moeiingen in het afgeloopen zittingjaar, - ik heet
u welkom in het volste vertrouwen op uwe
voortdurende medewerking
„Het Rijk, dat door de Voorzienigheid aan mijne
leiding is toevertrouwd, mocht zich in aanhou
dende ontwikkeling verheugen op den grondslag
van onze grondwettige instellingen.
„Maar al wordt dat ook door de staatslieden
van het binnen- en het buitenland erkend en al
moge dat in staat zijn om onzen moed en ons
vertrouwen te sterken, de plichten die wij nog
hebben te vervullen en de vraagstukken die wij
tot oplossing moeten brengen zijn nog talrijk en
ingewikkeld.
„De invoering van de wet op de weerbaarheid
heeft de bevolking van een deel des Rijks tot
gewapend verzet de toevlucht doen nemen. Bui
tengewone maatregelen waren noodig, die, over
eenkomstig de voorschriften van de Grondwet,
door mijne regeering aan uw oordeel zullen wor
den onderworpen. Ik betreur diep dat zulk een
dwaalbegrip tot een opstand heeft kunnen leiden.
Ik voed de hoop, dat hij spoedig onderdrukt zal
zijn, en heb middelerwijl aan mijne regeering
de opdracht gegeven om, zoodra de wettige stand
\an zaken zal zijn hersteld, de geslagen wonden
zooveel mogelijk te heelen.
„Veelvuldige gelegenheid zal u worden geschon
ken om op wetgevend gebied werkzaam te zijn.
Ken aantal wetsontwerpen zullen aan uwe over
weging worden onderworpenzij omvatten de
belangrijkste takken van wetgeving, deels nieuwe
deels in de vorige zitting onafgedaan geblevene.
Ik vertrouw dat het daarbij uw streven zal zijn
om dezelfde gematigdheid en dezelfde kennis van
de bijzondere toestanden en staathuishoudkundige
behoeften ten toon te spreiden, die u tot dusver
op wetgevend gebied tot richtsnoer strekten.
„Het is evenwel niet alleen noodig om dit te
bereiken, maar het is ook noodzakelijk de grond
beginselen in de constitutie zelve erkenning te
doen verwerven, welke daaraan, tot mijn innig
leedwezen, nog van zoo menige zijde wordt ont
houden. Indien de oudervinding heeft geleerd dat
veranderingen in de constitutie wenschelijk wa
ren, dan wordt de weg van zelf door de con
stitutie aangewezen.
„De meeste vertegenwoordigingen mijner ko
ninkrijken en landen hebben zich met de vragen,
die betrekking hebben op de verkiezingen voor
den Rijksraad, ernstig bezig gehouden. Mijne
regeering zal den Rijksraad hiervan mededeeling
doen om hem in de gelegenheid te stellen
zoodanige besluiten te nemen, welke in zijn werk
kring liggen. Indien in eene gewichtige quaestie
de zoo wenschelijke overeenstemming wordt ver
kregen, dan kan met te meer vertrouwen tot de
oplossing aller overige, met de wijziging der con
stitutie in verband staande quaestiën worden
overgegaan.
„Ofschoon de vorm der constitutie, aan alle
beschouwingen en wenschen ten opzichte tot hare
volmaking, de meest vrije speling laat en ieder
in staat stelt deze te kunnen doen gelden, heeft
dit toch ook zijne grenzen, die worden aange
wezen door den toestand waarin het Rijk ver
keert.
„Met de grootste zorgvuldigheid is bij het vast
stellen van de Grondwet in aanmerking genomen
welke de bijzondere verstandhouding is der ko
ninkrijken en landen, en er is acht geslagen op
het billijk verlangen om den toestand zelfstandig
te regelen.
„Ik verwacht dat het voornemen om dit ver
langen binnen engere grenzen te beperken, de
vervulling van den wensch door allen gekoesterd,
om te komen tot overeenstemming, niet in den
weg zal staan. Het belang des lands eischt dit
gebiedend.
„Ik ben zeker dat al mijne volken met mij
overtuigd zullen zijn dat de roem van een eer
waardig verleden slechts dan vernieuwd kan
worden, als men de tegenwoordige omstandighe
den ten volle erkent; miskent men die, dan zou
dit roemrijk verleden maar al te gemakkelijk
kunnen worden verduisterd.
„Met het oog hierop vestig ik ook mijne hoop
op de vaderlandslievende gezindheid, waarop ik,
!t' zoomin als mijn voorvaderen, nooit te vergeefs
u-B vertrouwd heb. Ik koester die hoop, overtuigd,
er dat die gezindheid, welke in de algemeene wel
ja vaart van het Rijk ook den bloei der verschil-
K lende koninkrijken en provinciën ziet, tot de inéen-
smelting van verschillende belangen zal en moet
'V bijdragen.
iU „Vol vreugde zal ik den dag begroeten, waarop
le ik deze mijne verwachtingen bewaarheid zal zien,
I' waarop welbegrepen eigenbelang en warm plicht-
ii gevoel aan mijne plannen, die slechts door liefde
voor al mijne onderdanen geleid worden, zullen
te gemoet komen.
„Geëerde Heeren 1 Het was mij een genoegen
u welkom te heeten na mijn terugkeer van een
groote reis die ik kortelings ondernam eene
reis door landen, met welke wij geroepen zijn
een druk en toenemend verkeer te onderhouden.
Met voldoening verklaar ik, dat ik overal van
warme sympathie voor ons vaderland en zijn toe
komst de bewijzen mocht aantreffen. En groot
werk, welks inwijding ik bijwoonde, en dat aan
den ondernemenden geest en de volharding der
ontwerpers alle eer aandoet, belooft ook voor
onzen handel en onze nijverheid een nieuwen weg
tot vooruitgang en productieve werkzaamheid te
zullen openen. Tot dien vooruitgang mede te
werken, zij ten sterkste in uwe zorg aanbevolen.
En te ongestoorder zullen we ons aan de taak,
waartoe we geroepen ziju, kunnen wijden, waai
de vredelievende betrekkingen met het buiten
land, zelfs waar voorbijgaande moeilijkheden de
goede verstandhouding schenen te zullen in ge
vaar brengen, ons op het ondubbelzinnigste tot
onze binuenlandsche roeping uitnoodigen. Onder
zulke bevredigende omstandigheden zie ik dan
ook de toekomst met moed in het aangezicht; en
ik koester de verwachting, dat ook gij, Geëerde
Heeren, in uwen arbeid u daardoor zult gesterkt
voelen, opdat het doel van ons streven gelukkig
bereikt worde!"
De sultan heeft den keizer bij zijn aankomst
te Triëst verrast door hem daar te doen aanbie
den al wat er nog over was van de bibliotheek
van Mathias Corvinus, die indertijd door de
Turken naar Konstantinopel gevoerd was. De
keizer heeft de kostbare handschriften aan het
museum te Pest geschonken. De saluutschoten,
waarmede de hertog van Aosta begroet werd,
werden uit kanonnen gelost, die door de Turken
op de Venetianen veroverd zijn. Deze kanonnen
zijn door den sultan aan zijn gast aangeboden
en zullen nu in het arsenaal van Venetië ge
plaatst worden.
Frankrijk.
Uit Frankrijk valt overigens weinig belang
rijks te meldende bladen leveren alleen be
schouwingen over het mogelijk lot van het mi
nisterie. De France meldt dat de heer Forcade
Emile 01 livier een zetel naast zich in het kabi
net zou hebben aangeboden; het blad betwijfelt
met vele. anderen, of Ollivier ook die fout zou
begaan en het aanbod aannemen.
Ook de heer Daru is op de Tuilerieën ontboden.
Te midden der uiteenloopende lezingen omtrent
het al of niet aanblijven van het Ministerie, is
het 't best af te wachten wat de Keizer daarin
zal beslissen.
In ons vorig nummer deelden we. onder de
Laatste Berichten reeds eenige voorname punten
mede uit het financieel rapport van den minister
Magneeenige andere punten laten we hier volgen
Het batig saldo, ad 97% millioen, zou worden
overgebracht op het buitengewone budget en tot
verschillende doeleinden worden aangewend. De
som, voor de publieke werken gereserveerd, be
draagt 42% millioen en het', totale bedrag ten
behoeve van die werken in 1871 60 millioen,
even als in 1870. Voor de eerste maal sedert
geruimen tijd, zegt de minister, zullen wij dus
met de gewone ontvangsten de groote publieke
werken geheel kunnen bestrijden. Voortaan zou
het beroep op het crediet van den staat, in den
vorm vnn te amortiseeren obligatiën of op andere
wijze, slechts gerechtvaardigd zijn, indien het
gouvernement en de wetgevende kamers het
noodig oordeelden, om aan zekere werken in
spoedeischende gevallen, eene bijzondere impulsie
te geven. In het rapport wordt voorgesteld, om
het minimum der rente van 5 op 3 frs. te ver
minderen. De amortisatie-kas heeft in vier jaren
100 millioen besteed aan den weder-inkoop van
rente; het bij de wet gestelde cijfer zal in 1871
overschreden zijn. Het rapport, eindigt aldus: Deze
vastbesloten houding is een bewijs voor de wijs
heid en de macht der publieke opinie, welke
zich, ten gunste van de wijsheid heeft verklaard
tegen de in haren naam gepleegde buitensporig
heden zij toont tevens de zedelijke kracht der
regeering, welke voldoende is geweest voor de
handhaving van veiligheid en orde; zij toont in
éen woord de hechtheid van onzen maatschappe-
lijken en politieken toestand.
TELEGRAJMMEN.
Par(Js, 13 December. De verkiezingen van
Giraud en Jolist zijn goedgekeurd.
In antwoord op eene interpellatie in het Wet
gevend Lichaam, betreffende den verkoop van
dagbladen op den openbaren weg, heeft de mi
nister van binnenlandsche zaken gezegd, dat de
wet ten opzichte van dien verkoop dateert van
het jaar 1849, en dat het gouvernement, op zijne
eigene verantwoordelijkheid, na de verleende
amnestie de drukpers eene geheele vrijheid laat
behouden, maar dat het op den openbaren weg
geen verkoop van dagbladen kan toelaten, waarin
de keizer of de constitutie op eene verregaande
wijze worden aangevallen. De onbeperkte vrij
heid der drukpers is voor het gouvernement gun
stig geweest bij de meer verlichte klasse dei-
bevolking, doch dit neemt niet weg dat de andere
klassen thans door de pers tot woeling worden aan
gezet. Na eenige opmerkingen is het incident daar
mede afgeloopen.
Lissabon, 13 December. Van Braziliaansche
zijde wordt gemeld, dat graaf d'Eu de Para-
guyanen in verschillende ontmoetingen verslagen
heeft, en thans tegen Ygnatimy optrekt, de
laatste versterking die Lopez bezit; zij is geheel
door bosschen en door een wilde Indiaunsche
bevolking omgeven.
In Brazilië beschouwt men den oorlog als ge
ëindigd, en maakt men een aanvang met het
terugroepen der zee- en landmacht.
De agitatie heeft geheel en al opgehouden.
Het is overal rustig.
Marktberichten.
Rotterdam. 13 Dec. N. Tarwe 30 ets., Rogge
20 ets., W. en Zomer Gerst 30 ets., Kanariezaad
f 1, Blauwe Erwten 30 ets., Bruine Boonen 50
ets., Paardenboonen 20 ets. alles per hectoliter
lager. Boekweit /5 per 30 hectol. (last) lager.
Overige artikelen onveranderd.
De circa 30,000 kilogrammen 3jarige Racijn
heden door den Wilhelmina-polder in publieke
veiling aangeboden werden geheel verkocht tot
f 24.37 s a ƒ24 50.
Meekrap. Bij ruimer aanbieding was heden de
kooplust beperkt en kan men in enkele gevallen
zelfs iets lager koopen.
STATEN-GENERAAL.
TWEEDE KA M E R.
Zitting van Dinsdag, 14 December.
Aan de orde is de voortzetting der beraadslaging
over de Staatsbegrooting voor 1870, en wel over
Hoofdstuk V (Departement van Binnenlandsche
Zaken).
Afdeeling VII. Onderwijs.
De heer Van Wassenaer van Catwijck treedt in
eene beschouwing over het onderwijs in het alge
meen.
Daarin wordt naar sprs. meeniug onwaardig, om
niet te zeggen deloyaal gehandeld. De strijd over het
lager onderwijs wordt op laakbare wijze gevoerd. De
quaestie wordt nietaltoos zuiver opgesteld. Hij is over
tuigd,dat zij,die art. 194 in de Grondwet hebben geschre
ven, niet bedoeld hebben wat er uit afgeleid wordt.
De woorden van art. 194 zijn alleen niet gelukkig
gekozen. Hij wil volstrekt geen vernietiging van het
openbaar onderwijs. Hij heeft ook niets tegen al. 3,
bepalende, dat overal van overheidswege onderwijs
wordt gegeven, wanneer daarbij wierd gevoegd
„voor zoovel-re hierin niet reeds door het bijzonder
onderwijs is voorzien.Hij wil slechts, dat men het
bijzonder onderwijs niet rndermijne ter bevoorrech
ting van het openbaar onderwijs. Dan zal het eerste
meer en meer bloeien. Hij haalt woorden aan uit de
brochure van den heer Pierson; en staat vooral stil
bij art. 23 der wet. Hij is overtuigd, dat dit artikel
alleen in de wet is opgenomen als eene concilianto
poging, om de gemoedsbezwaren te bevredigen. Hij
heeft allen eerbied voor die poging. Maar het woord
Christelijk in art. 23 is thans eene onwaarheid en
maakt het standpunt der wet onzuiver.
Spr. wil geen voorstel doen, maar geelt in over
weging dat de Kamer eene verklaring doe als deze.
„De Kamer van oordeel zijnde dat enkele bepalin
gen der wetgeving de vrije ontwikkeling van het
bijzonder onderwijs belemmeren, gaat over tot be
handeling van art. 116." Spr. doet een beroep
op de welwillendheid en rechtvaardigheid der Kamer.
Het is geen politiek votum dat hij zou willen uit
lokken. Ten slotte spreekt hij over het Schoolverbond,
dat hij een hoogst en gelukkig verschijnsel noemt.
Het doet hem echter leed, dat de zaak die uit vrij
heid voorkomt, hier en daar door officieele personen,
die in het kader der wet van 1857 behooren, op den
voorgrond wordt gesteld, nl. schoolopzieners en
schoolinspecteurs.
De heer Heydenrijk komt, na een kort woord tot in
leiding nopens de onderwijsvraag, meer bijzonder tot
de politieke zijde der quaestie zijne beschouwing lost
zich op in dit punt, dat de minister van binnenl.
zaken een voorstander is guand mème van de onge
wijzigde schoolwet, dat de minister van geen enkele
verandering daarin wil weten; dat hij geen enkele
steen aan dit kostbaar, maar niettemin wrak ge
bouw, wil ontnemen of laten ontnemen.
Daarop doet spr. de vraag of de formeerder van
't kabinet onder de toenmalige omstandigheden, zulk
een man, met zulk eene overtuiging had moeten
voordragen, en of, zooals de zaken nu staan, hij daar
moet blijven zitten De eerste plicht van den for
meerder van 't kabinet ware z. i. geweest conciliatie,
ook ter zake van het onderwijsdaarvan is niets
gebeurd. Het eerste gevolg van dezen toestand is,
dat over de liberale partij een waas van onvrijzin
nigheid wordt verspreid, en dat zij, in plaats van
toegankelijk te zijn voor rechtmatige grieven, haar
appriori8tisch non possumus uitspreekt. Een tweede
gevolg van den toestand is, dat de liberale partij het
verwijt op zich laadt van zwakheid en van vrees.
Een derde gevolg is, dat een aanzienlijk deel der
bevolking die niet zoozeer met de conservatieve partij
is ingenomen, juist door de houding der regeering
van de liberale party wordt afgestooten. Een vierde
gevolg is, dat de positie van sommige vertegenwoor
digers er zeer moeielyk door wordt. Zoo heeft bijv.
de rede van den heer Pyls een zonderlingen indruk
op hem gemaakt; hij dacht aan een lijder die door
vier paarden uit elkander wordt gescheurd.
Ten slotte spreekt spr. een woord over zich zeiven.
Hij blijft handelingen, die bij onvrijzinnig acht, af
keuren, en hij besluit met deze woordenDe toe
komst zal tusscben ons beslissen en God is mijn
rechter.
De heer Van der Does de Willebois zegt, dat het
weinig bemoedigend is over de zaak te spreken. Toch
verwacht hij eenmaal herstel. Onze wenschen, zegt
spr., mogen voor een tijd onverhoord blijven, op den
duur is dit niet mogelijk. Spr. treedt in eene uit
eenzetting van de grieven tegen de onderwijswet,
zoowel wat de artt. 23 en 33 als andere betreft.
Hij klaagt zeer over de onderdrukking van het bij
zonder onderwijs. Hij meent ook, dat de neutraliteit
op de openbare school in een gezonden zin moet
worden opgevat en niet zooals nog onlangs in de
polemiek van een onzer dagbladen is gebleken, dat
van de onsterfelijkheid niet mag gewaagd worden.
Ook de heer Saaymaus Vader geeft den strijd niet
op. Het is een strijd voor de vrijheid, voor de gods
dienst en voor liet Christendom. En al moge het
nog verwijderd zijn, toch zegt hijde toekomst zal
de onze zijnOok spr. heeft indertijd gepeti
tioneerd voor gemengde scholen Ik dacht, zegt hy,
dat dit een middel tot verzoening zou zijn. Spr. bad
de overtuiging, dat de gemengde school nooit on
trouw zou worden. Maar hij zag, dat hij zich had
bedrogen. 9pr. verlangt daarom nu volkomen vrijheid
voor de bijzondere school.
Per Telegraaf.) Over de onderwijs-quaestie hebben
nog gesproken de HH: Luyben, v. Kuyk en Van
Lijnden, allen om op wijziging der onderwijswet
aan te dringen. De heer Jonckbloet heeft geant
woord. De heer Catwijk heeft zijne motie voorloopig
ingetrokken. Morgen voortzetting.
Gemeenteraad.
Vergadering van den gemeenteraad van Leiden, op
Donderdag 16 December 1869, 's namiddags te twee
uren.
Onderwerpen: 1". Benoeming van een Begent voor
de R. C. armen en weezen. 2°. Benoeming van een
leeraar in de staatswetenschappen en het handels-
regt aan de hoogere burgerschool. 3°. Benoeming
van een hulponderwijzer 4e klasse, aan de openbare
lagere school, n°. 1, voor minvermogenden. 4°. Be-
noemiug van een tijdelijken hulponderwijzer 4e klasse,
aan de openbare lagere school, n°. 1, voor minver
mogenden. 5°. Voordragt tot het verleenen van een
e rvol ontslag, tegen 1 January 1S70, aan de Be-
genten van de Armbnkkenj en van het Gereformeerd
Minnehuis. 6°. Adres van Vre M. Hartevelt-Spoors
Eland, tot het tegen 1 January 1870 bekomen van
ontslag als Begentesse van het Heilige Geest of arme
wees- en kinderhuis. 7°. Voordragt tot benoeming
eener commissie van onderzoek in zake het onderhoud
van den toren van de Marekerk. 8°. Tweede supple
toir kohier van de plaatselijke directe belasting 1869.
9°. Voordragt ter beantwoording der bij Gedeputeerde
Staten dezer provincie gevallen aanmerkingen op de
voordragt tot heffing eener plaatselijke directe be
lasting. 10°. Suppletoirs begrooting en staat van af-
en overschrijving op de begrooting van de dienst
doende schutterij, voor 1869. 11°. Voordragt tot re
geling van de recognitie, voor het gebruik van ge
meentegrond, door C. J. Zaalberg te voldoen. 12°.
Adres van C. van der Lubbe, tot onderhandsche
huur van de stalling c a. aan den Rijnsburgervliet.
13". Ad essen tot ontslag van huur en tot de onder
handsche huur van de woning boven het rijks-tele-
graafkantoor. 14°. Voordragt omtrent het maximum
van den onderstand voor 1870. 15°. Adres van J. P
W. Schermer, tot afschrijving van plaatselijke directe
belasting 1869.
LAATSTE BERICHTEN.
's-Gravenhaqe. 14 Dec. Namens een groot aan
tal dames en heeren, leden van het koor bij de
muziekale uitvoeringen van den 17 en 19d,n No
vember jl., werd eergisteren door enkelen hun
ner een blijk van hulde en erkentelijkheid aan
geboden aan den heer W. F. G. Nicolaï bestaande
in een bronzen Euterpe beeld naar antiek model,
geplaatst, op een bronzen voetstuk met zwart
marmer blad, waarop in vergulde letters en
cijfers is gegraveerd 17 Növcmber 1869.
Het examen der onderofficieren dingende
naar den rang van 2d" luitenant der inf., is heden
voortgezet met de adspiranten van de verschil
lende regimenten, die het lichter examen atleggen.
De Hooge Raad, Kamer van strafzaken
heeft in de heden gehouden zitting o. a. behau
deld het beroep van B. Walraven die bij arrest
van het Hof in Noord-Holland tot 20 jaren tucht
huisstraf is veroordeeld wegens poging lot moord.
Volgens het arrest had deze requirant, na reeds
eenige dagen te voren in opgewonden toestand
verkeerd te hebbeu, den 22s"° Mei jl., na vooraf
zes dubbele borrels te hebben gebruikt, ziju 10
jarig zoontje Lucas uitgenoodigd om met hem
naar het hoofd te Medemblik (zijne woonplaats)
naar den afslag van visch te gaan kijken. Daur
gekomen zijnde heeft hij het kind van achter
een duw gegeven of ook wel mogelijk onder de
armen opgevat en in zee geworpen, waarna hij
het kind is nagesprongen, terwijl beiden door
andere personen zijn gered. Als verdediger trad
op Mr. A. W. Jacobson die eenige middelen van
cassatie betreffende de toerekenbaarheid voor
stelde en ontwikkelde. Den 20»,en dezer zal het
O. M. in deze zaak conclusie nemen.
Dklït, 14 Dec. Den l"tsn Januari a. s. zullen
bij de art. stapel- en constructie-magezijnen alhier
gedetacheerd worden de 2de luitenants G. J. V.
Vinkhuizen van het 8"e reg. vest. art. en II. II.
Engelhard van het korps pontonniers.
Madrid, 13 December. In de Cortes is de dis
cussie over de quaestie der kroonjuweelen voort
gezet. De heer Eduayen heeft de beweringen des
heeren F'iguerola bestreden en zoowel Christina
als Isabella verdedigd.
Pakijs, 14 December. Het Journal Officiel logen
straft het bericht, dat de heer De la Valette, de
Fransche gezant bij het Britsche hof, hier ter
stede is aangekomenhij heeft Londen niet ver
laten.
In het politiek overzicht van hetzelfde blad
ivordt het geschil tusschen den Sultan en den
Khedive als geëindigd beschouwd.
Weenen, 14 December. Het bericht dat de meeste
leden van het kabinet gisteren hun ontslag heb
ben aangeboden, wordt van een goed onder
richte zijde ongegrond verklaard.
Florence, 14 Dec. De Diritto meldt dat de
vice-admiraal Longo als minister van marine en
Luzzati als minister van landbouw zal optreden.
Oflicieele Berichten.
Xattonale Jl 111 tie.
BURGEMEESTER es WETHOUDERS van
LEIDEN,
Gelet op artikel 19 der wet van den 19Jen Augus
tus 1861 Staatsblad n°. 72), betrekkelijk de nationale
militie
Herinneren hen, die op den l'ten Januarij 1870 hun
19Jc jaar zullen zijn ingetreden, en alzoo de gebore-