troleum over haar lichaam is uitgestort, met dit
treurige gevolg, dat het kind na een uur reeds
een lijk was. De buren waren op het geroep van
brand aankomen loopen, terwijl de ouders nog
juist tijdig genoeg kwamen, om het kind te zien
sterven.
Katwijk, 6 November. Het voortdurend storm
achtige weder en het aantal voorwerpen hetwelk
dagelijks aan onze kust aanspoelt, herinneren
ons aan het treurig lot, hetwelk zoo velen onzer
visschers ondergaan hebben. Twee bomschuiten
zijn met man en muis vergaan, velen betreuren
met de weduwen, weezen en betrekkingen de
slachtoffers van de laatste stormen en velen zien
ook met angst en kommer den naderenden winter
te gemoet. Met den toestand van de haringvangst
is het ellendig gesteld. Weinig is er gevangen
en de meeste visschersvaartuigen staan reeds
weken aan het strand en kunnen door het storm
achtige weer niet van wal steken, terwijl de
tijd geschikt voor de vangst meer en meer ver
loopt. Volgens de verhalen van hen, die in de
laatste dagen aangekomen zijn, waren de stormen
op zee ontzettend, en was dit vooral een merk
waardig verschijnsel daarbij dat het zeewater, het
welk, zelfs bij groote diepten, met de stortzeeën
over boord kwam, zoo buitengewoon vol van
zand was. Wel een bewijs voor het hevig bewo
gen zijn van de geheele watermassa. Hedenmor
gen kwam hier eene ledige boot aan, volgens
zeggen van deskundigen afkomstig van een
Franschen Loods-kotter of van een Fransch of
Belgisch visschersvaartuig. Zij was gemerkt B
1031. Tal van wrak hout spoelt gedurig aan
en op de werf van den strandvonder bevinden
zich bereids 1300 nieuwe delen, eenig rondhout
en eene groote scheepsboot.
Deventer, 5 Nov. Het aantal leerlingen en toe
hoorders aan de hoogere burgerschool alhier be
draagt thans 105.
Assen, 5 November. Eenigen tijd geleden werd
hier een advocaat in gijzeling gesteld, omdat hij
weigerde een stuk af te geven, dat hem als ad
vocaat was toevertrouwd door zijn cliënt. Een
dergelijk feit heeft nu weder met denzelfden
advocaat, Mr. M. Oldenhuis Gratama, alhier
plaats gehad.
Door den rechter-commissaris gedagvaard om
getuigenis af te leggen in de zaak van het open
baar ministerie tegen zekeren Roelof Kiers te
Wapse, gem. Diever, die beschuldigd was van
het wederrechtelijk opbreken van een voetpad
aldaar, werd hem door den eersten gevraagd, of
hij in die zaak aan Kiers een advies had gege
ven. Op het toestemmend antwoord van den ad
vocaat, vroeg de rechter-commissaris, hoedanig
dat advies geweest was, en daaromtrent meende
de heer Gratama zich te kunnen versehoonen
van het geven van getuigenis, omdat hij dat ad
vies in zijne qualiteit van advocaat had gegeven.
Andermaal is Mr. Gratama voor den rechter
commissaris geroepen, doch ook toen weigerde
hij het door hem gegeven advies mee te deelen.
Hedenmorgen is hij, na plaats gehad hebbende
dagvaarding, voor de rechtbank in raadkamer
vergaderd verschenen ten einde over zijne wei
gering gehoord te wordendaar hij bij zijne
weigering is gebleven, heeft het openbaar minis
terie zijne ingijzelingstelling gerequireerd.
De advocaat beroept zich op art. 65 van het
wetb. van strafvordering, volgens hetwelk ieder,
die, uithoofde van zijne betrekking, tot geheim
houding verplicht is, zich van het geven van ge
tuigenis kan versehoonen, nopens hetgeen hem als
zoodanig is toevertrouwd. Nu werd wel de heer
Gratama niet direct gevraagd naar hetgeen zijn
cliënt geantwoord had, doch men kan, meende
hij, zeer moeilijk een antwoord mededeelen, wan
neer men niet zegt, wat er gevraagd is, en zegt
men dat al niet, dan kan uit het antwoord de
vraag genoegzaam opgemaakt worden.
Intusschen heeft de rechtbank gemeend, dat
hij zich wel kon versehoonen om getuigenis af te
leggen omtrent hetgeen zijn cliënt hem had toe
vertrouwd, maar niet omtrent het antwoord of
advies, daarop gegeven. De rechtbank heeft mits
dien bevolen, dat bedoelde advocaat in gijzeling
zal worden gebracht en gehouden, totdat hij aan
zijne verplichting zal hebben voldaan.
De heer Gratama heeft zich van de tenuit
voerlegging van het vonnis onttrokken, door zich
buitenslands te begeven.
Hij is voornemens, naar wij vernemen, om
van dit vonnis in 'appèl te komen, of heeft dit
reeds gedaan, en mag dus spoedig de uitspraak
van het Hof in deze zaak tegemoet zien.
Naar men ons verder mededeelt, zal de heer
Gratama, ten dage dat de zaak voor het Hof zal
behandeld worden, terugkomen en dan daarvoor
verschijnen. (P. D. C.)
Toen heden voor het Hof zekere A. Van der
Huizen, uit de provincie Groningen, zou terecht
staan, wenschte de eerste getuige van de eeds
aflegging, wegens gemoedsbezwaar, verschoond
te blijven, als lid van de Baptisten gemeente.
Het openbaar ministerie requireerde wegens die
weigering de veroordeeling van den getuige tot
hoogstens een jaar gevangenisstraf. Het Hof in
kamer van rade vergaderd, heeft na langdurige
beraadslagingen den getuige zonder eedsaflegging
toegelaten, zoodat hij met „ik beloof" zal kunnen
volstaan. De zoon, die, als tweede getuige gedag
vaard, noch eed noch belofte wilde afleggen, is
op dien grond veroordeeld tot eene gevangenis
straf van drie dagen.
Groningen, 6 November. In tegenwoordigheid
van vele vereerders, oud-leerlingen, vrienden en
belangstellenden, werd heden, onder het houden
van toepasselijke aanspraken, het monument ter
eere van wijlen den heer B. Brugsma, in leven
directeur der Rijkskweekschool voor onderwijzers
alhier, plechtig op diens laatste rustplaats op de
Zuider begraafplaats onthuld.
Heden overleed, na een smartelijk lijden,
Mr. Van Uildriks, secretaris dezer gemeente; we
gens zijne bekwaamheden was hij algemeen ge
acht en bemind. Zijn dood is een zeer groot ver
lies voor zijn gezin en voor de gemeente.
Naar wij vernemen zal door de studenten
in de medicijnen aan deze hoogeschool, aan hee-
ren curatoren een verzoekschrift worden ingediend
om de lessen in de physiologie en pharmacologic,
tot dusverre gegeven door Prof. Dr. J. Van Deen,
voorloopig op te dragen aan Dr. D. Huizinga,
adsistent bij het physiologisch laboratorium alhier.
Hdbl
ïteclitspi-aaU.
Wie eene correctionneele terechtzitting bezoekt,
weet dat hij daar niet gekomen is, om een som
ber en afgrijselijk drama te zien opvoeren, dat
hij immers geen schuwe giftmengers, wraakgie
rige moordenaars, geslepen fulgarissen of ramp
zalige kindermoordsters in de rol der personifi
caties van de'grootste ellenden onzer maatschappij
zal zien optreden. Wel verwacht hij geen vaude
ville, maar toch dikwijls eene tragi-comiscli «bür-
gerliches Schauspiel," een genrestuk, waarin ver
toond wordt aan hoeveel plagerijen en spelde-
prikken een eerzaam burger van de kant zijner
medeburgers bloot staat. Ieder kent ze, die scènes,
waarin lasterende vrouwspersonen met haar be
kend meesterschap over zeker gedeelte onzer taal,
ruwe of dronken vechtersbazen, langvingerige
dienstboden, brutale oplichters, al te levenslustige
studenten en kuchende bedelaars, beurtelings een
periode uit het dagelijks leven der menschheid
ten tooneele voeren. De toeschouwers zijn dan
ook meestal kalm genoeg gestemd om de karak
ters bedaard te kritiseeren, nu en dan eens te
lachen of de schouders op te halen over de klein
geestige dwaasheid hunner natuurgenooten, doch
de intrigue zelf was hun te kinderachtig om hen
bij te blijven.
Soms echter verandert het tooneel als a vue
toonen de somber geschilderde coulisses, de on
gewone gelaatstrekken der opkomende acteurs,
dat het publiek zich op het zien van een ernstig
drama moet voorbereiden een beklaagde wegens
misbruik van vertrouwen, eenvoudigen diefstal,
mishandeling, kan ook nu en dan wel eens aan
het hoofd van een gansche rei ondeugden en ge
breken, zoaals verwaarloosde opvoeding, verleiding,
dronkenschap, jalousie, wraakzucht haat en zoo
veel andere afzichtelijke gezellen en gezellinnen
het tooneel overtrekken. Daar werpt ook dan het
schelle voetlicht zijn scherpe schaduwen op de
droefgeestige en magere tronien van al die spelers
wier hartstochtelijk gebaar en sombere of door
dringende stem ons niet minder ontroeren, dan
de tooneelen in het Theatre du Grand Criminel.
En wat die opvoeringen nog wel eens kenmerkt
is juist dat zij soms slechts het eerste bedrijf van
het drama geven, terwijl het «zooveel jaren later"
na eenigen tijd voor het crimineele Hof zal wor
den afgespeeld. Zoo iets hebben wij kunnen zien
die Vrijdag 1.1. de correctionneele zitting der
rechtbank in onze goede stad bijwoonden. Drie
knapen van 14, 11 en 10 jaar stonden terecht
wegens verschillende diefstallen door hen in ver-
eeniging gepleegd, terwijl zelf de middelste, hier
inderdaad als een parel in het goud boven zijn
makkers uitblinkende, nauwlijks een jaar geleden
voor een dergelijk feit gevangenisstraf had onder
gaan. Het driemanschap, een gedeelte van een
grooter komplot, had zich reeds lang de vrijheid
veroorloofd in verscheiden winkels, over dag
zoowel als des avonds binnen le gaan, wanneer
geen mensch daar aanwezig was, de deksels der
glazen winkelkasten op de toonbank te openen
en naar hun believen zich allerlei voorwerpen
daaruit toe te eigenen. De onderneming was zoo
goed georganiseerd dat de uitvoerders b.v. eenige
dagen te voren de winkeldeuren schijnbaar met
baldadigheid openwierpen en daarna hard weg
liepen, met het bepaalde doel om te zien, aan
welke deuren een schel verbonden was die hen
later, wanneer zij voor hun eigenlijke taak wil
den terugkomen, zoude kunnen verraden, aan
welke niet. Dat geen dezer drie de school bezocht
behoeven wij bijna niet te vermelden. Doch wie
zou durven gelooven, wanneer het op de zitting
niet was gebleken, dat een der kleine booswich
ten nooit te huis sliep, doch onder bruggen, in
schuiten en meer dergelijke gelegenheden zijn
nachten doorbracht, zonder dat de ouders van het
havelooze kind dit beletten dat de meergenoemde
elfjarige als een geretourneerd misdadiger op de
gewone vraag welk zijn beroep was, de gewone
formule «zonder beroep" op onbeschroomden toon
luide uitsprak. Dit is het eerste, bedrijf, wat zal
het laatste wezen Dappere mannen, die den
minotaurus van het schoolverzuim wilt bestrijden,
gaat nu en dan uwe wapenen eens smeden op
onze correctionneele terechtzittingen, uwe pijlen
zullen er nog harder en scherper worden. Vrees
achtige mannen die de gewaande en niet ge
waande gemoedsbezwaren met milligrammen
weegt en er zelfs niet toe besluiten kunt, de
kinderen naar de openstaande deuren der open
bare scholen te wijzen en te drijven, wanneer
geene bijzondere christelijke school, met degelijk
onderwijs, naar die vormen toegankelijk in het
verschiet is, komt nu en dan eens op onze cor
rectionneele terechtzittingen en verneemt daar,
dat op den Kruisberg een Rijksschool staat, waar
men gedwongen wordt binnen te treden, geen
«moderne secteschool," maar helaas een kinder
gevangenis. Ziet toe, dat gij niet «de mug uitzij-
gende, den kemel doorzwelgt."
BUITENLAND.
Rusland en Engeland.
De telegraaf deelde ons eergisteren mede, dat
te St.-Petersburg het gezantschap van Bucharije
of Bochara door den keizer was ontvangen, en dat
deze den wensch had uitgedrukt dat de vriend
schappelijke verhouding tusschen beiden, die vroe
ger geheel buiten Ruslands schuld verbroken was,
opnieuw zou worden bevestigd.
Hoe vredelievend dit bericht ook zijn moge, en
wel juist daarom, wijst het op een bedenkelijk
verschijnsel, den toeneinenden invloed van Rus
land in Azië, een feit, dat reeds ieders aandacht
getrokken heeft. De overleden Turksche eerste
minister Fuad Pacha schrijft, gelijk men zich
herinneren zal, in zijn testament aan den sultan,
dat hij van alle politieke fouten der Europeesche'
regeeringen deze de onbegrijpelijkste vindt, dat
zij die kolossale Russische veroveringen in Azië,
waardoor jaarlijks provinciën zoo groot als Frank
rijk worden geannexeerd, met onverschilligheid
toelaten.
Een artikel voor een paar dagen in de Allg.
Augsburger Zeitung opgenomen, en geschreven door
den Hongaarschen orientalist Hermann Vambéry,
bekend door zijne werken over Midden-Azië,
geeft eenige nadere, ophelderingen over de positie
van Rusland in Azië, en vooral over de verhou
ding van Rusland en Engeland aldaar, die vol
gens sommigen, al wordt het door beide regee
ringen ontkend, op een botsing moet uitloopen.
Ook Vambéry is geheel van deze meening; hij
wantrouwt Rusland volkomen en gelooft dat En
geland niet langer den Russischen invloed aldaar
onbelemmerd mag laten voortgaan. Hij betoogt
dat, hoewel Rusland officieel op den meest vriend-
schappelijken voet met Engeland staat, hij even
wel in het geheim plannen tegen Engelands bond-
genooten beraamt, en dat juist het gezantschap
uit Bochara op Ruslands instigatie, den P^ussischen
invloed komt inroepeu tegen den onder Enge-
land's bescherming staanden koning van Afgha
nistan.
Het is, zoo beweert Vambéry, sinds het
voorjaar deze vorst den Engelschen gevolmach
tigde te Amballah om hulp tegen zijne naburen
heeft aangezocht, dat werkelijk eene spanning
tusschen Rusland en Engeland is ontstaan; wel
is waar ontkennen de Engelsche staatslieden dit,
zij gelooven niet of althans nemen zij er den
schijn van aan dat Rusland met andere dan
de beste bedoelingen voor Engeland bezield is,
en buitendien beweerde nog dezen zomer de
onderstaats-secretaris voor Indië Grant Duff in
het parlement, dat Engeland geen verplichtingen
tegenover Afghanistan heeft op zich genomen;
maar, volgens gen. schrijver is er geen twijfel
aan of Rusland legt het er op toe, om met
Engelands bondgeuoot in oorlog te komen, en
alzoo zijne veroveringstocht tot Indië voort te
zetten; en dan kunnen en mogen de Engel
schen het niet nalaten om al zien zij ook
tegen de miljoenen oorlogskosten op eindelijk
aan de Russische veroveringen paal en perk te
stellen.
Niet het minste geloof slaat de schrijver dan
ook aan de beweering dezen zomer in de Britsch
Association door den Russischen staatsraad Von
Tschihatscheff gedaan, dat de vrees voor een door
dringen van Rusland naar Indië tot dc ongerijmd
heden behoort, omdat het voeren van een Euro-
peesch leger over de verscheidene bergketens
beter in de verhalen uit de Duizend en Een Nacht
dan in die der politieke mogelijkheden te huis
behoort.
Sinds de vorst van Afghanistan de hulp der
Engelscheu heeft ingeroepen, heeft Rusland al
het mogelijke gedaan om zich den Emir van
Bochara, zijn vroegeren vijand, tot vriend te
maken. Het heeft hem tegen een opstand, door
diens eigen zoon aangevoerd, hulp verleend, en
tracht uu tweedracht te stoken tusschen de rijken
van Bochara en Afghanistan.
Een geschikte gelegenheid is daartoe gevonden
door denzelfden weerspannigen zoon van den Emir
van Bochara, die bij den vorst van Afghanistan
een toevlucht heeft gezocht. En terwijl nu, gelijk
Vambéry stellig beweert, de vorst van Afghanistan,
die in zijn eigen land nog genoeg vijanden heeft,
en die buitendien door Engelschen invloed hier
van terug gehouden wordt, den jeugdigen Kette
Tore in zijn anti-Russische plannen niet zal
ondersteunen, zoo is toch sinds diens aankomst
op eenmaal een gezantschap van Bochara naar
St.-Petersburg gereisd, met den anderen zoon van
den Emir aan het hoofd, om den Czaar voor de intri
gues in Afghanistan tegen hem en tegen Bochara
gesmeed te waarschuwen, en zijn ondersteuning
te vragen. De Russische regeering zou hierdoor
aanleiding vinden, om aan de grenzen van Afgha
nistan hare militaire macht te ontwikkelen.
Dit is nu het gezantschap, dat gelijk de tele
graaf meldt, zoo vriendelijk door den Russischen
keizer is ontvangen. Welke de gevolgen er van
zullen zijn, en of de schrijver van het artikel,
waarvan wij een en ander mededeelden juist ge
zien heeft, daarvan ligt het antwoord in de toe
komst; maar een blik op de kaart wettigt voor
zeker de vrees voor een steeds voortgaande uit
breiding van het zóo kolossale Russische rijk.
Van Ruslands overmacht toch is voor de beschaving
niets goeds te verwachten I
Deucmarkeii.
De correspondent van het Vaderland te Kopen
hagen schrijft het volgende:
Het gelukte den wakkeren minister van oor
log Raasloeff een nieuwe legerorganisatie in te
voeren, die met al haar gebreken een groote
verbetering inhield: de algemeene dienstplichtig
heid. Het pleit voor de ontwikkeling der Dee-
nen, dat deze bepaling bijna zonder bestrijding
in de Kamers aangenomen werd. Een diensttijd
van 5 maanden iu vredestijd (daarna kunnen teu
minste eenigen zich vrijkoopen) kan ook voor
niemand drukkend zijn, en daarentegen worden
aan het leger uitmuntende bestanddeelen toege
voerd, die een geheel anderen en beteren geest
dan vroeger teweegbrengen. Deze bepaling heeft
ook den lust tot vrijwillige schietoefeningen op
gewekt. Overal in sleden en op het land bestaan
schietvereenigingen, tot nog toe gewoonlijk door of
ficieren van het leger geleid. Haar doel is niet, in
tijd van oorlog vrijwillige korpsen te vormen, die
aan het leger toegevoegd kunnen worden, of
schoon verscheidene dier vereenigingen uniform
hebben aangenomen; daartoe wordt in onzen
tijd te veel, zoowel van den soldaat als van den
officier gevergd, en daartoe is het leger ook te
klein, maar zij stellen zich voor zich zooveel
mogelijk voor den legerdienst voor te bereiden
door vlijtig oefenen in het schieten, hetgeen de
soldaat in dienst bij gebrek aan tijd minder goed
leert, en tevens het lichaam door gymnastische
oefeningen te ontvvikkeleD. Parades en exercitiën
worden daarom ter zijde gelaten, als nutteloos
en hoogstens kunnende dienen om aan de jon
gelui eenige houding en idéé van kominando te
geven. Op het oogenblik zijn er over het geheele
land 10,000 vrijwillige schutters, een aanzienlijk
cijfer, wrnneer men zich herinnert, dat er 10
jaren geleden geen enkel bestond.
Dn it .-.elila mi.
Het. voorstel tot ontwapening in het Pruisische
huis van afgevaardigden gedaan door Prof. Von
Virchow, is met 99 tegen 215 stemmen verworpen.
De gronden, waarop het voorstel werd bestre
den, waren evenwel niet tegen het hoofddenk
beeld van den voorsteller gericht; de afgevaardigde
Lasker toonde aan, dat Pruisen aan de besluiten
van den Noord-Duitschen rijksdag gebonden was,
en dat deze de quaestie moest beslissen. Hij gaf
toe, dat de militaire inrichting te zwaar drukte;
de begrooting van oorlog voor den Noord-Duit
schen Bond is evenwel tot 1871 vastgesteld, en
dan eerst zal de rijksdag de wenschen van de
bevolking naar verlichting kunnen ten uitvoer
brengen.
Oosteui-yir-Hoii^aai-sclie Moiiai-cliie.
De Oeslerr. Correspondent zegt dat Oostenrijk,
Engeland en Frankrijk op aandrang van Zweden
in Konstantinopel onderhandelingen hebben aan
geknoopt om de sedert. 1868 voor de koopvaardij
schepen bestaande lastige bepalingen, betreffende
het binnenvaren der Dardanellen en den Bospho-
rus op te hellen. De Turksche regeering schijnt
geneigd te wezen om aan die wenschen gehoor
te geven.
In eene correspondentie uit Weenen dd. (3
Nov. leest men over den opstand in Dalmatië,
onder anderen liet volgende. «De operatiën, die
in het officieele telegram van gisteren als zeer
aanstaande werden aangekondigd, zijn nu inder
daad ten uitvoer gelegd. Het voorwaarts rukken
is aan beide kanten uit Soetwara en Poberdje
volkomen gelukt, en het noordelijke gedeelte
der Zuppa dus tegenwoordig aan de oproerlin
gen ontnomen. In het Zuidwesten volvoerde
men het plan zonder bloedvergieten en degene-
raal-majoor Dormus kwam tot Poberdje, eene
plaats, welke ongeveer in het midden van den
weg tusschen Cattaro en Boedoea ligt. Dat punt
is van Boedoea slechts 154 Duitsche mijl verwij
derd. Moeilijker was het marcheeren langs de
Montenegrijnsche bergkreten, naar het Zuiden en
tegen Soetwara. Te 1 uur braken onze troepen
op, bestaande uit ongeveer 1000 man infanterie,