In de gisteren gehouden Zitting van de Tweede
Kamer heeft het nieuwbenoemde lid de Heer
Mr. E. Cremers, na in handen van den Voorzit
ter de gevorderde eeden te hebben afgelegd, zit
ting genomen.
De zetel van het gewestelijk bestuur Zuid-
Ilolland van het Ned. Onderwijzers-Genootschap
wordt, op 1 Januari 1870 van Dordrecht naar
's Gravenhage overgebracht.. De uitvoerende Com
missie zal van genoemden datum af bestaan uit
de navolgende heeren: G. J. Pontier, voorzitter;
C. A. Hofman, 1ste, en P. H. Dewald, 2de se
cretaris, benevens J. Schmall, penningmeester.
Van deze heeren zijn de heer Dewald, te Sche-
veningen, en de andere te 's-Hage woonachtig.
Men schrijft uit Venlo aan de N. R. CV
Bij het onderzoek van de begrooting van oorlog
hebben meerdere leden der Kamer aangedrongen
op de opheffing van bijzondere fondsen nog be
staande. Andere fondsen, zoowel bekende als
onbekende, bestaan er nog, waarvan noch in de
begrooting, noch in de Memorie van Toelichting
melding wordt gemaakt Jaarlijks b. v. wordt
de paardenmest verkocht; van officieren die het
zeer goed kunnen nagaan, vernamen wij dat
die mest per paard en per dag, bij openbare ver
knoping, zes centen opbrengt; dit maakt per jaar
ad 365 dagen, ƒ21.90 per paard. Er zijn op de
begrooting uitgetrokken 2661 paarden voor de
cavalerie en 1318 voor de artillerie, te zamen
3979 paarden; dat is ad ƒ21.90 per paard en per
jaar, de nog al aardige som van ƒ87,140, waar
van geene melding wordt gemaakt; evenmin
geschiedt dit voor het getal op reform gestelde
paarden, die jaarlijks worden verkocht, en vele
andere opbrengsten. Voor de Militaire Academie
wordt jaarlijks afgetrokken de som die de cadets
voor studiekosten betalen waarom geschiedt die
aftrekking op de begrooting van oorlog zelve en
niet, evenals voor het Hooger Onderwijs, de
volle som van uitgaven van de Academie op die
begrooting en de opbrengst der studiegelden op
het Hoofdstuk over de Middelen? Het is waar
dat bij het Hoofdstuk van Oorlog het eindcijfer
dan hooger zoude worden, doch het zoude meer
de juiste som zijn.
De audiëntie van den Minister van Marine zal
aanstaanden Vrijdag 17 dezer, niet. plaats hebben.
UIT EGYPTE.
Eenige dagen geleden bevond ik mij op de
nvramiden nu zit ik aan den voet van den
Vesuvius en eerst nu hen ik een kalm oogenblik
om u den afloop eener campagne te melden, die
met veel vermoeienis en ontbering vergezeld ging.
Aan schrijven viel in die dagen niet te denken;
het wachtwoord was „vooruit" en zelfs menige
nacht moesten de oogen dienst doen.
U nu alles te gaan beschrijven, welk pano
rama sedert mijn aankomen in Port Saïd ach
tereenvolgens] mij is voorbijgegaan, is niet wel
doenlijk, want ik zoude over meer tijd moe
ten beschikken dan mij nu ten dienste staat,
want ook in Napels is iedere minuut kostbaar.
Dat ik in die dagen veel merkwaardigs heb
kunnen zien, zal u zeker reeds bekend zijn. Ik
heb dan ook inderdaad veel, zeer veel gezien; ik
heb alle feesten bijgewoond, ik ben hel kanaal
doorgestoomdik heb Cairo bezocht, en als toe
gift een storm op zee gehad.
Dewijl nu het kanaal hoofddoel is, zal ik maar
eerst beginnen met een getrouw photografisch
beeld te geven van wat men op de America
zag en wat men daar ondervond.
Mijn laatste brief dien ik op zee schreef en te
Port Saïd op de post deed, behelsde meteen en
kel woord dat de America de haven bereikt had.
Het was in den vroegen morgen van den 15a<ra
November. Des nachts hadden wij vóór die ha
ven ten anker gelegen naast eene Engelsche
flotille, waarvan een paar schepen zijn vastge
raakt.
Voor de America leverde het binnenkomen
geene bezwaren op de havenkom is ruim en
het eerste gezicht op de stad, zoo het dien naam
dragen mag, is verrassend wanneer men zoo'n
zes dagen op eene moeielijke zee heeft ge
zwalkt,
Eene breede kade, met lage witte gebouwen,
een tribune op het strand, een netgebouwde
vuurtoren en aanstalten tot illuminatie is het
eerste wat het oog ontdekt. Komt men nader,
dan onderscheidt men het Egyptische volk in zijne
eigenaardige uitmonstering, een massa ezels en
kudden schapen.
In de haven liggen, behalve de schepen, bag
germolens en stoombooten van de Suez-maat-
schappijongeveer. 40 groote en kleine oorlog-
stoombooten en een paar fregatten.
De oppervlakte wemelt van Mouches, kleine
stoombootjes, die de dienst, als postboot verrich
ten, of in hunne vlag het overal voorkomende
I. S. (Isthmus Suez) voeren gieken, barken van
den onderkoning, sloepen van de Engelsche, Fran
sclie, Hollandsche, Italiaansche en Oostenrijksche
schepen booten met de Egyptische poiicie en
gendarmerie en soldaten, alles met hunne roode.n
lez op het hoofd, en zelfs groote schuiten beladen
met geiuviteerden, die geeu onderkomen kunnen
vinden. Terwijl ik dat Egyptische inozuïk van
alle kluizen van de raderkast der America sta
te bewonderen, brandt achtereenvolgens uit alle
vuurmonden een hevig salvo los ter eere van
keizer Frans Joseph, die op „der Greiff" de
haven binnenloopt. De geheele vloot tooit zich
met vlaggen en het volk paradeert in het v\ant.
Weder een hevig kanongebulder, weder een
groot oorlogschip komt in de haven, in zijn top
de vlag van den Noord-Duitschen bond en op dek
den kroonprins van Pruisen.
En zoo loopt vervolgens een Italiaansch oor
logschip met den italiaauschen prins binnen;
de Peluse van de méssageries impériales nog een
paar Italiaansche oorlogschepen, eenige Fransclie,
Engelsche schepen, enz.
Het geheel leverde een ongekend en prachtig
maritiem schouwspel op. Wij gaan aan land en
het toeval wilde dat de eerste dien ik op Afri-
kaanschen bodem de hand drukte, de held van
het feest was, de heer De Lesseps. Deze bracht
mij dadelijk bij onzen consul-generaal en nog
geen vijf minuten op vasten bodem, of ik was
reeds uitgenoodigd op het bal dat de Khedive
gaf op zijn prachtig jacht.
Zeer spoedig bespeurde ik dan ook dat ik mij
mocht verheugen in het bezit van eene hut en
van het dagelijksch brood op de America, want
het kwam mij voor dat de toestand der gasten
van den onderkoning nog wel wat te wenschen
overliet. Men zag wel groote loodsen met lange
gedekte tafels, maar die schenen toch niet lang
genoeg te zijn, zoodat alle gasten er zich niet omheen
konden plaatsen. Port Saïd als het ware uit de
zee verrezen door aanplempen, levert voor iemand
die de werken van het noordzeekanaal bij Vel-
zen heeft gezien niet veel merkwaardigs, behalve
dat de tint meer Oostersch is, de menschen ge
kleurd zijn het aantal honden die er rondloopen
verbazend groot is en alles dat men er koopt
duur is.
Een Egyptisch kamp, waarin eene batterij ar
tillerie en een bataillon infanterie ligt, is merk
waardiger. Des avonds illuminatie en vuur
werk en het glanspunt van den dag het bal bij
Said Pacha.
Wanneer men zich in een der meest sierlijke
salons der Fransche hoofdstad verplaatst, dan
biedt die niet meer luxe en comfort aan dan de
jacht van den onderkoning. Het dek verlicht door
eene menigte gekleurde lantaarns, waarin 4 tot
6 kaarsen, de twee boven elkander zich bevin
dende longrooms, op sierlijke wijze verlicht met
waskaarsen, omgeven de geslepeue ballons; rijke
divans, Turksche muziek, een zeer voorkomend
gastheer en eene schoone vrouwenschaar, waar
van de heldin de aanstaande bruid van de Les
seps was, maakte dit feest allerliefst.
En wanneer bij toeval men eene der geo
pende vensters in de longroom passeerde, waar
door men de geheele vloot van mast tot kiel
geïllumineerd zag, of wel het draaiend licht
van de vuurtoren te Port Saïd, door dat venster
zijn verblindend licht wierp, dan laat zich dit
effekt beter denken, dan dat men het met de pen
kan teruggeven.
Na een „wandelenden" boterham, zooals men dat
in Holland noemt, gingen de meeste gasten ten
12 ure weder naar hunne respectieve drijvende
hotels terng.
Den volgenden dag had het Te Deum plaats
in een sierlijke, op het strand te Port. Saïd op-
geslagene tent. In de nabijheid bevonden zich
twee kiosken voor de daarbij te verrichten Mu-
zelmansche en Christelijke dienstplechtigheden.
Te 1 uur werd de daarheen leidende straat
door de Egyptische troepen afgezet en tegen 3
uur kwamen daar achtereenvolgens de groote
heeren en dames met hun gevolg en het état-
major van de oorlogschepen aan. Inderdaad een
zeer onderhoudende optocht, die een paar uren
duurde. Het strand was ruim en een ieder was
in de gelegenheid alles te zien en te hooren,
want de Egyptische gendarmerie en poiicie liet
de Europeanen in hunne handelingen geheel vrij-
De speech die monsieur Bauer hield, en die zich
door de schoone stem waarmede zij werd uitgespro
ken, het werkelijk belangrijke van hetoogenbli^
en de personen tot wien hij het woord richtte
meer onderscheidde, dan door degelijkheid van
inhoud, werd onder de diepste stilte aangehoord
Het was een merkwaardig gezicht, in die
kiosk op éene rij te zien den Khedive, naast hem
de keizerin der Franschen en prins Hendrik,
verder den keizer van Oostenrijk, den prins Amadeo
en prins Hendrik henevens hunne omgevingen,
een staalkaart van de prachtigste uniformen.
Rechts van die tent, het altaar met de priesters
in feestgewaad, en links de dienst der Muzel
mannen, die zich echter tot stilzitten bepaalde.
En daaromheen de Egyptische bevolking, de
werklieden en voor het. overige eene groote schare
die uit Europa hierheen gekomen was om van
de opening getuige te zijn.
De aanspraak van den aalmoezenier der kei.
zerin duurde kort, hij sprak over het hooge belang
van het kanaal, over den invloed dien het zal
hebben op het Oosten, waaruit eenmaal de be-
sc having was uitgegaan, hij prees den Khediff,
door wiens verlicht oordeel het kanaal tot stand
kwam, den heer De Lesseps, door wiens ongekende
energie en stoute volharding de zaak werd uit
gevoerd. Hij bedankte ten slotte de keizerlijke
en koninklijke gasten voor hunne tegenwoordig
heid en een daverend Pacha viva! vive Ie Viceroi
vive l'Empereur! enz., uit aller monden in alle
talen besloot de plechtigheid het kanaal had
den goddelijken zegen ontvangen.
Wordt vervolgd.)
Goüda, 13 Dec. Zondag jl. werd een volksvoor
dracht gehouden, waarin Mr. J. Drooglever als
spreker optrad. Na afloop werd door de rederij
kers: De Bankier en Bedelaar gegeven.
De toeloop was zoo groot, dat het 1^ uur voor
den aanvang reeds onmogelijk was in de zaal
te komen. De politie moest de steeds aangroeiende
menigte met geweld te keer gaanhet getal af
gewezenen was 4- a 5- malen grooter dan het ge
tal dergenen, die plaats bekwamen.
Berg-Asibacht, 13 Dec. In den tuin van den
heer J. J. Breedveld alhier bevindt zich een in
het verleden jaar geplanten appelboom, waaraan
zich een bloesem vertoom.
Te Zuid-Broek onder deze gemeente is dooi
den landbouwer A. Schouten een varkentje ge
slacht dat 14 weken oud was, waarvan de nieren
Th kilogrammen wogen.
's-Gravenhage, 14 Dec. Z. M. de Koning is
gisterenavond kwartier voor zevenen, van het Loo
in de residentie aangekomen.
Z. K. H. Prins Frederik, voorzitter der
Hoofdcommissie voor het nationaal gedenkteeken
voor 1813 enz., heeft ook voor de dames- en hee-
ren-leden van het zangkoor, die tot de uitvoering
van de cantate hebben medegewerkt, een souvenir
bestemd, dat in den loop dezer week aan hen
zal worden uitgereikt,
Men verneemt dat Z. M. de Koning van
Italië den heer Mr. A. A. De Pinto, referendaris
bij het departement van Justitie, benoemd heeft
tot officier der Kroonorde van Italië.
Capei.i.e a/d. IJsel, 11 December. Volgens de
laatste opgaven zijn in deze gemeente 331 kin
deren, die de school bezoekenterwijl bij de
dezer dagen plaats gehad hebbende volkstelling
is gebleken, dat er 385 kinderen van 5 tot 12
jaren zijn en 91 van 12 tot 14 jaren.
Zwolle, 11 December. Ter openbare burgerlijke
terechtzitting van het provinciaal gerechtshof in
Overijsel van lieden is de heer Mr. H D. Van
Ketwich Verschuur, wonende te Zwolle, ter re-
quisitie van den heer Procureur-Generaal als ad-
vocaal. bij den hove beëedigd.
Borrelen Schalt,7 Dec.Gisterenavond omstreeks
halfelf wekte het geroep van „brand!" de inwo
ners alhier uit hunnen eersten slaap. Weldra
bleek het dat. de woning van J. L. Sland
bouwer, winkelier en timmerman te Schaft, in
volle vlam stond en de brand reeds zoo snelle
vorderingen had gemaakt, dat aan blusschen niet
te denken viel. De bewoners, waaronder nog
twee kleine kinderen, hadden nauwelijks den
tijd het brandende en achter hen instortende
huis te ontvluchten. Woonhuis, stal, schuur, werk
huis en turfschop met den geheelen inboedel;
winkelgoederen, meubels, een paard, eene koe,
eene geit en een varken, hooi, stroo, gedorschte
en ongedorschte granen, benevens al de landbou
wers en timmermansgereedschappen en een
groote voorraad timmerhout waren in weinige
oogenblikken de prooi der vlammenslechts voor
eene geringe waarde aan manufacturen, eene koe
en eene vaars zijn nog met moeite gered. Aan
de gunstige richting van den wind, en vooral
ook aan de hulpvaardigheid der toegestroomde
menigte, met den ijverigen burgemeester aan het
hoofd, die tevens het eerst op de plaats des onheils
tegenwoordig was, heeft men het te danken, dat
de belendende huizen zijn gespaard gebleven.
Behalve het vee was alles tegen brandschade
gewaarborgd daar de panden echter niet hoog
verzekerd waren en met het. oog op de daarin
uitgeoefende bedrijven, zal de schade nog al groot
zijn. De oorzaak is onbekend, aan kwaadwillig
heid valt. niet te denken. Als bewijs hoe weinig
men hier aan dergelijke rampen gewoon is, kan
dienen dat dit het tweede huis is, dat sedert
meer dan eene eeuw hier is afgebrand.
INGEZONDEN.
Wat door Ij N. over het Leesmuseum is geschre
ven, noopt mij de pen op te nemen. Sta mij nog
een klein plaatsje af voor de volgende regelen.
Ik vrees dat de donkere beschouwingen over
het Leesmuseum sommige leden versterken zul
len in hnnne weinige ingenomenheid met de
tegenwoordige inrichting, en hen die nog geene
leden zijn niet zullen aanmoedigen om het te
worden.
Dat zou zeer te bejammeren zijn. Want zoo
nog meer leden zich terugtrekken (het is toch
al erg genoeg dat velen het deden, die vroeger
het leesmuseum steunden, en nooit toonden dat
zij met onze zeker gebrekkige inrichting geen
vrede konden hebben, zoolang er niet aan te ver
anderen valt), en anderen zich terughouden, is
er zeker aan eene verbetering in het geheel niet
te denken.
Ik doe niets af aan de billijkheid der klachten.
Men zal ook moeten erkennen dat het zóó is
omdat het vooralsnog niet anders zijn kan. Ver
geten we niet dat er bij al het gebrekkige toch
veel goeds in ons leesmuseum is.
Maar zoo we een beter toestand willen zien
geboren w orden, laat ons dan trachten het leden
tal uit te breiden. Door de fïnantieele krachten
onzer inrichting te vermeerderen zal men al eeiii
eind verder komen. Inmiddels zouden middelen
beraamd kunnen worden, om onze inrichting
naar elders over te brengen, en dan alles op beter
voet te regelen. Wanneer de leden door hunne
trouwe opkomst op de jaarlijksche vergaderingen
toonen belang in de zaak te stellen, en bewijzen
geven dat ook zij, als het op hervormingen aan
komt, met het bestuur krachtig willen mede
werken, dan kan er iets goeds tot stand komen
Eensgezinde samenwerking zal ook hier machl
maken.
Uw. Dienstw. Dienaar.
Leiden, 12 Dec. R.
BUITENLAND.
Da firman van den Sultan aan den Khédive.
Dat zooveel gerucht makende stuk is van den L
volgenden inhoud
„'t Is onnoodig te zeggen hoe groot mijn zorgl
is voor den voorspoed van de belangrijke pro
vincie Egypte en voor het toenemen van het
welvaren en de veiligheid harer inwoners. Hoe
wel een ernstige aandacht wijdende aan de on I
geschonden handhaving der puvilegiëq, die op
het gebied van het inwendig bestuur aan defl
Egyptische administratie zijn toegestaan, is hei 1
evenwel mijn plicht tevens te waken voor de
strikte naleving der verplichtingen dier admini- I
stratie, hetzij jegens mijne kroon, hetzij jegens!
de inwoners der provincie zeiven. Ingevolge van 1
dien heb ik de inlichtingen aangenomen, die gij 1
gegeven hebt, en heb ik berust in de verplich
tingen, die Gij op u hebt genomen inet betrek
king tot de wapenen en oorlogschepen, evenals I
opzichtens de buitenlandsche betrekkingen der 1
proviucie, bij uwe missive in dato 10 Djemzi-ut
evvel 1286, in antwoord op die welke mijn Groot-
Véza op mijn bevel den 18 Rebuil-Acher 1266
aan U had gericht.
Daar echter de financieële quaestie eene leveus- I
voorwaarde is voor het geheele land; zoo het deel
door de belastingschuldigen in de lasten te dra
gen hunne middelen overtreft, of zoo de opbrengst J
dier belastingen, in plaats voor de werkelijke I
behoeften des lauds te worden aangewend, wordi
verspild in nuttelooze uitgaven, stelt men zicb
onbetwistbaar aan onberekenbare verliezen en
gevaren bloot. Daaruit spruit dan voor den sou-
verein des lands het geheiligd en steeds geldend! I
recht voort, om zorgvuldig te waken over die I
belangrijke aangelegenheid, en opdat daaromtrent ,'i
noch twijfel noch misverstane besta, heb ik be
sloten, u de volgende ophelderingen te geven, diel
eveneens ter kennis van allen zullen worden ge
bracht. Overeenkomstig de grondvoorwaarden dus, I
die tot bases strekken aan de tegenwoordige ad
ministratie van Egypte, moeten alle belastingen
en cijnsen worden uitgeschreven en geïnd in L
mijn naam. Ik zou er dus in geen geval in kun- I
nen toestemmen, dat de sommen, uit die belas-
tingen voortspruitende, tot andere doeleinden be- 3
steed werden dan ter voorziening in de werke
lijke behoeften des lands, noch dat de inwonersB
door nieuwe belastingen werden gedrukt, zondérPR
dat daartoe wettige eu erkende noodzakelijkheid
bestond, 't Is daarom mijn volstrekte wil, dat Ge
uwe zorgen en aandacht met den meesten ijver
aan die twee belangrijke punten wijdt, evenals
aan de noodzakelijkheid dat mijne Egyptische
onderdanen steeds met rechtvaardigheid en bil
lijkheid worden behandeld. Daar tevens dooi
buitenlandsche leeningen de inkomsten des landsH
voor vele jaren worden in beslag genomen, kan I
ik niet toestaan, dat sommen, opgenomen op dt I
inkomsten van Egypte, ter aflossing van leeningen
worden gebezigd, zonder dat de redenen, die daar
toe noopten in alle bijzonderheden aan het oordeel -
van mijn keizerlijk gouvernement zijn onderwor
pen en zonder dat mijne toestemming daartoe
vooraf is verleend, 't Is dus mijn wil, dat nini- ty
mer eene leening zal worden gesloten, zonder I
dat de strikte noodzakelijkheid daarvan zal zijn R
gebleken en mijne machtiging, om haar aan te
gaan, verkregen zij.
Gij zult voortaan uwe handelingen en uwe
gedragslijn regelen naar de formeele termen
van deze mijn keizerlijke firman die in alle
opzichten conform is aan de respectievelijke recli
ten en plichten evenals aan de bestaande gebrui
ken."
22 Chaban 1286.
OostemrijkscH-Hoiisp. Mouarchie.
De keizer heeft gisteren de zitting van den
rijksraad met de volgende rede geopend
„Geëerde Heeren van de beide Huizen van iJen
Rijksdag
„Ik zie u heden andermaal om inij vereenigd
en heet u van harte welkom, - ik heet u welkom
met de zelfvoldoening die mij de terugblik ver
schaft op uwe vaderlandslievende en ijverige be-