N°. 3009 Dinsdag A°. 1869. 30 November. Feuilleton van het „Leidsch Dagblad". LËIDSCH DAGBLAD RRIJS DEZER COURANT. Voor Leiden per 3 maanden3.00. Franco per post3.85. Afzonderlijke Nommers0.05. Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen, uitgegeven. PRIJS DEB ADVKRTKNTIEN. Voor iederen regel0.15. Grootere letter naar de plaatsruimte die zij beslaan. Leiden, 29 November. HET WETSONTWERP OP HET HOOGER ONDERWIJS. (Slot.) In de eerste plaats willen wij nog een woord zeggen over de vakken, die op de academiën zullen onderwezen wordenin liet wetsont werp wordt alleen vermeld, dat er onderwijs gegeven zal worden in die vakken, waarin exa men moet gedaan worden, en „in al die weten schappen, welke strekken om die vakken grondig en nauwkeurig te leeren kennen." Welke waar borg bestaat er nu hiervoor? Zal niet uit be zuiniging of om andere redenen, de eene minister eens dit vak, een ander dat vak laten vervallen Philosophische wetenschappen bijv. worden bijna niet genoemd, de bespiegelende wijsbegeerte is gelukkig nog ouder de vakken vermeld, waarin de meesters in de polynesische letterkunde examen moeten doen, en zal dus nog op éene academie althans gedoceerd worden, maar van logica, van philosophie van het recht maakt het ontwerp geen melding. Dat de wet zelve er niet van spreekt is weder een bijdrage te meer voor onze stelling, dat het wetsontwerp in academische studiën slechts africhting, geen wetenschappelijke opleiding ziet. Van den meerderen of minderen wetenschappelij- ken zin der regeering zal het voortaan afhankelijk zijn of deze vakken zullen gedoceerd worden. In de tweede plaats een enkel woord over de inrichting der gymnasia. Wij trachtten aan te too- nen, dat het wetsontwerp door de inrichting der examina aanleiding geeft dat de studie zich voor de meesten moet oplossen in een klaarmaken voor de examina. Door de vele vakken waarover deze loopen, door de instelling van staatscommissiën, zal het er minder op aankomen hoe de exami nandus weet, maar wat hij weet. De examina zullen niet de vruchten zijn, in de vrije lucht der academie langzamerhand gerijpt, zij zullen met zorg en moeite als in broeikasten getrokken wor den. De examina geven de studievakken aan: op wetenschappelijke grondslagen komt het min der aan. Ditzelfde wordt nu in het wetsontwerp ten opzichte van de gymnasia bepaaldelijk voorge schreven. De vruchten, bij het eind examen in te oogsten, worden daar reeds, met eene angstvallige wering van alle vreemde invloeden, gekoesterd. Niet de vrije algemeene ontwikkeling van allen, neen de jongens zullen op hun 13de jaar reeds moeten beslissen of zij medicus dan wel advocaat willen wordenvoor ieder zijn de vakken ver schillend. Algemeene kennis, voor wetenschappe lijke opleiding onmisbaar, zullen de gymnasia niet geven: de aanstaande medici zullen geen geschiedenis en aardrijkskunde, de aanstaande juristen geen natuur- of dierkunde behoeven te kennen! Staathuishoudkunde, waarin de juristen later toch examen moeten doen, is reeds op de gymnasia voor hen verplichtend gesteld, wis- en natuurkunde niet. Wij zouden het nog rationeel vinden, wanneer ditomgekeerd was;al meenen wij, dat op de gymnasia, waar algemeene ontwikkeling moet worden opgedaan, eene verdeeling van ju risten, medici enz. niet te pas komt. Maar wil men de scheiding wel leer dan toch den juris ten natuur- en scheikunde, den medici staatsin richting en staathuishoudkunde. Want beiden lee ren deze vakken niet bij hunne verdere studie, en voor hunne ontwikkeling is eenige kennis ervan toch zeer weuschelijk. Men zal tegen deze beschouwing wellicht aan voeren, dat de wet niet bedoelt, dat deze schei ding moet plaats hebben, en dat het den jurist bijv. (gelijk de mem van toel. bij het ontw. Heemskerk zegt) vrij zal staan om toch de lessen in de natuurkundige wetenschappen te volgen. In de eerste plaats zal de inrichting der gymnasia dus zoodanig behooren te zijn, dat dit mogelijk wordt gemaakt; wordt bijv. Grieksch of aardrijkskunde en natuurkunde op éen uur gegeven, dan zal het den jurist mogelijk vrijstaan om deze laatste les bij te wonen, maar hij verzuimt daardoor die les, die hij noodig heeft voor zijn examen. Maar buitendien, is het waarschijnlijk dat de jongens op de gymnasia die lessen zullen bijwonen, zich op die vakken, ook slechts met eenigen ijver, zullen toeleggeu, die zij bij het eindexamen niet noodig hebben? Met eenige kennis van de men- schelijke of van de jongens natuur achten wij dit niet denkbaar. Ja, er zullen eenige uitzonde ringen bestaan: vlijtige, bijzonder studieuse jon gens zullen dit wellicht doen, maar de wet is niet. gemaakt voor hen, die reeds geheel uit vrije, beweging goed weten te studeeren, zij behoort juist een leidraad te zijn voor hen die dit niet kunnen. Het multum non multa, waarmede deze regeling wordt verdedigd, is een voortreffelijke regelzij wordt wellicht tegenwoordig wel wat te veel uit het oog verloren. Maar deze regel kan dunkt ons nog niet tot de voorgestelde splitsing leiden. Er zijn een paar hoofdvakken, en daarnaast vele bijvakkendat behoort, dunkt ons, de grondslag te zijn van alle onderwijs. Het is onmogelijk om van alle wetenschappen eene grondige studie te maken: maar het is noodzakelijk dat toch enkele vakken grondig beoefend worden, opdat de jon gens methode leeren, opdat zij leeren studeeren. Nu is het alleen de vraag, welke vakken men daartoe wil uitkiezen. Verwerpt men het latijn en grieksch, die tot nu toe de hoofdbestanddeelen van het gymnasiaal onderwijs uitmaken, en wil men ze door de wis- en natuurkundige weten schappen vervangen, welnu, wij kunnen ons daarmede niet vereenigen, maar acht de motieven voor deze indeplaatsstelling juist, dan moeten zij evenzeer voor juristen als voor medici, voor theologen als voor philosophen gelden. Het mul tum non multa beteekent juist: het komt er minder op aan wat gij leert, maar hoe gij leert. Is nu de methode die bij het onderwijs in de wis- en natuurkundige wetenschappen wordt gevolgd, het meest bevorderlijk voor de ontwikkeling van het verstand van den een, dan zal dat ook wel gelden voor den ander. Tenzij men dus aantoont, dat voor het verstand van den toekomstigen jurist een ander soort van ontwikkeling wordt vereischt als voor dat van den aanstaanden medicus, achten wij de voorgestelde splitsing ongemotiveerd en leidende tot eene eenzijdigheid, die. thans algemeen bij wetenschappelijke studiën wordt afgekeurd. BUITENLANDSCH OVERZICHT. Wat velen met ons, op de laatste berichten uit Frankrijk afgaande, niet hadden verwacht, heeft evenwel plaats gegrepen en Rochefort is tot lid van het Wetgev. Lichaam gekozen, zij het dan ook met de geringe meerderheid van 1S00 stem men. Dit klein getal s'emmen, dat hem die zege verschafte, is overigens het beste bewijs voor de juistheid van ons beweren, toen we de nederlaag van Rochefort verwachtten, en misschien is een overwinnaar dan ook zelden zoo verlegen ge weest met zijn triomf als Rochefort waarschijnlijk nu zal zijn, want door het aannemen van het mandal-impératif heeft de schrijver van de Lanterne zich tot een volksheld gemaakt, en zeker is 't hem niet onbekend, wat het einde van volkshel den pleegt te wezen. In de afgeloopen week heeft het Journal o/ficiel gemeld, dat alle geruchten omtrent de vorming van een kabinet, waarvan Ollivier de spil zou zijn, overdreven waren. Die oöiciëele tegenspraak heeft echter bij velen den twijfel aan de levensvatbaar heid van het bestaande kabinet nog doen toene men en eene minister-verandering wordt dan ook meer dan ooit verwacht. Was de Fransche keizer, 't moet tot zijn lof gezegd worden, de eerste die zijn steun schonk aan de reuzenplannen van de Lesseps, hij is te vens de eerste geweest, die, nu die plannen vol tooid zijn, den ontwerper een blijk van waar deering heeft verleendde heer De Lesseps is door Napoleon III tot grootkruis van het Legioen van Eer benoemd. De quaestie van het handelstractaat met Enge land, dat, na tien jaren in werking geweest te zijn, vernieuwd moet worden, lokt een hevigen strijd uit tusschen de voorstanders van het vrij handels-stelsel en de protectionnisten. Het Noor den van Frankrijk is voor beschermende rechten, het Zuiden voor het behoud van het tractaat. De benoeming van eene commissie om de gevolgen van het tractaat grondig na te gaan, kan met 't oog op den naderenden termijn van het expi- reei-en van het tractaat, wel als een bewijs gel den, dat de Fransche regeering voor dit jaar althans het tractaat niet wil opzeggen. Onlangs werd in eeu telegram melding ge maakt van de ramp die de haven van Oran in Algiers had getroffen. In ons nommer van Don derdag jl. komen daaromtrent eenige bijzonder heden voor, waarheen we onze lezers verwijzen. Naar aanleiding van een geschrift van den aartsbisschop van Orleans, Mgr. Dupanloup, Be schouwingen over den strijd betreffende de bepaling der onfeilbaarheid, heeft Louis Veuillot, de redacteur van de R. katholieke Univers een opstel openbaar gemaakt, waarin deze beweert tot den strijd over dit punt geen aanleiding te hebben gegeven. Le Temps bevat het antwoord van genoemden pre laat, waarin deze den verdoolden zoon der kerk ernstig de les leert. (Intusschen is het Wetgevend Lichaam geopend Wij verwijzen naar de Troonrede onder de Laatste Berichten voorkomende.) In Italië is de toestand nog verre van bevre digend. Het kabinet Menabrea heeft zijn ontslag aangeboden aan den Koning. Voortdurend voert Z. M. conferenties met den nieuwbenoemden president der kamer, den heer Lanza; wel wordt gemeld, dat die staatsman de vorming van een nieuw kabinet heeft aangenomen, maar met ze kerheid is er nog niets van te berichten. Zijn de tijdingen op politiek gebied niet volko men naar wensch, van bet gebied van handel en nijverheid valt daarentegen iets zeer belang rijks te melden. Maandag jl. heeft men namelijk de laatste mijn in den Mont-Cenis aau de zijde van Italië doen springen, en daarmede is het ltaliaansch gedeelte van den tunnel, 6110 meters lang, voltooid. Een der mannen, die in Spanje de jongste revolutie voorbereidden en voltooiden, de gene raal Dulce, is overleden. Eerst onlangs van Cuba teruggekeerd, waar hij eene eerlijke staatkunde wilde voeren, maar daarin belet werd door hen, die, als vrijwilligers daarheen gegaan, op zoo treurige wijze de Spaansche natie vertegenwoor digden, mocht hij de voltooiing niet beleven van het werk, waarvan hij een der belangloosste grondleggers was. Wat een Spaanschen koning betreft, men blijft dien nog zoeken. Prim heeft in de Cortes ver klaard, dat de mededeelingen van de Times, dat de hertog van Genua de kroon van de hand had gewezen, bezijden de waarheid waren, maar dat daarentegen koning Victor Emmanuel ver klaard had den heer Montemar, den afgevaai-digde der Spaansche regeering, te zullen ontvangen. Onderhandelingen konden echter nog niet worden aangeknoopt, wegens de ongesteldheid des Iro nings en de afwezigheid van den min. van bui- tenl. zaken. Uit die verklaring zou men de gevolgtrekking maken, dat Prim, naar de Times beweert, wer kelijk toezeggingen heeft ontvangen van Koning Victor-Emmanuel, omtrent de troonsbeklimming van diens neef. 't Zou ongetwijfeld wenschetijk wezen, dat dit juist ware, en aan den bestaanden toestand een einde kwauie. Of dit echter, op die wijze en langs dien weg, wel met de plannen en wenschen van den markies van Reus strookt, blijven we betwijfelen. In Dultschland zijn de werkzaamheden van het Parlement in vollen gang. In de beide huizen van den Pruisischen landdag is de vraag behan deld, tot hoever de regeering van den Noord- Duitschen Bond hare bevoegdheid mag uitstrek ken. Het was in het Heerenhuis dat de vroegere minister van justitie van Pruisen hierover een KORNELIS PLANK. NOVELLE DOOK II. TILLKMA. (Vervolg.) ZESDE HOOFDSTUK. Kornelis was uit het door hem gehate gezin weggeloopen. In zijn verwachting een beteren dienst te bekomen was de zeventienjarige jonge ling echter niet bedrogen geworden hij had spoe dig weder een goeden dienst gevonden. De familie te X. liet zich niets aan hem gelegen liggen. Hij was na den dood van zijn vader, die in den vreemde gestorven was, in den volsten zin des woords een wees. De pogingen die zijn grootmoeder daarop had aangewend om haar oudsten kleinzoon in het weeshuis te G. te doen verplegen, hadden schipbreuk geleden, doordien de diaconie zich beriep op het bewuste stuk, waarbij men zich tot zijn verpleging schriftelijk verbonden had. Wel gelukte het haar den zwakken Willem in het gesticht te doen opnemen, doch 't was van korten duur. De tering, welke zijn gestel onder mijnde, was te ver gevorderd om haar tegen te gaan. Niet lang na het verscheiden zijns broeders werd Kornelis tot de loting voor de natio nale militie in zijn geboorteplaats opgeroepen. Welgemoed en bijna geheel van reisgeld ontbloot, ging de arme derwaarts, 't Was goed voor hem dat hij evenmin als zoovelen in den lande, die niets te verdedigen hebben dan hun le ven, zonder morren het lot afwachtte, waardoor zou worden bepaald of hij vrijgesteld zou worden, dan wel of hij zou moeten voldoen aan de bloedbelasting, waarvan de welgestelde zich ge woonlijk vrijkoopt. Hongerig en met bebloede voeten kwam de arme te G., waar hem bij zijn grootmoeder een hartelijke ontvangst verbeidde. De vreugde, die de oude vrouw bij het wederzien van haar klein zoon smaakte, werd echter weldra getemperd, toen ze van hem vernam, dat zijn familie hem geheel aan zijn lot overliet. „Hoor eens mijn jongen," zei ze: „na 't geen ik van je gehoord heb, geloof ik, dat ze je hee- lemaal onterven zullen, 't Valt mij zwaar u mijn meening te zeggen, doch ik mag haar niet ver bergen." Kornelis zag treurig voor zich heen. „Wat zulje, wanneer mijn vrees bewaarheid wordt, in de maatschappij worden ging de oude vrouw voort. „Je zult misschien je heele leven lang boerenknecht of boerenarbeider moeten blijven, 'k Wou dat je wat anders kondet worden." Het hooge nummer, dat Kornelis getrokken had, ver oorzaakte de oude vrouw weinig blijdschap. Op haar raad wendde Kornelis pogingen aan, om als scheepsjongen in dienst te treden. Helaas! niemand was genegen om den boersch-uitzienden jongen aan boord te nemen. Menig varensgezel stak duchtig den draak met hem. „Hei! wat beteekent dat donderde het van de kajuitstrap, toen Kornelis op een kof door een paar matrozen deerlijk geplaagd en uitgelachen werd. „Hier is iemand, die zich verhuren wil als stuurman, kapitein I" antwoordden ze. „Kom eens hier jongen; wat wil je?" vroeg de gezagvoerder hem. „Kapitein, ik zou gaarne aan de vaart willen, en zoek als jongen of als koksmaat geplaatst te worden." „Ei ei jongen, wou jij 't zeegat uit? Je be hoort zeker tot den boerenstand nietwaar?" Kornelis beaamde dit. „Wel jongen, 't zal moeilijk gaan. Doch mis schien kan ik je goeden raad geven. Ga eens mee naar beneden." Kornelis volgde den vriendelijken zeeman naar de kajuit. „Het beste, dat ik thans voor je weet," besloot de kapitein, nadat hij zich eenige oogenblikkeu met Kornelis had beziggehouden, „is, dat je naar Harlingen gaat en daar op een der Groenlands- vaarders ziet geplaatst te worden. Ik was ook een boerenjongen, die op 't land hoegenaamd geen vooruitzicht had en daarom naar zee wilde. Daar 't ook voor mij moeilijk was aan den gang te komen, ging ik 't eerste jaar als „robbensla- ger" mee naar Groenland. Je leert er altoos iets, raakt aan de zee gewoon en kunt dan beter op een ander schip terecht komen." Kornelis beloofde zijn raad te zullen opvolgen. „Wanneer dat je wezenlijk ernst is," hervatte de zeeman, „zal ik voor je aan den stuurman der „Dirkje Adama" schrijven. Wij zijn goede ken nissen, en ik weet bij ondervinding, dat hij gaarne iemand aan den gang helpt. Maar," ging hij na eenig zwijgen voort, „hoe staat het met je uit rusting? Je dient tegen de Groenlandsche kou goed gewapend te zijn." Kornelis had aan geen uitrusting gedacht. „Ik weet niet," zei hij, „of mijn familie wat zou

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1869 | | pagina 1