N°. 3046.
Zaterdag
W 1870.
15 Januari.
Feuilleton van het „Leidsch
Dagblad".
EIDSGH
DAGBLAD
PRIJS DEZER COURANT.
Voor Leiden per 3 maanden3.00.
Franco per post.. 3.85.
Afzonderlijke Nommers0.05.
Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering van
Zon- en Feestdagen, uitgegeven.
PRIJS DER ADVERTENTIÏÏN.
Voor iederen regelf 0.15.
Grootere lettor naar de plaatsruimte die zij beslaan.
G,
Leiden, 14 Januari.
teil De Staats Courant van heden bevat het volgende
overzicht van de opbrengst der middelen over
het jaar 1S69, in vergelijking gebracht met die
van 1888.
Opbrengst 1869. Opbrengst 1868.
31' Dir. belastingen f 21,811,312.35s. f 21,134,841.10s.
In- en uitg. recht. 4,760,513.94s. 4,505,472.30s.
Accijnsen„27,598,255.78. 25,644,716.6SS.
Waarborg en be-
lasting d. gouden
zilveren werken 284,428.38. 256,836.00.
Indir.belastingeu 14,308,3/9.16s. 14,151,912.08s.
Domeinen 1,284,307.56s. 1,300,S54.75.
- Posterijen 2,646,250.52. «,460,156.92.
Rijkslelegrafen 549,062.15. 501,060.S3.
Staatsloterij 412,312.00. 412,635.00.
- Acteu voor jacht
en Visscherij 120,658.00. 117,280.00.
Loodsgelden 852,225.13s. 796,866.63.
Totaal generaal f 7 4,100,704.99s. f 71,282,632.31.
Van de dir. belastingen brachten Personeel
50,000 en Patenten 100,000 meer op. In de
- meerdere opbrengst der accijnsen, die ongeveer
twee millioen bedraagt, deelt de accijns op het
gedistilleerd voor 7 ton, op de suiker voor 1 mil-
I lioen, op zout en geslacht ieder voor 2 ton, ter-
- wijl de accijns op den wijn en op de zeep beide
- minder opbrachten. De indirecte belastingen heb
ben 3 ton meer opgebracht, niettegenstaande het
- verlies op de zegelrechten (ten gevolge der af-
schafiing van het zegel op de gedrukte stukken);
dit verlies wordt reeds gedekt door de meerdere
successierechten, terwijl ook Registratie- en Hy-
- potheekrec.hten beide meer opbrachten.
Het verdient opmerking dat deze zelfde mid
delen, wier opbrengst in 1869 74 millioen bedroeg,
- vijfjaren vroeger slechts 62ü millioen opgebracht
hebben.
Men moet hierbij toch in 't oog houden, dat
- eenige belastingen verminderd, of afgeschaft zijn,
- en dat het resultaat voor 1869 niet te danken is,
aan eenige buitengewone omstandigheid, vvaar-
door deze of gene belasting meer heeft opgebracht,
- maar dat juist de belasting, die het meest wis-
selvallig is, het recht van successie, dit jaar wel
3 ton meer opbracht dan in 1868, maar minder
dan in alle jaren van 18621867.
Alleen de belasting op het gedistilleerd is ver
hoogd, en de opbrengst er van is dan ook 5&
millioen meer dan in 1862.
Men beweert dikwijls, vooral van conservatieve
- zijde, dat het onzedelijk is, om een zoo hooge
belasting op het gedistilleerd te leggen. Wij heb-
ben nooit juist de redeneeriDg kunnen vatten,
en meenen integendeel, dat zoo er éen verbruiks-
- belasting rechtvaardig en zedelijk is, het deze is,
die het verbruik van sterken drank bezwaart,
- en evenals alle hooge rechten, zeker ten gevolge
heeft, dat er minder wordt verbruikt; minder
natuurlijk, in verhouding tot datgene wat er zou
gebruikt zijn, wanneer de belasting niet bestond,
- of niet zoo boog was.
Dat het gebruik van jenever toch nog toege
nomen is, is in 't minst niet een bewijs tegen onze
stelling: men zou er alleen uit kunnen opmaken,
hoe hoog noodzakelijk het is, dat er nog eene
dergelijke, belemmering als een hooge belasting
tegen het steeds vermeerderend gebruik van dezen
zedebedervenden drank bestaat.
Hoe slecht zijn ook de voorspellingen uitgeko
men van lien, die betoogden dat het verlies dat
de schatkist door de afschaffing van het zegel
zou lijden niet door de verhooging van deze be
lasting zou gedekt worden! Het voordeel door
de schatkist hierdoor verkregen bedraagt loch 4 ton.
-
De Regeering heeft een wetsontwerp ingediend
op de inrichting der bewaarscholen. De voor
naamste bepalingen luiden aldus:
Bewaarscholen zijn inrichtingen, waarin kinde
ren van twee tot zes jaren, door eene gepaste
opleiding tot het ontvangen van lager onderwijs
worden voorbereid.
De bewaarscholen worden ouderscheiden in
openbare en bijzondere. Openbare zijn die, op
gericht en onderhouden door de gemeentende
overige zijn bijzondere.
Geen bewaarscholen worden gehouden in lo
kalen, die door den inspecteur voor het genees
kundig staatstoezicht verklaard zijn voor de ge
zondheid schadelijk te wezen of van onvoldoende
ruimte voor het aantal schoolgaande kindereu.
Het onderricht in bewaarscholen wordt gegeven
door onderwijzeressen en kweekelingen.
Niemand mag onderricht in eene bewaarschool
geven, die niet in het bezit is der bij deze wet
gevorderde bewijzen van bekwaamheid en zede
lijkheid.
De opleiding van onderwijzeressen voor be
waarscholen wordt zoo veel mogelijk van Rijks
wege aangemoedigd en bevorderd, ook door het
zoo noodig verleenen van subsidiën voor het ge
ven van onderricht aan kweekelingen in gemeen
ten, waar vele of sterkbevolkte bewaarscholen
zich bevinden.
De onderwijzeressen en onderwijzers der open
bare bewaarscholen worden benoemd door den
gemeenteraad, die vooraf eene aanbevelingslijst
van benoembaren ontvangt, door burgemeester en
wethouders, na verhoor van den schoolopziener,
opgemaakt.
De kweekelingen en bedienden worden be
noemd en ontslagen door burgemeester en wet
houders.
Aan onderwijzeressen en onderwijzers wordt
in sommige gevallen en onder de daarbij gestelde
voorwaarden pensioen ten laste van den Staat
verleend.
Tot het geven van onderricht in eene bijzondere
bewaarschool wordt vereischt het bezit van: a.
eene akte van bekwaamheid volgens deze wet;
6. gelijk getuigschrift als in art. 15 is vermeld;
c. het bewijs, dat beide deze stukken door bur
gemeester en wethouders der gemeente, waar het
onderricht zal gegeven worden, zijn gezien en in
i orde bevonden.
De akte van bekwaamheid tot het geven van
onderricht in bewaarscholen wordt verkregen door
het afleggen van een examen voor een der com-
missiën, vermeld in art. 41 der wet van den 13den
Augustus 1S57 Staatsblad n°. 103).
Voor het examen ter verkrijging eener akle
van bekwaamheid als onderwijzeres in eene. be
waarschool wordt gevorderd: 1". goed lezen en
schrijven; 2°. kennis der beginselen van getal-en
vormleer; 3°. eenige bekendheid met de beginse
len der opvoeding en hunne toepassing; 4°. ge
schiktheid in het leiden der lichaamsoefeningen
en in het regelen der kinderspelen5°. bedreven
heid in het leiden van het kinderlijk gezang.
De bewaarscholen zijn geplaatst onder het toe
zicht, vermeld in art. 52 der wet van den 13dcn
Augustus 1857 Staatsblad n° 103).
De onderwijzers en onderwijzeressen bij be
waar-, kleinkinder-, vrouwen- of maitressenscho-
len, zoo openbare als bijzondere, die op het tijd
stip van het in werking treden dezer wet in die
betrekking zijn, behoeven, om daarin voort te
gaan, geene herbenoeming of erkenning.
De onderwijzeressen, die na dat tijdstip zich
in eene andere gemeente wenscheu te vestigen,
zijn verplicht zich vooraf aan het examen, ver
meld in art. 33, te onderwerpen.
De Courrier de la Meuse meldt het volgende
In Limburg, tusschen het gehucht Haesdal en
het Ravensbosch, heeft men voor eenigen tijd
onder den grond, in eigendom toebehoorende aan
de familie Van Oppen, overblijfselen van Ro-
meinsche constructie ontdekt.
De president van de Limburgsche Vereeniging
voorgeschiedenis en archaeologie, de vicaris H abets
heeft zich daarop bemoeid den grond door arbei
ders te laten opgraven.
Deze opgravingen, die sinds eenige dagen zijn
aangevangen, hebben alle verwachtingen over
troffen een voorgevel, meer dan 25 el lang, van
een groote Romeinsche villa, benevens een kelder
en een oven zijn reeds ontgraven. Daarbij heeft
men verschillende voorwerpen tot de huishouding
betrekkelijk gevonden.
Op de naburige hoogte van het Ravensbosch moet
volgens de meeste archaeologen, de legerplaats
Coriovallum geweest zijn.
Aan het Vaderland wordt uit Batavia dd. 30
November het volgende geschreven:
Hetgeen ik u vóór een maand reeds mede
deelde betrekkelijk de vermoedelijke vervanging
van den directeur van burgerlijke en openbare
werken door iemand buiten het korps Ingenieurs,
en dus met afwijking van het tot nog toe gevolgde
ancienniteitssysteem, wordt al in zóóverre be
vestigd, dat thans algemeen de onderdirecteur
der genie, de luit.-kolonel Egter van Wissekerke,
genoemd wordt als de persoon, die eerstdaags
in plaats van den heer Beijerink zal benoemd
worden. Om meer dan éen reden wenscht men
er zich geluk mede; primo, om de urgentie van
een uitstekend man aan het hoofd van dit be
langrijk departement te krijgen; secundo, omdat
de Regeering daarmede den eersten stap doet
op den goeden weg, omdat zij daardoor breekt
met de adat, die voorschrijft alle hoofdambtena
ren, geschikt of ongeschikt, te laten doordienen,
zoolang het hun lust om door te dienen. Toen
men nu den generaal Kroesen het pensioneereu
wegens volbrachten diensttijd in practijk zag
brengen, werd men jaloersch op het leger; der
regeering begonnen ook de oogen open te gaan,
en ziedaar het gevolg er van. In het belang van
het land is het te hopen, dat uien op den inge
slagen weg voortga en nog menig ongeschikt ge
worden ambtenaar de welverdiende rust schenke.
Het is zeker onnoodig u te herhalen wat
de dagbladen zelfs vermelden met hoeveel
blijdschap en belangstelling de benoeming van
den kolonel Verspeijck tot generaal-majoor hier
werd vernomen. Ik zou ter bekorting kunnen
zeggen: „het leger juichte!" want zelden wekte
een benoeming meer geestdrift en sympathie op.
Dat de kolonels De Brabant en Flugi D'Aspre-
mout hun pensioen gevraagd hebben, kan ik u
wel niet positief verzekeren, maar toch als hoogst
waarschijnlijk berichten. Onder het publiek loopt
namelijk het praatje, dat kolonel Flugi, aange
moedigd door den Gouverneur-Generaal en den
kommandant van het leger, een afwachtende
houding aannemen en dus vooreerst nog blijven
zou. De generaal Whitton toch gaat in Februari
met verlof naar Nederland, en Flugi zou zoolang
wachten totdat de vacature, die daardoor ontstaat,
was aangevuld.
Nog meer misschien onder de hoofdambtenaren.
De chef van den geneeskundigen dienst Warckle-
witz en de directeur der bank Diepenheim treden
beiden af en hen zult ge waarschijnlijk met
dezelfde gelegenheid in het vaderland zien terug
komen. Ik zal u maar geen namen noemen van
al degenen, die als hunne vervangers gedoodverfd
worden. Wat zeker is en misschien nog niet in
de mailberichten werd opgenomen, is de pensio
neering van den kolonel Abbink, chef van het
regiment O.-I. cavalerie, heden in de officieele
Java-Courant bekend gemaakt.
Naar aanleiding eener klacht, wegens het eerst
in den ochtend bezorgen van een 's nachts aan
gekomen telegram, wordt herinnerd aan de ken
nisgeving in de Staats-Courant van 11 November
1863, dat onder de telegrammen, welke bij de
kantoren met nachtdienst des nachts aankomen,
nu en dan ook dezulke zijn, welke op buiten-
landsche kantoren bij dag of des avonds worden
aangeboden, in de onderstelling dat zij nog vóór
den nacht hunne bestemming zouden bereiken,
en waarvan men mag aannemen, dat de bestel
ling in den nacht niet wordt verlangd, omdat zij,
bij voorbeeld, handelszaken betreffen, welker af
doening in den regel toch eerst den volgenden
morgen geschiedt. Enkele geadresseerden hebben
zich zelfs ernstig beklaagd, dat men hen des
nachts voor zulke telegrammen wekte.
Mitsdien worden die telegrammen alleen dan
na 11 uren des avonds besteld, wanneer onvoor-
1869
Belft
6
rtuge EEN PEOEEJAAE.
{Vervolg.)
Bij het uitstappen van het rijtuig werd ik ver
welkomd door eene dame, die ik dadelijk ver
sa moedde dat de huishoudster was. Zij had een
ten oudac.htig, kalm en vriendelijk gezicht, was in
Jr"fi donkergrijs gekleed, en droeg een paar sleutels
1. O aan hare ceiuture. Zij ontving mij deftig, maar
voorkomend tevens, bracht mij naar eene fraai
gemeubelde slaapkamer, en beloofde dadelijk mijn
B goed naar boven te zenden, om mij in de gele
genheid te stellen, mijn toilet in orde te brengen
voor het diner. Hierna ging zij weifelend naar de
|M deur, maar keerde nog eens terug om te zeggen
„Gij ziet er niet veel ouder uit dan uwe élève,
"V jufvrouw Booger; het zal haar eene verrassing
zijn als zij u ziet!"
3u'.„Waarom?" vroeg ik lachende, en voegde er bij:
35 „wees zoo goed mij uw naam te zeggen, ik moet toch
weten hoe mijne eerste kennis op Jachtlust heet."
„Ik ben jufvrouw Dries, de huishoudster der
familie," antwoordde zij, en toen ging zij voort
mij te vertellen, dat zij eerst sedert tien jaar deze
betrekking vervulde, maar dat zij de familie haar
geheele leven gekend had; haar vader was rent
meester op het goed zelf geweest, en haar man
bij den overleden heer Hagenaar, de broeder van
den tegenwoordigen eigenaar."
„En is freule Hagenaar, mijne aanstaande élève,
hunne eenige dochter?" vroeg ik.
„Emma is geene freule Hagenaar; zij is niet
de dochter maar het nichtje van mevrouw,"
zeide jufvrouw Dries. „Zij is eeoe freule Vertol,
maar zij wordt door mijnheer en iedereen ge-
eerd alsof zij het kind van den huize was. Als
zij wist wat voor persoon gij zijt, zou zij al
naar u toe zijn gekomen," vervolgde de huis
houdster lachende, „maar zij is wat hooghartig,
en het vooruitzicht eene gouvernante te krijgen,
beviel haar niet."
„Wie heeft dat dan bedacht?" vroeg ik.
„Mijnheer en mevrouw Hagenaar vinden goed
dat Emma wat veel te doen zon hebben gedu
rende een jaar," zeide jufvrouw Dries ernstig,
en ik herhaalde;
„Gedurende een jaar! wel dat treft al heel aar
dig, dat is juist zoo lang als ik ook gedacht had
hier te blijven 1"
Ik was pas gereed met mijn toilet, waaraan ik
mij nooit zoo gehaast had, toen men mij kwam
zeggen dat mevronw Hagenaar mij op de zaal
wachtte. En zoo ging ik dan, door jufvrouw Dries
geleid, naar de zaal. Eene lange, bleeke dame van
eene allerbevalligste gestalte en manieren stond
van de canapé op en heette mij zeer hoffelijk
welkom. Zij stak mij de hand toe, zeide een paar
vriendelijke woorden, waarmede zij te kennen
wilde geven dat zij te gelijker tijd verheugd was
mij te zien, en tevens te zien wat ik was, en
schelde toen om freule Vertol de boodschap te
laten overbrengen of zij dadelijk heneden wilde
komen.
Toen de bediende zich weer verwijderd had,
wendde mevrouw Hagenaar zich nog eens tot
mij en zeide eenigszins gejaagd:
„Jufvrouw Booger, nog voor ik u en mijn nichtje
aan elkander heb voorgesteld, vergun mij dat
ik uwe belangstelling en uw geduld voor haar
inroep; zij is niet veel jonger dan gij zelve. Zij
is haar leven lang ontzien, gevierd en bedorven
geworden. Hare omstandigheden zijn van zeer
bijzonderen aardzij heeft zware beproevingen
gekend, dat alles te zamen heeft haar minder
geduldig en zacht gemaakt dan wij wel zouden
verlangen. Wees vriendelijk tegen haar," ver
volgde zij snel toen de deur openging en eene
jonge dame haastig binnenkwam.
Terwijl zij vlug de kamer overstak naar den
stoel waarop mevrouw Hagenaar in aller ijl was
gaan zitten, had ik tijd op te merken dat zij een
beeldschoon, bevallig jong wezen was. Haar ge
laat had den schoonen, ovalen vorm en den fijnen
rechten neus van een Griekse!) beeldhaar glan
zend blond haar was door een zwart fluweel lint
van het voorhoofd teruggehouden en van achteren
hoog opgemaakt. De omtrek van hare prachtige
gestalte kwam bijzonder goed uit in een ruim,
lang gewaad van zeer lichte stof. Zij was te ge
lijk eene classieke en eene hedendaagsche schoon
heid en ik vroeg mij zelve met verbazing af wat
ik deze volwassen vrouw zou moeten leeren.
„Men kwam mij zeggen dat u mij liet roepen,
tante Louizel wat verlangde u?"
Hare stem was jong en frisch, helder en vol,
maar er was een onzuivere toon, een klank van
ontevredenheid in.
„Ik wilde u aan jufvrouw Booger voorstellen,
lieve Emma!" antwoordde mevrouw Hagenaar,
en ik meende iets vergoehjkends in haarmanier
van spreken op te merken. Freule Vertol wendde
zich daarop half naar den kant waar ik stond en
boog het hoofd op eene koele, ofschoon hoogst
bevallige wijze Het was duidelijk dat zij geneigd
was mij als een opgelegden last te beschou
wen en ik van mijne zijde had niets geen