N°. 3019, Zaterdag 11 December. Feuilleton van liet „Leidsch Dagblad". LEID A°» 1869. DAGBLAD PRIJS DEZER, COURANT. Voor Leiden per 3 maandenƒ3.00. Franco per post3.85. Afzonderlijke Nommers0.05. Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen, uitgegeven. PRIJS DER ADVKRTKNTIKN. Voor iederen regel Grootere letter naar de plaatsruimte die zij beslaan. j 0.15. fielden, XO December. HET CONCILIE. III. Wanneer liet concilie zijne besluiten openbaar zal maken, dan zal de katholieke wereld daarin den wil des Heiligen Geestes eerbiedigen. Zoo spreken tegenwoordig de liberale en de ultramon- taansche katholieken zonder onderscheid, doch er is grond om te meenen, dat zij daarom alleen die verklaring zoo volmondig afleggen, omdat het concilie nog niets besloten heeft. In de basiliek van Sint Pieter zal de Heilige Geest zijn onfeil baar oordéel uitspreken. Het klinkt schoon, maar ziet eens, hoe de praktijk van het leven onge merkt de ketterij doet insluipen in het gemoed van den geloovigsten katholiek, en hoe. weinig liberalen cu ultrainontanen het van elkaar winnen, wan neer dat geloof aan de onfeilbare inspiratie van hot concilie beproefd wordt. Immers wie zulk eeue verwachting koestert, wie gelooft, dat de prelaten der kerk, hoe feilbaar ook elk op zijn eigen bisschoppelijken zetel moge wezen, op eens organen worden van een onfeilbaren geest, zoodra zij allen te zamen om den Heiligen Stoel zijn neergezeten, wie dit gelooft en verwacht, die mopt ook rustig het oogeublik verbeideu, waarop dc Geest Gods zal spreken, die moet niet vragen wat er gesproken zal worden, die uiag zelfs niet wenschen, dat de Heilige Geest zóo besluiten moge en niet anders, die mag allerminst een belachelijke poging wagen om de bisschoppen voor te lichten en invloed uit te oefenen op een oordeel, dat immers het onfeilbaar oordeel des Heiligen Geestes wordt, zoodra zij zitting geno men hebben in de zaal van het concilie. Ziedaar de konsequente theorie. En nu de praktijk. De groote woordvoerder van het ultra- montanisme in Frankrijk, Louis Veuillot, begint maanden lang vóórdat het concilie zal geopend worden, dag aan dag in zijn Univers te prediken, dat de katholieke kerk altijd aan de onfeilbaarheid des pausen geloofd heeft, dat zij er nu vaster dan ooit aan gelooft, en vurig wenscht, dat het concilie dit geloofsartikel als kerkelijk leerstuk voor iederen katholiek verbindend moge maken. Heinde en ver zendt hij exemplaren van zijn blad aan de bisschoppen, die naar het concilie zullen gaan, en gretig neemt hij breeven en mandementen op van de hooge geestelijken, die denzelfden wensch koesteren als hij. Intus- schen zendt ook de liberale partij hare adressen in de wereld, waarbij zij die verheffing van de leer der persoonlijke onfeilbaarheid tot dogma sterk afiaadt. Van alle kanten wordt er gepro testeerd tegen het drijven der ultramontanen. Ginds verheffen de katholieken van Coblentz hunne stem, daar komen de duitsche bisschoppen te Fulda zamen; hier maken de hoofden der liberaal-katholieke partij in Frankrijk,de Broglie, Montalembert, de Faloux hun manifest open baar, terwijl ook de theologische fakulteiten van Beieren en Baden haar oordeel uitsprekende katholieke hoogleeraar Doellinger schrijft eerst onder den naam van Janus en dan nog eens on der zijn eigen naam, terwijl Mgr. Maret profes sor der Parijsche Sorbonne zijne twee lijvige boekdeelen tot. aan de grenzen van Rome ziet doordringen; ten slotte worden in alle landen, waar nog niet zulke stemmen vernomen zijn, als Engeland, Amerika, Spanje, Italië, Turkije enz. verschillende vertalingen en bewerkingen rondgedeeld van een Memorandum, dat hier en daar de stijl van Mgr. Dupanloup, bisschop van Orleans schijnt te verraden. En ziet, terwijl beide partijen de reisvaardige bisschoppen voor haar gevoelen zoeken te winnen, nu zij nog feilbaar zijn en dus veranderen kun nen, opdat zij, onfeilbaar geworden, zich aan dat oordeel mogen houdeu, daar treedt de bisschop van Orleans openlijk tegen Veuillot op en zegt verwijtend: wat loopt gij den Heiligen Geest vooruit en tracht een vraagstuk te beslissen, dat door het concilie beslist moet worden? Maar Monseigneur, ik spreek eenvoudig den wensch uit: dat de hooge kerkvergadering dit geloofsartikel bij acclamatie tot dogma verheffe. - Bij acclamatie! is het wederwoord; meent gij dan, dat de Heilige Geest de kerk alleen vrij stelt van nadenken en onderzoeken, van wikken en wegen? - Verbeeldt u, mijne lezers, roept nu Veuillot, zegevierend, Monseigueur wil, dat de Heilige Geest zich eerst een maal of wat zal bedenken Ziedaar wat er in de praktijk van de theorie overblijft. En nu dan de groote vraag zelve, die ultra montanen en liberalen verdeeld houdt en waar van de eersten hopen, de anderen vreezen, dat zij op het concilie bevestigend zal beantwoord worden: is de paus persoonlijk onfeilbaar, of is hij het alleen dan, wanneer liet oordeel dei- gezamenlijke bisschoppen zijn oordeel bevestigt? Voorzeker blijven zij die de laatste meening zijn toegedaan getrouw aan de beginselen, die de grootste mannen der Fransche geestelijkheid al tijd hebben voorgestaan, die in de vijf grondstel lingen onder den invloed van Bossuet in 1682 vastgesteld, zijn neergeschreven, en die in het concordaat, dat Napoleon I met den Hei ligen Stoel gesloten heeft, zijn gehandhaafd. Maar wie zal kunnen ontkennen, dat het onver moeid streven der katholieke kerk naar eenheid in alles, eerst dan zijn doel volkomen zal bereikt hebben, wanneer de stedehouder van Christus onfeilbaar zal verklaard zijn, wanneer men het gansche katholicisme zal kunnen samenvatten in éene gedachte, éene stem, éen wil? Of het concilie het dogma van de persoonlijke onfeilbaarheid des pausen zal afkondigen is lang niet zeker. Veuillot schrijft wel brieven uit Rome, maar hij acht het beter maar te zwijgen over het oordeel der bisschoppen die hij ontmoet heeft. Dat de Romeinsclie curie het echter van harte wenscht, mag men opmaken uit den ijver, waar mede geschriften als het boek van Mgr. Maret en het laatst schrijven van den bisschop van Orleans te Rome geweerd worden. Burg. en Wetli. alhier brengen ter kennis van de belanghebbenden dat, door het invallen van den eersten Kerstdag en den Nieuwjaarsdag op Zaterdag, de op dien dag bepaalde markten des Donderdags te voren zullen worden gehouden. Z M. heeft lot schoolopziener in het vierde schooldistrict van Zuid-Holland benoemd den heer J. A. F. Coebergh, alhier. De Slaats-Courant bevat heden het verslag van den staat der rijksinstelling voor onderwijs in Indische taal-, land- en volkenkunde alhier, over het studiejaar 18681869, ingediend door den Raad van Bestuur van gemelde instelling. Voor de verkiezing van een lid der Tweede Kamer in het hoofd kiesdistrict Zuidhorn zijn uit gebracht 558 stemmen. Gekozen met 310 stem men Mr. E. Cremers. Verder waren uitgebracht op de heeren Prof. Gralama 121, Wiarda 66 en Alberda van Ekenstein 31 stemmen. De Staatsspoorwegboot, die gisterennamiddag kwartier over vijven van Rotterdam moest ver trekken, heeft wegens het mistige weder de reis opgegeven. Ook de boot, van den Moerdijk naar Rotterdam bestemd, is niet afgevaren. In antwoord op den heer Van der Maesen, die tot de regeeripg de vraag richtte of en welk ge volg de minister zich voorstelt, te ge en aan de adviezen der commissie over den arbeid van kin deren in de fabrieken, heeft de minister geant woord dat de publieke opinie deswege eerst nog moet gevormd worden, doch hij geloofde niet, dat wetten op dit punt veel zullen uitrichten. Wij vernemen zegt hel Noorden dat som migen hier ter stede (Groningen), die de rubriek kerkgenootschap der volkstellingsbiljetten opzet telijk oningevuld hebben gelaten of ze met een streep of met het woord „geen" hebben ingevuld, zich beklagen dat deze invulling beschouwd wordt als niet te zijn geschied en zij tegen hunnen wil tot eenig kerkgenootschap worden gerekend, waar mee zij niets willen te maken hebben. Üok in Zuid-Beveland vindt het in Groningen gegeven voorbeeld, 0111 op vermindering der kos ten van defensie aan te dringen, navolging. Door eenige ingezetenen van Goes is namelijk tot het zelfde einde een adres opgesteld, dat aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal gericht is, en, door verscheidene personen uit die gemeente en omstreken geteekend, eerstdaags zal worden opgezonden. In dit adres wordt o. a. gezegd, dat, naar der adressanten bescheiden meening, het eene schoone roeping voor de regeering van ons land zou zijn om aan gansch Europa het voor beeld te geven tot eene aanzielijke vermindering der improductieve uitgaven voor de defensie, waar door alle volken thans zoo overmatig gedrukt worden. Adressanten verzoeken de Kamer de hoofdstukken der staatsbegrooting voor marine en oorlog zoodanig te willen amendeeren dat de. uitgaven voor de defensie in evenredigheid gebracht worden met de finantieele krachten van ons volk. Uit Enschedé wordt van 8 December gemeld In een hedenavond alhier gehouden, zeer talrijk bezochte vergadering van ingezetenen der ge meenten Enschedé en Lonneken is met algemeene stemmen besloten, aan Z M. den Koning een adres van adhaesie in te dienen aan het adres, door ingezetenen van Groningen ingezonden, met verzoek dat de budgetten voor oorlog en marine mogen verlaagd worden. Afschrift hiervan zal aan de Tweede Kamer worden aangeboden. Het wetsontwerp tot regeling der schutterijen wijkt van de vorige ingediende ontwerpen en bepaaldelijk van het laatstelijk door de Eerste Kamer verworpen ontwerp af, onder anderen ten aanzien van een daarbij aangenomen beginsel, waartegen ook bij de vertegenwoordiging bezwa ren waren geopperd, namelijk het stelsel van op roeping. Bij de vroeger voorgedragen bepaling omtrent dit punt was, ten koste der billijkheid, ten einde de weerbaarheid te bevorderen, de wenschelljkheid te veel in het oog gehouden om zooveel mogelijk miliciens, die hun tijd uitge diend hadden, in de schutterij op te nemen. Daardoor was een privilegie in het leven geroe pen voor hen, die ran den militiedienst bevrijd bleven of zich daarin konden doen vervangen. Naar de overtuiging van de regeering is er slechts éen stelsel, waardoor niet alleen de bezwaren worden weggenomen, die tegen de vroeger voor gestelde wijzen van oproeping bestonden, maar dat tevens de billijkheid voor zich heeft en groote voordeelen voor den dienst oplevert:,.het slelsel van algemeene dienstplichtigheid. Alle ongehuwde mannelijke ingezetenen worden van hun 2B"'» tot hun 4Ot0 jaar schutterpliehtig verklaard, en behooren werkelijk gedurende eenige jaren in den wapenhandel geoefend te. worden. Dit stel sel neemt alle ongelijkheid weg, verhoogt de weerbaarheid en strookt volkomen met den géést van art. 177 der grondwet. Het aannemen van het 25"'! jaar als begin der schutterplechtigheid levert het voordeel op, dat de schutterij zich on middellijk aan de nationale militie, aansluit. De sterkte der schutterij, berekend in tijd van vrede op 3 man van elke 100 mannelijke inwoners, zal bedragen 54,042 man; in tijden van gevaar of oorlog het dubbele. In dit ontwerp is tevens de vroeger voorgedragen tweede klasse van oproeping, beslaande uit gehuwden en we duwnaars met een of meer kinderen, vervallen Aan het bezwaar der kosten voor kleinere ge meenten is tegemoet gekomen door de bepalin gen, dat in gemeenten beneden de 2500 zielen óf in het geheel geen uniform zal gedragen wor den óf de uniform zich kan bepalen tot. een en kel kleedingstuk, terwijl voor gemeenten, waar de last van eerste oprichting te zwaar is, daar voor subsidie uit 's rijks kas, op voorstel van Gedeputeerde Staten, kan gegeven worden. Door K O RN E LIS PLANK. H. TILLKMA. (Vervolg.) NEGENDE HOOFDSTUK. „Gave God, zuchtte Kornelis somtijds, dat ik Dina nimmer gezien had." Wanneer ze, terwijl haar ouders zich ter ruste hadden begeven, jonge lingen in een donker vertrek ontving, dan stormde het geweldig in 's jongelings ziel. Neen, zoo rein als hij Dina beminde, beminde zij hem niet. „As oe fermilic ies krek zee, hoo ze 't mit oe maken wol, dan kon we méér mit menaar prao- ten," zei haar vader, toen Kornelis hem zijn liefde tot zijn eenigste kind bekende. „Onze Dina," ging hij voort, „kan vrijers genoeg kriegen en gien minnen ook. Ie liekt mij ook neet verkeerd," voegde hij er verzachtend bij, „maor as ze 't oe ies ontmaokt, wat dan?" „Ja wat dan?" zuchtte de jongeling, 't Werd hem duidelijk, dat hij alleen door geld zijn ge liefde kon verwerven. „Heuries Kernelis," zei de 'ooersche schoone, toen hij haar voor de duizendste maal zijn liefde bezwoer, „ik geleuf oe graag. Ik leuf ook neet, dat er iene is, waor ik meer van hol as van oe. i Maor dat mien vader dat tegen oe ezegd hef, daor moei je zoo biester neet over anstellen. Hij beschouwt mij neet, zoo as ie zegt, as Ti st.uk koop ware, maor we zult toch moên leven. Geld is zuk makkelek good." Zulke woorden mochten den praktischen zin van het meisje verraden, ze stuitten Plank echter tegen de borst. Hij trachtte haar te vergeten en ging daartoe in een anderen dienst. Doch het beeld zijner eerste liefde was te sterk in zijn hart gedrukt, „Wanneer ik slechts eenig vermogen bezat, dacht hij, zou hij haar weldra voor eeuwig de zijne kunnen noemen." Dubbel aangenaam was hem derhalve de tij ding, dat zijn tante op de jaarmarkt in de stad zou komen, en dat ze bij die gelegenheid „een maak" zou doeu in zijn voordeel. De oude tante kwam op den bepaalden tijd in de slad, doch niet bij den notaris. Tweemaal had ze voor zijn woning stil gestaan, doch telkens was ze verhinderd geworden er binnen te treden. De eerste keer, toen ze Kornelis „een heel gedoo" wilde maken, meende ze in 't kantoor van den notaris iemand van haar bekenden op te merken. „Dee hef er niks mit te. maken," dacht ze en ging heen. „Ze had 't wel an tied en zol strak- kies weerumme komen." Na verloop van een uur kwam ze met het gewijzigde, voornemen terug Kornelis 'n halve plaatse te maken. „Wel," dacht ze, „laot olde Freerk, de vader van Dina, ook wat doon. 'n Halve plaatse; 't - is nog al wat." „Zeg, heb ie de nije wagen van Jan Karstens al ezeene?" werd haar door een ouden kennis ge vraagd, toen ze zich weer bij de woning van den notaris bevond. „Hef dee nije wagen?" luidde haar wedervraag. „In 't hiele land zoo'n mooie neet, De Keunink kan gien mooier hebben," verzekerde men. Daar men verder mededeelde, dat Jan Karstens spoe dig wegrijden kon en dat het „heur leven lange spieten zol, as ze zien wagen neet ezeen hadden, liet ze zich overhalen, „uni effenpies mit te aaon." Jan Karstens was een der grootste landeigenaren te V. en sedert twee jaren weduw naar. Op zijn bezittingen was hij niet. wei nig trotsch. 't Was zijn voortdurend streven ze te vermeerderen. Zijn hoogmoed vierde, tóen er dien dag zoovelen kwamen om zijn nieuwen wa gen te bewonderen, een zekeren triomf. Dubbel aangenaam was het hem toen hij onder de vele nieuwsgierigen en benijders ook haar opmerkte, met wie hij ,,'t hylek ies klaor ehad had." Had een andere pretendent, van meerdere gegoed heid, dan hij, zich niet ter elfder ure opgedaan, niets zou zijn voorgenomen huwelijk in den weg gestaan hebben. Thans was ze weduwe, „Ze is vinnig veranderd," prevelde hij, toen hij zich den tijd herinnerde, dat ze als een bloeiende maagd aan zijn zijde zoo lustig jaarmarkt had gehouden. „Maor ik word ook stief en stram," vervolgde hij zijn alleenspraak. „Wel Geeze, ken ie mij nog?" vroeg hij op haar toetredende. „Wie zal Jan Karstens zoo gauw vergeten?" „'t Heugt mij nog zoo good as de dag van gis ter," zei hij, op een bonte rij wijzende, die hij paren een logement binnenstormden, „dat we ook zoo gungen." „'k Weet 't ook nog wel," fluisterde ze. „Er bint dingen, dee uien zoo licht neet ver geet, al wordt men ook 'n dachien older," zei hij

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1869 | | pagina 1