N°. 3011 Donderdag A°. 1860. 2 December. Feuilleton van het „Leidsch Dagblad". KORN ELIS PLANK. LEIDSCH DAGBLA1 PRIJS DEZER COURANT. Voor Leiden per 3 maanden3.00. Franco per post3.85. Afzonderlijke Nommers0.05. Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen, uitgegeven. E"RIJS DER ADVERTENTIEN. Voor iedcren regel Grootere letlcr naar de plaatsruimte die zij beslaan. J 0.13. Lelden, 1 December. Wij willen onze finanlieele beschouwingen over de afzonderlijke hoofdstukken der begrooting voor een oogenblik afbreken, en ons voor heden bezig houden met de algemeene beschouwingen, die over deze begrooting gedurende de laatste vier dagen in de Tweede Kamer zijn gehouden. Bij deze algemeene beschouwingen pleegt elke afgevaardigde te zeggen, wat hij op zijn gemoed heeft. De daden van de ministers en hunne plan nen worden nu niet in details, maar in breede trekken behandeld, hunne richting wordt bespro ken en daarbij zeggen dan de afgevaardigden, wat zij daarin al of niet goedkeuren, maar voor namelijk wat zij er in afkeuren. Dikwijls is de waarde van deze algemeene beschouwingen dan ook wel wat veel van nega tieven aard. Met groote woorden wordt het re- geeringsbeleid veroordeeld, en de neteligste on derwerpen hebben hij algemeene beschouwingen steeds de grootste aantrekkelijkheid. Zaken, waar over het eenmaal vaststaat, dat men met de re geering verschilt, worden door vele leden achter eenvolgens besproken, en wat juist het nut der algemeene beschouwingen behoorde te zijn eene duidelijke constateering- van hetgeen de Kamer verlangt, verkrijgt men daardoor niet. Dit jaar nu hebben de algemeene beschouwin gen zich op dit punt gunstig onderscheiden en wel wat betreft de hoofdquaestie, die thans naast de koloniale aan de orde is: de toestand onzer finantiën. Hieromtrent hebben de sprekers zich niet bepaald bij afkeuring, zij hebben duidelijk gezegd wat zij verlangen. Algemeen hebben de sprekers, aan welke zijde der Kamer zij ook gezeten waren, er op aange drongen, dat de minister meer zou doen dan hij beloofd had, dat hij den moed zou hebben, om door eene grondige verbetering ons belasting stelsel productiever te maken; en even algemeen hebben zij zich verklaard tegen een deel der plannen, door den minister bij zijne finantieele reden ontwikkeld, om namelijk aan de gemeenten in het vervolg J/s in plaats van '/s van de op brengst der personeele belasting toe te kennen, en als schadeloosstelling de patentbelasting af te staan. Eenstemmig waren de sprekers natuurlijk niet omtrent hetgeen zij wilden, maar het verdient opmerking, dat zoowel van conservatieve zijde als van liberale zijde, en ook door den eenigen representant, dien de Kamer thans van de zooge naamde conciliante richting in haar midden heeft, het denkbeeld van een inkomsten-belasting werd aanbevolen. Het was de beer Heemskerk, die hierbij de oppositie representeerde: hij vreesde dat de renteniers het land zouden verlaten, en wees op Engeland, dat steeds als voorbeeld in deze wordt aangehaald; de inkomstenbelasting bestaat daar wel al sinds 1854-, zoo redeneerde deze spreker, maar men leze eens de klach ten die jaarlijks daarover inkomen. Welnu, antwoordde de heer De Bruyn Kops, dat be wijst zeker voor de belasting, dat zij niettegen staande die klachten toch altijd zonder eenige moeilijkheid in het Parlement wordt vastgesteld. Maar, zeide de heer Heemskerk verder, in En geland worden zooveel minder andere directe belastingen geheven, dan hier: de druk door eene vermeerdering der directe belastingen zou dus hier veel zwaarder worden. Neen, zeide de heer De Bruyn Kops, die conclusie is onjuist, want in Engeland worden zooveel meer indirecte be lastingen geheven, de opgaven omtrent de directe belastingen zijn ook niet te vergelijken, daar in het eene land directe belastingen genoemd worden, belastingen, die in het andere tot de indirecte worden gerekend. Hoe wordt echter voor ons land eene inkom sten-belasting verkregen? Vooral de heeren De Bruyn Kops en v. Akerlaken, (de heer v. Houten bepaalde zich meer tot de verwijzing naar zijne brochure) ontwikkelden hun plan: wij moeten door herziening der grondbelasting, der patent belasting en door eene belasting op de inkomsten uit het bezit van roerend goed, tot eene inkom sten-belasting komen. En wij mogen, waar wij over de finaniteele dis- cussiën spreken, nog met genoegen constaleeren, dat de heer De Bruyn Kops bij liet sombere waas dat over onzen financiëelen toestand ligt uitge spreid, het nog durfde wagen, om de afschaffing van den accijns op het geslacht voor te stellen en evenzoo de opheffing van het registratie-recht bij den verkoop van onroerende goederen. Daar entegen wees deze spreker, dien wij zeker een onzer kundigste financiers mogen noemen, op de voordeelen, die er voor den staat in gelegen zou den zijn, om een successierecht te heffen in de rechte lijn, gelijk dit in andere landen geschiedt. De minister van financiën heeft zich in zijn eer gisteren gehoudene rede verwonderd, dat terwijl de regeering aan het volk niet meerdere las ten wilde opleggen, de volksvertegenwoordigers daarom vragen. E11 hij wees op hetgeen onlangs in het Pruisische huis van afgevaardigden was geschied. Onze Tweede Kamer vraagt, dat de regeering eene verhooging van belasting aan het volk zal opleggen. Hij acht dit de omgekeerde wereld! Maar, wanneer nu de toekomst niet zon der zorg kan tegemoet gezien worden, wanneer onze afhankelijkheid van deO.-I. baten nog steeds in groote mate blijft bestaan, wanneer noodzake lijke hervormingen, als bijv. de verlaging van brief port moeten uitgesteld worden, dan is het de plicht van de vertegenwoordiging om niet te wachten, totdat eene verhooging onvermijdelijk is geworden, en onderwijl door leeningen onze rentepost op te voeren, maar 0111 tijdige maat regelen te beramen, ten einde onzen financieelen toestand in een gezonden staat te brengen. De algemeene beschouwingen ziju dus voor de finantieele quaestie niet zonder resultaat geble ven. Doch behalve deze zijn er nog andere onder werpen behandeld. Hierover morgen een enkel woord. Te Amsterdam is Zaterdag door de vereen, de Kieswet eene vergadering gehouden. Het streven der vereeniging was het hoofdonderwerp der be spreking. Daarbij werd op den voorgrond gesteld, dat men vóór alles wegneming wenschte der in de kieswet bestaande onevenredigheid, wat be treft het voor den census tot kiesbevoegdheid, ten nadeele der groote steden vastgestelde cijfer. Ook verlangde men eene periodieke herziening van dien census, b. v. om de vijf jaren, ten einde deze voortdurend gelijken tred te doen houden met de plaatselijke gesteldheid, in art. 76 der Grondwet bedoeld. Het nadeel van eene gedeel telijke verlaging van den census voor de liberale richting achtte men onbewezen, indien men zich namelijk niet verwijderde van den kring der ge zeten burgerij, welke voor de uitoefening daarvan niet ongeschikter was dan de hooger aangeslage- nen. Waren de nieuwe kiezers daarvoor even geschikt, dan moest, hun recht worden gedaan en mocht op den vermoedelijken uitslag voor deze of gene richting niet worden gelet. Indien eene regeering in het algemeen belang een maatregel noodzakelijk achtte, dan behoorde zij niet te wach ten toldat de behoefte algemeen werd uitgespro ken. Bij een tegenovergesteld gevoelen zou b. v. de wet op het middelbaar onderwijs nog niet zijn ingevoerd. Een bericht uit Mannheim meldt, dat op de conferentie der Rijnoeverstaten overeengekomen is, dat liet verbod om in de Rijn te visschen in Neder land twee en in de overige Staten éen maand zal du ren. Ook wanneer de visscherij open is, zal liet visschen op bepaalde dagen, en bepaalde uren van den dag, verboden zijnvoorts is nog gere geld de wijze van visschen. Op de naleving van de gemaakte bepalingen zal een door de Staten gemeenschappelijk te benoemen commissaris toe zicht houden. Over de aansluiting van Zwitser land worden thans onderhandelingen gevoerd. De afd. Natuurkunde der Koninkl. Academie van Wetenschappen hield Zaterdag II. te Amster dam bare gewone maandelijksche vergadering. Van den Minister van Btnnenlandsche Zaken kwam een brief ter tafel met betrekking tot een voorstel van den heer Oudemans, hoofdingenieur van den geografischen dienst in Indië. De lieer Oudeuians verlangde dat de meetstaaf, behoorende bij den toestel, waarmede hij een nieuwe geode- sische basis op Java zal uitmeten, zoo mogelijk rechtstreeks zon worden vergeleken bij de toise du Pérou te Parijs. De commissie voor stand aardmeter en kilogram oordeelde het beter, de meetstaaf te vergelijken met den glazen meter van het archief der Academie te Amsterdam. Deze zou dan later kunnen worden vergeleken met de copie van den Parijscheu standaardme ter, die zeker ook voor Nederland zal vervaardigd worden, wanneer de plannen tot gelijkmaking van de standaarden der verschillende natiën tot uitvoering zullen kotnen. De vergadering veree- nigde zich met het advies der commissie. De lieer Heijusius beschreef de proeven van Dr. Place, assistent in het pliysiologisch labora torium te Leiden, over de snelheid, waarmede zich in het menschelijk lichaam een indruk langs de zenuwen voortplant. De spreker herinnerde dat vroegere onderzoekingen van Helinholtz een snelheid van 88 nieters, en die van Donders on geveer hetzelfde bedrag hadden opgeleverd. De zeer talrijke metingen van den heer Place, inge richt op een wijze, die meer rechtstreeks tot de kennis van de snelheid leidt, en vrij is van den invloed van sommige storende werkingen, die bij vroegere proeven moesten in rekening komen, leidden tot de uitkomst, dat de voortplantings- snelheid der zenuwwerking aanmerkelijk grooter moet zijn en gemiddeld 53 meters bedraagt. Nadat de heeren Boogaard, Koster, Buys Ballot en Schneevoogt verschillende inlichtingen over deze proefnemingen gevraagd en bekomen had den, vermeldde de lieer Donders, dat de heer Helmholtz zich thans bezighoudt niet nieuwe onderzoekingen naar een andere methode, welker uitkomsten weldra bekend zullen worden. De heer Bosscha sprak vervolgens over het meten van de temperatuur met den kwikther mometer, waarover door hem twee verhandelin gen in de Archives Néerlandaises der Holland- sche Maatschappij van Wetenschappen te Haarlem zijn publiek gemaakt. Zijn onderzoek had tot de uitkomst geleid, dat de waarnemingen van den Franschen geleerde Regnault wegens onnauwkeu righeden van den kwikthermometer moesten ver beterd worden. Na deze voordracht ontstond een wisseling vau gedachten tussclien de heeren Stamkart, Rijke en Bosscha over de middelen om den thermometer te bevrijden van den invloed der fouten, door den laatsten spreker opgemerkt. De vergadering ging te drie uren uiteen. Donderdag zond de vice consul van Oostenrijk te Vlissingen een gemachtigde naar Borselen, met last om de equipage van een aldaar gestrand Oostenrijksch schip naar Rotterdam te geleiden, die per stoomboot naar Triest moest worden over gebracht. Vergeefs echter deed de geleider alle moeite twee wagens te krijgen otn lien met hunne bagage naar Goes te doen vervoeren. Geen der landbouwers wilde ziclt daartoe leenen, omdat ze geen patent hadden. De aanbieding van den ge leider om eene som gelds te deponeeren, om bij eventueele bekeuring daaruit den voerman voor schade te waarborgen, had evenmin eene gunstige uitwerking. Gelukkig vond men eindelijk een Belgisch voerman, die zicli beschikbaar stelde, na van zijn landbouwer, voor vvien li ij penen reed, verlof te hebben bekomen otn zulks uit te stellen tot den volgenden dag. Zóo kon men dan tocli de reis voortzetten. Intusschen was de trein van 1 uur 25 minuten reeds uit Goes vertrokken en moest men zich met dien van C uren 15 minu ten tevreden stellen. Daar het nu niet meer mo gelijk was om dienzelfden dag Rotterdam (e be reiken, werd besloten te Roosendaal nachtverblijf te houden. Docli ook bier had men met rampen NOVELLE DOOR JHL TILLEMA. (Vervolg.) Weldra was Kornelis in een voor hem geschikt kosthuis en onderging daar een liefdevolle ver pleging. Geen trouwer verpleegster had men voor hem kunnen vinden dan de eenige dochter des huizes. Hoe verlangend kon hij naar haar tehuis komst uitzien, wanneer ze den avond op een bijeenkomst van jongelieden had doorgebracht. Met het grootste genoegen wilde hij den geheelen avond voorlezen, wanneer Dina slechts tehuis wilde blijven. De verhouding der jongelieden werd met den dag inniger. Wel drukte; de jon geling zijn eerste liefde niet uit in hartstochtelijke en romantische bewoordingen; doch ze was op recht en teeder. En schoon zij haar liefde nim mer in woorden uitdrukte, haar oog zei hem genoeg. Zonder dat haar ouders er iets van schenen te bemerken beleefden de jongelieden menig zalig oogenblik. De blijdschap die hij over zijn toenemende herstelling gevoelde werd getemperd door de gedachte, dat hij weldra de woning waarin hij met het voorwerp zijner liefde ademde, zou moeten verlaten. Oogluikend had de moeder het dikwerf samen zijn der geliefden toegelaten. „Iemand voor wien wekelijks zooveel kostgeld betaald wordt," meende zij, „moet zekerlijk tot een vermogende familie behooren." De dominé scheen dit met zekerheid te weten. Zou deze zich anders wel zooveel als hij deed, met een boerenknecht inlaten „Ze moesten," zei ze tot'haar echtgenoot, „daar ze toch tegen den zomer iemand noodig hadden, pogingen in 't werk stellen, den jongen te houden." Niets was Kornelis aangenamer dan het voor stel, dat men hem dienaangaande deed. Zijn ver langen naar het zeemansleven scheen geheel geweken te zijn. Op een heerlijken Mei-avond, waarop hij wel wat laat met zijn Dina van den veldarbeid huis waarts keerde, was er een brief voor hem bezorgd, 't Opschrift en de poststempel deden hem reeds zien, dat hij van den heer M. moest wezen. „Ik heb het genoegen," schreef de edele men- schenvriend, „u een blijde tijding mede tedeelen. Uw oom Karei, van wien men iu lang niet ge boord had, en daardoor overleden waande, is voor eenige weken gezond en wel in 't vader land teruggekeerd. Door Folkerts ben ik te we ten gekomen, dat hij zich een schip heeft aange kocht. Ge begrijpt zekerlijk, dat ik hein onmid dellijk opzocht en hem de belangen van den eenig- sten zoon zijns overleden broeders heb opgedragen. Toen ik hem uwe neiging tot het zeemansberoep mededeelde, gaf hij mij te kennen, dat hij u zoo spoedig mogelijk aan boord wenschte te zieü, daar zijn schip iu lading ligt. Uw grootmoeder wordt door hem onbekrompen verzorgd." Ongetwijfeld zou de inhoud van dit schrijven voor eenige maanden een groote blijdschap heb ben veroorzaakt, doch thans werd er een hevige tweestrijd in de ziel des verliefden jongelings door teweeggebracht: liefde en plicht streden tegen elkander. Doch het gezond verstand be haalde de overwinning. „Hoe ondankbaar zou ik jegens den heer M. zijD," dacht bij, „indien ik nu weer van het zeemansvak afzag." Zeer bedroefd toonde zich Dina, toen hij haar zijn genomen besluit mededeelde. „O, gij zult mij spoedig vergeten," zuchtte zij, toen hij haar zijn eeuwige liefde een trouw verzekerde. „Maar zult gij mij kunnen vergeten?" vroeg hij. „Ik zal gedurig aan u denken," antwoordde ze. „Ik zal u zoo spoedig en zoo dikwerf ik kan schrijven," beloofde hij. „Schrijf liever aan mijn ouders, ik word dan 't een en ander wel gewaar, en 't zal minder ach terdocht verwekken." Gaarne had hij zijn liefde aan de ouders van zijn aangebedene geopenbaard, doch hij meende dat het rechte oogenblik daartoe nog uiet geko- 1 men was. In weinig oogenblikken had de jongeling het weinige dat hij bezat bijeengepakt. Zware zuchten stegen uit zijn boezem, toen hij het dorpje verliet, waarin hij de laatste dagen zoo overgelukkig geweest was. Helaas! dat hij zoo arm en zijn geliefde de eeuigste dochter van welgestelde lieden was. Wanneer T hem wel ging( dacht hij, zou hij aan haar ouders een formeel aanzoek om haar hand doen. ZEVENDE HOOFDSTUK. In de haven te G. lag een schip, waarop de gewone drukte van in lading zijnde schepen heerschte. Lang bad een jongeling van den wal

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1869 | | pagina 1