24 November. N°. 3004, Woensdag A°. 1869. Feuilleton van het „Leidscli Dagblad". LEI USUI AGBLAD PRIJS DEZER COURANT. Voor Leiden per 3 maanden3.00. Franco per post3.85. Afzonderlijke Nommersn 0.05. Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen, uitgegeven. PRIJS DER ADVERTENTIEN. Voor iederen regel0.15. Grootere letlor naar de plaatsruimte die zij beslaan. Leiden, 33 November. De heer Saaymans Vader heeft zich in de zitting van 15 November, bij gelegenheid van de discussiën over het consignatiestelsel, onder de protectionisten gerangschikt, en heeft zijne af keu ring te kennen gegeven over de toepassing der vrijzinnige handelsbegrippen. Zijn er niet onder zijne politieke geloofsgenoo- ten velen die het hierin met hem eens zijn Het zou werkelijk belangrijk zijn, wanneer deze quaestie weder eens in de Tweede Kamer beslist moest worden. Want wij zouden dan hoogstwaarschijnlijk het eigenaardige schouwspel beleven, dat zij die zich het meest tegen het beginsel der vrije concur rentie verzetten, juist diegene zijn, die, bij hunne bestrijding van de onderwijswet, steeds krachtens dit beginsel wijzigingen in de wet eischten. Op het gebied waarvoor het beginsel geldt erkennen zij het niet, maar op dat waarvoor het niet kan gelden, willen zij het in toepassing brengen. De avond van gisteren was voor de bezoekers der Volksvoorlezingen weder een avond van ge not. De Leidsche Koraalvereeniging, daartoe door het bestuur uitgenoodigd, voerde in het zoogenaamd voor-uur van halfacht tot negen uren, het vol gende programma van zangstukken uit, dat door het zeer talrijk publiek, in de diepste stilte met onverdeelde aandacht werd aangehoord, als: 1°. Evangelisch Gezang 207, Bastiaans; 2°. Stil Gebed, Vierstemmig Koraal der Ned. Kor. vereen.; 8°. Wie schön leuchtet der Morgenstern, M. Prfito- rius; 4°. In 't Bosch, Vierstemmig Koraal der Ned. Kor. vereen.; 5°. Die Ehre Gottes aus der Natur, L. v. Beethoven; 6". Naar huis, Vierstemmig Koraal der Ned Kor. vereen.; 7°. Wederzien (duo), Bastiaaus; 8°. Bitte um ein seliges Ende, Nic. Jomelli; en 9°. Nieuwjaars-hymne, Vierstemmig Koraal der Ned. Kor. vereen., waarvan n°. 7 op aanhoudend ver langen werd herhaald en, even als de andere n°s. daverend werd geapplaudiseerd. Achten wij 't van de zijde der commissie voor de Volksvoorlezingen een gelukkig denkbeeld, em de Koraalvereeniging tot bet houden dezer zanguitvoering uit te noodigen, niet minder lof verdienen directeur en leden der Koraalver eeniging zelve, voor hunne welwillendheid om dit goed gekozen programma ook voor het volk uit te voeren. Ieder der aanwezigen stemde dan ook hartelijk in met de woorden van den voorzitter toen hij den directeur de heer De Jong, de heer Timmer mans, die den zang met de piano had geaccompag neerd, en al de leden der Koraalvereeniging den dank van commissarissen en der hoorders over bracht. 't Was voorwaar voor den hoogleeraar Van Geer, die daarna de spreekbeurt vervulde, eeue moeilijke taak om, na zooveel schoons te hebben gehoord, de aandacht der aanwezigen nog een uur te boeien. Maar nauwelijks had hij eeuige oogenblikken gesproken en het onderwerp zijner rede bekend gemaakt, of onze vrees verdween, om, even als van heel het talrijk publiek dat hem aanhoorde, voor eene onverdeelde aandacht plaats te maken. In eene schitterende improvisatie, die c. a. vijf kwartier uurs duurde, en waarbij we nauwe lijks wisten wat meer te bewonderen, den rijken woordenstroom of den schoonen, en toch zoo echt populairen vorm der denkbeelden, behan delde spreker in breede trekkenliet lot van den werkman, en wela. zijne grievenb. de verbeterde middelen die tol wegneming er van worden beproefd; c. de aanwijzing der middelen waardoor z i. alléén de werklieden zeiven hun lol konden verbeteren. Wij onthouden ons van de mededeeling van bijzonderheden. Wij zouden dan de gansche rede in extenso moeten mededeelen, en daarvoor ont breekt ons niet alleen de ruimte, maar we zou den toch wellicht vele schoone passages over slaan. Genoeg, dat zij van het begin tot het einde, met gespannen aandacht werd gevolgd en ten slotte uitbundig toegejuigt. Waar zóo tot het volk wordt gesproken, kan het niet anders of de geede vruchten zullen niet achterblijven De Koninklijke Nederlandsche Tooneelisten onder directie van den heer Valois gaven gister avond in den schouwburg alhier wederom eene voorstelling. De Poolsche Jood Van Erckmann- Chatrian, voor dien avond gekozen, is een lief stukje, dat, zonder eene diep ingewikkelde in trigue te bevatten, toch boeit. Voorzeker bracht daartoe het natuurlijk spel van den heer Spoor, die de rol vau burgemeester Mathis vervulde, niet weinig bij. Die rol van Mathis is de spil, waarom het geheele stuk zich beweegt, en, zoo we dan ook eene aanmerking wilden maken, zou 't die zijn, dat er eigenlijk slechts den persoon in het stuk de aandacht voortdurend bezig houdt, en die eeue, 't is Mathis. Van de overige per sonen, die op het programma voorkomen, valt weinig te zeggen. Alleen de rol van Christian Bême, de waehtm. bij de gend., is eene frissche, leven dige figuur; de vervulling dier rol door den heer Haspels bevestigt volkomen onze vroegere geuite meeniug, waarbij we dien acteur een aanwinst noemden voor het Haagsche Tooneel. In Michel Perrin, een bekend stukje, maar vau een gehalte zoo goed als er maar weinig zijn, verdient de heer Rosier Faassen onder de ver- tooners het eerst genoemd te worden. Zijn spel als Michel Perrin leverde het bewijs, dat de heer Faassen ook waarachtig kunstenaar is in de hoogere beteekenis van het woordgebaren, actie, kortom, de geheele vervulling zijner rol, waren uitstekend en gaven den goedhartigen, kinderlijk- naieveu zieleherder als naar het leven geteekend weer. Wat het spel van den heer A. Faassen als Fouché betreft, we stemmen volkomen in met hetgeen het Vad. van zijne vervulling dier rol schreef; //Zijn Fouché was als eeu uit de lijst gestapt portret van een consulaatsman." We wilden zoo gaarne in dien toon voortgaan, maar als we ons herinneren hoe de heer Van den Berg de rol van Désaunais mishandelde, is 't ons onmogelijk. Met die éene uitzondering, werden echter in beide stukjes ook de meer ondergeschikte rollen naar eisch vervuld. Mej. M. Valois, ze houde 't ons ten goede, dat we haar het laat-ste noemen, vergunne ons een enkelen welgemeenden wenk. Haar spel verriedt te veel natuurlijken aanleg, dan dat we dien wenk zouden willen weerhouden. We raden haar namelijk aan, dien declameer-toon, dat overblijfsel uit eene school, die uitgebloeid heeft, te laten va ren; zij bedwinge voor goed dat larmoyante in hare stemhaar spel zal er zeker bij winnen, het publiek er haar dankbaar voor zijn. Er zijn, de Hemel zij dank, nog toestanden in het leven, waarbij tranen en geween geheel ten onpas komen Jammer, dat de zaal niet beter bezet was; 't was de beste voorstelling die we sinds lang van het Haagsche Tooneelgezelschap zagen. Naar het Algemeen Dagblad van Nederland niet zekerheid verneemt, wordt in doorgaans welon derrichte kringen der residentie de heer Koelman genoemd als directeur-hoogleeraar der toekomstige Rijks-universiteit voor beeldende kunsten, tot wier oprichting de Minister van Binnenlandsche Zaken, zooals men weet, een ontwerp heeft inge diend bij de Tweede Kamer der Staten-Generaal. Naar men verneemt, zijn Zaterdag-middag op den spoorweg Vierssen-Gladbach-Dusseldorf twee treinen met elkander in botsing gekomen. Vele reizigers zijn uit den trein gesprongen, waardoor enkelen gedood en velen zwaar gewond zijn ge worden. Nadere bijzonderheden ontbreken. Zr. Ms. raderstoonischip de Valk, onder bevel van den kapitein-luitenant ter zee N. M. J. Kroef, is, blijkens een bij het Departement van Marine ontvangen telegram, na den 17d»n dezer Port-Saïd te hebben verlaten, den 20"">n daaraanvolgende te Suez aangekomen. Aan boord was alles wel. Z. M. de Koning heeft benoemd tot ridders van den Nederlandschen Leeuw de heeren A. Van Camp, hoofdredacteur van den Précurseur te Antwerpen; Vergote, directeur van het ministerie van binnenlandsche zaken, te BrusselBreydel, lid der Provinciale Staten, te Brugge; Pins, bur gerlijk hoofdingenieur aldaar, en E. Wettnall, secretaris der Belgische legatie te Weenen. Z. M. heeft benoemd tot hoogleeraar aan het Evang. Luthersch seminarium te Amst. den heer J. G. D. Martens, pred. bij de Ev.-Luth. gemeente te Vlissingen. Z. M. heeft aan F. Delaruwiere, kapit. van den Belg. kotter Rapide, en aan den matroos en ka- juitsjongen van dat schip J. Dewymmer, ieder als blijk van goedkeuring en tevredenheid ter zake van de redding der bemanning van het op 20 Oct. jl. op de hoogte van Doggersbank ver ongelukte Nederl. koopvaardijschip Juffer Esse Mensinga, toegekend de zilveren medaille en een loffelijk getuigschrift. Brielle, 20 Nov. De heeren Mr. R. T. Collot d'Escury, P. Kruijne Jz. en Mr. H. Ph. De Kan- ter hebben belangstellenden iü het Utrechtsche Schoolverbond opgeroepen tot eene vergadering, op Woensdag 1 December te houden, ten eiude het oprichten eener afdeeling voor Brielle en omstreken te bespreken. Arnhem, 21 November. Gisterenavond hield Dr. D. De Loos, van Leiden, in eene vergadering van het departement Arnhem der Ned. Maat schappij ter bev. van Nijverheid, eene voordracht over de Beetwortelsuiker-fabrikatie, die met veel belangstelling werd aangehoord. Voorts werd in diezelfde vergadering den heer J. Ephraïm Jr., photograaf alhier, de door hem op de internatio nale tentoonstelling van photographiën, enz,, in Juli en Augustus 11. te Groningen gehouden, be haalde bronzen medaille uitgereikt, Ten( slotte deelde de voorzitter mede, dat dezer dagen aan het departement het voorstel zou gedaan worden om te dezer stede eene /;werkmans-vereeniging", die de stoffelijke en zedelijke verbetering van den handwerksman ten doel heeft, op te richten. Zwolle, 19 November. Gisterenavond hield het departement Zwolle der Maatschappij tot Nut van 't Algemeen zijne eerste buitengewone ver gadering met dames. Als spreker trad op de heer B. Tideman Jz., predikant te Hoorn, die tot on derwerp zijner rede had genomen de bekende legende van den /wandelenden jood." Hij besprak ten eerste het ontstaan dier legende en de ver schillende vormen, waarin zij voorkomt, en gaf een overzicht van de wijze, waarop zij in onder scheidene landen door dichters tot onderwerp hunner zangen is gekozen. In het tweede gedeelte nam de spreker Alias- veros als het beeld van het in onze dageu meer en meer op den voorgrond tredende realisme en deelde dienaangaande eenige beschouwingen mede. De heer Tideman mocht zich niet in dien onverdeelden bijval verheugen, welke de sprekers iri de buitengewone vergaderingen van liet depar tement in den regel ten deel valt. De eerste eisch voor die sprekers is: niemand ergernis te geven, en dit schijnt de heer Tideman niet geheel in het oog te hebben gehouden. Hengelo, 17 Nov. Sedert een paar weken is hier eenige meerdere bedrijvigheid in de fabrie ken opgemerkt, waardoor de hoop en liet ver moeden versterkt wordt dat de winter voor de vele werk- en broodelooze arbeiders niet zoo donker zal zijn als hij werd te gemoet gezien. Tevens worden door de liefdadigheidsinstellingen maatregelen genomen, om waar het noodig is, hulp te kunnen verleenen. Breda, 21 Nov. Nopens het verongelukken der schroefstoomboot Stad Breda, varende van hier op Rotterdam, vernemen wij, dat genoemde boot bij het verlaten der haven te Rotterdam, dooi de duisternis en de mist misleid, tegen een der KORNELIS PLANK. NOVELLE door H. TILLEMA. (Vervolg.) TWEEDE HOOFDSTUK. „Waar mag nu die lamme kerel met zijn uit gestreken gezicht blijven? Als hij erbinnen twee minuten niet is, moeten de jongens weer uit den wagen en ik rijd af," pruttelde de conducteur. De man, die de stof tot zijn ontevredenheid opleverde, was de diakendienaar, die in een dikke jas gewikkeld en van een stevigen stok voorzien, eindelijk kwam opdagen. „Zoo vriend! 't is goed dat je er bent, ik had je waar anders weer uit doen stappen en zonder hen afgereden. Je mocht je schamen." De conducteur braakte een stortvloed van woor den tegen den diakendienaar uit. Bij al den haast dien hij had scheen hij tijd genoeg te hebben dezen eens duchtig door te halen. Zijn betoog, dat eeu diakendienaar zorg moest dragen voor de kinderen, die aan zijne zorg wa ren toevertrouwd, gelijk hij in zijne betrekking zorgen moest voor de passagiers en hunne goede ren, werd door den aangevallene, met een „ik bemoei mij niet met jou zaken en jij hebt met de mijne niets uit te staan" beantwoord. De repliek van den conducteur, dat hij lid was der Gereformeerde Kerk, en dat hij dientenge volge ook iets gaf tot de instandhouding der dia conie, wier brood door den diakendienaar ge geten werd, en dat het hem niet onverschillig was, hoe de armen werden behandeld en er met 't geld ten hunnen behoeve gegeven, geleefd werd, 1 zou juist weer door eeu dupliek van den man met zijn witte das, worden beantwoord. Geluk kig, inzonderheid voor 't gevoel van Kornelis, be gon de ongeduldige postiljon op zijn hoorn te blazen, en verzocht een der passagiers, dat het portier dichtgeslagen zou worden, daar hij an ders nog bevriezen zou. En voort ging het, ter wijl de hoorn schalde: „O, wat is 't leven schoon." Weldra had men de poorten van Gruno's veste achter zich. 't Was donker op den vroegen Januari-morgen, doch zoo donker niet of Kornelis herkende aan de hoornen, de begraafplaats waarop het gebeente van zijn moeder rustte. Hoe dikwerf had hij met Jeannette op haar graf gezeten. Helaas, ook zij was niet meer en ze zou niet hegraven worden naast haar, die ze zoo liefhad, maar op de be graafplaats der armen. Maar al werd ze ook door ruwe mannen op kosten van de armenkas be graven, ze zou toch bij moe in den hemel zijn. En daar links, dat donkere bosch, is het ster- rebosch waarin hij met pa en moe en met Jean nette zoo menigen Zondag had gewandeld. O, 't was hard, zeer hard. Waarschijnlijk zou de knaap zich langer in zijn verleden verdiept hebben, zoo de diakendie naar het stilzwijgen, dat in den wagen heerschte, niet had afgebroken. De man meende, dat het hoog tijd werd, dat hij zich zelveu en hen, die onder zijn opzicht stonden, aan de passagiers voor stelde. „Ik heb vandaag met de jongens," zoo begon hij, „nog een heele reis te doen." Hierop weidde hij in 't breede uit over het gewicht en de moeilijkheden, die aan zijn post verbonden waren en welke beleedigingen hij soms te verduren had. De aanmerkingen van den con ducteur lagen hem nog versch in het geheugen. Hij was een oud man en bekleedde een fatsoen lijke betrekking en als zoodanig moest hij ont zien worden. „Maar," hier wees hij naar den voorbank, „er waren menschen, die niet wisten wat iemand toekwam. Men kan alles ook zoo niet zeggen." Daarop stelde hij de jongens aan zijne mede passagiers voor, op een toon, waardoor men on willekeurig herinnerd werd aan een oppasser in een menagerie of aan een wassenbeeldenspel. „Die, menheeren!" zei hij, in 't donker op Kor nelis wijzende, „is een zoontje van Plank, die in de X.-straat gewoond heeft. Ja ja, met dien boel is 't raar afgeloopen." De geschiedenis, die de diakendienaar hierop verhaalde, sneed den knaap door het hart. „Ben je niet koud mijn jongen?" vroeg een heer, die tegenover hem had plaats genomen. „Kom ga naast me zitten. Je hebt koude handen, trek deze handschoenen aan en sla dezen mantel om, ik heb buitendien nog een warme jas aan." De knaap bedankte voor deze vriendelijke aan biedingen, maar 't deed hem goed, meewarigheid zonder verachting te hespeuren. De diakendienaar ging met de voorstelling van de twee anderen voort. De een was een wees jongen, die in 't weeshuis niet had willen op passen en daarom naar Frederiksoord werd ge-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1869 | | pagina 1