N°. 2999. Donderdag A°. 1869. 18 November. LEIDSCH DAGBLAD PRIJS DEZER COURANT. Voor Leiden per 3 maanden3.00. Franco per post3.85. Afzonderlijke Nommers0.05. Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen, uitgegeven. PRIJS DKE ADVERTHNTIEN. Voor iederen regel0.15. Grootere letter naar de plaatsruimte d!e zij beslaan. Lelden, 17 IVovember. De Maatschappij voor fraaie kunsten en we tenschappen hield gisterenavond hare tweede open bare vergadering. Door den heer J. Gram uit 's-Hage werden op eene geestige wijze reisindruk- leen in liet Thuringerwoud medegedeeld. Volko men zijn wij het eens met den spreker; zich te verhinden om oorspronkelijke reisindrukken op (ten bepaalden tijd aan een uitgever te moeten leveren, is onmogelijk. Het „boek in spe" moest mislukken. De kalme werkman thuis die iets degelijks overdenkt en uitwerkt zal iets goeds leveren, een aangenaam geestproduct wordt fabriekwerk zonder inspiratie. „Een vogel in de hand is beter dan twee daar vliegen" is volko men waareen vliegende vogel ziet evenwel meer dan een huisdier, dat zich kalm bij den haard zit te warmen. De spreker gaf hiervan het bewijs. Ook de bijdrage van den heer Derckseu werd met belangstelling gehoord. De twee dichtstukken getiteld: Misschien voor 't laatst en De vloek des dorpers verdienen opgemerkt te wordenvooral het eerste, de gedachte is schoon. Zoowel de schilder die het denkbeeld aangaf als de dichter die het uitwerkte hebben aanspraak op waar deering. Het bestuur zorgde voor goede sprekers; jam mer dat de zaal zoo weinig bezet was. Wij had den een talrijker opkomst van het publiek ver wacht. Een paar dagen geleden las ik in een Engelsche courant eene andvertentie van de boekhandelren Triibner C°. te Londen, waarin zij eene be- looniug van 2 pond sterling (ƒ24) toezeiden aan hem, die hun het onloochenbaar bewijs kon over leggen dat er nog een exemplaar bestond of te krijgen was van Adreae Alciati, Emblemata, ge drukt in 1522 te Milaan. Van dit werk iets meer willende weten, sloeg ik Brunet's Manuel eens op en vond daarin eenige bijzonderheden vermeld, die ik, aangevuld met eenige aan andere bronnen ontleende opgaven, hier laat volgen. Andrea Alciatus werd den 8"cn Mei 1492 in het vlek Alzati, dicht bij Milaan, geboren en wijdde zich, op nog jeugdigen leeftijd, aan de rechtsgeleerde studiën. Toen hij in 1514 als doc tor in de rechten gepromoveerd was, vestigde hij zich te Milaan en hield zich gedurende een paar jaren met de rechtsgeleerde praktijk bezig. Zijn naam werd langzamerhand bekend, vooral door zijne geschriften (o. a. door zijne Burgerlijk- rechterlijke Paradoxen), en spoedig kreeg bij de leer stoel te Avignon. Het duurde niet lang of hij werd een der beroemdste rechtsgeleerden van zijn tijd. Nadat hij ontelbare malen van woon plaats verwisseld en achtereenvolgens te Bour- ges, Bologna, Pavia en Ferrara gewoond had, stierf hij op den 12don Januari 1550 te Pa via. Behalve eenige oudheidkundige verhande lingen, b.v. „over de civiele en militaire ambte naren in het oude Rome", „over de maten en HET MANNETJE IN DE MAAN. EEN ETHNOGRAKISCH OVERZICHT VAN OSKAR PESOHEL. (Vervolg.) Er leefde eens, zoo verhalen zij, in het woud een man en zijne vrouw, die hunne dochter zonden om water te putten. Wijl zij te lang uit bleef wenschte de kregele moeder haar kind naar de zon en de maan. De zon greep haar het eerst aan, doch liet haar aan zijn broeder, de maan, over, wijl deze beweerde, dat hij op zijn nach telijke zwerftochten een wachter van noode had. Het meisje had, toen zij de beide hemellichamen op haar zag aanstormen, in haren angst de hand in het kreupelhout geslagen, en toen de maan haar met zich omhoog voerde, brak een tak met bladeren af, en dezen houdt zij nog altijd in de hand, terwijl zij in den anderen arm haar wa terkruik draagt, gelijk in de maan duidelijk te zien is. (Ausland, 1866, blz. 535). Bij een Mongoolschen volksstam vernemen wede eerste verklaring, volgens welke de vlekken een mensch voorstellen, die om een of ander vergrijp of ongeval naar de maan verbannen is geworden, gewichten der ouden", schreef hij ook nog eene geschiedenis van Milaan tot den tijd van Justi- nianus. Onder zijne poëtische werken werden zijne „Emblemata" (Puntdichten over de deug den en ondeugden) tot in de X.VIJ® eeuw het meest gezocht. Tegenwoordig wordt dit boek bijna door niemand meer gelezen en zou waar schijnlijk niet eens een plaatsje krijgen in de bibliotheken der liefhebbers, ware dit niet om de houtsneden, waarmede de meeste uitgaven daarvan versierd zijn. Weinig werken in dit genre zijn zoo ontelbare malen hefdrukt als dit, en Brunet zegt, dat, als hij alle daarvan versche nen uitgaven wilde vermelden, hij er meer dan 50 noemen moest; daarom vermeldt hij alleen die ediliën, welke nog eenige waarde bij de liefhebbers hebben. De eerste druk van 1522 verscheen in Milaan in S°. formaat en bevatte 43 pag. Spoedig werden, naar men zegt, de nog overige ex. door den auteur buiten den handel gebracht, zoodat de ex. die daarvan nog aanwe zig zijn, tot de grootste zeldzaamheden behooren, zooals ook duidelijk blijkt uit de advertentie van Triibner. P. (N. v. d. Boekh.) Een jaar geleden, men zal het zich herinneren, werd er hier ter stede, en ook elders, ja zelfs in het buitenland druk gesproken over het jaar lijks verschijnend verslag van ons Leidsch Gym nasium. 't Was juist niet dat verslag hetwelk zoo bijzonder de aandacht trok, maar een stuk van een der docenten, daaraan als naar gewoonte toegevoegd. Nu plegen zulke bijdragen, die vaak in 't Latijn geschreven zijn, en meestal over ge leerde onderwerpen handelen, alleen door de mannen van het vak gelezen te worden. Ditmaal was het anders. Niet alleen in wetenschappelijke kringen, maar ook daar buiten, werd het boekje met gretigheid ter hand geDomen en van het begin tot het einde met klimmende sympathie gelezen. Ondanks de mildheid, waarmede (Pc verslagen verspreid werden, moesten velen zich getroosten weken, maanden lang te wachten, eer zij de „Lorelei" machtig kondeu worden, en algemeen werd het verlangen uitgesproken, dat de Plaudereien über Holland und seine. Bewohner von Dr. Sicherer afzonderlijk het licht mochten zien. De schrijver zelf werd daartoe van verschillende zijden, en ook door mannen van naam in het buitenland aangezocht. Zooals wij reeds uit de adverteutièn weten, zal het werk dezer dagen bij den uitgever van dit blad, in twee deelen het licht zien. In twee deelen. Want wat ons in het vorig jaar achter het Gymnasium-verslag werd aange boden, was maar de helft. In het tweede gedeelte worden vele belangrijke onderwerpen besproken, die in het eerste geen plaats konden vinden, o. a. onze letterkunde. Wij kunnen niet ontveinzen, en zij die reeds keoois maakten met de „Plau dereien" zullen het ons aanstonds toestemmen, dat wij met de uitgave van dit werk onverdeeld zijn ingenomen. Wie ergert zich niet jaar aan jaar over de scheeve oordeelvellingen, die vreem delingen aan hunne landgenooten opdisschen over ons vaderland en zijne bewoners, over onze in stellingen en gebruiken. Hier vinden wij eene beoordeeling van ons land tot in de kleinste bij zonderheden, die onze Duitsche naburen wel een ander denkbeeld zal geven van dat kleine Ne derland. Als vreemdeling heeft Dr. Sicherer vele eigenaardigheden opgemerkt, die ons, omdat wij er aan gewoon zijn, ternauwernood in het oog vallen, en hij teekent onze zeden en gewoonten zoo juist en lijn, dat geen geboren Nederlander het hem verbeteren kan. En hij had voor zijn doel geen aangenamer, losser, onderhoudender vorm kunnen kiezen dan zoo'n praatje op de boot langs den Rijn. Maar het boek is meer dan een oppervlakkig praatje. Uit alles blijkt dat de schrijver een we tenschappelijk man, een doorkneed letterkundige is. Laat ods alleen herinneren aan zijne juiste en geestige opmerkingen over de Hollandsche en Duitsche talen. Wij kunnen er uit leeren hoe belachelijk we ons vaak aanstellen met ons Hol- landsch-Duitsch, maar te gelijk onze eigene moe dertaal beter leeren verstaan en begrijpen. Doch genoeg, wij verheugen ons zeer in de verschij ning van dit voortreffelijk werk, dat waarlijk geene aanbeveling noodig heeft. Men schrijft uit Brussel aan de Amst. Cl. dat het debuut aldaar van mej. Jeanne De Vries, dochter van onze beroemde landgenoote mevr. De Vries-Van Os, met den schitterendsten uitslag is bekroond geworden. Deze jeugdige zangeres, die reeds in het théatre lyrique, te Parijs, zich met zooveel bijval heeft doen hooren, trad te Brussel op in de rol van Violetta, in de opera La Traviata (Fransche tekst), en werd door het publiek terug geroepen. Naar wij vernemen is de heer P. E. Van Re- nesse, waarnemend stationschef alhier, met 1 Januari a. s. benoemd tot stationschef te Alk maar, en de stationschef te Alkmaar naar Leiden verplaatst. Wij zien den heer Van Renesse met leedwezen vertrekken, en hadden Z.Ed. liever hier behouden, maar kunnen daarentegen het reizend publiek te Alkmaar met die aanwinst geluk- wenschen. een man van boven is gestort. Het is or.noodig te zeggen dat hij onmiddellijk een lijk was. Een ander gerucht meldt dat hedenmorgen verscheidene menschen zijn doodgedrongen. Als de morgen zoo goed begonnen is, wat zullen avond en nacht ons dan te vermelden brengen! Evenals voor den zomerdienst is thans door den Post-Directeur te dezer stede verkrijgbaar gesteld een Postlijst voor den winterdienst. De uren van ver,rek der posten door het rijk en naar alle in deze omstreken 'iggende dorpen zijn hierop aangegeven. Ook de uren van vertrek der posten naar het buitenland met de prijzen van frankeering enz. komen hierop voor. Op het nut te wijzen, dat deze postlijsten voor iedereen hebben, achten we overbodig. Te Utrecht is door theologanten en juristen een Debaling-club opgericht voor de christelijk histori sche richting; hare eerste vergadering werd ge opend door Prof. De Geer van Jutphaas, met eene redevoering over de tegenstelling van hu manistisch en christelijk-historisch staatsrecht. Volgens een staat der bevolking van Nederland, op 31 December 1G6S, telde men alstoen het vol gend getal inwoners, als in: Noord-Brabant 434,933, Gelderland 436,90S, Zuid-Holland 692,154, Noord-Holland 585,926, Zeeland 179,298, Utrecht 176,802, Friesland 298,722, Overijsel 25S,258, Gro ningen 231,081, Drenthe 107,597 en Limburg 226,789, zijnde gezamenlijk in het koninkrijk 3,62S,468 (te weten 1,801,415 mann. en 1,S27,053 vrouw. gesl.). Meer dan op 31 Dec. 1867 18,861 mann. en 16,589 vrouw, gesl., te zamen 35,450. Op 1°. Januari 1830 telde het koninkrijk 2,526,306 inw., in 1S50 3,056,591. en in I860 3,308,969; sedert 1830 is de bevolking dus met 1,102,162 inw. vermeerderd. Tot hedenmiddag tc 5 uren zijn aan het station alhier afgegeven de volgende plaatskaarten naar 's-Hage, als: 236 eerste klasse, SS0 tweede klasse en 2600 derde klasse. Totaal 3716. Hedenmorgen ongeveer te zes uren is in de St.-Aagtenstraat, alhier van een koestal het dak en de voorgevel ingestort. De bewoners hebben geen ander letsel gehad dan dat ze bij hun ge woon rantsoen eenig puin kregen, daar vooreen paar dagen een grooten voorraad hooi was op gedaan. Als gerucht vernemen wij dat hedenmorgen bij het uitsteken der vlag uit den toren der Groote Kerk aan de Dagelijksche Groenmarkt te's-Hage Z. M. heeft aan den majoor L. R. J. A. Roos- maale Nepveu, van den grooten staf, adjudant van Z. K. H. Prins Frederik der Nederlanden, vergunning verleend tot het aannemen en dra gen der versierselen van kommandeur der 2d« kl. van de Danebrog-orde, hem door Z. M. den Ko ning van Denemarken geschonken. Z. M. heeft benoemd tot rechter in de arr.- rechtbank te Goes Mr. P. Van der Meer Mohr, thans rechter in de arr.-rechtbank te Zierikzee; tot plaatsverv. kantonr. te Beetsterzwaag F. A. Van Boelens, vroeger kantonr. aldaar; aan Mr. J. D. Quintus, op zijn daartoe gedaan ver zoek, eervol ontslag verleend als plaatsverv. kan tonr. te Dokkum. Z. M. heeft aan F. L. C. E. A. graaf Von Don- hoff, edel-expectant der Duitsche orde, Balye van Utrecht, agreatie verleend zijner admissie als ridder-expeclant der orde, en hem vergund het kleine ordenskruis te dragen. Amsterdam, 16 November. Gisterenavond zijn de winter-bijeenkomsten geopend van de alhier bestaande afdeeling der Hollandsche maatschappij voor fraaie kunsten en wetenschappen. Alsspre- en die ons ais van zelve op een Polyneesisch volks verhaal brengt. Op Samoa, het grootste der Schip- pers-eilanden, verhalen de inboorlingen het vol gende: „Bij gelegenheid van een hongersnood zat Sina met haar kind in de schemering, en plette een stuk van den bast van een moerbezie boom tot tapa of kleedingstof. De maan kwam juist op, en geleek in hare hongerige oogen op een reusachtige broodvrucht. „Waarom", riep zij, haar stijf aanziende, „waarom kunt gij niet be neden komen, en mij en mijn kind toestaan een stuk van u te bijten?" De maan, niet zeer inge nomen met het denkbeeld van gebeten te worden, daalde snel neder, en nam baar, haar kind, ha mer, pietplank en alles wat er verder was met zich naar boven. Vandaar zegt men op Samoa nog altijd: „Zie, daar is Sina met haar kind, hamer en plank." (Turner, Negentien jaren in Polynesië, Londen 1861, hl. 247 en Pritchard, Herinneringen uit Polynesië, Londen, 1866, bl. 402.) Maar de Zuidzee-eilanders zijn te sterk in het uitvinden van fabelen, hebben een te weel derige verbeelding, en zijn bovendien te zeer verspreid over den Oceaan, dan dat zij niet nog andere ver uitéenloopende variatiën op het thema der maan zouden gedicht hebben. Zoo vertelt men op Rarotonga, omstreeks 200 Duitsche mij len oostzuidoostwaarts van Samoa, in de groep der Cooks-eilanden liggende: „Eendergodinnen baarde een zoon, over wien twee goden elkaar het va derschap betwistten. Beiden bleven daarbij zoo op hun stnk staan, dat volgens de rechterlijke uitspraak, het kind door midden moest worden gehouwen, opdat ieder de helft zon bekomen. De god, die het hoofd en de schouders bekwam, slingerde zijn deel in den hemel, en dit werd de zon; de andere god, die met zijn deel geen raad wist, wierp het in het kreupelhout. Korten tijd daarna ontmoette hij den zonnefabrikant, en als deze op zijn vraag, wat er van de beenen van het kind geworden was, ten antwoord kreeg, dat zij weggeworpen waren, zeide hij: „geefze mij!" Nauwelijkshad de vader van de zon ook de tweede helft, of hijslingerdezeevenzeerinden hemel,ennu ontstond de maan. Telkens als de maan nu den vorm van een sikkel aanneemt, leeren de ouders hun kroost, dat de beide spitse uiteinden de beenen van het kind zijn; de donkere vlekken daarentegen, welke in de volle maan zichtbaar zijn, zijn de vlek ken van het bederf, dat het vleesch reeds had aan gegrepen, toen het halve lichaam in het kreupel hout lag." (Sunderland en Buzacott, Leven der zendelingen op de eilanden der Stille Zuidzee, Londen 1S66.) In Noord-Amerika zagen de Potewatami, naar welken stam thans nog een graafschap in Iowa genoemd wordt, in de maan een vrouw zitten, bezig met het vlechten van een korf, welks vol tooiing het teeken zou zijn tot den ondergang van de wereld, als er niet, tijdens de verduiste ringen, een hond kwam, die de vrouw aanviel, en den korf telkens met zijn tanden aan stukken reet. (Waitz, Anthropologic, deel III, blz. 224.) In denzelfden geest zien de Offeten, een Indo- Germaansche of Arische volksstam.van den Kau- kasus, in de maan een geketenden duivel, die groote overstroomingen zal teweegbrengen, in dien hij zich ooit losrukt. (Ausland 1868, blz. 255). Op een andere wijze verklaren de Inca peruanen de vlekken in de maan. „Een trouwlustige deern werd verliefd op de schoone maan, en klom naar den hetnel op, om hem te schaken. Maar toen zij hare hand naar de maan uitstak, vatte deze haar in zijne armen, en houdt haar tot op den huidigen dag aan zijn borst geklemd". (Commentaries reales par el Ynca Garcilasso, Lissabon 1609, II, 23, deel I, blz. 48 links). Ook hierin straalt het denkbeeld door, dat een mensch om een strafbare gedachte naar de maan verbannen wordt. Deze sage brengt ods tot den waren man in de maan, tot dien namelijk, die in den „Zonier- nachtsdroom" met een lantaren, een hond en een dorenstruik optreedt (Vd° bedrijf ls,e tooneel) of

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1869 | | pagina 1