N°. 3033
Donderdag
A°. 1869.
30 December.
Feuilleton van liet „Leidsch
Dagblad".
LEIDSCH
DAGBLAD
PRIJS DEZER, COURANT.
Voor Leiden per 3 maanden3.00.
Franco per postT 3.85.
Afzonderlijke Nommers0.05.
Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering vau
Zon- en Feestdagen, uitgegeven.
PRIJS DER ADVBRTENTIEN.
Voor iederen regelJ 0.15.
Grootere letter naar de plaatsruimte die zij beslaan.
Lelden, 39 December.
Een groot aantal belangstellenden heeft gehoor
gegeven aan de oproeping tot het vormen eener
Vereeniging tot bevordering van geregeld school
bezoek; en talrijk was de bijeenkomst bezocht,
die gisterenavond te 8 uren in het Nutsgebouw
alhier, werd gehouden.
De heer Mr. F. B. Coninck Liefsting die zich
bereidwillig met de leiding der vergadering be
last had, ving aan met eene belangrijke rede,
waarin hij uitvoerig op de hooge waarde van
het onderwijs wees, aan zijn gehoor afschilderde
welke een treurige onverschilligheid diegenen
kenmerkt, die van onderwijs verstoken zijn ge
worden, om vervolgens in het breede stil te staan
bij het gewicht, dat eene vereeniging, als men thans
wilde vormen, voor onze gemeente heeft. Het
schoolverzuim hier ter stede, en vooral want
dit is de groote kanker in Leiden het wer
ken van de kinderen in werkplaatsen en fabrie
ken maakt het oprichten van een dergelijke ver
eeniging hier allezins wenschelijk. Doch is't mo
gelijk dit laatste tegen te gaan, zoo vroeg spr.,
kan de industrie de handen der kinderen missen,
kunnen de ouders het loon dat hunne kinderen
verdienen derven? Uitvoerig verdedigde spr. zijn
bevestigend antwoord op deze vraag.
Eene vereeniging tot bevordering van school
bezoek kan alzoo nuttig werkzaam zijn. Zij die
de oproeping gedaan hebben zijn daarvan over
tuigd. Zij hebben gemeend dat met vereende
krachten dit kwaad kau bestreden worden, niet
tegenstaande hun verschil van richting, en van
godsdienst: want hoe heftig de strijd ook dikwijls
tusschen hen moge zijn, hoe nu en dan de maat
schappij daarbij schijnt uiteen te spatten, het is
een opmerkelijk feit, dat in het maatschappelijke
leven deze verschillende partijen hand aan hand
gaan, dat in de praktijk het verschil van ziens
wijze zoo groot niet blijkt te zijn en deze
vereeniging die geen onderscheid wil maken tus
schen het bijzonder en het openbaar onderwijs
wil daarvan het bewijs leveren.
Na deze inleidende rede deed de waarnemende
voorzitter aan de vergadering mededeeling van
het concept-reglement door de voorloopige coin-
mssie ontworpen. Dit reglement, dat slechts uit
7 artikels bestaat, constateert in art 1 het bestaan
van eene Vereeniging tot bevordering van school
bezoek hier ter stede, verklaart vervolgens dat
zij geen onderscheid maakt tusschen openbaar en
bijzonder onderwijs, dat de middelen, die zij tot
bereiking van haar doel zal gebruiken op beide
soorten van scholen moeten toepasselijk zijn, dat
de leden zich verbinden, om het doel der veree
niging te bevorderen en een contributie van min
stens 50 cents jaarlijks te betalen, terwijl einde
lijk het bestuur uit 14 leden zal bestaan en dooi
de vergadering benoemd wordt.
Toen de beraadslagingen over art. 1 waren
geopend, legde Ds. Drost, een der mede-ondertee-
kenaars van de oproeping en als zoodanig ook
gezeten aan de groene tafel, de verklaringaf.dat
hij wel is waar de oproeping had geteekend,
doch dat hij nog niet overtuigd was van de wen-
schelijkheid der oprichting van zulk een veree
niging.
Enkele argumenten gaf hij daarvoor aan: de
moeilijkheid om van de ouders gedaan te krij
gen, dat zij hunne kinderen niet reeds vroeg
lieten werken, de zorg, waarmede reeds nu de
verschillende armbesturen voor dat doel werk
zaam zijn, om als laatste bedenking de vrees
te uiten, dat samenwerking op dit gebied tus
schen de verschillende richtingen niet mogelijk
zou zijn: de richting, waartoe hij spr. behoorde,
bijv. had ernstige bezwaren tegen de openbare
school, en zoo zij zich soms genoodzaakt ziet, om
kinderen de openbare school te laten bezoeken,
het is met een bloedend hart dat zij dit doet. In
die school nu zien vele anderen juist alle heil
is samenwerking, ijverige samenwerking nu mo
gelijk?
Dr. Hagen, ook een der medeonderteekenaars
van de oproeping, en daarna Prof. Rauwenhoff,
maakte er bezwaar tegen dat deze kwestie in deze
bijeenkomst werd besprokenmen was samen
gekomen om eene vereeniging op te richten: het
ging niet aan om nu nog uitvoerig te spreken
over de vraag of een dergelijke vereeniging moet
opgericht wordenwilde men zich bij de vereeni
ging niet aansluiten, hiertoe bleef een ieder vrij,
doch van hem, die dit bezwaar nu in de vergade
ring bracht, moest het, gelijk Dr. Hagen opmerkte,
bevreemding wekken een dergelijk gevoelen te ver
nemen, daar deze niet alleen tegenover hein, toen hij
toetrad tot de voorloopige commissie, dit bezwaar
niet had geopperd, maar omdat ook de oproeping,
waaronder de naam van Ds. Drost was geplaatst,
allen twijfel wegnam omtrent de bedoeling der on
derteekenaars, die volgens de duidelijke woorden
geen andere was, dan het vormen eener vereeni
ging, niet het bespreken van de vraag of er
een gevormd zou worden.
Daarop lichtte Ds. Sepp, naar aanleiding van
art. 1 van het reglement, de bedoeling der com
missie nader toe, en verklaarde dat zij van mee
ning was om zich vooralsnog niet bij het Utrecht-
sche Schoolverbond aan te sluiten.
Prof. Van Geer daarna het woord verkregen
hebbende schaarde zich aan de zijde van Ds. Drost
en meende ook, dat het een onmogelijkheid was
dat de verschillende richtingen op onderwijsge
bied hier te zamen konden werken.
Het reglement droeg daardoor dan ook reeds
de kiemen van ontbinding in zich. En vooral
had deze spr. met leedwezen vernomen dat men
van plan was om zich niet bij het schoolverbond
aan te sluiten, hetgeen in de eerste plaats de plicht
der dankbaarheid gebood, maar wat vooral voor
een vereeniging te Leiden noodzakelijk was.
Zoovele vereenigingen waren hier door gebrek
aan sympathie van de zijde der burgerij te niet
gedaan, dat een steun van buiten voor het blijvend
bestaan dezer vereeniging als zeer wenschelijk
moest beschouwd worden.
Prof. Goudsmit verdedigde nu met klem het
plan der commissie tegen de bezwaren die daar
tegen waren ingebracht. In eene rede vol gloed,
ontkende hij ten stelligste dat de verscheidene
richtingen niet konden samengaan, waar het de
bestrijding gold van een kwaad, dat zij allen
erkenden want, welke opinie zij ook over de
eischen van het onderwijs mochten hebben, hierin
kwamen zij overeen, dat zij erkenden beter welk
onderwijs dan ook, dan geen onderwijs. Een
ding was voor samenwerking evenwel noodig:
dat wij allen als eerlijke mannen met elkander
omgaan, en dat wij niet op slinksche wegen iu
deze vereeniging het voordeel van deze of gene
partij beoogen; dat wij elkander vertrouwen.
En dan zal de een een kind naar een bijzon
dere, en de ander een kind naar de openbare
school zenden hoewel hij spr. de plechtige ver
zekering gaf, dat hij steeds den raad zou geven
om het oordeel van een geestelijke hierover in
te winnen maar wij alleD strijden voor éen
doel: bestrijding van onkunde en onzedelijkheid
door onderwys'.
Wat de vraag van Prof. Van Geer, over de
niet toetreding tot het Schoolverbond betrof, zoo
verzekerde spr. dat 't niet het plan was om zich
altijd daar buiten te houden, maar dat voorals
nog de commissie het raadzaam oordeelde, om
af te wachten, wat er van het Schoolverbond
werd, en juist om den strijd, die daar reeds in
de eerste vergadering is uitgebroken.
Nog enkele sprekers voerden het woord, de
heer Corts, die tegen de vereeniging dit bezwaar
opperde, dat hier ter stede de voorstanders van
het bijzonder onderwijs wel gedwongen zijn, om
kinderen naar de openbare school te zenden,
Prof. De Goeje, die de juistheid hiervan toegaf,
doch meende dat dit alleen 't gevolg kon hebben
dat zij die dit bezwaar deelden, niet tot de ver
eeniging toetraden, Mr. Van Hamel enz., waarna
de voorzitter tot de vergadering de vraag richtte
of iemand der aanwezigen bezwaar maakte om
art. 1 aan te nemen.
Toen niemand zich opdeed, werd art. 1 zonder
hoofdelijke stemming aangenomen en zoo vervol
gens de 6 verdere artikels. Bij het art., waarin
de verplichtingen der leden worden vermeld,
maakte prof. Priris de opmerking, dat hij duide
lijker wilde doen uitkomen, dat de leden niet
alleen eene contributie te betalen hebben, maar
dat zij persoonlijk voor het doel der vereeniging
moeten werkzaam zijn. De voorzitter verklaarde
dat dit ook geheel in de bedoeling der commissie
lag, doch dat zij daarom de desbetreffende uitdruk
king wat algemeen genomen had, omdat zij ook niet
diegenen van toetreding wilde terughouden, dien
het aan den noodigen tijd ontbrak om geregeld
voor de vereeniging werkzaam te zijn.
Enkele leden, o. a. Ds. Drost verklaarden dan
ook, dat zij moeielijk thans reeds de verzekering
van hunne persoonlijke medewerking konden
geven
Bij deze gelegenheid ontwikkelde Dr. Hagen
het plan dat de commissie gemaakt had: orn na
melijk de stad in een 40 tal wijken te verdee-
len, en voor elk dier wijken eene afzonderlijke
commissie van 3 leden (zoo wij goed verstaan
hebben) werkzaam te doen zijn.
Nadat alzoo het reglement de goedkeuring der
vergadering had verworven, werd op verlangen
van eenige der aanwezigen, de presentielijst
voorgelezen, en werden alle aanwezigen hoofd
voor hoofd opgeroepen om zich over hun toetre
ding te verklaren. De meesten der aanwezigen
(o. a. de heeren Molenaar en B. Brouwer) ant
woordden toestemmend.
Wegens het late uur werd de benoeming vun
een bestuur tot eene volgende vergadering uit
gesteld.
Onze taak van verslaggever is ten einde. Een
enkel woord willen wij aan het bovenstaande
echter toevoegen.
Over den afloop der vergadering mogen wij
tevreden zijn. Het meerendeel der aanwezigen,
en daaronder personen van allerlei richting, heb
ben zich bij de vereeniging aangesloten. Toch
verlieten wij gisterenavond de vergadering met
een gevoel van teleurstelling.
Met bijzondere ingenomenheid hadden wij het
plan der oprichting begroet; wij stelden liet op
hoogen prijs, dat de oproeping gedaan was door
mannen van de meest verschillende richtingen
en godsdiensten. Het was, dunkt ons, een niet
te genoeg waardeeren bondgenootschap, dat hier
gesloten werd ter bestrijding van een onzer
maatschappelijke kwalen. Niet te genoeg waar
deeren, omdat die kwaal niet kan genezen wor
den, wanneer niet alle partijen op onderwijs
gebied daartoe medewerken, niet genoeg te waar
deeren ook vooral daarom, omdat bij den groo-
ten strijd der partijen hier eene verbroedering
plaats vindt, waarbij van beide zijden als 'L
ware gezegd wordt: wij willen onze beginselen
niet prijs geven, wij blijven strijd voeren, maar
daar, waar wij kunnen samengaan willen wij sa
mengaan. Hierin willen wij ons zelve verloochenen,
dat wij onze onderlinge twisten vergeten tegen
over den gemeenschappeiijken vijand, dien wij
beide duchten!
En niet aan ons liberalen, komt hierbij de
meeste eer toe, maar aan hen, die geen vrede
met de regeling van het tegenwoordige onder
wijs hebben
Maar daarom was het ons eene onaangename
teleurstelling, toen een der laatsten in de verga
dering, nadat hij (toch de oproeping had onder
teekend, de oprichting der vereeniging trachtte
tegen te werken. Had hij, toen hem werd aange
zocht om de oproeping mede te onderteekenen,
dit geweigerd, wij zouden zijn opinie geëerbie
digd hebben. Maar dat nu juist hij op de ver
gadering de vraag moest ter sprake brengen, of
de samenwerking der verschillende richtingen
wel mogelijk was, dit moest op allen een zeer
slechten indruk maken; de bedenkingen die daar
tegen bestaan lagen te zeer voor de hand, dan
dat die niet in de allereerste plaats bij hem een
onderwerp van beraad moeten hebben uitgemaakt.
KOR; NE LIS PLANK.
NOVELLE
DOOK
H. TILLKMA.
(Vervolg.)
,,'t Is je negotie. Ie hadden 't biest lange zoo
duur niet kunnen verkoopen; 't mocht wat,"
pochte Jan Karstens.
„Ie hint een olde duitendief," zei Barteld, wiens
overigens niet zeer heet bloed, thans aan 't gis
ten raakte.
„Pas op mannechien zeg neet te veule," ver
maande Jan Karstens.
„Oppassen, oppassen! veur wee?" schreeuwde
Barteld. „Ie meugt wel oppassen. Wanneer krieg
ik 't geld, dat ik van oe hebben moet? 'k Ver
trouw 't oe gien oogenblik too
„Krieg ie geld van mij?" vroeg Jan Karstens,
schijnbaar verwonderd.
I „Hol ie oe zoo, of is 't oe mienens? Heb ie de
veerze niet veur viefenvieftig gulden verkoft,
en kreeg ie gien dartig gulden van ons? Krieg
ik dan gien viefentwintig gulden van oe?"
„Ie weet toch wel, dat ik buten dat, nog 'n
half jaar hure van oe kriege" antwoordde, de
gierigaard.
„Met Meië is de huur eerst umme en we hebt
nooit, eer betaald as nao de heujing of .in de
houw" voerde Barteld aan.
„Ja, maar daor hebben we in 't gehiel gien
bepaoling van emaakt. Ie verwoont vierenveertig
gulden, dat is in 't halve jaor dree en twin-
tigstehalf; ie kriegt dus nog 'n rieksdaalder
too" zei Jan Karstens in zijn zak tastende.
„Heb ik ooit zoo'n duvel ezeene as ie bint
schreeuwde de van toorn bevende Barteld.
Hevige verwensehingen, met de afschuwelijk
ste vloekwoorden doormengd, braakte de anders
bedaarde en zachtmoedige man tegen zijn land
heer uit.
„As ie mien liek was zol ik oe" brulde hij,
met zijn gebalde vuist dreigende.
„Gien geweld mannechien" zei Jan Karstens
terwijl hij met zijn eikenhouten stok een afwe
rende beweging maakte.
„Slao ie 'n schooier of 'n goudeef,"schreeuwde
Barteld, die zich zeiven niet meer meester was.
In een oogenblik had hij zijn mes uitdescheede
gerukt en stortte Jan Karstens levenloos ter aarde
't Scherpe mes had het hart des vreks doorboord.
Als door furieën vervolgd, vluchtte de moor
denaar.
Eenige dagen later vond men het lijk van den
ongelukkigen arbeider in een sloot, waarin hij,
zoo men meende, bij het snijden van eenige twij
gen, gevallen en verdronken was.
De schok, welken zijn zwakke vrouw, door dit
bericht, ontving, was voor haar te zwaar. Ze
overleefde haar echtvriend slechts weinige dagen.
Het drietal kleinen, werd daarop door de diake
nen bij publieke aanbesteding, bij den minst
eischenden, in den kost besteed. Zooals begrij
pelijk is, kwamen ze bij mensehen, die hen
ter nauwernood voeden, veel minder opvoeden
konden.
Op den eenzamen weg, waarop het ontzielde
lichaam van Jan Karstens lag, naderden twee
landloopers, die te vergeefs dien dag hun geluk i
door zakkeurollen op den jaarmarkt beproefd
hadden.
„Als er tegen den winter geen buitenkansje
komt, doen we best ons domicilie in de Schans
te kiezen" zei de een.
„'k Zat even lief te A merkte de ander aan.
„Even lief; even lief;" herhaalde de eerste
„dat is te zeggen?" vervolgde hij na een poos.
Je schijnt er niet op te rekenen, dat men er op
gesteld is, znlke fatsoenlijke menschen als wij
zijn, zoolang mogelijk onderstand te verschaffen.
Voor 't eerste heldenfeit, dat men van mij ont
dekte, kreeg ik twee. jaar, en voor 't tweede,
dat niets meer beteekende, gaf men mij vijf ja
ren kost en inwoning in 't grootste gebouw van
Frieslands hoofdstad, 't Gaat met onze daden
als met de kampanjejaren, ze tellen dubbel,
man."
,,'t Is hier een vervloekt land," merkte de
ander aan. Wat heeft ons die heele voddige
kermis opgebracht? Den geheelen dag zijn we
in 't oog gehouden door dien langen alias, om
van dien stillen verklikker niet te spreken. Neen,
Heilig Groot Mooken. Bij een beetje fortuin, loopt
men daar nog wel eens een buitenkansje op.
Wanneer zullen de boeren toch ook eens men
schen worden f"
St..., daar ligt zoo'n dronken kalf," zei zijn
makker het lijk van Jan Karstens ontwarende.
Op hun toonen slopen ze nader.
„Ik geloof, dat hij dood is" zei de ander ver
schrikt terugdeinzende.
„De dooden klappen niet" zei de eérsle, zich
over het ontzielde lichaam heenbuigende.