3039 B Vrijdag A». 1870. 7 Januari. Feuilleton van het „Leidsch Dagblad". -LEN. rerreu tge twe iuright ichani: BI ■H ivijl e uid da: len da: i zeer; DAGBLAD PRIJS DEZER COURANT. Voor Leiden per 3 maanden3.00. Franco per post3.85. Afzonderlijke Nommers0.05. Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen, uitgegeven. PRIJS DER AD VERTEN TIEN. Voor iederen regel.J 0.15. Grootere lettor naar de plaatsruimte die zij beslaan. 'eiland. ,1' O Lelden, 6 Januari. LEIDEN EN| DE ZORG VOOR DE ALGE- MEENE GEZONDHEID. I. Het jaar 1870 is voor onze stad goed begonnen. Z ij hebben gelezen hoe op den 3de» Januari de Oou.xïctnige overdracht van het Minnehuis en de rmenbakkerij aan den Rerkeraad der Neder- litsch Hervormde Gemeente heeft plaats gehad. wee belangrijke voordeelen heeft onze gemeente lardoor verkregenzij is ontheven van de zorg oor eene inrichting, die toch haar eigendom iet was, zij behoeft niet langer jaarlijks hare egrooting te bezwaren met een subsidie, ten oordeele dezer instelling. Reeds bedraagt dit voordeel ongeveer f 13,000 iarlijks; daarbij zullen volgens het raadsbesluit i 1868 genomen ook de subsidiën aan de andere estichten al gaandeweg verminderd worden en a 20 jaren geheel ophouden. Nog eene som van 28,785, op de begrooting van dit jaar voorko- lende, zal daardoor verdwijnen. Voorwaar geen ileinigheid thans reeds is, dank zij dit raadsbe- luit, op de laatste begrooting minder uitgetrok- :en een som, gelijkstaande met de rente van een apitaal groot f 3,200,000. Met reden mocht de président-regent van het linnehuis, in zijn rede tot B. en W. op 3 Januari r op wijzen dat het denkbeeld, waaraan de verdracht haar ontstaan te danken had, ont- vikkeld was door den tijdgeest, die afscheiding an kerk en staat verlangt. Aan de kerk wordt overgedragen, wat tot haar ;ebied behoorthet ondersteunen van armen en fehoeltigen, het zorgen voor weduwen en weezen. Te recht is dit in onze wetgeving alzoo bepaald. Doch wordt aan de eene zijde de gemeente van deze ;org ontlast, andere eischen worden haar gesteld. üooiecl zij kan behoort zij het verplegen van irmen over te laten aan de kerk of aan particu- ierenwaar individuen lijden, wordt de hulp van inderen vereischt, hare zorg in dezen, als een plicht laar opgelegd, versterkt zoovelen, die gewend zijn )m van onderstand te leven, in het denkbeeld zoo diep helaasbij ons ingewortelddat zij 'htrecht hebben op dien onderstand, en werkt in Jen regel meer na- dan voordeelig. Doch daar- integen is aan haar opgedragen de zorg voor al jiare gemeenteleden: het lijden van bet algemeen, 54 fan algemeene oorzaken het gevolg, te vermin- leren, dat is haar gebied. De zorg voor de materieele belangen der ingezetenen, voor zoo- verre deze slechts door algemeene maatregelen kunuen bevorderd worden, ook de zorg voor hunne geestelijke belangen, door voor allen de ge legenheid open te stellen goed onderwijs te ge nieten zie hier de werkkring der gemeente. Wordt nu in het laatste belang onzer ge- meente voorzien, voor de eerste blijft nog veel te doen over. De zoo bij uitstek belangrijke zorg 9_ voor de algemeene gezondheid begint hoe langer eeoiti:hoe meer, voorziening te eischen. Overal, over de PC( geheele wereld, wordt de noodzakelijkheid tel kens duidelijker ingezien, om door algemeene maat - f6 regelen den gezondheidstoestand te verbeteren en wonderen zijn op dat gebied reeds vereischt. Het ge bruik van slecht water, de slechte afvoer der fecale stoffen bedreigen dagelijks de gezondheid der in gezetenen. Voor het aanvoeren van zuiver water, voor de verbetering van het rioolstelsel behoort daarom de gemeente, zorg te dragen. Hierover bestaat en wij mogen dit met blijd schap vermelden bij ons gemeentebestuur niet alleen geen twijfel, maar het is daarbij over tuigd, dat eindelijk de tijd gekomen is, dat men ophoudt met het maken van plannen dat men nu tot uitvoering overgaat. En na hetgeen de burgemeester in de zitting van 16 December heeft medegedeeld, in verband met de verklaring door het dagelijksch bestuur bij de begrootingsdiscussiën gedaan, is het zeer waarschijnlijk, dat er deze maand nog plannen aan den Raad daartoe zullen worden overgelegd. Het zou waarlijk voor Leiden, zoo dikwijls voorgesteld als of het in alle dingen ten achteren was, een niet geringe voldoening zijn, wanneer het in dezen de Residentie voorging. Daar worden ook sinds jaren plannen besprokenmaar de nieuwjaars- wensch van den burgemeester geeft weinig moed op de spoedige uitvoering. Over beide onderwerpen, waterleiding en ver betering van het rioolstelsel, bestaan uitvoerige rapporten. Wij willen hieruit 't een en ander mededeelen, want zij schijnen nog weinig be kend. Wat wij hierbij beoogen is ditalgemeene sympathie voor die zaken op te wekken, opdat de beslissing voor ons gemeentebestuur des te minder bezwaren ontmoete. Doch vooraf is het wellicht niet ondienstig, om het hooge belang van beide verbeteringen nog wat breedvoeriger toe te lichten. Wij hebben voor eenigen tijd gewezen op een artikeltje in de Leidsehe Courant van zekeren M. (Blephlsto Het is althans Ein geist der stets verneint.) Wij hebben toenmaals reeds onze verontwaar diging uitgesproken over de bekrompene verme telheid van hem, die, omdat hij het niet kent, het hooge belang van beide zaken betwijfelt niet alleen, maar stellingen, in lijnrechten strijd met wat de wetenschap op overtuigende wijze heeft aangetoond, zonder eenig bewijs hoegenaamd als zoovele waarheden durft ternederschrijven. Dat nu het drinkwater slecht is, dat aan de riolen veel, zeer veel ontbreekt, dat onze grachten zoo vele stinkende modderpoelen zijn - dit schijnt niet ontkend te worden, en zou, na hetgeen offi cieel en niet-officieel hieromtrent is geconstateerd ook bezwaarlijk gaan. Maar dit was de vraag: gesteld dit ware beter, zou hierdoor de gezond heidstoestand dan gunstiger, de sterfte minder zijn? Wellicht zijn er ook anderen, die dit betwijfelen: daarom willen wij deze vraag eerst beantwoorden. Door de regelings-commissie van het zevende Internationaal Statistisch congres is dezer dagen in overeenstemming met de besluiten van vroegere congressen, met name die van Berlijn en Florence, aan de vreemde gouvernementen mededeeling gedaan van de besluiten, zoowel ter algemeene vergadering, als in de bijzondere bijeenkomsten der officieele gedelegeerden vastgesteld. Zij heeft daarbij tevens de aandacht der staatslieden en der hoofden van den administratieven dienst op die besluiten gevestigd. Men leest in het Algemeen Dagblad: Naar wij vernemen, zou de Regeering voor nemens zijn, enkele wijzigingen te brengen in het wetsontwerp tot regeling van het hooger onderwijs. In de eerste plaats n.l. zou er aan de academie, men zegt te Leiden, een leerstoel worden opgericht voor de ethnographie, welke ook ten onzent enkele eminente beoefenaars telt, doch als wetenschap alleen in den vreemde wordt gedoceerd. Vervolgens zou zij enkele overgangs bepalingen willen stellen voor die studenten, welke hun admissie- en hun klein-mathesis-exa- men met gunstig gevolg hebben afgelegd, doch nog voor hun propaedeutisch staan. Volgens de tegenwoordige bepalingen van het ontwerp zouden deze, evenals zij die nog geen enkel examen zijn gepasseerd, tot het eerste staats- (of abitu riënten-) examen moeten overgaan. De Regeering zou in deze bepaling eene wijziging willen bren gen, in overeenstemming met de bestaande wet, en de geadmiteerden gelijk stellen met de can- didaten in eenig vak, met dien verstande namelijk, dat zij alsnog tot het oude propaedeutisch zouden worden toegelaten. Voorts zou de Regeering den datum tot invoe ring van de wet facultatief houden. Het hoofdbestuur van het Nederlandsch Onder wijzersgenootschap heeft aan de besturen der afdeelingen den wensch te kennen gegeven, om door die afdeelingen pogingen aan te wenden, om in haren omtrek de publieke opinie (wegens het schoolverzuim) wakker te maken, het School verbond in zijn aard en zijn bedoeling te doen kennen eu waardeeren en, zoo dit nog niet het geval mocht zijn, aan te sporen en mede te wer ken tot de oprichting van plaatselijke afdeelingen, enz. Naar de meening van het hoofdbestuur is de onderwijzer de aangewezen man, om tot de oprichting van plaatselijke afdeelingen des School- verbonds op te wekken en mede te werken, en in haren boezem door zijn voorlichting, zijn raad gevingen en zijn krachtdadige werkzaamheid tot de nuttigste leden van het Schoolverbond te be lmoren. „Is dit ook uwe meening," zoo besluit de circulaire, „dan zult gij het ons niet euvel duiden, dat wij die hiermede voor alle afdeelin gen en hare besturen uitspreken, maar met ons willen medewerken om, ieder naar zijn beste weten en naar tijdelijke en plaatselijke omstan digheden, ook in deze gewichtige zaak, overeen komstig ons genootschappelijk streven, te strijden tegen de onwetendheid, en de zedelijke en stoffe lijke verheffing van ons volk te bevorderen." Terwijl in ons land over het geheel veel van schoolverzuim gesproken wordt, kan men het volgende als een uitzondering op den schier alge- rneenen regel stellen. In de gemeente Meeuwen, die ruim 300 zielen telt, bezoeken 71 kinderen de openbare school bij dag, terwijl er 's avonds nog 12 zijn die de dagschool niet bezoeken, dat een getal van 83 in het geheel is. De Wekker.) Opgaven betreffende de sterfte in eenige groote gemeenten, over de maand November 1870. 8 ra S 2.5. 2 5-rr ~§-|°Ss-g5S|B2. ncr' Q-n 2 2.' P rs O Dj.'» g ®4-eocototo&scotD(p&s-o O OO 00 (O C'< cn O O it» oaotsoo oei occ^-J «M^ItDip.W'-WOi^IÖOl ifl -D o co co o> it- oo t» ta to to ai to^CTCO^ih-cncooiLOit* o» co CO ©9 CO «S- Cl o w (O Ql (C-JUOIVCOtO^tKOtOlC I OIOM I «WtOHtOHtOHO» I II II I 11 I I I M I I II I 1 I I I I I II I I I I I I I to at u o I I i.Iiiii c to w- -J O» cn en tootooi^oiutwoc -I I I -1 I lfWMCOt»k^lCAt) -J Ot -| »-| tf h w I <-> I co oe ►-> I 1 O. 1 «a e» 1 I CO I b-> I I f> I to to I »l Ml I I I I I *1 S, I 2 -N =>-<*>Sr- r» p" c V 3 «-.2 J .->■->»« 10 co D»S?f a tro o n a.® o.,, B-§ 3. 3 5 2.2.:* 2..- 2. a o-ojj c a>8 H" i-ül O D 5- (Overgedrukt uit het Geneeskunde. 55 H C=3 55 Werkelijke bevolking op 1 Januari 1869. Geboren, (met levenloos aaDgegevenen. Overleden, (met levenloos aangegevenen.) Levenloos aangcgeveoen. Beneden 1 jaar. (zonder levenl. aangeg.) 1B jaren. B20 jaren. 2060 jaren. 60 j. en daarboven. Typhos en febris typhoïdea. Pokken. Roodvonk. Mazelen. Croup. Keelziekte (angioa diphtberina). Diarrboe en cholerine. Levenszwaktc en uitte ring, beneden 14 jaren. Tering, 14 6B jaren. Marasmus senilis, boven 6B jaren. Acute ziekten der adem- balingswerktuigen. Chronische ziekten der adcmhalingswcrktnigen. Ziekten van bet kraambed. Ongelukken. Onbekende oorzaken. Zonder geneeskundige behandeling. Nederlandsch Tijdschrift voor Jaargang 1869.) 1 U'1' 3 1803, *670,, >882, No serie 7151 serie ieder KORNELIS PLANK. H. TILLEMA. (Vervolg.) „Onmeugelek I" de jongkerel, die haar met haar kinderen zoo gedienstig in de schuit had gehol pen, die zoo aardig met haar zoontje, dat bij 't doorvaren der hooge sluizen zoo bevreesd was geweest, gespeeld, en zelfs te Dieverbrug nog versnaperingen voor 't kind gekocht had, zou dat een moordenaar kunnen zijn? 'w„'t Is te gek um van te praoten. Iejeudenhebt altied wat vrömds. Strakkies had ie hiel wat te zeggen van ons en nou wil ie zoo'n iendarege en stemmige jongkerel bekladden?" zei ze met toornige stem. „Als je niet getrouwd was, zou ik presumee- ren, dat je met die jongkerel in een schuitje had gevaren," zei de Israëliet, die door een kleine wraak bezield, niet ophield de babbelaarster te plagen en weldra de lachers op zijn zijde kreeg. Zeg, conducteur is er nog plaats op den bok vroeg Plank bij een herberg, waar de dilligence stilhield. Weldra was den vermoeiden voetganger een plaatsje ingeruimd. Was 't een bloot vermoe den of had hij den postillon reeds vroeger ont moet? Hij gevoelde geen lust dit nader te onder zoeken. Dof dreunde het onder 't poortgewelf, toen het logge gevaarte Gruno's grijze veste binnenreed. De postillon greep naar zijn hoorn en helder klonk door de Heerenstraat: „O, wat is 't leven schoon." „Ja, eens was het leven hier schoon voor mij" dacht Plank. En met weemoed herinnerde hij zich de dagen zijner vroegste kindschheid. „O, zalige paradijsjaren I neen gij kunt nim mer wederkeeren," zuchtte hij. „Neen de tijd, waarin de zon zoo hoopvol mijn levenspad be scheen, is voor altijd voorhij." 't Duurde niet lang of grootmoeder en klein zoon omhelsden elkander. De vreugde des wederziens, maakte weldra plaats voor smart. Men had hem wel doen weten, dat het gezicht der oude vrouw zwakker was geworden, maar dat ze totaal blind was, had men hem niet ge meld. En al had hij behoefte zijn hart voor haar uit te storten, toen hij echter ontdekte, dat men voor haar het hem te laste gelegde misdrijf ver borgen had gehouden, bezat hij genoeg zelfbe- heerschiug, het leed, dat hem zoo diep ter neer drukte, te verzwijgen. De zorg voor het toekomstig onderhoud zijner grootmoeder naai weldra zijn geheele ziel in, want met haar verzorger, was diens geheel ver mogen door de zee verzwolgen. Godsdienstige beweegredenen hadden hem weerhouden zijn vaartuig te doen assureeren. 't Werd den jongeling duidelijk, dat zijn groot moeder, sedert geruimen tijd, door den Heer M. onderhouden was geworden. „En wat heb ik ooit voor haar gedaan vroeg hij zich zeiven af. Zijn geweten beschuldigde hem, dat hij enkel voor zichzelven geleefd, en dat hij bij 't beramen zijner mislukte plannen enkel het „ik" gehuldigd had. „En nu grootmoeder." zei hij, toen hij zich des avonds naar het donkere dakkamertje ter rust begaf, „heb goeden moed. De Voorzienigheid, die ons weer te samen gebracht heeft, zal mij ze kerlijk kracht schenken u te verzorgen. Lang duurde het eer de slaap zijn zachte vler ken over den vermoeide uitstrekte. Dat ratelen van den nachtwacht en dat klokkenspel herin nerden hem tafereelen uit zijn kindschheid. En bij elk tafereel, dat zich voor zijn geest ontrolde, zag hij de beeltenis zijner moeder. Eindelijk viel hij in een slaap, die herhaaldelijk door droomen werd afgebroken. Vriendelijke engelen en daar onder zijn moeder verschenen hem en wenkten hem toe hen te naderen. „NeeD, mijnheer! mijn besluit staat vast, ik mag niet langer dulden, dat een ander zich aan zienlijke opofferingen getroost, terwijl ik onder dat alles een werkeloos toeschouwer blijf, 't Zou onnatuurlijk zijn, wanneer ik de gelegenheid ongebruikt voorbij liet gaan waardoor ik mijn grootmoeder een gerusten ouden dag kon be zorgen." De tegenbedenkingen door den heer M. geop perd, hadden niets gebaat. Plank trad als remplajant in dienst, en bezorgde met de daarvoor ontvangen som, zijn blinde groot moeder een plaats in een gasthuis. „'t Is een akelige droomer; een lompe boer;" zeiden de manschappen der kornpagnie, bij welke hij ingelijfd was. Neen die karige remplafant was niet gezieu

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1870 | | pagina 1