N°. 300 L
Zaterdag
A°. I860.
20 November.
LEIDSCH
DAGBLAD
F»RIJTS DEZER COURANT.
Voor Leiden per 3 maanden3.00.
Franco per post3.85.
Afzonderlijke Nommers0.05.
Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering van
Zon- en Feestdagen, uitgegeven.
PKIJS DBS ADVKRTENTIEN.
Voor iederen regelf 0.15.
Grootere letter naar de plaatsruimte die zij beslaan.
Lelden, 19 November.
HET WETSONTWERP OP HET HOOGER
ONDERWIJS.
I.
Wij hebben tot nog toe gezwegen over dit
ontwerp. Toch was het meer de hoop, dat het
nimmer tot wet zou worden verheven dieons.er
van terughield om ons oordeel uit te spreken dan
onze instemming me t de beginselen van het ont
werp. Thans evenwel schijnt het noodzakelijk om
niet langer te zwijgen en niet langer het vermoeden
te wettigen, dat we door ons zwijgen de begin
selen der voor.estelde wet goedkeuren.
Het voorgeschreven ontwerp van wet op het
hooger onderwijs zal toch, naar ons inzien, niet
alleen geen verbetering aanbrengen, maar het
zal toestanden in het leven roepen, die ver be
neden de tegenwoordige zullen staan. Wij zien
in de voorgestelde wet, ontworpen door een man
die bewezen heeft, hoe hij van kleinigheden
hoofdzaak maakt, voor breede beschouwingen den
ruimen blik mist, en ter kwader ure, met eenige
wijzigingen overgenomen door den tegenwoordi-
gen minister van Binnenlandsche Zaken, weinig
anders dan een poging om alle wetenschappelijke
studie zooveel mogelijk tegen te werken, en om
het universitair onderwijs langzamerhand te on
dermijnen.
Onze voornaamste grief betreft de inrichting der
examina.
Hierin ligt voorzeker de grootste fout van het
geheele ontwerp.
Niemand kan zich de illusie maken dat het
stelsel van examina geheel afgescheiden is te
houden van de studie, dat de wetenschappelijke
vorming der studenten geheel onafhankelijk is
van de eischen bij de examina gesteld.
Te minder zal dit het geval zijn, waar die
eischen veelomvattend zijn.
Het is een goed denkbeeld om de wetenschap
pelijke studie, het universitair onderwijs vrij te
laten, en de examina zóo in te richten, dat de
staat alleen een waarborg heeft, dat voor som
mige beroepen en betrekkingen de vereischte
kennis bij hen die zich daarvoor aanmelden niet
ontbreekt.
En het schijnt ook wel dat de minister dit
denkbeeld heeft willen in toepassing brengen door
aan de eene zijde vrijheid van sludie voorop te
stellen, en (daarnaast, in de Memorie van Toelich
ting te zeggen: «de examina zullen zich tot het
strikst noodige moeten bepalen."
Dat de minister hierin echter niet geslaagd is,
blijkt uit eene eenvoudige doorlezing van Hoofd
stuk IV van het ontwerp, waarin de vakken voor
de verschillende examina's zijn vermeld.
Is het 't strikt noodige, wanneer van den aan
staanden advocaat wordt geeischt: Romeinsch
recht volgens de instituten, de geschiedenis van
dit recht, de invoering en toepassing van het
Romeinsche recht in ons vaderlanden de geschie
denis van onze vaderlandsche rechten, de geschie
denis van onze staatsinstellingen, staat-huishoud -
kunde, Oud-Hollandsch recht, Romeinsch recht,
voor zooverre het in ons land geldig is geweest,
het Nederlandsch burgerlijk recht, het Neder- J
landsch handelsrecht, rechts- en strafverordening, i
strafrecht en theorie van dit recht, Nederlandsch
administratief recht, en volkenrecht?
Is dit het strikt noodige? We gelooven niet
te veel te zeggen, wanneer wij beweren, dat er
dan in ons land geen enkel advocaat bestaat, die
de vereischte kennis en bekwaamheid bezit,
Zal nu de student, die aan de academie komt,
met een dergelijk progamma voor zich, vrij gaan
studeeren? Of zal hij niet reeds van den beginne
af aan zich moeten gaan voorbereiden voor die
examina, die hem de poorten voor elke betrek
king in de maatschappij zullen ontsluiten?
En daar de examina alzoo, volgens het ont
werp, meer dan gewonen invloed zullen hebben
op de studie, komt het er zeer op aan, hoe die
examina zijn ingericht.
Hierover is in het ontwerp alleen gezegd, dat
de examina voor staatscommissiën, jaarlijks door
de regeering te benoemen, zullen afgenomen
worden. Daar het nu duidelijk is dat de wijze,
waarop de examina worden afgenomen, afhanke
lijk is van de personen die ze afnemen, zal de
regeering door jaarlijks de personen daarvoor aan
te wijzen, een grooten invloed op de studie hebben.
Wat dus de regeering met het ontwerp wil
geven: vrijheid van studie, geeft ze niet. Integen
deel, volgens het ontwerp, zal de wetenschappe
lijke vorming der studenten direct afhankelijk
gesteld worden van eene macht in den staat, die
nu eens deze, dan weder andere belangen zal
hebben, maar zeker allerminst geschikt is, om
de eischen, door de wetenschap gesteld, van haar
hoog standpunt steeds op juiste wijze recht te
doen wedervaren.
De regeeriug zal door de aanwijzing der per
sonen, die jaarlijks de examina zullen afnemen,
een invloed op het hooger ouderwijs krijgen, die
niet anders dan noodlottige gevolgen kan hebben
voor de wetenschap.
Wij weten ook (.niet, dat in eenig land eene
dergelijke onbeperkte macht aan de regering
wordt gegeven.
Maar wij gaan verder. Gesleld eens, de regee
ring wil geen misbruik maken van de macht haar
verleend, zij beoogt niet anders dan het werke
lijk heil van den staat bij het benoemen der
staatscommissiën, welke zullen dan de gevolgen
zijn?
Deze vraag willen wij in een volgend nummer
beantwoorden.
om aldaar tijdens het Concilie, als correspondent
voor gemelde tijdschriften werkzaam te zijn.
De Moeris met de Fransche mail uit Java, China
en Mauritius is den l-ld011 dezer van Alexanderië
naar Marseille vertrokken.
Gisterennacht is op den Ilollandschen Spoor
weg een trein ledige wagens, komende van Rot
terdam, tusschen Rijswijk en 's-Hage gederailleerd.
Twee wagens zijn verbrijzeld. Persoonlijke onge
lukken hebben niet plaats gehad.
De heer P. C. Van den Eerenbeemt, hoofdon
derwijzer te 's-Bosch, thans als letterkundige aan
de Katholieke Illustratie en het Huisgezin werkzaam,
begeeft zich aanstaanden Maandag naar Rome,
HET MONUMENT.
De grondslag van het gedenkteeken in het Wil
lemspark bestaat uit een ellipsvormige stoep, waar
heen men langs een dubbel vijftal hardsteenen
trappen opklimt. Het vierkant middelgedeelte
dat daarop verrijst, rust op een voetstuk, welks
vooruitspringende deelen aan de voor- en achter
zijde langwerpig vierkant van vorm zijn en een
breede oppervlakte bieden voor de breedvoerige
na te melden opschriften, terwijl zij aan de beide
zijden een ronden vorm hebben, waartegen de
steenen bas-reliefs ziju aangebracht, door den
heer T. C. Simons gebeeldhouwd en waarvan
dat aan de rechterzijde het Oranje boven en dat
aan de linkerzijde de aankomst van den Prins te
Scheveningen voorstelt.
Op deze voetstukken verrijzen aan de voorzijde
het beeld van Koning Willem I, de rechterhand
opheffende om de Grondwet te bezweren, op
welker oorkonde zijne linkerhand rust; aan de
achterzijde de beelden van Hogendorp, Van der
Duyn van Maasdam en Van Limburg Stirum,
de handen ineenslaande ter bezegeling van hun
verbond om Nederland te bevrijden van het Fran
sche juk en in zijne onafhankelijkheid herstellen;
rechts het beeld van den godsdienst met het ge
opende bijbelboek op den schoot; links dat van
de geschiedenis met stift en rol.
Boven het vierkant middelstuk, bekrooud door
een breede kroonlijst, verrijst het bovengedeelte,
rondom welks top de gebeeldhouwde wapens der
provinciën zijn aangebracht, door bloemkrans en
lint tezamen geslrengeld. Dat bovengedeelte strekt
op zijn beurt tot piëdestal vau het beeld der
Nederlansche Maagd, dat met de linkerhand het
vaandel opheft, in de rechterhand den pijlenbun
del houdt en met den voet de ketenen der sla
vernij vertreedt,
liet geheel heeft een hoogte van ruim 20 nieters.
De verschillende opschriften luiden als volgt.
Ouder het beeld van Willem I:
Willem Fredcrik, Prins van Oranje Nassau 30 No
vember 1813, na eene scheiding van 19 jaren aan hel
vaderland weergegeven, aanvaardde 2 December voor
zich en zijne nakomelingen de souvereiniteit der Ver-
eenigde Nederlanden30 Maart 1811 te Amsterdam in
gehuldigd, zwoer hij de grondwet te onderhouden en de
onafhankelijkheid van den staat en de vrijheid en de
welvaart der ingezetenen met al zijne krachten te be
vorderen.
Als nationaal blijk van dank aan hem, Nederlands,
hoofd en redder, werd dit gedenlileekcn gesticht uit bij
dragen, verzameld in alle provinciën en in de overzee-
sche bezittingen des llijlis.
Del gedenkteeken is plechtig onlhuld door:
Onder de groep der drie mannen
Gijsbert Karei van llogendorp, Frans Adam baron
van der Dugn van Maasdam en Leopold graaf van Lim
burg Stirum ondernemen 17 November 1813 het herstel
van Nederlands onafhankelijkheid onder den kreet van
Oranje bovenin hunne gevaren, in hun beleid, in hunne
overwinning deelden A. It. Falck, J. M. Kemper, C. G.
li. li. baron van Grienen van Homerus, E. Canneman,
F. D. Changuion, J. Fagel, C. A. Fannius Schollen,
W. Van Hegnsbergen, E. Van der Hoeven, C. F. De
Jonge, F. C. De Jonge, .4. Kikkert, II .'1. Van Kinckel,
C. li. T. Kraijenhoff, J. S. Mag, tl. C. De Perponcher,
A. H. J. Van der Plaat, O. Repelaer van Driel, J.
Slicker, J. D. Sweerts De Landas, J. C. Van Olden-
barneveld, genaamd Witte Tullingh, C. Verdoorn, C.
T. Waulhier en vele andere brave burgers en krijgslieden.
Een dankbaar volk eert hunne nagedachtenis.
De eerste steen gelegd door Koning Willem III, 17
November 1863.
Boven het beeld van den Godsdienst:
De heer heeft groote dingen bij ons gedaan, dies zijn
wij verblijd. Psalm 126 vs. 3.
Boven het beeld der Geschiedenis:
Het vaderland wederom geplaatst in den rang dei-
volken van Europa.
Brief van den Prins van Oranje
van 22 November 1813.
Het geheel van het gedenkteeken, waaraan een
schoone, aesthetisch zuivere gedachte ten grond
slag ligt, maakt een goeden indruk. Onderschei
dene deelen er van zijn bovendien zeer bekwaam
uitgevoerd en werkelijk verdienstelijk uit een
artistiek, zoowel als uit een technisch oogpunt.
We laten hierbij tevens de dichtregelen
volgen door Prof. Van Oosterzee uitgesproken
naar aanleiding van liet viervoudig opschrift van
het gedenkteeken:
„Wilbclmu3 van Nassouwen,"
Dus beff' men nogmaals aan!
liet Tcekcn, dat «'aanschouwen,
Verkondigt 's Liecrcn da&u
Moog 't nakroost, laug na dezen,
Met hart omhoog gewend,
't Kben-Haëzor lezen
lu 't Front van 't Mouument!
't Blijv' zecgnend vau u sprekcu,
o Drietal, vroom en vroed,
Wier geestkracht, onbezweken,
Ons Neerland heeft behoed
Uw naam in 's lands historie
Blijv' schittren zonder CDd,
En overleev' uw glorie
Den Glans van 't MonumentI
Oranje cu Neerland samen!
De steenen roepen 't uit:
Verceuigd ziju uw namen.
Door hooger raadsbesluit.
Laat nimmer schepsel scheiden
Wat écn werd in d'elleud.
En blijv' de trouw vau beiden
Do Steun vau 't Monument!
En dan, loopt alles tegen
Bij 't klimmen van den strijd,
"Wat schaadt het, God vau zegen,
Zoo Gij slechts voor ons zijtP
Och, wees dan met ous allen I
Maak ons Uw weg bekend!
Eu blijv' Uw welgevallen
Do Kroon van 't Monument!
HET MANNETJE IN DE MAAN.
EEN ETHNOGRAFISCH OVERZICHT
VAN
OSKAR PESCHEL.
(Slot.j
En werden inde middeleeuwen door het volkaan
zichtbare verschijnselen in de stoffelijke wereld, als
de vlekken in de maan, uitleggingen gegeven,
welker gewaagdheid en ongerijmdheid aan de
kinderlijke opvatting van de Zuid-Afrikaansche
of Polynesische natuurvolken van den huidigen
dag doen denkenevenmin ontbrak het aan
schrandere geesten, wier begrippen niet minder
opgeklaard waren dan die van de grootste ge
leerden der oudheid. Een Alexander Neckam
teekent de fabel van den vervloekten bewoner
van de maan slechts op, opdat zijn lezers zich
mochten vermaken met de dolzinnige sprongen
der verbeelding; hij toch ziet in de vlekken niets
dan verhevenheden en diepten op de oppervlakte
van onzen wachter Ook Dante, die voor ons
Boek I hoofdstuk 14. Aliis visum est corpus lunae, non esse
rotundum, scd in quibusdam suis partibus esse cminentius, in aliis
depressie.
de vertegenwoordiger is van de meest ontwik
kelde natuurkennis van zijueu tijd, die iugewijd
was in de geheimen der sterrenkundige en kos-
mogralische wetenschappen vau Grieken en Ara-
bieren, heeft ons een kleine verhandeling over
de maanvlekken nagelaten. Wel wordt op éene
plaats (Inf. XX. 124 sq.)
giè, tiene '1 confine
D'amenduo gli emisperi, e tocca l'onda!
Sotto Sibilia, Caino e le spine;
E gia jer notte fu la luna tonda.
de man met den dorenstruik als de bijbelsche
Caïn beschouwd, maar in hetzelfde gedicht wordt
dit slechts als een volksgeloof aaugeduid. (Par.
11, 49):
Ma ditemi, che son li segni bui
Di questo eorpo, che la guiso in terra
Fan di Cain favoleggiare altrui.
De zanger poogt veelmeer de natuurlijke oor
zaken dier lichtverschijnselen te doorgronden.
Zoo wordt het vermoeden van Jonische wijsgee-
reu, als zou de maan voor een deel uit ijle, voor
een deel uit dichte stoffen bestaan, wederlegd
met de gevolgtrekking, dat, zoo de vlekken de
ijle stoffen waren, bij eene algeheele verduis
tering van de zou het licht door deze vlekken
moest heenschemeren. Evenmin laten zich de
vlekken daaruit verklaren, dat het lichaam der
maan uit glas saauigesteld, en op de lichte plaat
sen dicht bij de oppervlakte, aan de meer duis
tere daarentegen in diepere kloven met een af
stralend metaal belegd zou ziju. Men behoeft
slechts een brandende kaars achter zich te plaat
sen, en vóór zich drie spiegels op verschillende
afstanden, zoo zal men het licht door het meest
verwijderde en het dichtst bijzijn le reflectie-
vlak op dezelfde wijze zien afstralen. Wij zien
hieruit, dat de dichter op proefondervindelijke
wijze onderzoekt, in hoeverre de verklaringen min
der of meerder steek houden. Zijne uitlegging
zou ons zeker niet meer bevredigen, want als wij
ziju zeer duistere woorden
Virtu diversa fa diversa lega
Col prezioso corpo, che l'avviva,
Nel qual, si come vita in voi, si lega
goed verstaan, stelde Dante zich den lichtkegel,
die op de maan valt, voor als niet gelijksoortig in
al ziju deelen, maar op de eene plaats sterker
en helderder dan op de andere. Dante is moei
lijk te begrijpen, daar hij altijd in twee talen
te gelijk spreekt en geheime nevenbedoelingen
vastknoopt aan uitwendige waarneembare voor
werpen, wijl voor hem de maan nog iets meel
is dan de wachter van onze aarde, en het licht
iets meer dan die vorm der beweging, die de
oogzeuuwen aandoet, of gevoelige zouten oplost.
Moeilijk is het derhalve, met wetenschappelijke
helderheid vast te stellen, hoe hij de maanvlek
ken verklaart, maar het doet er ook minder toe,
of de waarheid uitgesproken is, dan wel of zij
langs den rechten, waren weg gezocht wordt.
Gelijk in onze spook- en geesthistories het slaan
van een kruis, de klokslag van het eerste uur
na middernacht, of het gekraai van een haan
de spoken tot het niet doet terugkeeren, zijn ook
de eenzame bewoners van de maan, de hazen,
draken, waterscheppers en dragers, houtdieven
en wie zij verder wezen mogen, als een nevel
verdwenen, voor een vijflienvoudige verscher
ping van ons zienvermogen. Nauwelijks was
Galileï Zacharias Jansen's uitvinding vau den ver
rekijker ter oore gekomen, of hij vervaardigde
zulk een werktuig voor de waarneming van den
sterrenhemel. Tot de onverwachte openbaringen,
die men reeds spoedig aan den telescoop te
danken had, behoorde ook de kennisaiaking
met de oppervlakte van onzen wachter. „Op
den vierden of vijfden dag na nieuwe maan,"
schrijft Galileï in den Astronomicusnunclus(Opeie,
uitg. Eugen. Alberi. Florence 1843, deel III, blz.
63), „als de maan zich niet lichtende horens ver-.