Specerijen. Met veel attentie voor het buiten land, Van particulieren aanvoer werden verkocht 27 vaten Noten en 30 vaten Foelie tot vaste prij zen. Naar Nagelen en Peper was mede goede vraag. Vruchten. De 2250 vaatjes jarige Krenten in veiling werden gedeeltelijk verkocht tot 712.25 tot 13. Van de circa 1000 opgehoudene vaatjes werden nog 300 vaatjes tot 13 genomen. Van Villa-Nuova-Vijgen werden nog 3000/1 matten tot 710 verkocht. Meekrap. In de prijzen geene verandering, de handel bleef beperkt. IntUgo. Vast. Volgende week komen circa 150 kisten Java aan de markt. Potassclien. Petersburger loco f 13.75 a 71 b zeilend 713.62s a 713.75. Katoen. In kalme stemming; enkele partijen iets lager afgegeven. Wol. Zeer vast met eenige omzettingen in Kaap Buenos Ayres. Tin. Zeer gedrukt, laatst betaalde prijs 769 voor Banca. Billiton nominaal f 69 a f 70. Petroleum. Door het binnenkomen van vier schepen met circa 20,000 vaten konden de liooge prijzen van 730.50 natuurlijk niet blijven bestaan. Disponible is thans tot 729.25 te koop en uit de gearriveerde schepen tot 29. Oliën. Raapolie cont.713.75 Mei 710.25, fii.Tb-, Dec 71325, 713. Lijnolie cont. 733.50; Mei f 31.50, 731.75. Patentolie cont.717.75, f 47.25 Naj. f 17.50; Mei 1870 710.25. Granen. Stil. Meel. 1ste qual. fid, 716.50; 2de qual. f 13, 7113de qual. 712, 712.50. Keizersmeel f22, 725. Marktberichten. Gouda, 11 November. Kaas. Aangevoerd 22 partijen 1" kwaliteit; Gras kaas, prijzen f27 f29 de 50 kilogrammen. Boter. Prijzen der Wijboter 70.52 f 0.57 de 5 hectogrammen; prijzen der Grasboter 70 65 70.70 de 5 hectogrammen. De Veemarkt met goeden aanvoerofschoon de prijzen hoog waren, gingen alle soorten traag van de hand; vette Schapen vlug; vette Varkens van 25 a 28 cents per 5 hectogrammen, magere Varkens en Biggen traag te verkoopen. JReclitspraali. In de correctioneele zitting der Rechtbank te Leiden van Vrijdag 12 November 1869, zijn veroor deeld C. J. F. en H. S. beiden te Leiden, wegens diefstal met oordeel des onderscheids, de eerste tot eene gev. van 1 jaar en de tweede tot eene gev. van 6 maanden. C. J. F. en L. C. De H. beiden te Leiden, wegens idem, de eerste tot eene gev. van 1 maanden en de tweede tot eene gev. van 1 jaar. S. S. C. te Leiden, wegens mishandeling en hoon, tot eene geldboete van 7 25, of subsid. gev. van 5 dagen, en nog tot eene geldboete van f 8 of subsid. gev. van 1 dag. W. O. te Leiden, wegens mishandeling, tot eene cell. gev. van 2 maanden en tot eene geldboete van 73 of subsid. gev. van 1 dag. P. Den H. te Leiden, wegens hoon, tot eene geldboete, van 78 of subsid gev. van 1 dag. J. J. te Leimui- den, wegens frauduleus slachten van een rund, vrijgesproken. Promotiën. Luidbn, 12 Nov. Bevorderd tot doctor in de Rechten: de heer P. II. F. Junius, geboren te Franeker, met Stellingen. Gemeenteraad. Zitting van Donderdag-avond, geopend te halfacht. Voorz. de heer Burgemeester Dr. W. C. Van den Brandeler. Tegenwoordig de IIH. Stoffels, Tollens, Hubrecht, De Fremery, Hoog, Le Poole, Buijs, Bijleveld, Ver eter, Sckeltema, Cock, Du Rieu, Van Heukelom, Dercksen, Van Outeren en Lezwijn Aan de orde is het concept raadsbesluit regelende de heffing eeuer plaatselijke directe belasting. De voorz. verklaart, dat B. en W. met belangstel ling kennis genomen hebben van het rapport der commissie van finantiën, doch het betreuren, dat daarin zinsneden voorkomen, die niet strekken om de goede verstandhouding onderling te bevorderen. Zoo zegt het rapport sprekende, van de nieuwe ontworpen ver ordening: //De valsche resultaten, waartoe dergelijke verwarring moet leiden zijn zoo groot, dat de veror dening inderdaad geheel onuitvoerbaar zoude worden, wanneer B. en \V. de eene fout die zij maken niet door eene^ tweede fout althans eenigzins trachtten te verhelpen. Voorts dat B. en W//aan eene verwar ring harduekking blijven vasthouden," en het //geheele argument van B. en \Vmag dus wel, als niets ter zake dienende, eenvoudig worden ter zijde gesteld." B. en Wverlangen de commissie evenwel niet op dien weg te volgen, al hebben zij ook bezwaren tegen bet voorstel der commissie van financiën, vooral te«eu de artt. 5 en S. Spreker ontwikkelt deze: ten eerste wil len B. en W. in de splitsing van perceelen niet verder gaan dan het Rijken ten tweede aebten zij het mini mum van belastingschuldigheid door de comm. van fin. voorgesteld te laag; vele posten zullen daardoor oninbaar zijn. Het voorstel tot wijziging der veror dening is juist door B. en W. gedaan, om dat mini mum te verhoogen. B. en W. 6temmen evenwel er in toe, dat het voorstel der comm. van fin. veel bil lijks beeft, en eenige wijzigingen wenschen zij ook over te nemen. J De heer Sckeltema, voorz. der comm van fin zegt de aanmerking die door den voorz. is gemaakt met verwacht te hebben; aan het verschil van ge! voelen tusschen B. en W. en de comm. van fin. gelooft hij dan ook dat de onaangename indruk is toe te schrijven. Want de comm. heeft wel ronduit gezegd, wat zij bedoelde, maar zij is zich niet bewust het goede overleg tusschen B. en W. en haar niet te hebben willen bevorderen. Dit lag geenszins in hare bedoeling. Over de speciale punten later. De wethouder De Eremery leest een uitvoerig stuk voor, met zijne bedenkingen tegen het voorstel der comm. van fin. Spr. resumeert deze in de volgende vier stellingen1°. Splitsing van perceelen verder uit te breiden dan bij de personeele belasting geschiedt, is niet wenschelijk2°. de belastingschuldigheid moet niet reeds bij f 50 huurwaarde aanvangen; 3°. van een inkomen van f 300 moet geen belasting geheven wordenen 4°. de beide door de comm. van fin. voor gestelde tarieven, voor de berekening van bet inko men, naar de huurwaarde en het meubilair, verdienen de voorkeur boven die, welke door B. en W. zijn voorgedragen. De heer Buys weet niet, of zijn toon aan B. en W. aangenaam zal zijn: hij heeft toch gemerkt dat hij, in hun oog, zich niet betamelijk weet uit te druk ken, want hij is de steller van het rapport. Hij meent evenwel ernstig protest te moeten aanteekenen tegen de woorden van den Voorzitter. Er is een groot verschil in de wijze van schrijven, en wat de kunst van schrijven betreft, wil spr. gaarne de vlag strijken voor B. en W.; maar hij meende tot nu toe, dat hij toch betamelijk kon schrijven. Hierop legt hij zich althans toe. Toen spr. dan hoorde, dat B. en W. van oordeel waren, dat hij dit niet kon, was hij nieuwsgierig om de voorbeelden daarvan te vernemen. En wat zijn die? Is het onbetamelijk, om wanneer de comm. v. fin. na breedvoerig uiteengezet te heb ben, dat er een verwarring heerscht, dat B. en W. fouten maken, dat zeker argument van B. en W. niet ter zake dient, dit uitspreekt? Spr. schroomt niet te verklaren, dat hij dit volstrekt niet in strijd met de betamelijkheid acht. Wij zitten hier als mannen bij elkander om zaken af te doenwij zijn niet alleen bevoegd maar ook verplicht om wit wit, en zwart zwart te noemen: wanneer de comm. v. fin. nu haar tijd besteedt om een voorstel van B. en W. grondig te onderzoeken, en dit voorstel verkeerd vindt, dan moet zij dat zeggen. Den heer De Eremery hoopt spr. bij de behande ling der afzonderlijke punten te beantwoorden. Maar twee door dezen gemaakte aanmerkingen wil hij reeds nu niet onaangeroerd laten. Ten eerste achten B. en W. het voorstel der comm. v. fin. van veel te ingrijpenden aard. De comm. heeft zich echter af gevraagd wat voor soort van belasting verlangen B. en \V.? Daarnaar is de comm. te werk gegaan en alle wijzigingen die zij voorstelt acht zij een nood zakelijk vereischte voor de juiste toepassing der begin selen door B. en W. vooropgesteld. In de tweede plaats heeft de heer De Eremery de vrees te kennen gegeven, dat door de ontlasting van een deel der bevolking, ten gevolge der splitsing, anderen te zwaar zullen belast worden. Wanneer dit waar mocht zijn, wanneer de last der hoogere klasse zwaarder wordt, dan is dit niet anders dan een noodzakelijk gevolg van het beginsel, dan komt dit daarvandaan dat tot nu toe de kamerverhuurders (die voornamelijk door de splitsing gebaat zullen worden) nu te veel betalen. B. en W. mogen niet zeggen wij maken wel is waar een fout, maar anders is de last voor de ande ren te zwaar. Welk het resultaat zal zijn, moet thans ter zijde gesteld worden. Nu geldt het de vraag wat billijk en rechtvaardig is: en men moet dus bewijzen dat het billijk en rechtvaardig is, dat de kamerver huurders zooveel meer betalen dan de gewone burgers. De Voorz. wil den heer Buys nog met een enkel woord beantwoorden. Hij heeft niet van onbetamelijk gesprokenhij heeft alleen verklaard, bet te betreuren dat de comm. v. fin. zich op die wijze heeft uitge drukt. En voorts herinnert hij aan het bekende fortiter in re} suaviler in modo. De heer De Eremery meent recht gehad te hebben, om te zeggen dat de comm. v. fin. het voorstel van B. en W. niet goed heeft gelezen. B. en W. spre ken van belastbaar inkomen: de comm. leest dit alsof B. en W. het inkomen hadden trachten te berekenen. Spr. geeft toe, dat het beginsel der comm., wat de splitsing betreft juist is, maar in de practijk zullen de moeilijkheden ontstaan, en dan zullen juist de meergegoeden ontlast, de mingegoeden bezwaard worden. De opmerking over eene verwarring tusschen belastbaar en reëel inkomen geeft aanleiding tot eene woordenwisseling tusschen den heer Buys en den heer De Eremery, waarbij de eerste vraagt, hoe B. en W. tot het belastbaar inkomen komen, wanneer zij niet bet reëele inkomen berekenen Spr. meent dat de heer De Eremery door deze aaumerking te ma ken erkent, dat B. en W. cijfers uit de lucht hebben gegrepen; want waaruit is nu het belastbaar inkomen gevonden? De heer De Fremery repliceert hierop,dat terwijl de comm. van fin. het reëele inkomen bere kent, door f 250 af te trekken van het product harer factors, B. en W. dit reeds a prioii hebben gedaan, en slechts in de verordening het belastbaar inkomen hebben aangenomen. De heer Scheltema bespreekt de vraag, of tengevolge van de, door de commissie voorgestelde, splitsing de totale belastbare som veel zal verminderen. Spr. ge looft dit niet: buitendien stelt de commissie voor om do grenzen der belastingschuldigheid uit te breideuj; en deze uitbreiding acht spr. wel mogelijk, daar de klachten van de minstgegoeden tegenwoordig juist daarin bestaan, dat men geen splitsing beeft, terwijl twee of meer gezinnen in een huis wonen. De vrees voor toeneming van oninbare posten vervalt dus bij de voorgestelde splitsing. Deze laatste doet tot eene discussie tusschen den heer De Eremery en Scheltema ontstaan: de eerste beweert, dat er van 225 woningen, uit de laagste klasse slechts 18 waren, waarin meer dan een gezin wonen, en dat de ondervinding leert, dat de grenzen van belastingschuldigheid thans te laag zijn, daar velen der laagstaangeslagen niet eens kunnen ver volgd worden, daar hun meubilair geen hoogere waarde heeft dan 40, f 30, f 20 of f 10, niet meer is dan het hoogst noodige, dat volgens de wet niet mag aangesproken worden. De heer Scheltema blijft evenwel betwijfelen of de kohiereu wel met de noodige strengheid zijn uitgevoerd, en herinnert dat de heer De Eremery vroeger zelfs heeft voorgesteld om de belasting bij f 35 huurwaarde te doen beginnen, waartegen deze aanvoert, dat hij thans meer onder vinding heeft opgedaan. De heer Buys stelt voor om ter bekorting der discussiën de verschillende beginselen achtereenvol gens in behandeling te brengen. De voorz. wilde dit ook juist voorstellen. Thans komt alzoo aan de orde het beginsel van splitsing door de comm. van fin. voorgesteld, om nam. de hoofd bewoners te ontlasten voor hunne verhuurde kamers, of voor die gedeelten van perceelen, die uitsluitend gebruikt worden tot uitoefening van een bedrijf. De heer Du Rieu kan zich met vele der door de comm. van fin. gemaakte voorstellen vereenigen, maar met deze niet. Men zal thans van de winkeliers een belastbaar inkomen krijgen, dat te klein [is. Zij zullen nu te veel bevoordeeld worden. Be heer Buys voert hier tegen aan, dat dit nog niets wegneemt van het bezwaar, dat de winkelier nu te veel betaalt Is de beweering van den lieer Du Rieu juist, dan is de factor, waarmede zijne huur waarde en meubilair gemultipliceerd wordt onjuist. Maar het beginsel der comm. blijft door die opmer king onaangetast: men mag een winkelier niet in rekening brengen die meerdere huurwaarde welke hij betaalt voor uitoefening van zijn bedrijf. Buitendien herinnert spr. dat de voorgestelde factor der comm. hooger is, dan die van B. en W. Daardoor wordt aan het bezwaar van den heer Du Rieu voor een deel te gemoet gekomen. De heer Scheltema waarschuwt de vergadering om zich toch niet met bij beschouwingen bezig te houden. Het is de vraag wat waarheid is; en dan moet de huurwaarde van den winkelier en den kamerverhuurder noodzakelijk verminderd worden, met de waarde van de winkel en de verhuurde kamers, om te vinden wat hij vevwoont, en om voor hem denzelfden maatstaf aan te nemen, die voor niet-winkeliers bestaat, en voor hen, die geen kamers verhuren. De heer De Fremery acht het antwoord van den heer Buys onjuist. Is de factor verhoogd, dan wor den alle hooger aangeslagen; het bezwaar tegen den te geringen aanslag van winkeliers wordt hiermede dus niet weggenomen. De heer Cock releveert eene opmerking van den heer De Eremery, dat voor twee jaren deze zelfde quaestie van splitsing ook behandeld, en toen ver worpen is. Dat is waar: maar er waren toen toch velen voor de splitsing, en ook spr. had de eer de eerwant het is naar zijn inzien de eenige juiste solutie tot hen te behooren. Het thans bestaande beginsel is toen met een geringe meerderheid aange nomen. Maar heeft men toen gedwaald, laat ons thans dan daarop terugkeeren! Het beginsel van splitsing in stemming gebracht wordt verworpen met 11 tegen 6 stemmen voor Le Poole, Buys, Yerster, Scheltema, Cock en Lezwijn). Thans komt in behandeling het concept-raadsbesluit van Burg. en Weth.: Art. 16 worden zonder discussie aangenomen. Art 7, gelijk het gewijzigd is door de comm. v. fin., door B. en "W. overgenomen, wordt evenzeer aangenomen. Art. 8, ter bepaling van het vermoedelijk inkomen volgens de huurwaarde, wordt door B. en W. even zeer, met de wijzigingen der comm. v. fin overgeno men, met dit verschil dat B. en W. voorstellen om in plaats van f 250, f 300 van het vermoedelijke in komen van een ieder af te trekken. De heer Cock vraagt of de comm. v. fin. wel heeft nagegaan, of het tarief in art. 8 vervat wel past in het thans aangenomen stelselhet stelsel van de comm. v. fin. heeft door de stemming over de split sing thans toch een ingrijpende spr. gelooft dat dit woord nu wel gepast is verandering ondergaan. Deze vraag geeft tot vele uiteenloopende meenin gen aanleiding: de heeren Scheltema en Du Rieu meenen, dat men het tarief van de comm. van fin. bij het nu aangenomen stelsel zonder gevaar kan over nemen. De heer Buys is van het tegenovergestelde gevoelen, en gelooft dat het tarief der comm. nu voor velen te bezwarend zal zijn. De voorzitter doet het voorstel om een nader ouderzoek in te stellen, en de heer De Eremery gelooft nu ook, dat het beter is, om niet op dit oogenblik tot een beslissing over te gaan. De heer Yan Heukelom verzet zich in warme be- woordigen hiertegen, en verklaart dat men reeds zoo lang onderzocht heeft, dat een nieuw onderzoek nu wel overbodig raag genoemd worden. Zoolang men dit soort van belasting behoudt, bekomt men toch de grootste onbillijkheden. De heer Cock meent tegen dit napleiten te moeten opkomen, waarop de heer Yan Heukelom repliceert, dat hij dat niet heeft willen doen, maar hij noemt de belasting toch slecht. Het art. 8, zooals het door B en W. is voorge steld, wordt nu in stemming gebracht en verworpen met 10 tegen 7 stemmen (voor: De Fremery, Bijle veld, Hubrecht, Tollens, Hoog, Buys en Stoffels). Het voorstel van den Yoorzitter om het dagelijksch bestuur tot a. s. Maandag tijd te geven om het voorgestelde art. der comm. v. fin., in verband met het nu aangenomen beginsel te onderzoeken wordt evenzeer verworpen met 12 stemmen tegen 5 (voor v. d. Brandeler, Stoffels, Hubrecht, Buys en De Fremery). Het art. S door de comm. v. fin. voorgesteld, wordt nu door den heer Scheltema alzoo gewijzigd, dat, als het belastbaar inkomen nog geen f60 be draagt, er geen belasting verschuldigd is. Dit amendement wordt evenals het geheele arti kel 8 aangenomen met 13 tegen 4 stemmen (tegen De Eremery, Hubrecht, Buys en Stoffels.) Art. 9 wordt aangenomen, gelijk het door de comm. v. fin. is voorgesteld. Art. 1015 worden zonder discussie aangenomen. De geheelo verordening, daarop in stemming ge bracht, wordt aangenomen met 13 tegen 4 stemmen (tegen v. Heukelom, Scheltema, Buys en Le Poole). Daarna wordt eene kleine wijziging in art. 12 a, der concept-verordening regelende de invordering dezer belasting, aangenomen, de transitoire bepaling uit de verordening gelicht, en de geheele verordening op nieuw gearresteerd. De vergadering wordt gesloten. STATEN-GENERAAL. TWEEDE KAMER. Zitting van Yrijdag 12 November. Aan de orde is de voortzetting der beraadslaging over de Begrooting voor Ned. Indiedienst 1870 en wel over Afd. YI (Departement van burgerlijke open bare werken). De heer Stieltjes vestigt de aandacht op de weinige toelichting bij deze afdeeling. Hij vraagt inlichting nopens de redenen van vermindering van art. 78 (materieel) van 7 op 5% millioen. Omtrent het per soneel der ingenieurs dringt spr. op reorganisatie aan men moet z. i. vooral letten op de practische bruik baarheid dier ambtenaren. Hij zou weinige, maar goed bezoldigde ingenieurs wenschen en acht de klasse van aspirant-ingenieurs of ook ambtenaar 3e klasse in dat kader niet zeer nuttig. Ten slotte vestigt hij de aan dacht op de behoefte aan spoorwegen en irrigatiewer- ken, en vraagt of de minister ook deswege eenige bijzonderheden kan raededeelen De minister van koloniën antwoordt dat de aan vraag der residenten driemaal zoo groot was als de nu uitgetrokken som, en daarom heeft de minister, evenals ten vorigen jare, 't gemiddelde genomen van het besteedde in de laatste jaren. Wat de organisatie van het personeel betreft, is hij het eens, dat op de practische bruikbaarheid moet worden gelee en ook dat er zeer veel van het per soneel niet alleen bij de openbare werken wordt ge vorderd, maar hij is 't niet eens, dat kunnen ver vallen de adjudant-ingenieurs en de ingenieurs 3do kl., want zij moeten toch in eene goede organisatie opleiding erlangen en gelegeuheid hebben om tot hoogere rangen op te klimmen. Wat 's Ministers plannen zijn nopens spoorwegen, waterwegen eu ir- rigatiewerden, de Minister is buiten staat daarop nu te antwoorden, maar zal alleen zeggen (en later bij het eicedent zal dit nog wel nader ter sprake komen) dat Java behoefte heeft aan spoorwegen, irrigatiewerken enz., en dat daarvoor, behalve uit de begrooting, moet worden gezorgd, on dat, als de tijd voor die werken daar is, er dan ook de midde len voor moeten aanwezig zijn. De heer Ilasselman constateert ook nu wat hij in 1868 gezegd heeft, dat er zekere stemming ge- heerscht heeft in de uitvoering van de openbare werken, z. i. toe te schrijven aan den overgang van het oude tot het nieuwe. In het oude erkent spr. dat overdrijving heerschte, waarop men terug moest komen, maar in het nieuwe is ook overdrijving, eu de klove die men trachtte over te springen, blijkt nu halsbrekend werk te zijn. Yandaar dat men in 1868 tot den gulden middelweg is teruggekeerd. Hij gelooft ook, dat in sommige opzichten te veel wordt uitgegeven voor sommige groote wegen. Hij ein digt echter met eene aansporing aan het Indische bestuur tot bevordering van dergelijke werken. De oude artt. 76 tot 81 worden daarna aangeno men. Daarna komt in beraadslaging art. 82 ten be drage van f 515,000 (voor telegrafie). De heer 's Jacob meent dat het niet alleen de verbinding van Java en Sumatra geld, maar ook om Ma- lakka in verbinding te brengen met Australië. Die lijn wordt in gereedheid gebracht, maar dan ook moet de lijn van Padang doorgetrokken worden naar Siak. Hij acht hieromtrent nadere inlichtingen des Ministers noodzakelijk. De Minister zegt, dat beide sprekers hebben ge waagd van eene maatschappij, en meenen dat die niet op het papier, maar in werkelijkheid bestaat. Dit is aan de regeering niet gebleken, zij heeft wel aanvragen tot aansluiting van acht geprojecteerde maatschappijen ontvangen maar geen zekerheid om te zeggen: die maatschappij heeft levenskracht en die niet. Men heeft gewezen op de voordeelen van de lijn Australië over Java naar Britsch-Indie. Dat geeft al leen het recht, zegt de minister, tot overbrenging over ons gebied van telegrammen. Men stelle zich de gevol gen daarvan niet te groot voor. Z. i. is het meest in het algemeen belang, dat men zekerheid hebbe dat men eene verbinding krijgt. Dat kan rechtstreeks van Cey lon, terwijl eene verbinding, over Sumatra zeer moei lijk is. De heer Fransen v. d. Putte zegt dat het volgens den minister den schijn heeft, alsof de discussie over zekere maatschappijen loopt. Spr. gelooft in 't alge meen belang de verbinding van Java en Sumatra met Siak. Z. i. is do beste verbinding Point de Gfalle met Singapore en Australië, met eene zijverbinding China en Japan. Als het volgend jaar Singapore met Europa verbonden is, dan zullen wij nog een paar jaar suk kelen eer Singapore met Batavia verbondon is. De heer Nierstrasz ondersteunt het gevoelen van den vorigen spreker. Hij wil ook de verbinding van Siak met Padang. De heer Kerkwijk stelt als amendement voor de verhooging van den post met f 20,000, en zulks als eene soort motie van orde tot aandrang bij den mi nister om de lijn Padang ter oostkust van Sumatra door te trekken. De minister ontkent, dat hij de zaak beschouwd heeft met het oog op eene bepaalde maatschappij, maar de eerste spr. heeft het oog gevestigd op eene bepaalde maatschappij Als nu uit het oogpunt van het algemeen belang beschouwd, herhaalt de minister dat hij 't liefste die concessie heeft zon der subsidie om Ceylon met Java te verbinden. Yoor 't overige ligt niet altoos alles aan den kabel, maar aan de gesteldheid van den grond; die tusschen Ba tavia en Singapore is zeer slecht; ook hangt men dan geheel van Singapore af, en de minister is van oordeel, dat men voorzichtig moet zijn met interna tionale verplichtingen op zich te nemen. II ij is nog niet overtuigd, dat 't op dit oogenblik noodzakelijk is dat de verbinding van Java met Europa geschiede langs den weg, die door dit amendement aan de reg. wordt voorgeschreven. (Per Telegraaf). De discussie over de Oost-Indi sche begrooting wordt voortgezet. De afdeeling open bare werken is afgeloopen. Het amendementKerk wijk om telegraphische gemeenschap tusschen Pa dang en Siak is verworpen, na verklaring van den minister, dat hij in onderhandeling is over eene con cessie ter verbinding van Ceylon en Batavia. Over de afdeeling oorlog worden langdurige discussiën ge voerd, waaruan de HH. De Roo, Knoop, Stieltjes, De Casembroot, Nierstrasz en de minister deel nemen, meerendeels loopende over de algemeene punten, het defensiestelsel, den zetel van het bestuur, de wettelijke regeling van de positie der Indische officieren enz. Morgen voortzetting. Correspondentie. Zoo //Uw bestendige lezer" zijn naam aan de redactie gelieft mede te deelen, zal zijn artikeltje geplaatst worden. LAATSTE BERICHTEN. 's-Hage, 12 November. Bij Kon. besl. van gis teren n°. 5, is de heer L. F. Backer Overbeek, eervol ontslagen als ontvanger der dir. belastin gen en acc. te Oostermeer, thans tijdelijk belast met de waarneming van het ontvangkantoor der zelfde middelen te Bergum, benoemd tot on tv. er dir. belastingen en acc. te Ootmarsnm c. a. Konstantinopel, 10 Nov. Aan de beurs is het gerucht in omloop, dat het antwoord van den Khedive, hoewel in eerbiedigen toon vervat, toch in het wezen der zaak niet gunstig luidt. Florence, 11 Nov. De Koning heeft voor drin gende aangelegenheden zich weder met de tee- kening van besluiten, enz. belast. Napels, 11 Nov. Hedenavond is prinses Mar- garetha, kroonprinses van Italië, van een zoon bevallen. Moeder en kind zijn welvarende. - Londen, 12 Nov. De Koningin heeft bepaald, dat het stoffelijk overschot van den heer Peabody met het oorlog-stoomschip Inconstant naar Amerika zal worden overgebracht. De heer Rochefort bevindt zich sedert gisteren hier ter stede.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1869 | | pagina 3