N°. 3008.
Maandag
A°. 1869.
29 November.
Vijfde Alg-emeene tienjarige
Volkstelling.
Feuilleton van het „Leidsch
Dagblad".
LEIDSCH
DAGBLAD
PRIJS DEZER COURANT.
Voor Leiden per 3 maanden3.00.
Franco per post3.85.
Afzonderlijke Nommers0.05.
Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering van
Zon- en Feestdagen, uitgegeven.
PRIJS DER ADVERTKNTIEN.
Voor iederen regelf 0.15.
Grootere letter naar de plaatsruimte die zij beslaan.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van
LEIDEN doen te weten, dat bij Zijner Majesteits
besluit van den 9d™ Junij 11. Staatsblad n'. 103)
het tijdstip voor de algemeene Volkstelling is
bepaald op den 1"™ December ek.-,
dat derhalve in den loop der volgende week
een aanvang zal worden gemaakt met het rond
brengen der inschrijvingsbilletten en inschrijvings-
staten aan de huizen der ingezetenen, terwijl het
ophalen daarvan op den 10den December daar
aanvolgende moet afgeloopen zijn;
Dat met het rondbrengen en terughalen dier
billetten door het Gemeentebestuur zijn belast de
navolgende personen
BERNARDUS VAN DORSTEN Cz.,
FRANS JOHAN CAPTETN,
JOHANNES CORNELIS SMAZEN,
WILLEM PIETER VERBRUGGE,
JOHANNES BAËR,
FRANS WILHELM LANGGUTH,
PIETER JACOBUS 'T HOOFD,
ABRAHAM JOHANNES VERHOOG,
en TWEE GEMEENTEBODEN;
dat de ingezetenen worden uitgenoodigd, die
billetten zoo naauwkeurig en volledig mogelijk
in te vullen, ter verkrijging van den waren staat
der bevolking op den dag der telling, 1°. December;
Eindelijk, dat hun dringend wordt aanbevolen,
niet die invulling zoo tijdig gereed te zijn, dat
het werk der telling van die zijde geene vertra
ging ondervinde en de geregelde afloop zooveel
mogelijk worde bevorderd.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
v. d. BRANDELER, Burgemeester,
v. PUTTKAMMER, Secretaris.
Leiden, 19 November 1S69.
Lelden, 27 November.
MISLEIDING.
Iu een ingezonden stukje, voorkomende in de
Leidsche Ct. van heden lezen wij het volgende:
„De sterfte (te Leiden) nam percentsgewijze af,
van ongeveer 3 tot 2 li pCt., niettegenstaande ver
schillende regeringsmaatregelen tot bevordering der
volksgezondheid in die 18 jaren werden ingevoerd
en weder afgeschaft. Keuring op bijna alle voor
werpen van eerste levensbehoeften, als brood,
meel, grutterswaren, enz. had plaats door be-
eedigde en bezoldigde deskundigen, maar in de
laatste jaren niet, om hulde te brengen aan het
beginsel, dat ieder verpligt is daarvoor zelf te
zorgen. En dat is wel een beginsel, dat meer
algemeen als deugdelijk erkend, als pligtmatig
gehuldigd, als proefhoudend aanbevelenswaard,
in alle opzichten verdient te worden toegepast.
De uitbreiding van de staatszorg of van de be-
moeijing der overheid schijnt tot nog toe de ge-
wenschte en verwachte vruchten niet te dragen.
Onthouding van hetgeen der gezondheid schadelijk, in
achtneming van hetgeen haar bevorderlijk kan zijn, ligt
onder ieders bereik, staat in ieders macht, hangt af
van ieders wil en kost veel minder dan de middelen tot
verbetering der volksgezondheid, die door de overheid
worden beraamd en aangewend. De sterftelijsten leeren,
dat de dood heerscht onder alle rangen en standen en
de sterfte niet ongunstiger is onder de bewoners onzer
achtergrachten en achterstegen, die vaak van hunne ge
boorte af ontberingen leden van hetgeen in hoogere stan
den als onmisbare levensvoorwaarde wordt beschouwd.
Uit de statistiek is het moeijelijk, enz.
„Bij de invoering van de gemeentewet in 1851
bestond de gemeenteraad uit 25 van de vroedste
en gegoedste ingezeten, als
3 van tusschen de 35 en 40 jaren.
11 n n n 40 50 i/
9 50 60
2 62 i 64 jaren oud.
Daarvan leven nu nog, na verloop van 18 ja
ren, 1 die 73, 1 die 67, 1 die 66, 1 die 65, 1 die
64, 1 die 63, I die 54, en 1 die 53 jaar oud is.
Zou een beter rioolstelsel of een drinkwaterleiding
een betere toekomst waarborgen?
Een vergelijking der sterftetafelen van Leiden met
die van andere steden zal kunnen aanvullen het weinige,
dat door ons werd opgemerkt en geen ongunstig en toe
stand betre/t."
Wij moeten ons voor heden er toe bepalen, om
eenvoudig ernstig protest aan te teekenen tegen de
zen onzin, waarbij alles wat de wetenschapjop het
gebied der gezondheidsleer leert, wat de Statistiek
met cijfers bevestigt, wat buitendien voor onze
gemeente door een speciaal onderzoek is uitge
maakt, met een paar woorden en een paar cijfers
wordt weggeredeneerd.
Een ernstig protest tegen beweeringen, die
moeten strekken om thans op een oogenblik, dat
volgens de stellige belofte van het dagelijksch
bestuur, zeer spoedig door den raad plannen tot
verbetering van het drinkwater en van het riool
stelsel zullen behandeld worden, bij het volk de
meening te doen ontstaan, dat de offers die daar
voor gevraagd zullen worden, overbodig zijn.
Het is een stellige onjuistheid dat de sterfte
onafhankelijk is van de buurt, waarin men
woont; het rapport der commissie, die zich hier
ter stede vrijwillig heeft belast met het onder
zoek hieromtrent, bevat daaromtrent zekere, en
hoogst treurige resultaten.
Het is bedroevend, maar het is eene waarheid,
dat onze gemeente in verhouding tot de meeste
andere gemeenten een belangrijk hoog sterfte-cijfer
aanwijst. Van 1848 tot 1S68, dus in 20jaren, zijn
er vijf jaren, waarin het aantal der overledenen
dat der geborenen verre overtreft 1
Wij behouden ons voor om later de onjuisthe
den in het aangehaalde artikeltje met cijfers
aan te toonen. Het is voor heden voldoende, om
ernstig te waarschuwen tegen de valsche rede
neeringen en de onjuiste stellingen, die onder den
schoonen naam van Statistiek, het Leidsche pu
bliek in de Leidsche Courant heden worden te
lezen gegeven.
Donderdag-avond te acht uren had in het
Nutsgebouw alhier, in tegenwoordigheid van den
majoor-kommandant en eene commissie uit het
korps officieren der dd. schutterij dezer gemeente,
de eerste repetitie plaats van het ten gevolge van
het onlangs genomen raadsbesluit, nieuw opge
richt muziekkorps.
De nieuwbenoemde kapelmeester, de heer Hein-
rich Muller, door den kapitein Schmier aan den
majoor en de overige officieren voorgesteld zijnde,
werd aan deze, bij die gelegenheid, door dien
kommandant de personeele rang verleend van
adj udant onderofficier.
Deze eerste repetitie liep zeer ten genoegen der
aanwezigen af, en, terwijl wij er ons in verheu
gen dat, dank zij het verstandig besluit van den
gemeenteraad, Leiden weder een muziekkorps
bezit, vleien wij ons met de hoop dat zich spoe
dig de gelegenheid moge opdoen het in het open
baar te kunnen hooren.
Met genoegen deelen wij mede, dat het orgel
concert, gegeven door den heer J. P. Perrin op
Zondag den 21"™ November, in de kerk der
Doopsgezinde gemeente alhier, ten behoeve van
het fonds der Vereeniging tot voortdurende on
dersteuning der nagelaten betrekkingen van ver
ongelukte visschers der reederijen te Katwijk
aan Zee en Noordwijk aan Zee, zuiver heeft
opgebracht de aanzienlijke som van f 205,87s,
welk bedrag door hem aan het bestuur is ter
hand gesteld.
Wij wenschen den heer Perrin van harte ge
luk met dezen schitterenden uitslaghet moge hem
tot zelfvoldoening strekken te hebben medege
werkt om het treurige lot van zoovele visschers-
weduvven en weezen te verzachten. Wij verne
men dat de heeren Schreuder Van Baak ge
heel belangeloos aan deze zaak hunne goede
diensten hebben gewijd.
Gedurende deze week zijn dagelijks in het
werkhuis alhier opgenomen van 131 tot 155 vol
wassen personen en van 61 tot 72 kinderen.
Naar men verneemt, is Mr. W. L. Schilfer, advo
caat-generaal bij het prov. gerechtshof te Gronin
gen en kommandant van de Vereeniging tot onder
linge oefening in den wapenhandel aldaar, door
den koning van Pruisen benoemd tot ridder van
den Rooden Adelaar 3de klasse.
Gisteren zijn, door de commissie uit het Pro
vinciaal Gerechtshof in Zuid-holland, na afgelegd
examen, als candidaat-notarissen toegelaten de
heeren: P. D. Margadant en A. Groeneweg te
Rotterdam, J. A. Bakker te Leiderdorp en H.
M. J. Wattel te Woerden.
Door den jongsten zoon van den heer baron
Van Pallandt van Waardenburg en Neerrijnen,
opperkamerheer van Z. M. den Koning, is op
diens landgoederen van dien naam dezer dagen
een wild zwijn (solitair) geschoten, dat niet min
der dan 175 kilogrammen (ponden) woog. Het is het
eerst te Echteld gezien en men vermoedt op goede
gronden dat het uit het Cleefsche Wald afkomstig
is. Als eene bijzonderheid zij nog gemeld dat het nu
gevelde woudbeest het eerste van deze soort is,
dat in deze eeuw geschoten werd. (D. v. Z.)
De heer A. J. Schaepman, aartsbisschop van
Utrecht, is gisteren uit die gemeente naar Rome
vertrokken, ten einde het aldaar te houden con
cilie bij te wonen. De Tijd bevat een mandement
van den aartsbisschop, waarin hij afscheid neemt
van de geloovigen.
Het denkbeeld, door Z. M. den Koning op den
17de" November van dit jaar geopenbaard, om te
trachten ten behoeve van 1016jarige jongens
van onvermogende ouders een algemeen Neder-
landsch opvoedingsgesticht te doen verrijzen, dat
den naam van Willem III zou dragen, heeft reeds
een begin van uitvoering verkregen. Den 24"™
dezer had namelijk, onder de leiding van den
heer Minister van Oorlog, de eerste bijeenkomst
plaats van de leden der commissie, aan welke
Z. M. heeft verzocht, dat denkbeeld hetwelk
in die bijeenkomst door den heer Van Muiken
nader werd ontwikkeld in gezette overweging
te nemen en omtrent de verwezenlijking daarvan
nadere voorstellen aan Z. M. den Koning te doen.
Zijn wij wel onderricht, dan heeft Z. M. die
commissie samengesteld uit de volgende heeren
J. Bosscha, oud-minister, Mr. C. H. B. Boot en
J. A. Mutsaers, leden van den Raad van State,
de generaals Knoop, Van der Duyn van Maasdam
en Hardenberg, Mrs. R. J. C. Metelerkamp en
H. F. baron Van Zuylen van Nyevelt, leden van
Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland, Staring,
referendaris hij het Depart, van Koloniën, en
baron VaD Hardenbroek van Bergambacht, lid
van den gemeenteraad van 's Gravenhage. (Vod.)
Eerstdaags zal aan den minister van financiën
een adres worden verzonden, voorzien van een
aantal handteekeningen van ingezetenen van
Middelburg, houdende het verzoek dat de minis
ter het daarheen moge leiden dat een uniform -
port voor brieven van hoogstens vijf cent de
1"™ Januari 1871 kunne ingevoerd worden.
Adressanten deelen niet de bezwaren omtrent
de door de schatkist te lijden nadeelen wanneer
dit uniforin-port tot een laag bedrag werd vast
gesteld. De ondervinding heeft elders toch ten
volle geleerd, dat de schade wegens mindere
opbrengst der posterijen zich misschien tot een
tweetal jaren uitstrekt, maar later ruimschoots
vergoed wordt door eene ontzaglijke vermeerde
ring van liet getal der aan de posterijen toever
trouwde brieven, terwijl die vermeerdering, een
bewijs van gestadig toenemend verkeer tusschen
de ingezetenen des rijks, allergunstigst werkt op
de welvaart van alle klassen der maatschappij.
Zij hopen daarom dat de minister zich niet door
bedenkingen van finantieelen aard zal laten te
rughouden en de uitbreiding van het onderling
KORNELIS PLANK.
novelle
DOOK
H. TILLBMA.
[Vervolg.)
Niemand beweende den overledene, dan zijn,we-
duwe. Indien Kornelis zijn meening onverholen
had uitgedrukt, hij zou bekend hebben dat hij
blij was van een beul verlost te zijn. 't Kwam
hem voor, dat hij voortaan wat ruimer zou kun
nen ademen. Het leven vond hij echter even droog
en eentonig, te meer daar de vrouw des huizes
na 't overlijden van haar man zoo naargeestig
vroom was geworden.
Erg kon ze haar huisgenooten, inzonderheid op
de Zondag-avonden, vervelen. Een Staten-bijbel
met groote koperen sloten en zwaar beslag was
in een oogenblik, dat haar vroomheid over den
mammon gezegevierd had, door haar aangekocht.
Nu bleef hij wel is waar op de werkdagen
gewoonlijk gesloten, maar des Zondagsavonds las
de vrouw des huizes wel zoozeel, dat men er
voor zeven dagen lang genoeg aan kreeg. Dik
wijls las ze voor uit Ezechiël; het liefst echter
uit het boek der Openbaring. Geen kantteekening
werd door haar overgeslagen. Gewoonlijk las ze
het geheele hoofdstuk achtereen, en daarna de
bijbehoorende kantteekeningen. De knechts en
de meiden vielen den meesten tijd onder het le
zen iu slaap, en werden herhaaldelijk door de
voorlezeres wakker gemaakt.
„Bartha, slaap zoo niet! Waak toch!"
„Hendrik, luister toch naar Gods woord!"
„Kornelis, bemoei je niet met dat wereldsche
boek, bedenk dat je eens zelfs van je gedachten
rekenschap zult moeten afleggen." f
Door zulke waarschuwingen werd de lezing
gedurig afgewisseld.
Niet zelden werd er een duchtige strafpredika
tie bijgevoegd.
„O, wat zal 't verschrikkelijk wezen in den
dag des oordeels! 't Bloed zal komen tot aan de
toornen der paarden. En de teekenen zijn er naar,
dat deze dingen haast geschieden zullen."
Met zulke uitroepingen werden de meeste ba
rer vermaningen besloten.
Op hem die ze golden, maakten ze niet den
minsten indruk.
,,'k Wou," zei Bartha tot den vrijer, die haar
's Zondagsavonds gewoonlijk bezocht, „dat het wijf
met haar Openbaring ook maar op Patmos zat."
De knecht wenschte de jeugdige weduwe een
beter lot toe. Niet zelden droomde hij, terwijl
zij de verschrikkelijkste oordeelen voorlas, dat hij
door den band des huwelijks met haar vereenigd
was. Hoe profaan
De weduwe ooit weer trouwen„Ochhoe
word ik miskend," zuchtte ze, toen men haar
eens schertsend voorhield, dat ze wel spoedig
weer in 't huwelijk zou treden.
Met langzame schreden bewandelde op een
schoonen Zondag-middag een eenigszins bejaard
man het pad, dat door een grasrijke weide op
het huis der weduwe Maartense toeliep.
„Wie zal daar aankomen?" vroeg het jeugdig
weeuwtje aan Bartha, die met een opengeslagen
boek voor zich, haar blik naar buiten richtte.
,,'k Weet 't niet,antwoordde de aangesprokene.
Terwijl de beide vrouwen zich nog in den nade
renden persoon en in het doel zijner komst ver
diepten, trad de vreemde bezoeker binnen.
Na 't gewone „g'n dag saam" zette hij zich op
den hem aangeboden stoel neer, en haalde daarop
zijn kort pijpje uit den zak.
Na 't gewone praatje over 't weer en over
de opbrengst van het te veld staande gewas
volgde een zoogenaamd godsdienstig gesprek,
waarbij de vreemdeling te kennen gaf, dat hij
sedert lang ouderling in de gemeente R. was.
Den man, die gevraagd had even de pijp te mogen
opsteken, scheen 't aan geen tijd te ontbreken.
Geen wonder! hij was koddesleper, en wilde
niet gaarne bij de weduwe met de deur in huis
komen vallen.
Ongemerkt bracht hij 't gesprek op de dienst
boden over.
„Een weduwe was," bemerkte hij, „maar een
half mensch in de wereld. Ze had het gewoonlijk
met onwillige honden te doen, met wie het slecht
hazen vangen was."
De vrouw des huizes zuchtte eens eri antwoordde
toestemmend.
,,'t Is niet goed, dat de mensch alleen zij," bracht
de ouderling in 't midden.
„Hoe meent ge dat?" vroeg de schijnbaar on-
noozele weduwe.
De ouderling ging thans in den koddesleper
onder en openbaarde een gedeelte zijner zending.
„Kan niks van komen." „Alle oelieke gekheid."
„Zij ooit weer trouwen?" „Hoe kon men zoo
iets van haar denken?" „Welke aanleiding heb
ik gegeven," ging ze in haar verontwaardiging