I ijzen dein ïgen zendelingvereenigiug, die zich bezighield met het bekeeren van Christenen. Dit laatste argu ment wekte in hevige mate de verontwaardiging op v an de conservatieve ledenhet voorstel van den heer Parisius werd daarop aangenomen. Fraiikrjjk. Het Journal des Débats opende zijn nommer van Zondag met eene soort van politieke geloofsbelij denis. Bij de aanstaande opening eener zitting, die van grooten invloed kan wezen op de toe komst van Frankrijk, gevoelt het blad de be hoefte, om juist en rondborstig zijne politiek te omschrijven. Het wijst daarom op den steun, dien het in verschillende omstandigheden achtereen volgend heeft verleend aan alle gouvernementen, aan de restauratie, aan de Juli-nionarchie, aan de republiek, aan het keizerrijk zelve; ten slotte verklaart het orgaan, dat, zoode keizer zich wil tevreden stellen met de rol van constitutioneel vorst, het steeds bereid zal zijn de pogingen van het hoofd van den Staat te ondersteunen, om eene regeering van recht, vrede en vrijheid te vestigen. Dit manifest en het financieel rapport van den heer Magne zijn de twee aangelegenheden, die al len bezighouden. Het laatste document heeft over het algemeen een zeer goeden indruk gemaakt, die zich ook op de beurs deed gevoelen. Wat het bovengenoemde manifest betreft, velen zijn daaromtrent van meening, dat de heer Bertin, de directeur van de Débats, het niet de wereld zou ingezonden hebben, zoo hij niet zeker ge weten had, dat een ministerie uit het cen trum weldra zou gevormd worden. Wat even wel de samenstelling van dit ministerie betreft, oogenschijnlijk stuit men daarbij op bijna onover komelijke bezwaren. Emile Oilivier inoet pogingen hebben aangewend om eenige leden van de cen- tregauche naast zich in het nieuwe kabinet op te nemen, maar dat zonder succes; de centre- gauche toch moet het Oilivier euvel duiden, dat hij eene toenadering heeft tot stand gebracht tus- schen het centrum en de rechterzijde. Latour- Dumouliu heeft eveneens verklaard, nimmer met Oilivier in het kabinet te zullen tredendeze rekent echter op den graaf Daru, die, zooals men weet, dezer dagen op de Tuilerieën is ontboden. Er is ook sprake geweest van de HH. De Parieu en Lagnéronnière. In elk geval is de ministeriëele crisis in staat van wijzen gebracht. De HH. Magne en Chasse- loup-Laubet hebben reeds een termiju gesteld aan het uitstel dat ze hadden verleeud, om een mi nisterie te vormen zonder Forcade: er staan dus slechts twee wegen openóf den heer Forcade aan het hoofd te laten van een kabinet, samen gesteld uit mannen, die geheel zijne denkwijzen zijn toegedaan, óf een geheel nieuw ministerie te vormen. Men verzekert, dat van den kant der rechterzijde pogingen worden aangewend, om den keizer tot het eerste over te halendit moge nu waar zijn, door velen wordt in het artikel vande Débals een bewijs gevonden voor een spoedig optreden van een kabinet Buffet-Daru- Ollivier. Berichten uit Rome melden, dat de denkbeel den en beginselen van Mgr. Dupanloup, in te genspraak met hetgeen vele bladen verwachtten, bij de meerderheid der prelaten weinig of geen bijval vinden. België. De Prins de Ligne, President van den Senaat, heeft verlof aangevraagd voor eenige maanden. Men acht dit een bewijs, dat hij zich definitief zal terugtrekken van het staatstooneel. De Kamer van vertegenwoordigers heeft Don derdag jl. de tweede discussie aangevangen over die bepalingen der nieuwe militiewet, welke in den loop der eerste discussie gewijzigd waren geworden. De bepaling betrekkelijk de vrijstel ling der voor den geestelijken stand opgeleid wordende jongelingen is opnieuw aangenomen, en wei met t60 tegen 33 stemmen, terwijl 7 le den weigerden hunne stem uit te brengen. Met het oog op de houding door de R. K. geestelijkheid en door de rechterzijde der kamer, aangenomen tegenover die bepaling, stelde een liberaal lid, de heer Defré, voor op die bepaling terug te komen, en nu zonder eenige toegeeflijk heid of verschooning de vrijstelling van den gees telijken stand geheel in te trekken. Ziende dat de toegeellijkheid zoo slecht gewaardeerd werd, ontraadde hij nu alle toegeeflijkheid. Dit denkbeeld werd door den Minister van Binnenlandsche Zaken bestreden. Hij zag in de onredelijkheid der tegenpartij geene reden om zelf onredelijk te worden, en hield staande dat de bepaling niet een vergelijk, een uitvloeisel van toegeeflijkheid was, uiaar de toepassing van het ware beginsel in een land, welks constitutie de volkomen scheiding tusschen staat en kerk wraakt. In de zitting is het ontwerp van wet ter nieuwe regeling der verplichting tot den krijgsdienst in zijn geheel in stemming gebracht en definitief aangenomen met 55 tegen 38 stemmen, terwijl 5 leden weigerden hunne stem uit te brengen. Het sedert lang in België bestaande stelsel van loting met het recht oui plaatsvervangers te stel len, is wel de grondslag der nieuwe regeling gebleveu, maar niet dan na belangrijk te zijn gewijzigd. In België zal, naar men zegt, eene openbare inschrijving worden geopend, ter oprichting van een gedenkteeken voor Alexander Gendebien. TELEGRAMMEN. Rome, 14 December. De paus heeft aan de vaders van het concilie de samenstelling der commissie medegedeeld, die rechtstreeks door hem moest be noemd worden en die, behoudens zijne goedkeu ring, de quaestiën ter behandeling zal aannemen of verwerpen, welke de vaders, volgens hun recht van initiatief, aan de beoordeeling der vergadering mochten willen onderwerpen. Tot president de zer commissie is benoemd de kardinaal Patrizzi. De voornaamste leden zijn de kardinalen Anto- nelli, Bili, de Latijnsche patriarch te Jeruzalem, de aartsbisschoppen van Mechelen en Westmin ster, de bisschop van Paderborn en de Fransche aartsbisschoppen van Rouaau en Tours. Weenen, 14 December. De minister van finan ciën heeft aan de kamer van afgevaardigden het budget over 1870 voorgelegd. De meerdere uit gaven bedragen 16 millioen florijnen, de meer dere inkomsten 7 millioen. Desniettemin heeft de minister verklaard, dat de uitgaven zonder het aanvragen van crediet zullen kunnen gedekt worden. Parij9, 14 December. De heer Gazelle heeft, in vereeniging met 22 andere leden van het Wetgevend Lichaam, verlof gevraagd tot indie ning eener interpellatie over de noodzakelijkheid eener onmiddellijke parlementaire enquête om trent de werking der handelstractaten. De heer Branie en 50 andere leden hebben verzocht de regeering te mogen interpelleeren over de noodzakelijkheid om vóór 4 Febr. a. s. het Fransch-Engelsch handelstractaat op te zeg gen, doch inmiddels het tegenwoordig tarief van inkomende rechten te handhaven, totdat er een nieuw tarief zal zijn ingevoerd. Onderscheidene sprekers hebben hierover het woord gevoerd. De vergadering zal na de verificatie der ge loofsbrieven omtrent deze interpellatiën beslissen. De heer Garuier Pages vroeg of het Gouver nement de buitenlandsche dagbladen vrij in Frankrijk zal toelaten. De heer Forcade antwoordde dat dit eene groote quaestie is, waarop men maar met geen „ja" of „neen" kan antwoorden. De buitenland sche bladen dragen niet dezelfde lasten als de Fransche en kunnen dus in Frankrijk niet de zelfde vrijheden genieten. De heer Gamier Pages zeide dat dit antwoord bewijst, dat ondanks de liberale woorden van het gouvernement, de regeering geen stap voor waarts doet. De France gelooft dat de ministerieele quaes tie eerst zal behandeld worden na het onderzoek der geloofsbrieven. Het tegenwoordige kabinet zoo het besluit genomen hebben om een defini tief votum af te wachten. Florence, 14 December. Heden heeft het nieuw benoemde kabinet den eed afgelegd in handen des konings. Berlijn, 14 December. In de zitting van het huis van afgevaardigden is het wetsontwerp, betreffende de consolidatie der Pruisische staats- leeningen gewijzigd volgens de voorstellen der commissie voor het onderzoek van het bud get aangenomen met 242 tegen 128 stemmen. STATEN-GIENERAAL. TWEEDE KAMER. Vervolg der Zitting van gisteren. De heer Luyben verklaart dat discusssie met den Min. over wijziging in de schoolwet tot niets zou leiden. Maar de Min. heeft gezegd, dat hij aan de bepalingen der wet eene milde toepassing wilde ge ven. En nu meent spr., dat de Mm. daaraan niet altijd trouw is gebleven. Hij wijst op onderscheidene feitenzoo heett de Min. bij het uitgeschreven exa men voor de leerling-telegi aflaten bepaald, dat zij die de hoogere burgerschool hebben bijgewoond, geacht worden voldaan te hebben aan het examen voor leerling-telegrafist. Dat is eene bijzondere be voorrechting van de hoogere burgerschool en bena deeling van het bijzonder onderwijs. Wat de toepassing der wet op 't midiielbaar onder wijs betreft, worden er boeken gebruikt, kwetsend uit het oogpuut van zedelijkheid en kwetsend voor den katholieken godsdienst. Hiervan geeft spr. een voorbeeld en wijst er op, dat to Breda eene bijzon dere school \oor lager ouderwijz is opgericht, waar over Burg. en Weih. hebben gezegd, //dat de onder wijzers onkundig en onbeschaafd waren'' enz. 8pr. acht die handelwijs van den schoolopziener onbeta melijk. Welken invloed moet dat hebben op 't ontzag der kinderen voor hunne onderwijzers Is dat niet een aanslag tegen 't bijzonder onderwijs Is zulk een aanslag van een schoolopziener op 't bijzonder onderwijs niet hoogst onbillijk? Hij wenscht op al deze punten nadere verklaringen van den Minister. De heer Van Kuyk is een voorstander van 't mid delbaar onderwijs; zijne bezwaren tegen die wet zijn niet aan de wet toe te schrijven, maar aan de over dreven toepassing der wet. Tot die verkeerde toepas sing rekent hij1°. het meer en meer toekennen van hooge subsidiën aan de gemeenten. 2°. het oprichten van te veel nieuwe scholen3°. het geven van subsidie aan meisjesscholen. Dit is schijnbaar eene eenvoudige zaak, maar toch is zij van hoog belang Wie on er zal tegen degelijk en deugdelijk onderwijs aan meisjes zijn? Maar er is hier quaestie van scholen voor mid- delbaar onderwijs, dus van meergegoeden. Daarbij komt dat dit vraagstuk ook in verband gebracht wordt met sociale beginselen en dat sommigen die pogingen tot emancipatie der vrouw als een weldaad, anderen als een ramp beschouwen Over 't Lager Onderwijs zal hij niet vragen of de Minister de wet zal wijzigen, maar wel: wilt gij de grieven tegen de wet onderzoeken en daarna bij u zeiven overleggen of al of niet wijziging noodig is De heer Jonckbioet releveert een gezegde van den heer Van Catwyck over de godgeleerde faculteiten. Zoo lang de bestaande wet niet gewijzigd is, zegt spr., moet de bestaande in wezen blijven, en in het algemeen Reglement der Hervormde Kerk wordt de benoeming van hoogleeraren in de Godgeleerdheid ook geregeld. Wat het lager onderwijs betreft, gelooft spr. dat er weinig nieuws is aangevoerd. Sommigen zeggen dat de voorstanders der wet van 1857 in strijd zijn met de Grondwet. Dat wordt met zooveel aplomb gezegd dat minkundigen het zouden gelooven. Maar reeds vroeger heeft spr. de authentieke verklariug van het Grondwet-artikel medegedeeld. Daaruit blijkt duidelijk dat het openbaar onderwijs en niet het bijzonder onderwijs het voorwerp der aanhoudende zorg van de Regeering is niet alleen, maar aanspraak heelt op de meest mogelijke ontwikkeling en bescher ming. Daarna wordt eerst gewag gemaakt van de vrijheid van het bijzonder onderwijs voor wie zich met het openbaar onderwijs niet zou kunnen ver eenigen. .Nu zegt men, het bijz. onderwijs moest gaan vóór het openb. onderwijs en dat zou spr. in zijne brochure hebben beweerd. Ja, in abstracte ben ik dat geheel eens, merkt hij open ik heb dat ook gezegd, maar ik heb er zesmalen bijgevoegd, dat die abstracte waarheid in concreto in 't geheel niet opgaat. Al gaven wij zelfs iets toe, dan weet ik niet hoe ver wij zullen komen, want hij is 't eens met een der spiekers dat de agitatie niet dood is en niet zal ster ven. Zelfs ben ik nu meer bevreesd iets toe te geven dan vroeger. De heer Rutgers vraagt aan den heer Van Cat wyck, of zijne motie, die hij heeft aangekondigd, vol dragen is? zoo ja, dan zou spr. 't woord kunnen vragen; zoo neen, dan ziet hij er van af, tot tijd en wijle de motie voldragen zal zijn. De héér Yan Wassenaer van Catwyck antwoordt dat zijne motie voldragen is Hij stelt nu zijne ge wijzigde motie van orde van den dag bepaald voor: //De Kamer van oordeel zijnde dat enkele bepalingen der wetgeving de vrije ontwikkeling van 't bijzonder onderwijs belemmeren, gaat over tat de behandeling van art. 116 van Hoofdst. V." De voorzitter merkt op, dat deze motie tevens strekt tot sluiting der beraadslaging, en hij zal dan voorstellen de ondersteuninng van vijf leden. Daar dit niet in de bedoeling van den heer v. Wassenaer ligt, trekt hij zijne motie in. De heer v. Lynden heeft na den dialoog, dien hij met dea minister heeft gehad over het adres van antwoordnadat hij bij de algemeene beraadslagingen heeft geconstateerd, dat er geen acht wordt geslagen op de behoeften van een groot deel der natie, wei nig hoop de regeering tot andere inzichten te brengen. Toch wil spr. de volgende vragen doen: 1°. huldigt de Grondwet bet liberale beginsel van vrijheid van onderwijs in haren ganschen omvang? 2°. is er geen meerdere vrijheid te verkrijgen? 3'. zijn er redenen die zich tegen het verleenen van meerdere vrijheid verzetten? en 4°. bestaat er uitzicht om meerdere vrijheid te verkrijgen? Deze vragen werden door den spr. nader tuegelicht. De heer Knoop, door den vorigen spr. in het debat gelokt, wijdt uit over de redenen, die de kiezers van Alkmaar hebben bewogen om hem te kiezen, en niet den heer v. Foreest. Zijn voorgauger stond meer een tijdperk voor dat verlaten is, terwijl sprs. beginselen meer ziju die van vooruitgang. Zoo staat hij ook voor het behoud van 't openbaar onderwijs, dat hij als een zegen voor ons land beschouwt, omdat het kennis, verlichtiug en verdraagzaamheid bevor dert, terwijl door de toeneming van de secte scholen, ons land door kerkelijke twisten en verdeeldheid zou worden verzwakt. Hij beschouwt de sectescholen als nadeelig voor het land. Daarom is hem de taak van afgevaardigde opgedragen en daarom heeft hij ook gemeend, zich aan die moeilijke taak niet te moeten onttrekken. Hij staat de vrijheid voor, eu zal steeds voor het tegenwoordig openbaar onderwijs ijveren. Daarom steunt hij den tegenv\oordigen minister van binuenl. zakeu, omdat deze bij herhaling heelt ver klaard geen inbreuk te zullen maken op die schoone instelling van Nederland. In den loop der zitting heeft de heer Viruly voor gesteld om het ingekomen verslag nopens het inlandsch onderwijs in Indie, dat in de boekerij zou worden geplaatst, wegens de hooge belangrijkheid in handen te stellen van eene commissie van vijf leden. Met 36 tegen 28 stemmen is dit voorstel ver worpen. Zitting van heden. Voortzetting van de beraadslagingen over de Staats- begrooting, dienstjaar 1870, en wel over Hoofdstuk V (Binneulandsche Zaken), bepaaldelijk over Afd. VII (Onderwijs). De heer W. Van Goltstein zal niet treden in het wijd veld van beschouwingen over den geest der 19de eeuw of over de bedoelingen van den Grondwetgever. Hij wil alleen nopens drie punten eenige opmerkin gen voordragen, als over: 1°. den tegenwoordigen toestand der onderwijs-quaestie; 2°. de houding der regeering, en 3J. dtn plicht der Kamer Ad. lm. De onderwijs quaestie is reeds sedert jaren behandeld, maar tot dusverre niet behoorlijk gefor muleerd. In den laatsten tijd zijn de gevoelens meer gepraeciseerd. Men heeft het^ verlangen vernomen naar: a. de herziening van art. 194 der Gwt., waar van het gevolg zou zijn het subsidieeren van de bij zondere scholen. Spr. acht dit een geheel verkeerd beginselhij noemt het absurd, dat ieder d e gemoeds bezwaren heeft, aanspraak op eene bijzondere school van staatswege zou hebben. b. eene audere meening was, dat door het woordje kan in art. 33 de onbillijkheid kan weggenomen wor den. De voorstanders daarvan zeggener moet geen kosteloos staatsonderwijs worden gegeven waardoor het bijzonder onderwijs onderdrukt wordt. Spr. ge looft niet, dut ook deze meening den toets van het onderzoek kan doorstaan. c. werd verlangd dat de hulponderwijzer aan 't hoofd eener bijzoudere school moet kunnen staan. Dit wordt vooral verlangd door R. Katholieke land- genooten. Doch hoe dacht de heer Groen over beide die voorstellen? Dat oordeel is bekend. Overal is dus verschil, zijn uiteenloopende opiniën. Z. i. moeten, in den tegenwoordigen toestand der onderwijs-quaestie, zij die op herziening aandringen en motiën van orde voorstellen, zich vooral trachten te verstaan over een voorstel. Ad. 2m. De houding der Regeering. Spr. heeft die al te terugstootende houding bij de optreding van deze Regeering eenigzins betreurdmaar hij mag niet ontkennen, dat de Min. toch blijken gegeven heeft van welwillendheid door de afschaffing van het patent voor bijzondere onderwijzers. De Min. heeft wijders inlichtingen gegeven en onderzoek omtrent verschil lende punten ingesteld. De Min. wenscht eigenlijk eene gedurige enquête. Sommige sprekers hebben gister geklaagd over belemmering van het bijzonder onder wijs. Maar er worden tal van scholen voor Christelijk nationaal onderwijs in het leven geroepen; spr. wijst ook op het getal koninklijke besluiten tot oprichting van confessionele scholen. Dit feit reeds levert geen bewijs dat herziening van de wet noodzakelijk is. En dat bewijs hadden de bestrijders moeten leveren. Zij hadden bv. moeten aantoonen dat het rapport van de commissie der Kamer nopens het kosteloos onderwijs onjuist is, want daaruit blijkt, dat bv. in twee provinciën, in Drenthe en Utrecht, waar veel kosteloos onderwijs gegeven wordt, de verhouding tusschen openbare en bijzondere scholen van dien aard is, dat er meer bijzondere dan openbare scholen zijn. Men moest dus bewijzen dat, waar geen schoolgeld geheven wordt, het bijzonder onderwijs wordt bena deeld Integendeel zegt spr., er is groote welwillend heid en sympathie voor het bijzonder onderwijs. Ad. 3a\ En zoo komt spr. wat de Kamer betreft, tot de conclusie: dat de voorstanders der wijziging van de schoolwet een geformuleerd wetsontwerp moes ten ter tafel brengen. Hij is in dat opzicht geheel van de meening van den heer Jonckbioet, in 1866 geuit, en gelooft dat in dezen toestand eene motie van orde eigenlijk geen doel kan treffen. Deminister van binnenl. zaken zegt dat 't hem genoegen doet dat men hem niet in staat geacht heelt wijzigingen in de onderwijswet voor te stellen en alzoo eene andere houding aan te nemen, dan met zijne overtuiging overeenkomt De min. moet echter protest aanteekenen tegen onbestemde uitdruk kingen van onderdrukkiug van 't bijzonder onderwijs door de wet van 1S57. Is dat juist? En daarop wijst de minister er op dat alleen daar, waar 't onderwijs slecht was, de bijzondere scholen hebben moeten plaats maken voor openbare scholenterwijl zelfs de bepaalde secte-scholen zeer goed in stand worden gehouden en de overige bijzondere scholen in aantal toenemen. De min. gaat nu over tot de bijzondere punten, als: 1°. het hooger onderwijs. Niets zal den min. aangenamer zijn dan al die quaestiën te bespreken, als de wet in behandeling zal zijnniets aangenamer dan dat de Kamer voorloopig een onderzoek nopens het wetsontwerp iustelle. 2°. Het middelbaar onderwijs. De heer v. Catwyck zeide dat dit strekte tot vernietiging der kost- en bijzondere scholen. Geheel onjuist. In de plaatsen, waar de hoogere burgersch len bestaan, zijn tal van bijzondere scholen die de mededinging met glans doorstaan, en het beroep van den heer v. Catwyck op de kostschool te Katwijk bewijst van het volhou den der concurrentie. Den heer v. Kuyk antwoordt de min. dat hij geene andere toepassing der wet op 't middelbaar onderwijs wil, dan in de oorspronkelijke bedoeling der wet lag. Het verwijt van bevoorrechting der hoogere bur gerscholen door de examens voor de telegraphie is onjuist, want iedereen kan het eind-examen voor de hoogere burgerschool doen. 3°. Het lager onderwijs. De min. herhaalt wat hij verleden jaar heeft gezegt, dat, als een voorstel ge daan werd, hij dit met de meeste onpartijdigheid zal on derzoeken en dat hij zelfs hoopte, dat men een voor stel zou doen. De min. komt vervolgens tot de schoolzaak te Breda, waarop de heer Luyben gewezen heeft. Het doet hem leed, dat er hier over gesproken is. Het is onjuist als de heer Luyben denkt, dat het onder zoek deswege gedaan is naar aanleiding van het voorl verslag der Kamer. Den 22 Sept. heeft een pastoor te Breda iDgezondeu een brief aan het ministerie van binnenl. zaken met klachten over de uitdrukking des burgemeesters, destijds schoolopziener over eene andere school. Den 23sten heeft de Min. dien brief ontvangen en dien onmiddelijk aan de Ged. Staten van Noordbrabant opgezonden. Den 13den Dec. is het antwoord ontvangen, dat niet bevredigend is voor den heer Luyben. De min. had liever niet over de zaak uitgeweid, manr nu men het heeft gewild, zal hij alles laten drukken. Gedep Staten adviseeren tot eene afwijzende beschikking op het adres en dat zij geen termen vinden, om eeu gunstig gevolg daaraan te gevenvoorts geven zij te kennen, dat zij geen bezwaar zien, om zoo noodig zoowel aan het advies als aan de bijlagen openbaarheid te geven (Per telegraaf.) Na nog vele sprekers heeft de heer Van Wassenaer eene motie voorgesteld, waarbij de Kamer zou verklaren, dat de wet op het lager onder wijs de vrije ontwikkeling voor het bijzonder onderwijs belemmert. Dit is na langdurige discussie verworpen met 50 tegen 27 stemmen. Morgen voortzetting. LAATSTE JBJEKIOHTJErV- 's-Gravenhage, 15 Dec. Z. M. heeft den heer A. Brouwers van der Boijen eervol ontslag ver leend uit zijne betrekking van hoofd commies bij het departement van financiën behoudens aanspraak op pensioen. Z. M. heeft benoemd tot commies der pos terijen van de 2de kl., de heeren M. G. Engel hart en F. F. W. Van Veeren, thans commiezen der 3de kl.benoemd tot ontv. der reg. en dom. te Oldeberkoop, den heer H. Van Goudoever, thans te Texelte Lochem den heer L. Beije- rinck, thans ontvang, te Ommen; te Ommen, den heer E. Groeneveld de Cock, thans te Kort gene; te Texel, den heer Jhr. J. A. Wichers, thans surnumerair en commies der reg. en dom. te Arnhem; te Kortgene den heer J. Van der Laan, thans surnumerair der reg. en dom. Eerlang zal voor den Raad van State, af deeling voor de geschillen ran bestuur, worden behandeld het beroep van eene beschikking van Gedep. Staten van Overijsel van 7 Oct. 1869, waarbij Is bevestigd een besluit van het gemeente bestuur van Wijhe, houdende verbod ter oprich ting eener bijzondere begraafplaats in de gemeente Wijhe. Amsterdam, 15 Dec. Tarwe O. B. Pools 338 op tijd, N. B. P. 305 op tijd Rogge Petersburg 182, Galatz 186 v b., Taganrog 180 alles c. z/k. Maart 184, Mei 184. Stemming: Tarwe onveran derd; Rogge iets vaster; Raapolie vliegend 40. Najaar 38%, Voorjaar 40; Lijnolie vliegend 30 Najaar 32%, Voorjaar 31 Koolzaad April 77, October 69%.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1869 | | pagina 3