12 November. i\°. 2994. Vrijdag A®. 1869. LEIDSCH DAGBLAD PRIJS DEZER COURANT. Voor Leiden per 3 maanden3.00. Franco per post3.85. Afzonderlijke Nommers0.05. Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen, uitgegeven. PRIJS DEE ADVERTENTIEN. Voor iederen regelƒ0.15. Grootere letter naar de plaatsruimte die zij beslaan. Leiden, 11 November. Do discussien in de Tweede Kamer, gisteren en eergisteren gevoerd, en de eindelijke verwerping van het amendement, door de HH. Van der Hucht en Mirandolle voorgesteld, doen zien hoe finan- tieele redenen velen nog afkeerig maken van recht te doen aan de Indische bevolking. Het is door verscheidene sprekers duidelijk aan getoond, dat de bevolking der Preanger regent schappen, die voorde koffie, welke zij aan het gou vernement levert, slechts de helft krijgt van den prijs, die in andere residentiën daarvoor betaald wordt, zich geheel ten onrechte met deze geringe betaling moeten tevreden stellen. Het is niet wederlegd, dat het argument, 't welk men voor dezen exceptioneelen toestand pleegt aan te voeren, volkomen onjuist is, want dat wel is waar de bevolking in de Preanger regent schappen vrij is gesteld van de landrente, die op het overige gedeelte van Java wordt geheven, maar dat zij daarentegen eene belasting aan hunne hoofden betalen, die evenveel als de landrente bedraagt, ja dat zij op verschillende wijzen nog meer opbrengen, dan in eenige andere residentie. En om nu aan dezen toestand een einde te ma ken, om onrecht te doen ophóuden, gelijk de heer Mirandolle in zijn welsprekende rede van giste ren zeide, was er een amendement voorgesteld, om het Indisch bestuur in de gelegenheid testel len, het loon in de Preanger regentschappen te verhoogen. Wakker en duidelijk werd het amendement verdedigd; toch is het met een groote meerder heid verworpen. En waarom? Sommigen beweerden dat de bevolking der Preanger regentschappen in een welvarenden toestand verkeerden, en trachtten hieruit het bewijs te putten, dat een verhooging van loon volstrekt niet gemotiveerd was: alsof dit een reden was om haar te onthouden, wat recht is, om haar loon, in strijd met het Regeerings-reglement, zoo laag te houden Het is niet omdat er zoo weinig betaald wordt, wanneer de bevolking in de Pre anger welvarend is (wat evenwel niet door allen wordt toegegeven) niet parceque, maar quoique. En een der sprekers wees er op, hoe een der oorzaken, daarvan was dat daar individueel grondeigendom bestaat. Anderen, en zoo ook de'.minister, verwe zen naar een nader onderzoek. De minister zal het geheele zoogenaamde Preanger stelsel her vormen: het was ontijdig om de zaak nu te willen uitmaken. Maar de zaak is reeds sedert 20 jaar aanhangig, antwoordde de heer Mirandolle, en het rapport, dat gij over deze zaak wilt raadplegen, doch tot nu toe geen tijd hebt gehad om door te lezen, is gedateerd October 1867De verhooging van het plantloon staat daarbij niet in verband met eene hervorming van het stelsel, verklaarde zoowel deze, als de heeren Fransen van de Putte en Stieltjes nadrukkelijk. Hebben wij dan geen recht, om te vermoe den dat de financiën de hoofdreden zijn geweest van de oppositie tegen het amendement? Deze be grooting is al zoo hoog opgevoerd, redeneert men en het virtus post nummos is de stelregel van velen. Maar wij gelooven liever aan de Engelsche spreuk, waarmede de heer Mirandolle zijne rede hield: Eerlijkheid is de beste politiek. Het besluit, door de Tweede Kamer gisteren genomen, betreuren wij. Die zitting heeft echter deze goede zijde gehad: zij heeft ons den Haar- lemsche afgevaardigde doen kennen als een eer lijk, krachtig en moedig strijder voor waarheid en recht, als een man, niet alleen met een helder hoofd, maar ook met een warm hart! Verscheidene dagbladen en onder deze de Haarlemsche Courant van November 11., hebben eene opgaaf medegedeeld, ontleend aan het Tijd- schrijt voor Geneeskunde, volgens welke de sterfte te Haarlem gedurende het jaar 1868 zou zijn geweest 1 op 28.95. Naar men thans meldt, is deze opgaaf onjuist. Blijkens de officieele tabellen der stedelijke secretarie te Haarlem, heeft de sterfte bedragen 1013 op eene bevolking van 30,916 en alzoo 1 op 30.51. In 1867 was zij daar entegen 1 op 45; in 1866 1 op 32; in 1865 1 op 39; in 1864 1 op 40; makende over de laatste vijf jaren 1 op 37'/s- Gedurende het ongunstige tienjarige tijdvak 18561865 is zij geweest 1 op 35.1 en tusschen 18461855 1 op 37.8. De ongunstige verhouding van het jaar 1868 is toe te schrijven aan de gevolgen eener uitge breide mazelen-epidemie, welke in de maand Juni begon en op het einde van Juli met hevige diarrhea gecompliceerd is geworden. De kinder sterfte beneden 10 jaren, welke als de hoofdoor zaak der ongunstige sterfte-verhouding van ge noegzaam alle groote gemeenten hier te lande moet worden beschouwd, en welke in het tien jarig tijdvak 1S561S65 te Haarlem gemiddeld 45 pCt. beliep, heeft dan ook in het afgeloopen jaar het buitengewone cijfer van 56 pCt. bereikt. (Haarl. Courant.) Het regiment rijdende artillerie kost (zonder het materieel) /^SjOOO. De drie hoogescholen kosten (zonder het ma terieel) j 260,000. Stieltjes zegt (Tweede Kamer 23 Maart 1867): //Ik wenseh afschaffing der rijdende artillerie." Van Zuylen v. Nyevelt antwoordt: „Al ware het, hetgeen ik niet toegeef, dat het aanhouden van zulk een korps eene weelde ware, dan zeg ik, het is eene weelde, die wij moeten en God dank nog kunnen dragen." Die dit zegt, is niet v. Znylen, die Goddank I in Petersburg, maar die Goddank 1 in Parijs zit. Het Noorden.) Men schrijft het volgende: Nauwelijks is het Schoolverbond opgericht, of van vele zijden, zoo wel in het zuiden als in het noorden van ons land, gaan luide klaagstemmen op, over de karige bezoldiging van vele lagere onderwijzers. Zijn wij wel ingelicht, dan zal te Utrecht binnen kort weer eene vergadering plaats hebben, met het doel, om te trachten de lagere onderwijzers van gemeente- tot rijksambtenaren verheffen. (U. D.) Meermalen zijn zij, die geen vrede hebben met de tegenwoordige schoolwetgeving, bij het debat over de ondenvijs-quaestie in de Tweede Kamer, gesommeerd eene herziening te ontwerpen. Naar wij vernemen, is daaraan thans gehoor gegeven, en eene proeve van herziening onzer schoolwet geving ter perse bij de boekhandelaars Scheltema Holkema te Amsterdam. (A. D. v. N.) In de Amst. Ct. leest men: Het schijnt met de forten in Nederland niet geheel naar wensch te gaan. Is het fort bij Abcoude ingezakt door zijn eigen gewicht, in het fort Schiphol (Haarlemmermeer) is onlangs een zolder ingezakt waarop een groot gewicht aan kogels lag. De kogels zijn gevallen op den kruitkelder, waarin 12,000 kilogram (pond) kruit lag. Gelukkig hebben de stalen kogels in hun val. ditmaal het kruit niet bereikt; bij onderzoek is gebleken, dat de zolder door champignons bezet en verteerd was. De kogels zijn nu allen gestapeld op éen zolder daarnaast. Zij, die in de nabuurschap van dit fort wonen, zouden ge- wenscht hebben, dat dit gewicht op meerdere zolders ware verdeeld geworden, en dat de in spectie over den staat der forten op meer ern stige wijze geschiedde. Blijkens de statistiek van het gevangenis wezen hier te lande over 1867, waren in de gezamenlijke gevangenissen enz. op uit. Dec. van dat jaar 3S40 gevangenen, als: in de strafge vangenissen 1942, in de huizen van verzekering 1129, in die van arrest 622 en in die van bewa ring 147. Het gezamenlijk getal bedroeg 205 meer dan op uit. Dec. 1846. De heer Egeling, inspecteur voor het Genees kundig Staatstoezicht voor de provincie Zuid-Hol land, heeft zich met een uitvoerig schrijven tot het gemeentebestuur van Rotterdam gericht, waarin hij met ernst waarschuwt tegen het ge vaar waarmede de bevolking wordt gedreigd, indien het voorstel tot aanlegging eener drink waterleiding onveranderd mocht worden aange nomen; en er op aandringt, om in hel gemaakte plan de wijziging te doen opnemen dat het le leveren water vooral scheikundig worde geklaard. middel van chloor, magnesium, kalk en steen- koolteer, hetzelfde resultaat heeft opgeleverd, ter wijl het nog niet is uitgemaakt welke der beide genoemde methodes het meest verkieslijk wordt geacht. Een geval van veeziekte in België is opnieuw in het laatst der vorige week voorgekomen. Thans heeft de Belgische minister van binnenlandsche zaken, de heer Pirmez, aan de gouverneurs der provinciën eene circulaire gezonden, om, ten einde het telkens weer uitbreken van enkele gevallen tegen te gaan, hun voor te schrijven, te zorgen, dat geen stal, waar de ziekte geheerscht heeft, door nieuw vee bezet wordt, dan na desinfectie en verloop van 25 dagen, en dat geen vee, 't welk in besmetting geweest is, weder vrij circuleeren zal of met nieuw vee in aanraking zal gebracht worden, dan na verloop van 45 dagen, te reke nen van het laatste ziektegeval, onder dat vee voorgekomen. Vervoer langs den Holl. IJzeren Spoorweg. Lijn Amsterdam-Rotterdam-Helder. Aantal reizigers gedurende de maand October 1869 156,910; op brengst aan reizigers f 143,034.89'; idem aan goe deren 36.453.6Stotaal f 179,4S8.575. Sedert primo Jan. aantal reizigers 1,603,005; opbrengst aan rei zigers en goederen j 1,805,625.64. De Staats-Courant bevat heden een verbetering en aanvulling van de vroeger openbaar gemaakte lijst der bekroningen, die op de Internationale Tentoonstelling van voorwerpen voor de huishou ding en het bedrijf van den hand werksmam zijn toegewezen. Te Berlijn worden voor rekening der stad thans door den heer Leunig, uit Londen, proeven ge nomen met de zuivering van kanaalwater, door middel van het gepatenteerde stelsel van Lenk. Het water wordt daarbij vermengd met eene stof, welker samenstelling door den heer Leunig ge heim wordt gehouden, maar die, naar men zegt, hoofdzakelijk zou bestaan uit eene oplossing van zwavelzure klei-aarde. Naar hetgeen kortelijk omtrent de zaak wordt gemeld, wordt door de aanwending van dit middel eene snelle klaring verkregen. Men voegt er evenwel bij, dat de on langs genomen proeven tot eene. klaring door Z. M. heeft benoemd bij de dd. schutterij te Amst.: tot kapit. Jhr. M. Lopee Suasso Jr. en D. Tromp, beiden thans 1ste luit.; tot lsten luit.: J. W. De Wilde, voormalig lsten luit. bij de dd. schutt. te Gouda, G. C. Valentin Schöffer, J. Voute, W. H. De Vos, J. Van Beeck Vollenhoven, Jhr. D. Bic ker Jr., P. C. E. Wunderly, C. Boissevain, Mr. S. J. Brugmans en H. H. Van Harpen Kuyper, allen thans zde luit.; tot 2den luit.: H. H. C. Reijers, voorm. 2den luit. bij de dienstd. schutt. te Gorcum, L. H. Boas, Mr. C. L. Rendorp, H. D. Canne, K. Wertheim, N. De Vries, J. D. Van Voorts van Beest, F. W. Buchner, A. P. C. Van Wijck, J. W. H. Crommelin, H. C. Scholten, A. D. Zur Mühlen en O. J. B. Mijnssen, thans allen schutter. Z. M. heeft benoemd tot directeur van een der rijkstelegraafkantoren A. F. Ummels, thans onder directeur der 1ste klasse bij de rijkstelegraaf; tot onderdirecteur der 1ste klasse H. W. L. Leur, thans telegrafist der 2de klasse. Z. M. heeft de benoeming van C. J. A. Wij- naendts, burgemeester van Leimuiden, tot secre taris dier gemeente bekrachtigd. Z. M. heeft aan den luitenant ter zee der 2de klasse D. O. Heldewier, op zijn verzoek, met den 15den dezer, eervol ontslag verleend uit den zee dienst, en hem benoemd tot burgemeester der gemeente Wijk-bij-Duurstede. TOONEELKRITIEK. Het Vlaamsche tooneelgezelschap is hier Maan dagavond opgetreden, en heeft ons een der laatste producten van de Fransche school te aanschouwen gegeven. Het stuk in het Fransch getiteld „Le Batard," in het Vlaamsch meer woor delijk, dan welluidend weergegeven door „De Bastaard" heeft te Parijs grooten opgang gemaakt, al was de schrijver er van niet bekend. De heer De Saffres deelt in de Revue des deux ilondes mede, aan welk toeval het succes voor een deel te wijten is: de administratie had eerst bezwaar gemaakt tegen den naam van het stuk, en hoe wel zij later moest toegeven, dat er anteceden ten genoeg bestonden om het belachelijke van een dergelijke pruderie te verhoogen, was dit feit reden genoeg geweest voor een deel der Pa- rijzenaars om aan het stuk eene bijzondere be langstelling te bewijzen, ja om het reeds bij de eerste voorstelling met ingenomenheid te be groeten. Het was zeker een vreemdsoortig kieschheids- gevoel dat de Parijsche censuur hierbij leidde; j wij ten minste zouden vreemd hebben opge- j zien, wanneer de burgemeester op dien grond het stuk had verboden. Maar zou het voor ons publiek ongelukkig zijn geweest? Wij schroomen niet om hierop een ontkennend antwoord te ge- 1 ven. Het stuk is een modern Fransch drama, het geeft de Parijsche toestanden weder, en het heeft zonder twijfel een hoogst moreelestrekking, maar ter wille van die strekking moet al het slechte, het walgelijke zelfs hiervan duidelijk uitkomen. De kunst, gelijk dit tegenwoordig pleegt te ge schieden, wordt bijzaak, de moreele strekking doel. Het stuk heeft op zichzelf weinig waarde; het is niet een harmonisch geheel, en zonder re den moeten wij reeds in de twee eerste acten de hevigste gemoedsbewegingen ondergaan, welke voor de oplossing van het drama zeer goed achter wege hadden kunnen blijven. In de eerste akte komt de held van het stuk met eene liefdesde claratie letterlijk de deur invallen, hetgeen het meest zonderlinge effect maakt. Doch wij willen het drama niet gaan ontle den. Onze eerste en hoofdaanmerking is deze: het stuk geeft zoo in alle détails de Parijsche toestanden terug, het ontleent alle waarde zoo eenig en alleen daaraan dat het voor een Hollandsch publiek onbegrijpelijk, daardoor aan- stootelijk en soms belachelijk is. En wij zouden om dit oordeel te staven, ons kunnen beroepen op hen, die de voorstelling bijwoondenbij éen passage, een hoogst ernstige zamenspraak tusschen vader en zoon, zegt de ITransche criticus: le fré quent moucher (pour parler comme Saint-Simon) qu'on entend dans la salie en fait l'éloge plus que tout ce que je pourrais dire; en wat hoorden men hier? Een vrij luid gelach: niet uit het par terre, maar van de heeren en dames, die in de Baignoires zaten I Het realisme van het stuk voor Hollandsche ooren nog platter gemaakt door de vertaling was hier en daar walgelijk. Een Fransch acteur kan daarbij zonder aanstoot te geven dingen zeg gen, die in den mond van een Hollandsch of Vlaamsch tooneelspeler zeer onaangenaam klinken. Neen, wij zijn niet gediend met het overbren gen van alle nieuwe Fransche stukken op ons Hollandsch tooneel, en wij mochten gaarne, dat de Vlamingen met hunne opgewondenheid voor de Vlaamsche beweging, gedachtig aau het Le- degancksche „Wees Vlaamsch van aard, en Vlaamsch van zeden" zich ook bleven verzetten tegen het invoeren op het tooneel van zuiver Fransche elementen. Van hen, die het stuk opvoerden, verdient mej. Beersmans in de eerste plaats genoemd te worden: zij toonde zich weder eene eerste actrice, en haar spel was bij menige passage voortreffelijk. Haar toppunt bereikte zij in de tweede acte, toen zij in al hare kracht optrad tegen haren verleider en de onschuld van haren Robert tegen zijne schijnbare ontrouw volhield. Ook de heer Hendrik* voldeed ons zeer goed: hij had de voldoening om ons het schoonste ge deelte van het drama, de vervloeking van den vader, die zich nooit om zijn natuurlijken zoon heeft bekommerd, weer te geven. Hij deed dit voortreffelijk, zonder te veel emphase, wat zoo licht dergelijke toespraken bederft. De heer Du- versy speelde goed: jammer dat de heer Van den Eynde de lichtpunten van zijn moeilijke rol zoo weinig deed uitkomen wij raden hem ook aan zich er op toe te leggen, om wat duidelijker te spreken. Eene vrouw die drinkt, besloot dien avond, 't Was een stukje om te lachen, en daar is alles mede gezegd. Wij hadden het, wat ons betreft, liever achterwege zien blijven, onder den machtigen indruk als we verkeerden van de monoloog van Armand; Mej. Beersmans toonde echter behalve de eerste rollen, tevens uitstekend het soubrette emplooi te kunnen vervullen, terwijl de overige vertooners haar naar behooren ondersteunden. Voor Dinsdag-avond was Het huisgezin zonder kinieren aangekondigd, gevolgd door Louisette de

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1869 | | pagina 1