en dat zijner paiiij tegenover den Noord-Duitschen Bond duidelijk te maken. Hij verklaarde zich vóór de voordracht, doch deelde daarin niet in alles de zienswijze van de nationaal-liberale partij, uit wier boezem het voorstel afkomstig is. Hij vond de explicatie van art. 78 meer met den letter van de constitutie dan met den geest van een bondsstaat overeen te brengen, daar het 't kenmerk van een dergelijken staat moet zijn, dat geene veranderingen in de grondwet kunnen gebracht worden, dat met toestemming van de meerderheid der staten, die den Bond vormen. Voorts wees hij het verschil aan, dat tusschen hem en de nationaal-liberale partij bestaat, ten opzichte van beider einddoelstreven naar eene oplossing van alle staten in een Noordduitschen staat. Hij meende dat het veelmeer in overeen stemming met de Duitsche ontwikkeling was, wanneer binnen de grenzen van den Bondsstaat aan de verschillende staten nog een groote vrij heid werd overgelaten. Hij stemde evenwel voor de voordracht omdat zonder twijfel het geheele civiele recht tot die onderwerpen behoort, die noodwendig tot de bevoegdheid van de bondsre- geering behooren. Ten slotte wees hij op het ge vaar oin thans nog te veel aan de regeering van den Bond over te dragen, zoolang er geen vrrant- woordelijk ministerie bestond, en alleen een verantwoordelijk bondskanselier, onder wie vele niet-verantwoordelijke personen werkzaam zijn. De eenige goede weg was naar zijn meening deze: dat men het art. 78 der bondsconstitutie wijzigt en dan een verantwoordelijk ministerie voor den Bond instelle. In dezelfde zitting heeft het Huis met groote meerderheid een voorstel aangenomen, om op afschaffing van het dagbladzegel bij de regeering aan te dringen. Frankrijk. In het Wetgevend Lichaam zijn Zaterdag be handeld de verkiezingen van de HH. Charpin en Figuerolles, gekozen in het departement der Loire. Het bureau stelt de goedkeuring daarvan voor. De heer Bancel bespreekt de pogingen in het werk gesteld om den tegen-candidaat van den heer Charpin, namelijk den heer Bertholon, te doen vallen. De prefect had o. a. aan de arbeiders beloofd, dat gelden beschikbaar zouden worden gesteld om bij werkstaking in hun onderhoud te voor zien, in geval zij tegen den heer Bertholon stemden. De heer Picard heeft, met het oog op dat feit, aangedrongen op het instellen eener enquête. De rapporteur verlangt nogmaals de goedkeuring der verkiezing. Het verzenden naar het bureau wordt verworpen met 156 tegen 91 stemmen, waarop de verkiezing wordt gevali deerd. Het bureau stelt hierop voor de verwer ping der verkiezing des heeren Gourgaud. De verkiezing van den heer Gourgaud wordt afgekeurd. Tegen die van den heer Girault wor den bezwaren in het midden gebracht; men stelt de verwerping voor, waarmede de vergadering zich vereenigt zonder eenig debat. De linkerzijde protesteert hiertegen en zegt, dat men bij ver rassing te werk wil gaan. Een hevig rumoer ontstaat hierop; Jules Favre doet het voorstel, om de discussie tot Maandag uit te stellen, dat met 136 tegen 86 stemmen wordt goedgekeurd. Maandag zal de heer Girault het woord voeren. En zoo is het onderzoek der geloofsbrieven nagenoeg geëindigdheden is nog slechts de ver kiezing van den heer Jollot, voor het departe ment van de Isère, aan de orde. Naar men zegt zou de gewone zitting 4 of 5 Januari worden geopend, 't Behoeft nauwelijks vermelding, dat de spanning groot is onder het publiek omtrent hetgeen met het kabinet nu zal geschieden- Zal Ollivier aan het bewind komen is de vraag, die velen bezighoudt, maar mocht dit het geval zijn, zijn invloed zal dan toch wel niet overwegend wezen; Forcade heeft door zijn geruchtmakende rede getoond, dat het gouvernement in hem zijn Rouher heeft wedergevonden, de Röuher van een keizerrijk met een liberalen tint: men zegt dan ook, dat de invloed van den min. van bin- nenl. zaken op de Tuilerieën is toegenomen, naarmate die van den heer Chasseloup-Laubat, die het liberaal element van het kabinet verte genwoordigd, gaandeweg vermindert. Het proces tegen de Rappel. Mocht de vrijheid van taal, die de regeering in den laatsten tijd aan de bladen toestond, ve len in de meening hebben gebracht, dat ze voor goed met haar verleden zou breken en een vol komen vrijheid zou toestaan waar ze vroeger met buitengewone strengheid te werk ging, het pro ces tegen de Rappel, dat Vrijdag U. voor de Zesde Kamer te Parijs gevoerd werd, zal die velen van meening hebben doen veranderen. Een talrijk publiek was in de zittingzaal aanwezig, en geen wonder, de belangstelling, die het proces zelve wekte, werd niet weinig verhoogd door de om standigheid, dat Favre en Gambetta voor de ge daagden optraden. Het artikel van de Rappel, dat die aanklacht ten gevolge had, getiteld, De twee paria's had én in de dagbladpers én onder het publiek grooten indruk gemaakt, en had be trekking op de handelwijze van het ministerie van oorlog tegenover twee soldaten, die kiezers vergaderingen te Belleville hadden bijgewoond. In genoemd artikel van de hand van Charles Hugo, zeide deze: „Is 't dan waarlijk ook geen misdaad, waardig eene voorbeeldige straf, met werklieden te hebben verkeerd, zich gemeenzaam te hebben gemaakt met het volk!" Hebben die soldaten, er zich niet aan blootgesteld, te hooren verkondigen, dat een vorst, die zijn eed schendt een oneerlijk inensch, dat een vorst, die moordt een misdadiger is, terwijl 't is uitgemaakt, dat die vorsten, wien alles gelukt, steeds gelijk hebben." Het openbaar ministerie trok uit die zinsnede twee beschuldigingen, in de eerste plaals, die van beleediging tegen den persoon des keizers, in de tweede plaats, die van het aanzetten van militairen tot ongehoorzaamheid aan hunne chefs. Jules Favre trad voor den heer Barbieux, den gérant van den Rappel, Gambetta voor Charles Hugo op. De keizerlijke advocaat verklaarde, dat het doel van het artikel kennelijk was geweest, het leger tot ongehoorzaamheid aan te zetten; het zelfde was ook beoogd geworden, door de inschrij ving die aan het bureau van den Rappel was opengesteld, om de twee bovenvermelde soldaten, die men naar Afrika had gezonden, van den dienst vrij te koopen. Volgens het openbaar ministerie was die han delwijze een antwoord op de toezegging des kei zers, dat hij voor de orde instond, welke toe zegging zekere partij zeer had verbolgen; die partij wist nu geen beter middel om dat instaan voor de orde te beletten, dan de soldaten van hun plicht af te brengen. Wat de beleediging jegens den keizer betrof, die was zoo duidelijk, dat er zelfs niet over viel te redeneeren, want wanneer van een vorst wordt gesproken die zijn eed heeft gebroken en zich als een oneerlijk man had gedragen, heeft men ken nelijk op den keizer willen zinspelen. Gambetta, in zijn pleidooi de rede van den openbaren aanklager punt voor punt volgende, wees er onder anderen op, dat de schrijver van de Rappel slechts in algemeene termen spreekt: „Is 't waar of niet, dat de vorst, die zijn eed breekt een oneerlijk man is? En nu er toevallig voor achttien jaren een vorst was, die, na zijn eed te hebben afgelegd, dien heeft ge schonden, dit zult ge niet betwisten de redenaar wordt hier tot de orde geroepen, na eene dis cussie tusschen hem en den voorzitter worden de deuren voor het publiek gesloten, waarna Gambetta aldus vervolgt „'t Is duidelijk dat het voorstel van den heer Charles Hugo eene bana liteit zou wezen, als we niet leefden onder den vorst, die zich met geweld en wederrechtelijk van het bewind heeft meester gemaakt, maar gij zult mij toestemmen, dat er slechts éene moraal is en dat de vorst, die het volk vermoordt, en daarbij misbruik maakt van de macht, die hem is toevertrouwd, en tegen hen, die hij moest be schermen, de instellingen bezigt, die hij in zijne hoede had, dan zult ge mij toestemuien, dat die vorst de algemeene verachting verdient, want ge behoort toch niet tot hen die bewerendat het in de staatkunde alleen op den uitslag aan komt. In de laatste 60 jaren hebben twee treu rige bewijzen het ons geleerd, hoe ver het gemis van moraliteit in de staatkunde kan leiden en van hoeveel belang het is, het geweten van Frankrijk tot hoogere beginselen te neigen. In dien wrekenden zin zult ge dan ook geen mis drijf zien, dat de straffen verdient, die ge eischt, en vooral die groote straf van schorsing." Daarna is Jules Favre aan het woord. Her haaldelijk in de rede gevallen door den president, beschuldigt hij den keizerlijkeu advocaat slechts een ondergeschikte van den min. van binnenl. zaken te zijn; deze antwoordt daarop: „ik sta minder onder een meester dan gij"vandaar een heftige woordenwisseling tusschen Favre en den ambtenaar van het openbaar ministerie, die ten slotte zijne woorden op Favre niet van toe passing verklaart. Barbieux wordt veroordeeld tot twee maanden gevangenisstraf en 1000 franken boete, Charles Hugo tot vier maanden gevangenisstraf en 1000 franken boete. Toon de veroordeelden en hunne verdedigers de zaal verlieten werden ze door eene talrijke menigte met gejuich ontvangen. De Figaro zegt, dat de Minister van Justitie eene nota heeft gezonden aan den Franschen gezant te Rome, den heer Banneville, waarin de Minister verklaart dat het, uit een godsdienstig oogpunt beschouwd, zeer ontijdig wezen zou indien thans werd voorgesteld om de onfeilbaar heid des Pausen tot een dogma te verheffen, terwijl de politieke gevolgen er van zouden zijn dat Frankrijk zich zou ontslagen achten van de verplichtingen bij het Concordaat aangegaan. De zaak van Tropmann is tegen 28 Dec. op de rol gesteld. TELEGRAMMEN. Petersburg, 11 December. Eene expeditie van 1500 man, op vier stoomschepen, is naar de Golf van Balkan, in de Caspische Zee, gezonden, ten einde de verbinding te vinden van het meer Aral, door middel van de vroeger Amudarja- rivier. Parijs, 12 December. Volgens de Public heeft de keizer al de ministers uitgenoodigd, heden avond op de Tuileriën te komen, otn over zekere zaak te beraadslagen. Gisteren is in een kabinetsraad besloten om het kabinet onveranderd te laten. Doch de onver wachte bijeenroeping van al de ministers - zegt de Public - doet ons denken, dat de keizer se dert gisteren van inzichten veranderd is. Washington, 12 December. Er is bij het con gres een bill ingediend, waarbij vergunning wordt gevraagd tot uitgifte van 44 millioen aan papie ren munt tot het amortiseeren van Bonds. Deze bill is naar het finantieele comité verzonden, dat tegen den maatregel is. New-York, 12 December. Pater Hyacinthe is naar Frankrijk vertrokken. De Spaansche, naar Cuba bestemde kanon- neerbooten, die in beslag waren genomen, zijn vrijgelaten. Florence, 12 December. Men verzekert, dat het aan den heer Sella is gelukt een ministerie te vormen, waarin Visconti Venosta, als min. van buitenl. Zaken, en Gudda als min. van bin- nenlandsche zaken zullen optreden. Madrid, 12 December. Figuerola heeft mede gedeeld, dat van de leening ten bedrage van 1000 millioen, een gedeelte is gerealiseerd a 11 pCt.hij hoopt ook het overige te kunnen reali- seeren. Castelar heeft de regeering vinnig aan gevallen, zoomede het huis van Savoye en kei zer Napoleon. Hij verklaart dat de natie niets wil weten van de candidatuur van den hertog van Genua omdat noch erfelijken roem, noch glorie aan zijn naam is verbonden. Hij heeft tevens verklaard, dat hij alle wettige middelen zal aanwenden om de democratische beginselen te doen zegevieren. De minister van binnenland- sche zaken heeft den spreker beantwoord. STATEN-GENERAAL. TWEEDE KAMER. Zitting van Zaterdag-avoDd 11 December. Voortzetting van de algemeene beraadslagingen over de begrooting voor de Staatsspoorwegen. De heer De Roo had in de ochtendzitting deze beraadslagingen geopend met eene rede over de be zwarende voorwaarden, die aan den aanleg van spoor wegen vanwege de defensie verbonden worden Spr. verdeeld de spoorwegen ten opzichte van de defensie in drie categoriën, naarmate zij voordeelig ofnadeelig voor de defensie zijn, of in geen direct verband daartoe be,taan. En nu keurde spr. hot af, dat bij de concessies voor alle deze drie soorten van spoorwe gen bezwarende voorwaarden ten opzichte der defensie worden vastgesteld, gelijk hij met voorbeelden bewees. In de avondzitting, oudersteunde verscheidene leden dit denkbeeld, de Min. van oorlog verdedigde de wijze waarop de regeering in dezen gewoon is te handelen, en de hr. De Roo stelde ten slotte de volgende motie van orde voor: nde Kamer, gehoord de inlichtingen der Re geering omtrent de bezwarende voorwaarden, welke, met het oog op 's lands verdediging, aan het verleenen van concessie voor den aanleg van spoorwegen worden verbonden, is van oordeel dat dergelijke voorwaarden alleen dan gesteld mogen worden wanneer voor den aan te leggen spoorweg rechtstreeks en onbetwistbaar schade wordt toegebracht aan bestaande verdedigings werken, in welk geval de schade door den concessio naris behoort te worden hersteld, en gaat over tot de orde van den dag De behandeling hiervan is tot een nader te bepalen dag uitgesteld. Behalve dit punt wezen verschillende sprekers op het groote belang van dezen of genen spoorwegde heer Heijdenrijck van den spoorweg Arnhem-Nijmegen, de heer Pijls van dien van Roermond-Gladbaeh, en de heer Van Wassenaar van Catwijck van den spoor weg naar Vlissingen en de aansluiting daarvan aan de Duitsche lijnen. De Min. van Binn. Zaken verwees de eerste spr. naar zijne mem. van Beantw., den heer Pijls antwoordde hij, dat voor deze lijn nog geen defenitieve concessie gegeven was, en dat alleen aan de Chemin de fer du Nord eene voorwaardelijke was verleend. De laatste spr. verzekerde de Min. dat juist met de Zeeuwsche spoorwegen de meeste spoed wordt gemaakt, en dat zoo de concessie werd gevraagd voor een spoorweg van Vlissingen of van Roozendaal naar Duitscbland de regeering geen bezwaar zal maken die te verleenen. De algemeene beraadslagingen werden daarna ge sloten, en met de behandeling der artikels een aan vang gemaakt. Bij art. 11 (spoorweg van Harlingen tot de Han- noversche grenzen) maakte de heer Van Naamen bezwaar tegen de wijze, waarop de regeering ten op zichte van de haven van Harlingen heeft gehandeld, door deze als een noodzakelijk complement van de spoorwegen op de begrooting te brengen. Spr. acht dit verkeerd, en daar deze haven bij besluit van 1819 onder het beheer der Staten van Friesland is gebracht wees spr. op de Vrijdag gehouden stemming, om te betoogen dat de Kamer thans deze gelden niet zonder inconsequentie kon toestaan. De heer Lenting schaarde zich aan zijne zijde, terwijl de heer Gratama het omgekeetde gevoelen voorstond. De verdere discussies werden tot heden verdaagd. Zitting van Maandag 13 December. Voortzetting der beraadslaging over de begrooting voor de staatsspoorwegen voor 1870. Na langdurige discussiên is art. 11, aanleg van de haven te Harlingen f 100,000, aangenomen met 40 tegen 35 stemmen. Een amendement van de heeren Stieltjes en In- singer om art. 18, aanleg van den spoorweg van Nieuwediep naar Amsterdam enz. f 957,700, met f 10,000 te verminderen, met het doel om de ge dachte uit te drukken, dat geene werkzaamheden in het open havenfront worden aangevangen voor een nader onderzoek naar de gesteldheid van den bodem heeft plaats gehad, werd verworpen met 53 tegen 22 stemmen. De geheele begrooting werd aangenomen met 54 tegen 21 stemmen. Hierop discussie over hoofdstuk V hervat met afdeeling onderwijs. Officieele Berichten. De BURGEMEESTER, Hoofd van het Gemeen tebestuur van Leiden, doet te weten, dat aan den Ontvanger der directe belastingen alhier zijn ter hand gesteld drie, op den 3CUen der vorige maand, invor derbaar verklaarde kohieren, alseen van het patent- regt, tweede quartaal, en twee voor de belasting op het personeel, voljaarsch- en drie vierendeeljaarsch- aanslagen, allen over het dienstjaar 1869 en 1870, terwijl ieder verpligt is zijnen aanslag, op den bij de Wet bepaalden voet, te voldoen. Leiden, 11 December 1869. Correspondentie. Het artikeltje van R. zal in het volgend noui- mer geplaatst worden. LAATSTE BERICHTEN. 's Gravenhaqe, 13 Dec. Het wetsontwerp tot afschaffing van de doodstraf behelst de afschaffing er van in die gevalleo, waar zij door de burger lijke strafwet wordt bedreigdzij wordt ver vangen door tuchthuisstraf voor het leven of van 5 tot 25 jaren. Uok in de militaire strafwetten wordt zij afgeschaft in tijd van vrede. Voor het krijgsvolk te water blijft zij gehandhaafd bij op roer, opstand, zamenzwering, zamenrotting of muiterij. Zaterdagavond is op den Leidschen straat weg nabij het tolhek een 51jarige man door drie personen aangerand en verwond. Een en ander ter kennis gebracht zijnde van den burgemeester van Wassenaar, deed deze den verwonde naar het burgergasthuis alhier vervoeren. De daders zijn nog onbekend. Sedert eenige dagen liepen hier ter stede zeer uiteenloopende geruchten nopens de ont dekking van uitgebreide diefstallen van juweelen enz. aan de Bank van leening, waaraan eenige beambten zich, met onderlinge zamenwerking, se dert korten of geruimen tijd, schuldig zouden hebben gemaakt. Men verzekert dat die geruchten allezins overdreven zijn. Men is wel tot de ont dekking gekomen van eenige oneerlijke prak tijken bij het in ontvang nemen van beleende goederen, maar hieraan is in zoover gevolg ge geven, dat twee daarbij betrokken beambten, na gestorte schadevergoeding, zijn ontslagen. Amsterdam, 13 December. Tarwe O. B. Pools. 338, N. Pools. 305, op tijd. Rogge nieuwe quali- teit; Taganrog 178, ISO, 185; Galatz 186, v. b.; dito 190; N. Pruis. 205; Petersburg 182, v. b. alles c. z./k. Maart 184, 183; Mei 184, 183. Stem ming: Tarwe onveranderd; Rogge flauwer. Kool zaad April 7714. Raapolie vliegend 4014, naj. 3814, voorj. 40VaU. Lijnolie vliegend 31, naj. 3214, voorj. 3114. Wkenen, 13 Dec. In de troonrede wordt de verhouding tot het buitenland bepaald vredelie vend genoemd. De betrekkingen van Oostenrijk hebben overal, en ook daar waar voorbijgaande verschijnselen, die schenen te zullen verstoren, eene vriendschappelijke en geruststellende wen ding genomen. Parijs, 13 Dec. De minister van financiën, de heer Magne, heeft een rapport publiek gemaakt, waarin hij zegt, dat de vlottende schuld 818 millioen bedraagt, en dat het budget voor 1868 een batig saldo aanbiedt van 1814 millioen. De in directe belastingen hebben gedurende de elf eerste maanden van 1869 eene meerdere opbrengst opge leverd van 32 millioen; het vermoedelijk overschot op den dienst van 1869 zal 55 millioen en het totale overschot derhalve ruim 73 millioen bedragen. In het rapport wordt de hoop te kennen gegeven, dat het budget voor 1870 even gunstige resul taten zal opleveren. De minister berekent het totaal der gewone ontvangsten voor 1871 op 1771 millioen, de uitgaven op 1674 millioen. Florence, 13 December. De Opinione meldt, dat het kabinet is samengesteld als volgt: Sella, pre sident van den ministerraad en minister van financiën; Venosta, buitenlandsche zakenGodda, binnenlandsche zaken; Castagnola, justitie; Sa- rocca, openbare werken; Correnti, onderwijs. Biancheri, marine' Voor oorlog en landbouw is nog geene definitieve keus gedaan. Petersburg, 12 Dec. De meest invloedrijke ou- zer dagbladen zijn van gevoelen, dat de Turksch- Egyptische quaestie een levens quaestie is. De toekomst is voor Egypte; de quaestie kan tijdelijk ter zijde worden gesteld, maar zij zal noodwendig weder te voorschijn treden als een deel van het Oostersche vraagstuk. Rusland en Frankrijk zijn voor Egypte en moeten dit zijn. In deze omstan digheid ligt eene van de vele redenen der toe nadering tusschen deze beide mogendheden op gesloten. Engeland en Oostenrijk zijn voor Turkije gestemd; daaraan kan niet worden getwijfeld. Pruisen is bij de quaestie niet rechtstreeks be trokken.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1869 | | pagina 3