b. v. het Portret van T. Schrevelius, door of naar
Frans Hals; de Miniatuur-portretten van Marnix,
Menno Simons en Coornhert; een fraai Intérieur
(lazareth) dat ons aan Adr. Brouwer deed den
ken eenige goede Landschappen, Stads- of Rivier
gezichten, door en in de manier van J. Van Goijen
een Gezicht op Nijmegen, door L. Verschuur; een
Gezicht op den Vijverberg en het Hof, zeer vermoe
delijk door D. Vinkenboons; een Portret van Ja
cob Cats, door L. De Jongh (anno 1659) enz.
Onder de antiquiteiten zijn vooral de Nijmeegsche
gildekannen en de Romeinsche oudheden opmer
kelijk. De collectie munten en penningen is vrij
talrijk en bevat zeer belangrijke nummers. Vad.)
's-Gravenhaoe, 11 Dec. Gisteren stond voor het
provinciaal gerechtshof terecht Jannigje Vermas,
laatstelijk dienstbode bij den landman L. de G.
te Mijnsheerenlaud, als beschuldigd van op 23
Aug. jl. diens schuur te hebben in brand gesto
ken, en dat alleen om zich op haren meester en
diens huisvrouw te wreken reden voor die wraak
neming was het volgende:
Bekend gemaakt dat het in 't huis waar zij
diende wel eens spookte, had zij aan haar mees
teres gezegd: //ik verdij 't nog langer te blijven
in een huis waar 't spookt." „Welnu, voegde
deze haar toe, dan kunt ge met 1 Oct. heengaan."
In dien tusschentijd zag zij naar een dienst om
en verkreeg dezen, maar toen de tijd van vertrek
allengs naderde bekroop haar de lust om te blij
ven, en deed zij in dien geest een verzoek aan
haar meesteres. Deze gaf daarop een weigerend
antwoord, hetgeen haar zoodanig met wrok en
haat vervulde, dat, toen zij den 23,,en Augustus
in de keuken aardappelen zat te schillen, plotse
ling het denkbeeld opkwam om zich te wreken
door de schuur, die aan het woonhuis grensde,
in brand te steken. De daad volgde op deze ge
dachte.
Hare geheele bekentenis trok zij ter terecht
zitting weer in onder de verklaring dat het haar
was afgeperst door den rijksveldwachter, omdat
deze zou gezegd hebben: „Als je niet bekent,
zult ge nog zuur brood eten."
De adv.-generaal Mr. W. Terpstra achtte niet
temin deze herroeping onaannemelijk.
Het requisitoir strekte dan ook tot schuldig
verklaring aan de opgenoemde misdaad, en ver
oordeeling tot de straffe des doods, uit te voeren
op een openbare plaats binnen 's-Gravenhage.
De verdediger der besch. Mr. Van Oudheusden,
concludeerde op verschillende gronden tot vrij
spraak.
Utrecht, 9 Dec. Men verneemt dat met Fe
bruari a. s. eene promotie bij het wapen van den
veterinairen dienst zal plaats hebben en zulks in
verband met en ten gevolge van het examen, het
welk voor hoogere rangen op dit oogenblik al
hier onder voorzitterschap van den eerstaanwe-
zenden officier van gezondheid, majoor Dr. We
lding, plaats vindt.
Daltsen, 10 Dec. Gisteren reeds begaven zich
een aantal heeren en dames op het ijs om zich
met schaatrenrijden te vermaken. Het ijs was
echter nog te broos om de zwaarte te kunnen
dragen, zoodat een twintigtal dames er doorzak
ten. Allen werden echter door de aanwezige
heeren bijgestaan, en kwamen alzoo met den
schrik en een koud bad vrij.
Gemengde Berichten.
Een zestienjarig meisje uit den omtrek van
Gelsenkehen heeft vóór eenige dagen het ouder
lijke huis verlaten, om onder de pauselijke zou-
aven dienst te nemen. Om haar doel te kunnen
bereiken, had zij voor haar vertrek de kleederen
van een knaap van gelijken leeftijd als zij gesto
len. De ontstelde ouders wendden zich tot den
geestelijke om hun behulpzaam te zijn in de op
sporing van hun kind, doch deze trachtte hun
aan 't verstand te brengen, dat hunne dochter
blijkbaar op grond eener hooge goddelijke inge
ving had gehandeld, en den weg ingeslagen, die
tot heiligverklaring voert.
Van den 1"«" October 1868 tot den 30",n Sep
tember 1869 werden in het Sint-Gotthardklooster
aan 7620 arme reizigers van alle natiën, 19,175
rantsoenen benevens verscheidene kleedingstuk-
ken verstrekt. Achtendertig zieken en halfbevro-
renen vorderden eene langere verpleging. Drie
reizigers vonden door lawinen den dood. Het to
tale bedrag der uitgaven beliep 8921 franken en
dat der inkomsten 8634 franken.
Het is altijd een événement in eene familie,
wanneer de kat jongen krijgt. Wat zal men met
de kleintjes beginnen? De kinderen zouden ze
allen in 't leven willen laten, maar papa en mama
hebben daar natuurlijk geen vrede mee. De kin
deren zijn al druk genoeg en dan nog een zoo
talrijk geslacht jonge katten van verschillende
seksen! Men kiest er de mooiste uit, en broertjes
en zusjes moeten onmeedoogend verdronken wor
den. Deze noodlottige dag was ook aangebroken
bij mevrouw De B. Haar negenjarig dochtertje
Bertha schreide heete tranen. „Ach mama, die
arme beesjes! Toe ina, laat ze toch niet ver
drinken." De moeder putte hare redeneeringen
uit, om het bedroefde kind diets te maken, dat
de arme oude kat al die kleintjes het waren
er acht niet kon voeden. „Ach, het is zoo
koud I" snikte Bertha achter hare handjes. „O
dat is in een minuut over." „Nu, ma! zoo u
ze dan bepaald wilt verdrinken, doe het dan ten
minste niet op de gewone manier." „Welnu, hoe
dan?" „Laten we eerst het water warm maken!"
(D. v. Z.-H.)
Een burger van Parijs ging even voor het diner
naar huis. Zijn echtgenoote was met de kinderen
naar buiten en hij ging slechts naar huis om
zich even om te kleeden, want hij ging bij een
vriend dineeren. Up de trap liep hij echter iemand
tegen het lijf met een matras onder den arm. De
man scheen zeer verslagen en bedrukt. Onze bur
ger kreeg medelijden en vroeg wat hem deerde.
Mijnheer, zeide de matrasdrager, is dit de lom
bard niet? Wel neen, zeide onze burger, die
is een deur verder. Dank u mijnheer, en hij
wilde verder gaan. Onze burger was echter nieuws
gierig geworden en vroeg hem of hij die matras
naar den lombard bracht. Ach mijnheer, was
het antwoord, vraag mij daar toch niet naar. Mijn
kind is ziek en ik heb geen geld om geneesmid
delen te koopen. Om ons kind nu geneesmidde
len te kunnen koopen verpanden wij ons matras.
Het werd onzen burger week om 't hart toen hij
deze ellende hoorde. Behoud uw matras, zeide hij,
en koop hiervoor geneesmiddelen. Meteen stopte
hij hem 10 Ir. in de hand. Onze. burger ging nu
naar boven, kleedde zich haastig om, ging naar
zijn vriend, at en dronk daar met den smaak
dien slechts een goede daad geven kan, kwam
laat te huis en miste bij het naar bed gaan,
een matras.
INGEZONDEN.
In de zaal op het Noordeinde (o tempora o mo
res!) trad gisteren-avond voor een auditorium
grootendeels uit studenten samengesteld, leden
van het pas uit hun midden opgerichte gezel
schap Doctrina, prof. Rauwenhoff als spreker op.
Nadat hij er eerst op gewezen bad, hoe het een
gunstig teeken des tijds kon genoemd worden
dat in een eeuw waarin vakstudie op den voor
grond treedt, jongelieden, zeer verschillende in
uiteenloopende richting van studie, en behoorende
tot verschillende faculteiten zich vereenigd had
den om op deze plaats sprekers te hóoren, die
onderwerpen zouden behandelen tredende op
elk gebied, en na zijne warme sympathie voor
deze pogingen te hebben betuigd, ging hij tot
het eigenlijke onderwerp zijner rede over.
Op 17 Januari 1779, zoo begon hij, schreef
Ephraim Lessing aan een zijner vrienden, toen
hem zijn geliefde echtgenoot pas ontvallen was:
Ik wilde ook eens gelukkig zijn zooals andere
menschen; maar het is mij niet gelukt; een
goede dosis laudanum van verstrooiing in theo
logie zal mij misschien het leven dragelijk ma
ken. Ook hierin had hij zich misrekend. De uit
gaven der Wolfenbuttelsche fragmenten deed een
storm van verontwaardiging opgaan bij de toen
malige bekrompen theologen. Gütze, een onwaar
dig tegenstander, wiens beeld wij moeten te
rugzoeken in een der dramatische personen van
den grooten dichter, en zoovele anderen doopten
hun pen in gif en bragten het zelfs zoover dat
de hertog van Brunswijk de uitgave der Wolfen
buttelsche fragmenten verbood. Maar Lessing
wilde volharden, en om dit mogelijk te ma
ken, om de noodige geldmiddelen niet te ont
beren, zocht en vond hij in zijne papieren het
plan van een drama. Daaraan heeft Duitschland
zijn meesterstuk te danken, daaraan is de gan-
sche wereld de: Nathan der Weise verschuldigd.
Habeut sua fata li belli I
Nieuw is de intrigue niet. Lees, zoo schreef de
dichter aan zijn broeder Karl en zijn vriend
Mores Mendelsohn, in Boccaccio's Decamarone,
Novella III. En ook daar heet de sultan
Saladinen de jood Melchisedek verhaalt aan
zijnen meester de parabel van den ring. Maar
welk een verschil! Bij den een, den scepticus
bij uitnemendheid, eindigt de nooit volprezen
gelijkenis met de weinig bemoedigende gedachte:
wie nu den echten ring had, welke zoon de
meest begunstigde was, werd niet ontdekt; en
bij Lessing? De 3 zonen komen bij den rechter,
hij vraagt: wie uwer bemint de 2 anderen het
meest? wat, gij zwijgt? gij bemint allen uzelven
het meest? gij zijt bedriegers en bedrogenen, de
3 ringen zijn nagemaakt, ik kan geen uitspraak
doen; maar ik wil u een raad geven; leeft een
drachtig en in liefde te zamen, en komt dan
over duizende en duizende jaren aan dezen rech
terstoel; dan zal een man op dezen zetel zitten
wijzer en regtvaardiger dan ik; en die dan het
meest bij Goden en menschen zal geliefd zijn,
die het meest zal gevoeld hebben de kracht van
den ring, hij heeft den echten, den onvervalsch-
ten als eeuwig erfdeel.
Na deze vergelijking der twee stukken, het een
van den sceptischen novellist, hetandervanden uit
stekenden, wijsgeer gaf de redenaaar een keurig
exposé van hetgansche stuk. Wij willen hem hierin
niet op den voet volgen. Alleen is het genoeg op te
merken dat één grondgedachte het geheel be
heer schte, die wij straks met korte woorden zullen
aangeven. Meesterlijk waren soms de vertalingen
j van het stuk zelf, het tooverpaleis van Lessing's ge
dachte werd ons aan de hand van den spreker
ontsloten, hetzij hij met fijne ironie den onchris-
telijken patriarch in al zijn naaktheid ten toon
stelde, hetzij hij met diep gevoel de vrome
dweepzucht der liefelijke Recha ontvouwde. En
zoekt niet, zeide hij, in 's dichters eigen drama
turgie of de Nathan aan al de vereischten van een
drama voldoet; zelfs ware dit niet het geval dan
nog zou het als een drama sui generis, Tessing
den roem niet ontnemen, Duitschlands grootste
dichter geweest te zijn!
Zal, vroeg de spreker, het pleit der godsdiensten
ooit worden opgelost? Zal ooit de strijd tusschen
universalisme en particularisme gestreden zijn?
Neen, zoolang men onder het eerste verstaat, het
zich oplossen van de godsdiensten in één dogma,
hetzij éen christendom, jodendom of Islamisme,
hetzij dat van het ongeloof. Want zoo dikwijls
helaaswordt in onze tegenwoordige dagen dat
denkbeeld slecht verstaan, en nog slechter toege
past, zoo dikwijls breekt men den tempel af van
het bijgeloof om een nieuwe van het ongeloof
op te bouwen! Particularist te zijn is zeker een
fout, wanneer men dat woord neemt in zijne
beteekenis van exclusivisme, van het verheffen van
zijn eigen dogma als het eenige goede, ware en
zedelijke! maar wanneer men daarentegen-, niet
lettende op die uiterlijke vormen, die eigen zijn
aan iederen godsdienst in het bijzonder, niet
huldigende een eentoonig universalisme, den grond
toon vat van datgene wat eiken godsdienst moet
kenmerken, wil hij menschelijk zijn, dan is de
ware ring gevonden, en zijn naam is humaniteit.
Die ring, behoort niet aan den jood, aan den
christen, aan den Muzelman, maar aan den mensch,-
en dat begreep ook Lessing. Niet langs denzelfden
weg liet hij de verschillende rigtingen der per
sonen van zijn drama komen tot die verhevene
grondgedachte; Nathan de Jood door zijn onder
vinding en menschenkennis, Saladin de muzel
man door de overtuiging, die Nathan hem in
boezemt, de tempelridder, doordat de kiemen
van liberaliteit reeds in het klooster in hem wa
ren ontwikkeld, Daja door de vereering van ha
ren heer, de kloosterbroeder door zijn vromen
eenvoud, alleen beseffen ten laatste dat ze leden
zijn dier grootefamilie, die men menschheid noemt.
En daarom heeft de ontknooping van het drama,
de samenkomst in het paleis van den sultan de
onderlinge herkenning, een hoogere beteekenis.
Daar vereenigen zich de godsdiensten, niet om
zamen te smelten in één en hetzelfde dogma, maar
om zich te vereenigen in die idéé, die het fon
dement moet zijn der menschelijke zamenleving,
de humaniteit!
Na een opwekkend woord tot de studenten
die steeds getracht hadden dut denkbeeld te ver
wezenlijken, en zonder onderscheid te maken tus
schen rang, stand of godsdienst, steeds de inner-
nerlijke waarde hunner vrienden wisten op prijs
te stellen, om ook in het vervolg voort te gaan
de door hem ontwikkelde denkbeelden voor te
staan, en ware humaniteit te betrachten sloot
de welsprekende redenaar en het weggesleepte
auditorium gaf door een luid applaudissement
aan zijne ingenomenheid lucht.
Vergun, M. de R.uw verslaggever, een kort
woord hierbij te voegen, om u er op te wijzen
hoe treurig, hoe sukkelachtig middeneeuwsch bij
deze denkbeelden afsteekt de redevoering door
zekeren Ds. Tidemari van Hoorn on.angs in
Zwolle en Amsterdam gehouden. Uwe lezers zul
len dan, nu ze een punt tan vergelijking hebben,
duidelijk kunnen zien: quid disteut aera lupinis.
BUITENLAND.
Stemmen over het Concilie.
Het officieuse Pruisische blad de Provincial-
Correspondenz wijst op de kerkelijke politische
vraagstukken, waaraan op het Concilie eene voor
name plaats zal ingeruimd worden en de vrees
die daardoor bij velen is ontstaan, over den in
vloed ervan op de betrekkingen tusschen de
kerk en den staat. De verklaring van de duitsche
bisschoppen heeft er evenwel toe bijgedragen om
deze vrees te verminderen); deze hebben toch
gezamenlijk als hunne overtuiging uitgesproken,
dat een algemeen concilie nimmer leerstukken
zou verkondigen, die met de grondbeginselen van
het recht, met het recht van den staat en van de
overheid, met de beschaving en met de belangen
der wetenschap of met de rechtmatige vrijheid
eu het welzijn der volken in weêrspraak zijn.
De Prov. Corr. eindigt dan ook zijn artikel
aldus:
„Men mag den afloop van het concilie met
de verwachting te gemoet zien, dat de gevaren,
die men op godsdienstig-politisch gebied verkon
digd heeft, zich niet zullen verwezenlijken. De
vrienden der katholieke kerk ten onzent zouden
het zeiven betreuren, wanneer er besluiten geno
men werden, die de zoo vredelievende en verblij
dende verhouding van de kerk tot den staat, en
tusschen de belijders van de verschillende gods
diensten onder het volk zouden verstoren. Ge
varen voor den staat zouden met onze con
stitutie en onze wetgeving, en ook met het poli
tiek en vaderlandslievend bewustzijn van' ons
volk onder geene omstandigheden te duchten zijn.
Maar bovenal moet de wijsheid van den Pau
selijken Stoel zelf er op bedacht zijn dat het
Concilie geene wegen insla, die tot bedenkelijke
gevolgen zouden kunnen leiden. De stemming
van bezadigde katholieken zal wel denkelijk
in Rome reeds gehoor gevonden hebben, en de
raadgevingeu van de duitsche en van andere,
even als deze denkende, bisschoppen zullen op
het Concilie voorzeker een zwaar wegenden in
vloed uitoefenen. Moge het vertrouwen der bis
schoppen niet beschaamd worden, dat het Concilie
geene andere leerstukhen verkondigen zal, dan
die met de beginselen der rechtvaardigheid, met
het recht van den Staat en de overheid, met de
rechtmatige vrijheid en het welzijn der volken
strooken."
Tengevolge eener interpellatie van den afge
vaardigde Carrascon, heeft de Spaansche minister
van buitenlandsche zaken, Christino Martos, zich
in dier voege verklaard omtrent de door de
Spaansche regeeering te volgen gedragslijn te
genover het concilie. De bijeenroeping van het.
concilie heeft het den roomsch-katholieken mo
gendheden raadzaam doen voorkomen, zich te
waarborgen tegen mogelijke gevolgen der beslui
ten door de kerkvergadering £e nemen; de beslui
ten der te Fulda bijeengekomen Duitsche bis
schoppen verdienen zeer de aandacht, terwijl
de openbaar gemaakte denkbeelden van Mgr.
Dupanloup, naar het den minister voorkomt, op
eene wedergeboorte van het Gallicanisme wijzen,
terwijl daarentegen de ultramontanen tweedracht
zoeken te brengen tusschen de kerk en den
vooruitgang der beschaving. Ten slotte wees de
minister op het schrijven van prins llohenlohe,
en deelde hij mede, dat hij te Rome had doen
weten, dat de Spaansche regeering vast besloten
was, met kracht op te komen tegen alle beslui
ten van het concilie, die met de democratische
beginselen der constitutie van 1869 in strijd wa.
ren. Die verklaringen werden door de Cortes
met luiden bijval begroet.
De Engelsche Times bevat, ter gelegenheid van
de opening van het concilie, een heftig hoofdar
tikel tegen de partij van teruggang in de katho
lieke kerk. Het blad betoogt, dat de groote massa
der roomsch-katholieken, de uitspraak„de paus
is onfeilbaar" niet anders opvat dan de En-
gelschen de grondstelling: „de koningin kan geen
onrecht doen." 't Is in beide gevallen een fabel,
maar met dat onderscheid, dat wij Engelschen,
wel eene wet van den vorst aannemen, maar
niet dan nadat hij er met zijne verantwoorde
lijke raadslieden over gesproken heeft, terwijl
de roomsch-katholieken het woord des pausen als
onbetwistbaar aannemen, omdat ze eenmaal over
eengekomen zijn, dat in geloofszaken de waar
heid door strijd niets wint, en de grootste vei
ligheid berust in de zelfverloochening van het
verstand. Maar van die zelfverloochening heeft de
paus te veel verwacht, toen hij met zijne jezuï
tische raadslieden, den handschoen toewierp, dien
moedige geesten niet geaarzeld hebben op te ne
men. „Onfeilbaar "1 roept het blad, „de Pausonfeil
baar! Hij, die het stelsel van Copernicus op den
Index plaatst, en den Syllabus aan het menschdom
biedt als de Alpha en Omega van beschaving!
Wij weten niet, of men argumenten als die van
Janus en Msgr. Maret in het Vaticaan zal willen
aanhooren. Doch zóóveel weten we, dat, indien
men slechts toestaat dat het dogma der onfeil
baarheid besproken worde, de wereld er niet
anders dan bij winnen kanen dat de dikste
muren van de St. Pieter het licht niet zullen
kunnen beletten te schrijven wanneer ook het
hof van Rome het niet dulden wil.
Verscheidene andere bladen laten zich in dien
zin omtrent het Concilie uit.
Ten slotte nog iets omtrent de ontmoeting tus
schen den H. Vader en den kardinaal Bonnechose
de Paus richtte namelijk tot genoemden prelaat
de vraag wat men in Frankrijk wel dacht van
de onfeilbaarheid des Pausen. „Dat men haar
niet tot dogma moge verheffen," antwoordde de
kardinaal, waarop de Paus zeer heftig aan het.
gesprek een einde maakte met de volgende woor
den: „uwe Eminentie is steeds in de oppositie
geweest. Ik herinner mij nog, dat Ge u in dei-
tijd verzet hebt tegen de verheffing tot dogina
van de Onbevlekte Ontvangenis; maar Goddank,
wij wilden, dat het zou gebeuren, en het is ge
beurd wij willen dat de onfeilbaarheid des Pausen
tot dogma worde verheven, en dit zal geschie
den door het Concilie van 1869."
Naar men weet is het echter zeer waarschijnlijk
dat de quaestie der onfeilbaarheid van het pro
gramma zal worden geschrapt.
Op den dag, waarop het Concilie geopend
werd, vonden in verscheidene kerken van Enge
land buitengewone godsdienstoefeningen plaats.
Zoo trad de predikant Noël op in de Freema
sons Hall te Londen om den Heer te smeeken
dat Hij zou verijdelen dat de onfeilbaarheid des
Pausen tot een dogma zou worden verheven. De
bisschop van Ely presideerde eene vergadering,
waarop het besluit genomen werd dat de een
heid der Christelijke Kerk niet zou worden ver
kregen door de onfeilbaarheid van het Hoofd dier