan ze slechts
uit éene zang- of instrument-partij) te doen af
schrijven.
Partituren toch werden in vroeger tijd bijna
nooit gedrukt. Men vindt dus enkel de afzonder
lijke Stemmen der werken. Doch helaas ook de
zen zóo schaars en zoo verstrooid, dat men bijna
geheel Europa moet doorsnuffelen, om de 4 tot
8 stemmen onzer oudere Nederlandsche werken
bijeen te krijgen."
Den academischen senaat te Berlijn is de vraag
voorgelegd, of de leerlingen die de Realschule
verlaten ook tot de academische studiën zouden
kunnen toegelaten worden. Het antwoord daarop
luidt ongeveer aldus:
De vier faculteiten beantwoorden eenstemmig
de vraag in ontkennenden zin, zij hebben zich
ieder op haar bijzonder standpunt geplaatst: de
theologische en juridische faculteit hebben be
toogd dat voor hare studie in het bijzonder de
op het gymnasinm verkregene kennis der oude
talen en der klassieke oudheden bepaald ver-
eischt wordt. Di1 zelfde geldt voor dat deel der
philosophische faculteit, dat zich met de eigenlijk
gezegde philosophische en philosophisch-historische
weteuschappen bezig houdt. De medische faculteit
die nog onlangs heeft verzocht dat de Duitsche
taal bij examina enz. zou toegelaten worden,
hecht harerzijds ook groot gewicht aan een klas
sieke opleiding, deels om de studie zelve, deels
omdat zij den toegang tot de vroegere bronnen
der wetenschap opent. Eenstemmig waren de
medische en ook de philosophische faculteit, voor
zoover zij de mathematische en natuur-weten-
schappen doceert, daarin dat de kennis der
natuurwetenschappen, op de Realschulen verkregen,
voor de studiën op de universiteit niet dat
voordeel aanbreDgt, dat men zich dikwijlt voor
stelt
De degelijke voorbereiding die de Duitsche
studenten, dank zij de gymnasia verkregen heb
ben, schijnt het eigenlijke fondement van het
Duitsche universiteitwezen uit te maken, en
vervalt de verplichting tot deze voorbereidende
studiën, dan zou de oorzaak wegvallen van den
hoogen trap waarop de Duitsche wetenschap staat.
Zij welke verlangen dat de leerlingen der
Realschulen tot de academische studiën zullen
toegelaten worden, beweeren, dat hunne voorbe
reiding een zoo degelijke is, als die van het
gymnasium, en dat alleen dat wat hun aan klas
sieke opleiding ontbreekt, wordt goed gemaakt
door meerdere kennis van natuurwetenschappen
en der nieuwe talen. Doch voor de meestejonge-
lieden ligt zeker de beste ontwikkeling in de
methodische analyse van den gedachtegang der
oude schrijvers, eu de algemeen menschelijke
inhoud hunner werken is hun tevens een soort gees-
telijke moedermelk; terwijl de vatbaarheid om de
hoogere waarheden der natuurwetenschappen te
begrijpen het betrekkelijk zelden voorkomt en zich
eerstin latere jaren ontwikkelt. In jaren, waarin hij
het meestdeindrukken van buiten in zich opneemt,
zijn de leerling op de Realschulen de groote his
torische gedachten en gestalten meer vreemd geble
ven dan den gymnasiast die dagelijks met ze om
gaat; eD terwijl deze zich bepaalde denkbeelden
gaat vormen van de ontwikkeling en de beschaving
der menschheid, bekomt de leerling op de Real
schule daarvan slechts een zeer zwak beeld. Ten
slotte verklaart de Senaat der Berlijnsche hooge-
school zich zeer stellig tegen het stellen van ver
schillende eischen aan de studenten, naar mate zij
verschillende vakken gaan stndeeren. Daarmede
zou het wezen der universiteit vernietigd, en
hare splitsing in vakscholen uitgesproken worden
het maken van een dergelijk onderscheid zou de
gymnasia tot africhtscholen voor bepaalde beroepen
maken en aan vrije ontwikkeling der jeugd zou
daarmede een einde gemaakt zijn.
Men meldt uit 's-Gravenhage, dat de chefs
der regimenten infanterie door den Minister van
Oorlog zijn uitgenoodigd om voortaan de miliciens
zooveel mogelijk in te lijven bij onderdeelen van
het regiment, in hun woonplaats garnizoen hou
dende.
De militie wordt daardoor gelocaliseerd; althans
met uitzondering van eenige korpsen als cavalerie,
mineurs enz., waarvoor een bijzondere geschikt
heid gevorderd wordt.
De garuizoensveranderingen, zoo vernemen wij
verder, zullen voor goed ophouden. Het komt ons
voor dat dit noodzakelijk is, zal de militie inder
daad plaatselijk blijven.
Aan een bericht uit Leeuwarden aan het Va-
derland geschreven, ontleenen wij het volgende:
„Onder de producten der tropische landen, die
in den laatsten tijd de aandacht tot zich hebben
getrokken, behoort de kapok. De kapokboom
komt voornamelijk voor in onze O.-Indische be
zittingen en wordt veelvuldig aangetroffen op Java,
Borneo en Sumatra. Een eigenaardigheid van
dezen boom is, dat men daaraan, zonder hem te
beschadigen, verbindingen kan maken; op Java
bevestigt men aan die boomen de telegraafdraden,
vermits de gewone telegraafpalen te veel van de
witte mieren hebben te lijden. De vrucht bevat
in zijn binnenste een zelfstandigheid, die veel
overeenkomst heeft met het katoen, dat zelfs in
witheid en glans overtreft, wegens de kortheid
van vezel, echter tot nog toe niet voor het spinnen
geëigend is. Sedert lang bedienden zich millioenen
Inlanders en Europeanen daarvan, om er hunne
kussens en bedden mede te vullen, en allengskens
begon men ze ook naar Europa te vervoeren. In
ons werelddeel evenwel scheen men niet veel
lust te hebben, zich van dat artikel te bedienen,
daar de ruwe kapok zooals ze wordt ingevoerd,
niet van de pitten of zaden is ontdaan, er zelfs
onooglijk uitziet eu daarom ook weinige koopers
vond. De heer H. T. G. Kratzenstein, fabrikant
van gekaarde kapok en gezuiverde bedveeren te
Amsterdam, heeft dit bezwaar uit den weg ge
ruimd door eene machine uit te vinden, om de
kapok te kaarden, en haar in dien toestand
te brengen, dat men haar tot het gemeld doel
kan gebruiken. Voor deze uitvinding werd hij
op de Nijverheidstentoonstelling te Arnhem in
186S met de zilveren, en op de Internationale
Tentoonstelling te Amsterdam in 1869 met de
gouden medaille bekroond. Volgens onpartijdige
beoordeelaars gaat de kapok een zeer schoone
toekomst tegemoet, omdat zij alle vereischten bezit,
die voor ligging-artikelen noodig zijnzij is
zacht, elastisch, veroorzaakt geen stof, broeit
niet, heeft niet van de mot te lijden en is aan
merkelijk goedkooper dan veeren, paardenhaar
of wol.
De Rijks hoogere burgerschool te Leeuwarden
ontving een zeer fraaie collectie monsters, tot de
kapok behoorende, van den heer Kratzenstein
ten geschenke. Al wat op de kapok betrekking
heeft, bevindt zich daarbijde vrucht, de zaden,
de klokhuisjes, de ruwe en de gekaarde kapok,
de olie, welke uit het zaad wordt geslagen, en
de kapokzaadkoeken, die tot veevoeder kunnen
dienen. Het is, in éen woord, een ware aanwinst
voor de genoemde verzameling.
Zondag-middag, ongeveer te vier uren, is inde
Haagsche Trekvaart bij Leiden, het lijk gevon
den van eeu onbekend vrouwspersoon, in staande
houding. Dit lijk, reeds in staat van ontbinding
verkeerende, is door de zorg der politie onmid
dellijk naar het Caecilia-Gasthuis vervoerd.
In de tweede helft der maand December zijn
aan het postkantoor alhier bezorgd de volgende
brieven, die wegens onbekendheid der adressan
ten niet bezorgd zijn kunnen wordenJasperse,
Bosch, J: W. Schaap, W. A. Smid, Mej. M. Uter-
marck, Nagtegaal, L. Baas voor P. v. d. Voort,
Mej. G. Viegers, geb. Kueps, Cohen, allen te
Amsterdam; B. V. Slothouwer te Bennebroek;
H. G. Albers te Delft; H. v. d. Woerd te Eede;
Mej. J. v. Bellen, P. Wolff en Zn., I. T. La Vill
eu Comp., allen te 's-Gravenhage; Wed. Hofman,
Frank, J. De Jong, allen te HaarlemWed. Bal
vers, geb. Fritsche, te Laren; Maria Van Bood,
geb. v. Leeuwen te LeidschendamG. De Bink
te Lisse; H. lleesink te Lochem; H. J. Goddijn,
L. J. Koopman, beiden te Moerdijk; Van Dokkum,
Mej. E. Visser, beiden te Rotterdam; J. Kraan te
Rijnsburg; J. Floryn te Schiedam; Wed.E. Mae-
sen te Voorschoten; De Haas te Zeist; C. Ouds
hoorn woonplaats niet vermeld.
1S6'
Btlf
ten 5
EEN PROEFJAAR.
Vervolg.)
fW
.23. Maar op zekeren helderen, prachtigen, gouden
Dctober-dag vroeg Emma mij of ik een uurtje
f tthij haar op de kamer kwam praten. Het was een
ten allerliefst, recht comfortable vertrek. Tegenover
b,iTle ramen stond eene groote, keurig bewerkte
A. iikast; de eene zijmuur was bijna geheel ingeno-
t. 6'men door zware gordijnen, die over dag den
toegang tot de slaapkamer bedekten, en tegen den
^vierden, waarin zich een breede schoorsteenman
tel bevond, stond ook nog een sierlijke toilettafel.
Verder ontbrak het niet aan aardige stoelen en
tafeltjes van verschillenden vorm, en bij het raam
(tl,stond eene lage, elegante canapé.
lm Dien middag zag de kamer er bijzonder prettig
""uit met een helder houtvuurtje in den open haard
jen een paar heerlijke rozen in een fijne kristal-
lypolen vaas op een der tafeltjes.
Zoodra ik op een der gemakkelijke stoeltjes
had plaats genomen, begon Emma: „Ik heb het
u tot nu toe niet willen vragen, maar zeg mij eens
Lena," (zij noemde mij niet anders meer dan bij
mijn voornaam), „weet gijheeft Tante u iets
gezegd of heeft jufvrouw Dries u iets van mij
verteld
Zij deed die vraag op een aarzelenden toon,
dien zij onverschillig wilde doen schijnen, en zoo
als ik het niet van haar gewoon was. Ik zag dat
zij een kleur kreeg en dat zij moeite deed de
waarheid in mijne oogen te lezen zonder mij
rechtstreeks aan te zien. Ik echter zag haar scherp
aan terwijl ik zeide: „Zij hebben mij nooit iets
anders van u verteld dan dit éene, dat zij beiden u
innig liefhebben, dat mijnheer zoowel als mevrouw
Hageuaar u als hun eigen kind beschouwen en
uw geluk boven het hunne stellen. Was er nog
meer dat ik weten kon
Ik vroeg haar dit zonder omwegen, en zij ant
woordde even openhartig, terwijl zij tegenover
mij ging zitten: „Ja, nog iets.... dat ik verloofd
ben."
„Waarlijk, en gaat gij al spoedig trouwen?
Neen, van die groote gebeurtenis hebben zij nog
nooit een woord gesproken. Maar ik wensch u
geluk, van ganscher harte geluk!"
„En van ganscher harte dank ik u voor dien
wensch en ik geloof dat hij bewaarheid zal wor
den," zeide zij hartelijk. „En dus hebben zij u
niets verteld? En ik was al dien tijd dat gij hier
waart al half knorrig omdat ik mij verbeeldde
dat zij het gedaan hadden."
„Hoe kon het u knorrig maken dat ik iets van
uw geluk weten zou
„O, omdat och! het is zoo vervelend al dien
uitleg te geven, omdat het uog in de toekomst
is, en omdat derden altoos de zaken verward
voorstellen als zij ze voor een vierde duidelijk
willen maken
„En zal het al gauw zijn?"
„Over ongeveer zes maanden. En om mij nu
dit jaar door te helpen, zonder al te veel van
mijn geduld te vergen, hebben zij u hier laten
komen tot mijn gezelschap. En waarlijk, Lenal
als oom het nu toch verlangde, had ik geen beter
en liever kunnen verlangen. Zijt gij niet ver
loofd?"
Ik zeide haar dat ik die eer niet had en vroeg
waar haar aanstaande echtgenoot was, hoe hij
heette en welke betrekking hij had„Zijn naam
is BaldiDg, Gerard Balding van Klarenveen, een
van de mooiste plaatsen uit deze streek en zoowat
vijf uren hier vandaan; zijne gezondheid was
niet bepaald slecht, maar ook niet heel goed, cn
nu is hij daarvoor sedert eenige maanden op reis.
Hebt gij waarlijk nooit van hem gehoord 1"
„Waarlijk niet!"
„Nooit iets van zijn verblijf hier op Jachtlust
gehoord
„Nooit!" antwoordde ik nog eens.
Het was of deze verzekering haar rust gaf of
schoon zij enkel zeide: „Ik dacht dat de goede Dries
gebabbeld zou hebben, maar ik ben blij dat het
niet zoo is. En tante Louise heeft dus ook niet
van hem gesproken
„Neen waarlijk niet," zeide ik, terwijl ik dacht
dat het niets meer dan natuurlijk zou geweest
zijn indien iemand mij gesproken had van het
engagement en het aanstaande huwelijk vau
iemand die het middelpunt van alles was. Toen
echter het ijs eenmaal gebroken was, wijdde Emma
over dit onderwerp uit zooals alleen eene vrouw
doen kan over iets dat haar zeer ter harte gaat.
Zij vertelde mij dat zij den heer Balding in bijna
vijf maanden niet gezien had, dat hij weg zou
blijven tot April, om dan bij zijne terugkomst
aan de veranderingen te lateD beginnen die Kla
renveen ondergaan moet om de nieuwe meesteres
te ontvangen; en dan in Juni de rozenmaand-
zouden zij trouwen!
„Maar het zijn nog lange, vervelende maanden
voordat die dag komt," zeide zij aan het einde
van eene lauge, teedere beschrijving die zij mij
van hem gaf. „Het is nog een vreeselijke tijd
dien wij op de een of andere manier door moeten