I
ijzen
dein
ïgen
zendelingvereenigiug, die zich bezighield met
het bekeeren van Christenen. Dit laatste argu
ment wekte in hevige mate de verontwaardiging
op v an de conservatieve ledenhet voorstel van
den heer Parisius werd daarop aangenomen.
Fraiikrjjk.
Het Journal des Débats opende zijn nommer van
Zondag met eene soort van politieke geloofsbelij
denis. Bij de aanstaande opening eener zitting,
die van grooten invloed kan wezen op de toe
komst van Frankrijk, gevoelt het blad de be
hoefte, om juist en rondborstig zijne politiek te
omschrijven. Het wijst daarom op den steun, dien
het in verschillende omstandigheden achtereen
volgend heeft verleend aan alle gouvernementen,
aan de restauratie, aan de Juli-nionarchie, aan de
republiek, aan het keizerrijk zelve; ten slotte
verklaart het orgaan, dat, zoode keizer zich wil
tevreden stellen met de rol van constitutioneel
vorst, het steeds bereid zal zijn de pogingen van
het hoofd van den Staat te ondersteunen, om eene
regeering van recht, vrede en vrijheid te vestigen.
Dit manifest en het financieel rapport van den
heer Magne zijn de twee aangelegenheden, die al
len bezighouden. Het laatste document heeft over
het algemeen een zeer goeden indruk gemaakt,
die zich ook op de beurs deed gevoelen.
Wat het bovengenoemde manifest betreft, velen
zijn daaromtrent van meening, dat de heer Bertin,
de directeur van de Débats, het niet de wereld
zou ingezonden hebben, zoo hij niet zeker ge
weten had, dat een ministerie uit het cen
trum weldra zou gevormd worden. Wat even
wel de samenstelling van dit ministerie betreft,
oogenschijnlijk stuit men daarbij op bijna onover
komelijke bezwaren. Emile Oilivier inoet pogingen
hebben aangewend om eenige leden van de cen-
tregauche naast zich in het nieuwe kabinet op
te nemen, maar dat zonder succes; de centre-
gauche toch moet het Oilivier euvel duiden, dat
hij eene toenadering heeft tot stand gebracht tus-
schen het centrum en de rechterzijde. Latour-
Dumouliu heeft eveneens verklaard, nimmer met
Oilivier in het kabinet te zullen tredendeze
rekent echter op den graaf Daru, die, zooals men
weet, dezer dagen op de Tuilerieën is ontboden.
Er is ook sprake geweest van de HH. De Parieu
en Lagnéronnière.
In elk geval is de ministeriëele crisis in staat
van wijzen gebracht. De HH. Magne en Chasse-
loup-Laubet hebben reeds een termiju gesteld aan
het uitstel dat ze hadden verleeud, om een mi
nisterie te vormen zonder Forcade: er staan dus
slechts twee wegen openóf den heer Forcade
aan het hoofd te laten van een kabinet, samen
gesteld uit mannen, die geheel zijne denkwijzen
zijn toegedaan, óf een geheel nieuw ministerie
te vormen. Men verzekert, dat van den kant der
rechterzijde pogingen worden aangewend, om
den keizer tot het eerste over te halendit moge
nu waar zijn, door velen wordt in het artikel
vande Débals een bewijs gevonden voor een
spoedig optreden van een kabinet Buffet-Daru-
Ollivier.
Berichten uit Rome melden, dat de denkbeel
den en beginselen van Mgr. Dupanloup, in te
genspraak met hetgeen vele bladen verwachtten,
bij de meerderheid der prelaten weinig of geen
bijval vinden.
België.
De Prins de Ligne, President van den Senaat,
heeft verlof aangevraagd voor eenige maanden.
Men acht dit een bewijs, dat hij zich definitief
zal terugtrekken van het staatstooneel.
De Kamer van vertegenwoordigers heeft Don
derdag jl. de tweede discussie aangevangen over
die bepalingen der nieuwe militiewet, welke in
den loop der eerste discussie gewijzigd waren
geworden. De bepaling betrekkelijk de vrijstel
ling der voor den geestelijken stand opgeleid
wordende jongelingen is opnieuw aangenomen,
en wei met t60 tegen 33 stemmen, terwijl 7 le
den weigerden hunne stem uit te brengen.
Met het oog op de houding door de R. K.
geestelijkheid en door de rechterzijde der kamer,
aangenomen tegenover die bepaling, stelde een
liberaal lid, de heer Defré, voor op die bepaling
terug te komen, en nu zonder eenige toegeeflijk
heid of verschooning de vrijstelling van den gees
telijken stand geheel in te trekken. Ziende dat
de toegeellijkheid zoo slecht gewaardeerd werd,
ontraadde hij nu alle toegeeflijkheid.
Dit denkbeeld werd door den Minister van
Binnenlandsche Zaken bestreden. Hij zag in de
onredelijkheid der tegenpartij geene reden om
zelf onredelijk te worden, en hield staande dat
de bepaling niet een vergelijk, een uitvloeisel
van toegeeflijkheid was, uiaar de toepassing van
het ware beginsel in een land, welks constitutie
de volkomen scheiding tusschen staat en kerk
wraakt.
In de zitting is het ontwerp van wet ter nieuwe
regeling der verplichting tot den krijgsdienst in
zijn geheel in stemming gebracht en definitief
aangenomen met 55 tegen 38 stemmen, terwijl
5 leden weigerden hunne stem uit te brengen.
Het sedert lang in België bestaande stelsel van
loting met het recht oui plaatsvervangers te stel
len, is wel de grondslag der nieuwe regeling
gebleveu, maar niet dan na belangrijk te zijn
gewijzigd.
In België zal, naar men zegt, eene openbare
inschrijving worden geopend, ter oprichting van
een gedenkteeken voor Alexander Gendebien.
TELEGRAMMEN.
Rome, 14 December. De paus heeft aan de vaders
van het concilie de samenstelling der commissie
medegedeeld, die rechtstreeks door hem moest be
noemd worden en die, behoudens zijne goedkeu
ring, de quaestiën ter behandeling zal aannemen of
verwerpen, welke de vaders, volgens hun recht
van initiatief, aan de beoordeeling der vergadering
mochten willen onderwerpen. Tot president de
zer commissie is benoemd de kardinaal Patrizzi.
De voornaamste leden zijn de kardinalen Anto-
nelli, Bili, de Latijnsche patriarch te Jeruzalem,
de aartsbisschoppen van Mechelen en Westmin
ster, de bisschop van Paderborn en de Fransche
aartsbisschoppen van Rouaau en Tours.
Weenen, 14 December. De minister van finan
ciën heeft aan de kamer van afgevaardigden het
budget over 1870 voorgelegd. De meerdere uit
gaven bedragen 16 millioen florijnen, de meer
dere inkomsten 7 millioen. Desniettemin heeft
de minister verklaard, dat de uitgaven zonder
het aanvragen van crediet zullen kunnen gedekt
worden.
Parij9, 14 December. De heer Gazelle heeft,
in vereeniging met 22 andere leden van het
Wetgevend Lichaam, verlof gevraagd tot indie
ning eener interpellatie over de noodzakelijkheid
eener onmiddellijke parlementaire enquête om
trent de werking der handelstractaten.
De heer Branie en 50 andere leden hebben
verzocht de regeering te mogen interpelleeren
over de noodzakelijkheid om vóór 4 Febr. a. s.
het Fransch-Engelsch handelstractaat op te zeg
gen, doch inmiddels het tegenwoordig tarief van
inkomende rechten te handhaven, totdat er een
nieuw tarief zal zijn ingevoerd. Onderscheidene
sprekers hebben hierover het woord gevoerd.
De vergadering zal na de verificatie der ge
loofsbrieven omtrent deze interpellatiën beslissen.
De heer Garuier Pages vroeg of het Gouver
nement de buitenlandsche dagbladen vrij in
Frankrijk zal toelaten.
De heer Forcade antwoordde dat dit eene
groote quaestie is, waarop men maar met geen
„ja" of „neen" kan antwoorden. De buitenland
sche bladen dragen niet dezelfde lasten als de
Fransche en kunnen dus in Frankrijk niet de
zelfde vrijheden genieten.
De heer Gamier Pages zeide dat dit antwoord
bewijst, dat ondanks de liberale woorden van
het gouvernement, de regeering geen stap voor
waarts doet.
De France gelooft dat de ministerieele quaes
tie eerst zal behandeld worden na het onderzoek
der geloofsbrieven. Het tegenwoordige kabinet
zoo het besluit genomen hebben om een defini
tief votum af te wachten.
Florence, 14 December. Heden heeft het nieuw
benoemde kabinet den eed afgelegd in handen
des konings.
Berlijn, 14 December. In de zitting van het
huis van afgevaardigden is het wetsontwerp,
betreffende de consolidatie der Pruisische staats-
leeningen gewijzigd volgens de voorstellen
der commissie voor het onderzoek van het bud
get aangenomen met 242 tegen 128 stemmen.
STATEN-GIENERAAL.
TWEEDE KAMER.
Vervolg der Zitting van gisteren.
De heer Luyben verklaart dat discusssie met den
Min. over wijziging in de schoolwet tot niets zou
leiden. Maar de Min. heeft gezegd, dat hij aan de
bepalingen der wet eene milde toepassing wilde ge
ven. En nu meent spr., dat de Mm. daaraan niet
altijd trouw is gebleven. Hij wijst op onderscheidene
feitenzoo heett de Min. bij het uitgeschreven exa
men voor de leerling-telegi aflaten bepaald, dat zij
die de hoogere burgerschool hebben bijgewoond,
geacht worden voldaan te hebben aan het examen
voor leerling-telegrafist. Dat is eene bijzondere be
voorrechting van de hoogere burgerschool en bena
deeling van het bijzonder onderwijs.
Wat de toepassing der wet op 't midiielbaar onder
wijs betreft, worden er boeken gebruikt, kwetsend
uit het oogpuut van zedelijkheid en kwetsend voor
den katholieken godsdienst. Hiervan geeft spr. een
voorbeeld en wijst er op, dat to Breda eene bijzon
dere school \oor lager ouderwijz is opgericht, waar
over Burg. en Weih. hebben gezegd, //dat de onder
wijzers onkundig en onbeschaafd waren'' enz. 8pr.
acht die handelwijs van den schoolopziener onbeta
melijk. Welken invloed moet dat hebben op 't ontzag
der kinderen voor hunne onderwijzers Is dat niet
een aanslag tegen 't bijzonder onderwijs Is zulk
een aanslag van een schoolopziener op 't bijzonder
onderwijs niet hoogst onbillijk? Hij wenscht op al
deze punten nadere verklaringen van den Minister.
De heer Van Kuyk is een voorstander van 't mid
delbaar onderwijs; zijne bezwaren tegen die wet zijn
niet aan de wet toe te schrijven, maar aan de over
dreven toepassing der wet. Tot die verkeerde toepas
sing rekent hij1°. het meer en meer toekennen van
hooge subsidiën aan de gemeenten. 2°. het oprichten
van te veel nieuwe scholen3°. het geven van subsidie
aan meisjesscholen. Dit is schijnbaar eene eenvoudige
zaak, maar toch is zij van hoog belang Wie on er
zal tegen degelijk en deugdelijk onderwijs aan meisjes
zijn? Maar er is hier quaestie van scholen voor mid-
delbaar onderwijs, dus van meergegoeden. Daarbij
komt dat dit vraagstuk ook in verband gebracht
wordt met sociale beginselen en dat sommigen die
pogingen tot emancipatie der vrouw als een weldaad,
anderen als een ramp beschouwen
Over 't Lager Onderwijs zal hij niet vragen of
de Minister de wet zal wijzigen, maar wel: wilt gij
de grieven tegen de wet onderzoeken en daarna bij
u zeiven overleggen of al of niet wijziging noodig is
De heer Jonckbioet releveert een gezegde van den
heer Van Catwyck over de godgeleerde faculteiten.
Zoo lang de bestaande wet niet gewijzigd is, zegt
spr., moet de bestaande in wezen blijven, en in het
algemeen Reglement der Hervormde Kerk wordt de
benoeming van hoogleeraren in de Godgeleerdheid
ook geregeld.
Wat het lager onderwijs betreft, gelooft spr. dat
er weinig nieuws is aangevoerd. Sommigen zeggen
dat de voorstanders der wet van 1857 in strijd zijn
met de Grondwet. Dat wordt met zooveel aplomb
gezegd dat minkundigen het zouden gelooven. Maar
reeds vroeger heeft spr. de authentieke verklariug
van het Grondwet-artikel medegedeeld. Daaruit blijkt
duidelijk dat het openbaar onderwijs en niet het
bijzonder onderwijs het voorwerp der aanhoudende
zorg van de Regeering is niet alleen, maar aanspraak
heelt op de meest mogelijke ontwikkeling en bescher
ming. Daarna wordt eerst gewag gemaakt van de
vrijheid van het bijzonder onderwijs voor wie zich
met het openbaar onderwijs niet zou kunnen ver
eenigen.
.Nu zegt men, het bijz. onderwijs moest gaan vóór
het openb. onderwijs en dat zou spr. in zijne brochure
hebben beweerd. Ja, in abstracte ben ik dat geheel
eens, merkt hij open ik heb dat ook gezegd, maar
ik heb er zesmalen bijgevoegd, dat die abstracte
waarheid in concreto in 't geheel niet opgaat. Al
gaven wij zelfs iets toe, dan weet ik niet hoe ver
wij zullen komen, want hij is 't eens met een der
spiekers dat de agitatie niet dood is en niet zal ster
ven. Zelfs ben ik nu meer bevreesd iets toe te geven
dan vroeger.
De heer Rutgers vraagt aan den heer Van Cat
wyck, of zijne motie, die hij heeft aangekondigd, vol
dragen is? zoo ja, dan zou spr. 't woord kunnen
vragen; zoo neen, dan ziet hij er van af, tot tijd en
wijle de motie voldragen zal zijn.
De héér Yan Wassenaer van Catwyck antwoordt
dat zijne motie voldragen is Hij stelt nu zijne ge
wijzigde motie van orde van den dag bepaald voor:
//De Kamer van oordeel zijnde dat enkele bepalingen
der wetgeving de vrije ontwikkeling van 't bijzonder
onderwijs belemmeren, gaat over tat de behandeling
van art. 116 van Hoofdst. V."
De voorzitter merkt op, dat deze motie tevens
strekt tot sluiting der beraadslaging, en hij zal dan
voorstellen de ondersteuninng van vijf leden. Daar
dit niet in de bedoeling van den heer v. Wassenaer
ligt, trekt hij zijne motie in.
De heer v. Lynden heeft na den dialoog, dien hij
met dea minister heeft gehad over het adres van
antwoordnadat hij bij de algemeene beraadslagingen
heeft geconstateerd, dat er geen acht wordt geslagen
op de behoeften van een groot deel der natie, wei
nig hoop de regeering tot andere inzichten te brengen.
Toch wil spr. de volgende vragen doen: 1°. huldigt
de Grondwet bet liberale beginsel van vrijheid van
onderwijs in haren ganschen omvang? 2°. is er geen
meerdere vrijheid te verkrijgen? 3'. zijn er redenen
die zich tegen het verleenen van meerdere vrijheid
verzetten? en 4°. bestaat er uitzicht om meerdere
vrijheid te verkrijgen? Deze vragen werden door den
spr. nader tuegelicht.
De heer Knoop, door den vorigen spr. in het debat
gelokt, wijdt uit over de redenen, die de kiezers van
Alkmaar hebben bewogen om hem te kiezen, en niet
den heer v. Foreest. Zijn voorgauger stond meer een
tijdperk voor dat verlaten is, terwijl sprs. beginselen
meer ziju die van vooruitgang. Zoo staat hij ook
voor het behoud van 't openbaar onderwijs, dat
hij als een zegen voor ons land beschouwt, omdat
het kennis, verlichtiug en verdraagzaamheid bevor
dert, terwijl door de toeneming van de secte scholen,
ons land door kerkelijke twisten en verdeeldheid zou
worden verzwakt. Hij beschouwt de sectescholen als
nadeelig voor het land. Daarom is hem de taak van
afgevaardigde opgedragen en daarom heeft hij ook
gemeend, zich aan die moeilijke taak niet te moeten
onttrekken. Hij staat de vrijheid voor, eu zal steeds
voor het tegenwoordig openbaar onderwijs ijveren.
Daarom steunt hij den tegenv\oordigen minister van
binuenl. zakeu, omdat deze bij herhaling heelt ver
klaard geen inbreuk te zullen maken op die schoone
instelling van Nederland.
In den loop der zitting heeft de heer Viruly voor
gesteld om het ingekomen verslag nopens het inlandsch
onderwijs in Indie, dat in de boekerij zou worden
geplaatst, wegens de hooge belangrijkheid in handen
te stellen van eene commissie van vijf leden.
Met 36 tegen 28 stemmen is dit voorstel ver
worpen.
Zitting van heden.
Voortzetting van de beraadslagingen over de Staats-
begrooting, dienstjaar 1870, en wel over Hoofdstuk
V (Binneulandsche Zaken), bepaaldelijk over Afd. VII
(Onderwijs).
De heer W. Van Goltstein zal niet treden in het
wijd veld van beschouwingen over den geest der 19de
eeuw of over de bedoelingen van den Grondwetgever.
Hij wil alleen nopens drie punten eenige opmerkin
gen voordragen, als over: 1°. den tegenwoordigen
toestand der onderwijs-quaestie; 2°. de houding der
regeering, en 3J. dtn plicht der Kamer
Ad. lm. De onderwijs quaestie is reeds sedert jaren
behandeld, maar tot dusverre niet behoorlijk gefor
muleerd. In den laatsten tijd zijn de gevoelens meer
gepraeciseerd. Men heeft het^ verlangen vernomen
naar: a. de herziening van art. 194 der Gwt., waar
van het gevolg zou zijn het subsidieeren van de bij
zondere scholen. Spr. acht dit een geheel verkeerd
beginselhij noemt het absurd, dat ieder d e gemoeds
bezwaren heeft, aanspraak op eene bijzondere school
van staatswege zou hebben.
b. eene audere meening was, dat door het woordje
kan in art. 33 de onbillijkheid kan weggenomen wor
den. De voorstanders daarvan zeggener moet geen
kosteloos staatsonderwijs worden gegeven waardoor
het bijzonder onderwijs onderdrukt wordt. Spr. ge
looft niet, dut ook deze meening den toets van het
onderzoek kan doorstaan.
c. werd verlangd dat de hulponderwijzer aan 't
hoofd eener bijzoudere school moet kunnen staan.
Dit wordt vooral verlangd door R. Katholieke land-
genooten.
Doch hoe dacht de heer Groen over beide die
voorstellen? Dat oordeel is bekend. Overal is dus
verschil, zijn uiteenloopende opiniën. Z. i. moeten,
in den tegenwoordigen toestand der onderwijs-quaestie,
zij die op herziening aandringen en motiën van
orde voorstellen, zich vooral trachten te verstaan
over een voorstel.
Ad. 2m. De houding der Regeering. Spr. heeft die
al te terugstootende houding bij de optreding van
deze Regeering eenigzins betreurdmaar hij mag niet
ontkennen, dat de Min. toch blijken gegeven heeft
van welwillendheid door de afschaffing van het patent
voor bijzondere onderwijzers. De Min. heeft wijders
inlichtingen gegeven en onderzoek omtrent verschil
lende punten ingesteld. De Min. wenscht eigenlijk
eene gedurige enquête. Sommige sprekers hebben gister
geklaagd over belemmering van het bijzonder onder
wijs. Maar er worden tal van scholen voor Christelijk
nationaal onderwijs in het leven geroepen; spr. wijst
ook op het getal koninklijke besluiten tot oprichting
van confessionele scholen. Dit feit reeds levert geen
bewijs dat herziening van de wet noodzakelijk is.
En dat bewijs hadden de bestrijders moeten leveren.
Zij hadden bv. moeten aantoonen dat het rapport
van de commissie der Kamer nopens het kosteloos
onderwijs onjuist is, want daaruit blijkt, dat bv. in
twee provinciën, in Drenthe en Utrecht, waar veel
kosteloos onderwijs gegeven wordt, de verhouding
tusschen openbare en bijzondere scholen van dien
aard is, dat er meer bijzondere dan openbare scholen
zijn. Men moest dus bewijzen dat, waar geen schoolgeld
geheven wordt, het bijzonder onderwijs wordt bena
deeld Integendeel zegt spr., er is groote welwillend
heid en sympathie voor het bijzonder onderwijs.
Ad. 3a\ En zoo komt spr. wat de Kamer betreft,
tot de conclusie: dat de voorstanders der wijziging
van de schoolwet een geformuleerd wetsontwerp moes
ten ter tafel brengen. Hij is in dat opzicht geheel
van de meening van den heer Jonckbioet, in 1866
geuit, en gelooft dat in dezen toestand eene motie
van orde eigenlijk geen doel kan treffen.
Deminister van binnenl. zaken zegt dat 't hem
genoegen doet dat men hem niet in staat geacht
heelt wijzigingen in de onderwijswet voor te stellen
en alzoo eene andere houding aan te nemen, dan
met zijne overtuiging overeenkomt De min. moet
echter protest aanteekenen tegen onbestemde uitdruk
kingen van onderdrukkiug van 't bijzonder onderwijs
door de wet van 1S57. Is dat juist? En daarop wijst
de minister er op dat alleen daar, waar 't onderwijs
slecht was, de bijzondere scholen hebben moeten
plaats maken voor openbare scholenterwijl zelfs de
bepaalde secte-scholen zeer goed in stand worden
gehouden en de overige bijzondere scholen in aantal
toenemen.
De min. gaat nu over tot de bijzondere punten,
als: 1°. het hooger onderwijs. Niets zal den min.
aangenamer zijn dan al die quaestiën te bespreken,
als de wet in behandeling zal zijnniets aangenamer
dan dat de Kamer voorloopig een onderzoek nopens
het wetsontwerp iustelle.
2°. Het middelbaar onderwijs. De heer v. Catwyck
zeide dat dit strekte tot vernietiging der kost- en
bijzondere scholen. Geheel onjuist. In de plaatsen,
waar de hoogere burgersch len bestaan, zijn tal van
bijzondere scholen die de mededinging met glans
doorstaan, en het beroep van den heer v. Catwyck
op de kostschool te Katwijk bewijst van het volhou
den der concurrentie. Den heer v. Kuyk antwoordt
de min. dat hij geene andere toepassing der wet op
't middelbaar onderwijs wil, dan in de oorspronkelijke
bedoeling der wet lag.
Het verwijt van bevoorrechting der hoogere bur
gerscholen door de examens voor de telegraphie is
onjuist, want iedereen kan het eind-examen voor de
hoogere burgerschool doen.
3°. Het lager onderwijs. De min. herhaalt wat hij
verleden jaar heeft gezegt, dat, als een voorstel ge
daan werd, hij dit met de meeste onpartijdigheid zal on
derzoeken en dat hij zelfs hoopte, dat men een voor
stel zou doen.
De min. komt vervolgens tot de schoolzaak te
Breda, waarop de heer Luyben gewezen heeft. Het
doet hem leed, dat er hier over gesproken is. Het
is onjuist als de heer Luyben denkt, dat het onder
zoek deswege gedaan is naar aanleiding van het voorl
verslag der Kamer. Den 22 Sept. heeft een pastoor
te Breda iDgezondeu een brief aan het ministerie
van binnenl. zaken met klachten over de uitdrukking
des burgemeesters, destijds schoolopziener over eene
andere school. Den 23sten heeft de Min. dien brief
ontvangen en dien onmiddelijk aan de Ged. Staten
van Noordbrabant opgezonden.
Den 13den Dec. is het antwoord ontvangen, dat
niet bevredigend is voor den heer Luyben. De min.
had liever niet over de zaak uitgeweid, manr nu men
het heeft gewild, zal hij alles laten drukken. Gedep
Staten adviseeren tot eene afwijzende beschikking
op het adres en dat zij geen termen vinden, om eeu
gunstig gevolg daaraan te gevenvoorts geven zij te
kennen, dat zij geen bezwaar zien, om zoo noodig
zoowel aan het advies als aan de bijlagen openbaarheid
te geven
(Per telegraaf.) Na nog vele sprekers heeft de heer
Van Wassenaer eene motie voorgesteld, waarbij de
Kamer zou verklaren, dat de wet op het lager onder
wijs de vrije ontwikkeling voor het bijzonder onderwijs
belemmert. Dit is na langdurige discussie verworpen
met 50 tegen 27 stemmen. Morgen voortzetting.
LAATSTE JBJEKIOHTJErV-
's-Gravenhage, 15 Dec. Z. M. heeft den heer
A. Brouwers van der Boijen eervol ontslag ver
leend uit zijne betrekking van hoofd commies
bij het departement van financiën behoudens
aanspraak op pensioen.
Z. M. heeft benoemd tot commies der pos
terijen van de 2de kl., de heeren M. G. Engel
hart en F. F. W. Van Veeren, thans commiezen
der 3de kl.benoemd tot ontv. der reg. en dom.
te Oldeberkoop, den heer H. Van Goudoever,
thans te Texelte Lochem den heer L. Beije-
rinck, thans ontvang, te Ommen; te Ommen,
den heer E. Groeneveld de Cock, thans te Kort
gene; te Texel, den heer Jhr. J. A. Wichers,
thans surnumerair en commies der reg. en dom.
te Arnhem; te Kortgene den heer J. Van der
Laan, thans surnumerair der reg. en dom.
Eerlang zal voor den Raad van State, af
deeling voor de geschillen ran bestuur, worden
behandeld het beroep van eene beschikking van
Gedep. Staten van Overijsel van 7 Oct. 1869,
waarbij Is bevestigd een besluit van het gemeente
bestuur van Wijhe, houdende verbod ter oprich
ting eener bijzondere begraafplaats in de gemeente
Wijhe.
Amsterdam, 15 Dec. Tarwe O. B. Pools 338
op tijd, N. B. P. 305 op tijd Rogge Petersburg
182, Galatz 186 v b., Taganrog 180 alles c. z/k.
Maart 184, Mei 184. Stemming: Tarwe onveran
derd; Rogge iets vaster; Raapolie vliegend 40.
Najaar 38%, Voorjaar 40; Lijnolie vliegend 30
Najaar 32%, Voorjaar 31 Koolzaad April 77,
October 69%.