N°. 3005,
Donderdag
A°. 1869.
25 November.
Feuilleton van liet „Leidsch
Dagblad".
KORNELIS PLANK.
LEIDSCH
DAGBLAD
PRIJS DEZER COURANT.
Voor Leiden per 3 maanden3.00.
Franco per post3.85.
Afzonderlijke Nommers0.05.
Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering van
Zon- en Feestdagen, uitgegeven.
PRIJS DER ADVERTENTIEN.
Voor iederen regel.0.15.
Grootere letter naar de plaatsruimte die zij beslaan.
Lelden, 24 November.
HET WETSONTWERP OP HET HOOGER
ONDERWIJS.
III.
Niet alleen is het een niet te verdedigen schei
ding van practijk en theorie, die voor juristen en
inedici het gevolg zal wezen van de voorgestelde
inrichting der Staats-examens en de opheffing der
faculteits-examens. Er is nog meer.
De Pruisische wet bepaalt, dat de juristen mins
tens 3 jaar op een academie de lessen moeten
volgen.
In het ontwerp-Fock, dat vrijheid van studie
vooropstelt, blijven de studenten geheel vrij, om
te studeeren, waar zij willen. En is de vrees nu
ongegrond, dat er zich een soort van repetitoren,
van africhters zal vormen, om de jongelui voor
het zoo moeilijke Staats-examen klaar te maken,
en dat deze de professoren heel gemoedelijk hunne
colleges voor leege stoelen en banken zullen laten
geven
Want al is er ook geen enkel student, de hoog
leeraar moet college geven. En er ligt eene fijne
ironie in het artikel, waarhij de professoren ver
plicht worden om elke les in den regel (in het
ontw.-Heemskerk stond minstens) viermaal per
week te geven.
Het is duidelijk, dat wordt het eenmaal regel
dat velen de colleges der professoren niet meer
bijwonen, maar zich voor de zoo zware, zoo
veel omvattende Staats-examens gaan klaar ma
ken, het niet de academieplaatsen zullen wezen,
die hierbij zullen uitgezocht worden. Enkele mo
gen nog aan de geleerde atmosfeer van een aca
demiestad bij hunne studiën de voorkeur geven,
de meesten zullen zich de moeite niet getroosten,
om zich ver van huis te begevenen overal in
den lande zullen natuurlijk docenten verrijzen,
die bereid zijn om aau de studeerenden te geven
datgene wat zij hun beter kunnen verschaffen,
dan de professoren aan de academiëneen on
derwijs geheel ingericht naar de eischen door de
Staats-examens gesteld.
En welk een tijdroovende bezigheid het afne
men der examina zal wezen, blijkt uit de vol
gende berekening.
Er worden thans jaarlijks minstens S0 stu
denten in do rechten gepromoveerd.
Dit zal wel niet minder worden.
Zoowel voor het meesterschap iu de rechten
als van dat in de staatswetenschappen omvat het
eindexamen 10 vakken (art. 93 en 93).
Dus 10 x 80 examens 800.
Reken dat elk examen een half uur kost
dat geeft 8}° 400 uren.
Langer dan 6 uur per dag kan er niet geëxa
mineerd wordent. w. van 912 van 14 uur.
(De avonden moeten beschikbaar blijven voor
het nazien van het schriftelijk werk en het
opmaken der resultaten.)
'I0 geeft dus 66 examendagen.
In eene week kunnen niet meer dan 5 dagen
voor 't examen beschikbaar gesteld worden.
V 13 weken en 1 dag.
Dus zal alleen, bet eindexamen voor de juris
ten 13 weken aanhouden.
Eu nu is wel in het ontwerp de maand Juli
daarvoor bepaald, maar het is duidelijk dat, wordt
bij het tot stand komen der wet, niet tevens
deze maand belangrijk uitgerekt, deze bepaling
een doode letter zal blijven
Tot zoover de theoretische en practische bezwa
ren tegen de voorgestelde examina. Er valt ook
buitendien nog veel te zeggen over het wets
ontwerp. Waarom bijv. de faculteiten opgeheven,
die natuurlijke vereenigingen, welke op iedere
academie noodwendig moeten ontstaan, en die
voor zoover wij weten volstrekt geen kwaad doen
die daarbij thans een soort van zedelijke lichamen
vormen, met eigene fondsen? Ook het onvermij
delijk gevolg van deze opheffing: aanstelling der
professoren voor bepaalde vakken, terwijl ruiling
steeds door den Koning moet goedgekeurd wor
den, achten wij een belemmering voor de weten
schap: of is het niet dikwijls wenschelijk, dat
bij benoeming van een nieuw hoogleeraar de
vakken onder de professoren eener faculteit anders
verdeeld worden? Thans geschiedt dit eenvoudig
na goedkeuring van curatoren. In 't vervolg zal
het de regeering zijn, die hierover beslist: in het
gunstigste geval geeft het slechts omslag.
Wij wezen reeds op het artikel, waarbij de
professoren worden verplicht in den regel vier
malen 's weeks college te geven, en dat wel als
een maatstaf kan gelden van den eerbied voor
wetenschappelijke opleiding, die in het geheele
ontwerp doorstraalt.
De wetenschap naar de quantiteit berekend,
de professoren gedwongen om wekelijks eene
bepaalde dosis geleerdheid ten beste te geven
Wij onthouden ons liever van een oordeel hier
over uit te spreken. Alle details van het ont
werp willen wij echter thans niet behandelen.
Met twee opmerkingen zullen wij in een volgend
artikel besluiten.
Men leest in het Algemeen Dagblad„Niets is
dikwijls meer welsprekend dan cijfers. Het W'eek-
blad voor de Burgerlijke Administratie deelt mede, dat
de jaarwedde van den ontvanger der gemeente
Hensbroek (N.-Holland) vroeger f50 bedroeg, en
thans verhoogd is totja tot 75. Om den ge
lukkigen titularis niet al te weelderig te maken,
zal de verhooging eerst ingaan met 1 Jan. 1870.
De jaarwedde van den burgemeester bedraagt
f200; van elk der wethouders f25; van een se
cretaris ƒ200.
„Zijn die cijfers niet treurig sprekend? Men
klaagt dikwijls, en terecht, over de karige be
zoldiging van de onderwijzers. Maar laat men
toch de bezoldiging van de administratieve amb
tenaren niet uit het oog verliezenDaarenboven,
zullen een ontvanger of een wethouder, die zóo
bezoldigd waren, veel werk van hun betrekking
maken
Wij kunnen geenszins deze cijfers zoo treurig
sprekend vinden, en zouden het daarentegen treurig
vinden, wanneer die tractementen hooger waren.
Hensbroek is een gemeente van 700 zielende
tractementen der gemeente-ambtenaren worden
dus door die 700 zielen alleen gedragen. De bur
gemeester krijgt 200: dit is voor zulk een ge
meente reeds een goed tractement. De Hensbroe-
kers betalen voor het hoofd hunner gemeente
reeds ieder veel meer, dan in de grootere
gemeenten, ƒ200 voor Hensbroek uiet 700 zielen
staat gelijk met 11,000 voor Leiden, met 39000
zielen. En hier krijgt de burgemeester inaar ƒ3000.
Wanneer men de tractementen van de gemeente
ambtenaren zóo zou willen verhoogen, dat allen
op de kleinste plaats er van leven konden dan
zou het onmogelijk zijn dat iedere gemeente haar
eigen bestuur had.
Goddank hangt de ijver, bij het waarnemen
van betrekkingen, nog niet geheel af van de
meerdere of mindere bezoldiging. Wij achten het
juist een voordeel dat het in ons land mogelijk is,
dat de zaken, die de gemeente aangaan, tegen
geringe bezoldigingen worden waargenomen. Het
is een bewijs, dat er hier velen zijn, die wat
over hebben voor het algemeen, en het self-go
vernment is alleen onder die voorwaarde be
staan baar.
Wij vinden de cijfers welsprekend.
school te Rotterdam en aan het scheikundig la
boratorium der Utr. Iloogeschool.
Men leest in het Utr. Dagblad:
Gisteren (Maandag) hebben wij een berichtje van
het Vaderland, dat er bij Harmeien eene botsing zou
hebben plaats gehad, weersproken. Wij deden
dit op grond van eene opgaaf, ons vanwege de
directie der R.-S.-M. verstrekt, en waaraan wij
dus niet mochten twijfelen.
De directie had eenigermate gelijkde botsing
had niet plaats gehad, zooals er Zaterdag bij
vergissing vermeld stond, „gisteren" dat is Vrijdag,
maar reeds Donderdag, een dag vroeger. Het
minder juiste bericht hieromtrent heeft niet in
alle nummers gestaan, omdat reeds onder het
afdrukken de weerspraak van de directie ons ge
werd. Maar de directie had niet moeten melden,
dat het berichtje van „allen grond ontbloot" was,
omdat er alleen in de opgaaf van den dag eene
vergissing plaats had.
Men deelt ons thans mede, dat op Donderdag
middag de botsing te Ilarmelen vrij ernstig is
geweest. Er moet zelfs een persoon gekwetst
zijn, en het materieel moet veel hebben geleden;
enkele wagens zijn zeer beschadigd. De haast,
die men te Harmeien, inet een betrekkelijk ge
ring personeel moet maken, doet het moeilijk
zijn, de zaken er zoo te laten loopen, als men
wenschte. Overigens schijnen, na de invoering
van den winterdieust, reeds herhaaldelijk bezwaren
te zijn ontstaan, die de directie zich zeker zal
beijveren te verhelpen.
Te Utrecht is overleden de heer M. Hiiller,
achtereenvolgens amanuensis aan de clinische.
Z. M. heeft den heer H. Von Bremen benoemd
tot Nederlandsch consul te Ancona.
Z. M. heeft bij het personeel van den milit.
veterinairen dienst benoemd tot paardenarts van
de 3de klasse: bij het 3de regim. huzaren, den
veearts H. Mars; en bij het reg. rijdende arti 11.,
den veearts W. J. P. Van Oppenraay.
Z. M. heeft aau den heer II. J. C. Hoogeveen,
resident van Batavia, vergunning verleend tot het
aannemen en dragen der onderscheidingsteekenen
van kommandeur der orde van Christus, hem
door Z. M. den Koning van Portugal geschonken.
Mijnheer de Redacteur!
Gij hebt mij om mededeelingen uit Egypte
verzocht, en gaarne zal ik aau uw verlangen
voldoen, wanneer de tijd en gelegenheid mij
daartoe niet ontbreken; mochten inmiddels eenige
voorloopige impressions de .voyage naar uwe
meening den lezers van uw blad welkom zijn,
open dan de rij mijner brieven met
NAAR EGYPTE.
Gij weet dat ik een gewoon tourist ben en
als zoodanig mij uitrustte, om de opening van
het Suez-kanaal te gaan bijwonen. Eene beschrij
ving van mijn persoon is dus geheel overbodig,
want iedereen kent het uiterlijk van een tourist,
dat hemelsbreed afwijkt van dat van een coinmis-
voyageur. Zoo verliet ik dan gepakt en gezakt in het
midden van October het lieve vaderland, om voor
eenige maanden te gaan zwerven. Op mijne reis
naar Egypte wilde ik tevens München aandoen
om de internationale tentoonstelling van schilde-
rijeh te bezichtigen en den Rheingold van Wagner
te hooren, en, zoo de tijd uiij het toeliet, Weenen,
Pesth, Triest en Venetië te bezoeken.
Na de keurige Main-streek doorstoomd te heb
ben, kwam ik dan ook behouden in München,
dat sedert mijn laatste bezoek, ongeveer 15 jaar
geleden, machtig is veranderd. Nieuwe boulevards,
nieuwe gebouwen, maar helaas 1 geen Rhein
gold, tenzij ik twee maanden geduld wilde hebben.
Het scheen de Münchenaars niet zeer bevallen te
hebben; gelukkig echter stelde de tentoonstelling
mij daarvoor schadeloos. Zooverre mijn kunstken
nis reikt, zijn er prachtige stukken: nimmer zag
ik mooier portretten dan van Richter uit Berlijn,
noch mooier „Gretcheu" dan van Hildebrandt uit
dezelfde stad. De Fraiische school en ook de Neder -
landsche waren keurig vertegenwoordigd, doch
de Noordduitsche spande de kroon, en had
ik 8000 francs te besteden gehad, dan had ik
zeker het „Badend meisje" in marmer van Fan-
tardini uit Milaan aangekocht.
Hoewel mijn verblijf in München voor mij veel
aantrekkelijks had, verhoogd door de kennisma
king met eene „sehr gebildete" en schoone Rus
sische gravin, wier verblijf te München gedeel
telijk was toe te schrijven aan de „toekomst
muziek," waarvan zij eene aanbidster is, terwijl zij
NOVELLE
DOOR
H. TILLEMA.
Vervolg.)
De diakendienaar scheen ingesluimerd en de
scherprechter keek strak voor zich heen.
Te Vries had men stof tot praten gekregen.
Weldra verbreidde zich in den kom der gemeente
het gerucht, dat de scherprechter en een dominé
met de „snikkewagen" van Groningen naar As
sen waren „gevaren." Er zou dien dag iemand
terechtgesteld, zekerlijk opgehangen wordeö. Wat
had de dominé er anders bij te doen?
Zoo wist men ook daar feiten met elkander in
verbaud te brengen en er een merkwaardige
gebeurtenis uit saam te stellen. Niemand scheen
daar verder in gevorderd te zijn dan Jan de snij
der en Klaas de barbier.
De kleermaker, die dien dag naar een trouw
lustigen boer ging om aan diens trouwpak te
werken, vertelde „dat de scherprechter, door hem
„de lange rakkerd" genoemd, met een dominé en
een oefenaar eenige oogenblikken in 't logement
te Vries hadden doorgebracht. In den wagen
waarmee ze reisden, hadden zich drie nog jeug
dige misdadigers bevonden, waarvan de een te
Assen opgehangen en de beide anderen gegeeseld
zouden worden."
Reeds dienzelfden dag meende de barbier de
geschiedenis der drie onverlaten te kunnen mede-
deelen. De misdaden door hen gepleegd, waren
niets minder dan diefstal, brandstichting en ver
giftiging. 't Baarde echter verwondering, dat inen
reeds op zoo'n jeugdigen leeftijd in de klauwen
des duivels geraken kon!
Bij zijn tehuiskomst van de weekmarkt te As
sen, werd menig landbouwer dien avond met
vragen naar de terechtstelling der drie misda
digers bestormd. Wel hadden sommigen dien dag
een ouden misdadiger zien geeselen, maar ophan
gen? ,,'t Was jammer," zei er een, „dat hij zoo iets
nog nimmer gezien had."
Daar men hetgeen men voor zekerheid had
aangenomen, niet gaarne prijs gaf, werd bij wijze
van uitlegging aan 't oorspronkelijke gerucht toe
gevoegd, dat de misdadigers naar Zwolle waren
vervoerd en dat ze daar hunne rechtvaardige
straf zouden ondergaan.
De diakendienaar was met de jongens te Assen
afgestapt, en zette nu de reis te voet met hen
voort, die, daar ze geen schoenen bezaten, op
hun klompen moesten marcheeren. Tot hun groot
ongerief was 't begiunen te dooien, zoodat de
sneeuw zich aan hunne holsblokken vastklampte.
De jongen uit het weeshuis trok zijn klompen
uit en begon op zijn kousen te loopen, waarover
hij van den diakendienaar een duchtige repri
mande opliep.
De avond was reeds lang gevallen. Langzaam
strompelden de jongens door 't donkere heide
veld, terwijl hun geleider tot meerderen spoed
aanzette. Eindelijk was men aan 't eind van
den tocht.
De diakendienaar deelde den onder-directeur,
die in 't groote logement woonde, een lang relaas
mede over de lange en moeilijke reis. Intusschen
werden door hem eenige papieren overgegeven.
„Plank, een bekende naam 't is toch niet!"
prevelde de onder-directeur. „Wie van de jongens
is Plank?" vervolgde hij luid.
Kornelis werd hierop voorgesteld.
„Precieszijn grootvader wie had ooit ge
dacht
Toen de diakendienaar de oorzaken van 't
verval der familie begon mede te deelen, ontving
hij den wenk om niet met zijn verhaal in het bij
zijn van den knaap voort te gaan.
DERDE HOOFDSTUK.
De knapen sliepen 's nachts gerust op hun
strooien bed. Men kon ze, toen de diakeudienaar
's morgens in de vroegte afscheid van hen wilde
nemen, haast niet wakker krijgen. Een aantal
boodschappen gaven ze hem voor hun familiën
mede. Hij beloofde ze allen te volbrengen en met
een: „nu jongens, past goed op!" verwijderde hij zich.
De jongens werden door een zoogenaamden
sectiebaas naar een ander deel der kolonie ge
bracht. Een gedeelte van den weg derwaarts
liep door een groot bosch. Al stonden er zulke
hooge boomen niet als in 't sterrebosch te G., 't
was er toch prettig. Hé, in zoo'n bosch konden
de rooversgeschiedenissen wel voorgevallen zijn,
die ze in zulke mooie prentenboeken gelezen
hadden. Hun geleider verzekerde hen, dat er
nimmer iets van dien aard in voorgevallen was,
't geen de jongens zeer teleurstelde. „Beren en
wolven," werd hun op hunne vraag geantwoord,
„worden er evenmin in aangetroffen. Hazen en
konijueu echter in overvloed." Opmerkzaam ke-