N°. 298;. Donderdag A°. 1869. 28 October. Feuilleton van liet „Leidscli Dagblad". LEIDSCH DAGBLAD PRIJS DEZER COURANT. Voor Leiden per 3 maanden3.00. Franco per post3.85. Afzonderlijke Nommersn 9.05. Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen, uitgegeven. PRIJS DER ADVERTENTIEN. Voor iederen regel0.15. Grootere letter naar de plaatsruimte die zg beslaan. Leiden, 27 October. Er is in 1849 eene wet tot stand gekouien, in gegeven door liet toenmalige streven naar bezui niging, waarbij in de eerste plaats bet aantal rechtsprekende rechters bij den Iioogen Raad en de Provinciale gerechtshoven werd ingekrom pen, maar waarbij in de tweede plaats bepaald werd dat sommige vacaturen bij de rechtbanken en hoven niet behoefden vervuld te worden, wan neer de dienst der justitie liet niet noodzakelijk vorderde. Voor de provinciale hoven werd bepaald dat, in afwijking van de wetten van 18 April 1827 (Stlil. N'. 20) en 28 April 1835 (S/W. N'. 10), het aantal leden met twee, en dat der ambte naars van het 11. met éen verminderd kon worden. Deze wet bestaat nog; en al moge men ook art. 1 afkeuren, het tweede artikel, waarin het bovenstaande wordt bepaald, kan moeilijk af keuring ondervinden. Vooral thans, nu wij een ministerie hebben dat van bezuiniging veel, zoo niet alles verwacht, mag, dunkt ons, deze wet niet worden voorbij gezien. Het is daarom, dat het de aandacht verdient, hoe dit art. sinds 1849 is toegepast, en hoe de tegen woordige minister van justitie wel aan de eene zijde deze wet bij het opmaken zijner begrooting heeft in het oog gehouden, maar aan de andere zijde nog verder is gegaan op een weg, door het vorige ministerie, zonder eenig motief, inge slagen. Sinds 1849 namelijk (vooral door de wet van 29 Juni 1854 n°. 102) is de meest gewichtige werkkring der Provinciale gerechtshoven, de rechtsspraak in strafzaken veel ingekrompen, en jaarlijks nog wordt het aantal zaken minder: die wet heeft nu in den beginne een vrij belangrijke vermindering van het personeel tengevolge gehad, die wel is waar voor het aantal raadsheeren is behouden, en door den tegenwoordigen minister van justitie nog verder wordt voortgezet, door het aantal raadsheeren in het hof van Zuid-Hol land, tot 7 te reduceeren; maar het aantal amb tenaars van het O. M. is, in de laatste jaren vooral weder veel vermeerderd, en op deze begrooting nog verder uitgebreid. Belangrijk is het om den loop, dien deze bezui niging op de advocaten-generaal bij de prov. ge rechtshoven heeft genomen, na te gaan. Voor 1849 was het getal kompleet; voor alle provinciën 1 en voor Noord- en Zuid-Holland 2, te zamen 13. Reeds in 1852 was dit getal tot 9 en in 1857 op 8 teruggebracht. Dit bleef zoo tot 1865. Toen kwam zeker ministerie aan de regeering, dat de schatkist, gelijk het meldde, in een deplorabelen toestand vond, maar toch, om welke reden dan ook, veel van benoemingen hieldin November en December 1866 (het was in den tijd der ver kiezingen) kregen Utrecht en Zeeland, en den 9d" Juni 1867 Groningen (bij alle drie deze hoven had de betrekking sedert jaren gevaceerd) hunnen advocaat generaal. Friesland en Drenthe bleven dus over. En nu stelt de minister van justitie voor om ook Friesland zijn advocaat-generaal te geven, terwijl dus natuurlijk na weinig tijds Drenthe ook aan de beurt komt. Want wanneer eenmaal alle hoven behalve dat van Drenthe, een advocaat-generaal hebben,zal er weinig reden bestaan om voor Drenthe alleen eene uitzondering te maken Zoo onaanzienlijk is de werking van het hof te Drenthe niet, en zooveel verschilt het aantal der daar behandelde zaken niet van dat bij die van Utrecht en Lim burg. Blijkens de verslagen der Gerechtelijke Statistiek werden van 18471865 te. Drenthe 519 strafzaken behandeld, te Utrecht 656 en te Lim burg 744, tegen 2464 bij het hof van Noord Hol land en 2142 bij dat van Zuid-Holland. Wij hopen dat bij de behandeling der begroo ting dit punt moge ter sprake komen. Veel ver wachting op een gunstig resultaat hebben wij evenwel niet- ln het Voorloopig Verslag wordt van den adv.-gen. voor Friesland niet gesproken, maar daarentegen aangedrongen op het vervullen van openstaande plaatsen in de gerechtshoven, met name in Noord-Brabant en Drenthe; daar zijn echter niet minder raadsheeren dan bij de an dere hoven (N.- en Z.-Hollaud uitgezonderd). Tot onze verwondering is op morgen in den gemeenteraad de behandeling der gemeentebe- grooting aan de orde gesteld. Die verwondering is niet daarop gegrond, dat thans reeds die be grooting aan de orde komt: zal zij, volgens de wet, op 1". November aan gedep. stt. kunnen worden ingezonden, dan is de tijd daarvoor wel gekomen. Maar wij waren nog steeds wach tende op het sectie verslag, dat naar onze mee ning moest verschijnen, voordat de begrooting be handeld werd Thans is het ons gebleken, dat dit sectiever- slag voor de burgerij een geheim moet blijven: het is zelfs niet voor geld te verkrijgen. Wat is de reden daarvan Mag de burgerij geen ken nis nemen van een verslag met zorg door de leden van den gemeenteraad opgemaakt, over het gewichtigste punt der gemeentehuishouding? Is dat de publiciteit, door de gemeentewet gewild, die het fondament uitmaakt van ons staats- en ons gemeentebestuur? Op andere plaatsen liggen de meeste rapporten en voordrachten gedurende eenige dagen ter in zage van een ieder: hier bestaat dit niet. Hier gebeurt niets van dit alles. Maar dat nu zelfs een sectieverslag over de begrooting niet verkrijgbaar wordt gesteld, dit mogen wij niet onopgemerkt laten voorbijgaan. Keuren de leden van den raad dit goed? Wij kunnen het niet gelooven, en ver wachten dat zij, bij de behandeling der begroo ting, hieromtrent een beslissing nemen. Het vreemdste is dat het rapport van de com missie van financiën wel verkrijgbaar is. Wij willen hieruit alleen aanstippen, hoe deze voorstelt om de plaatselijke directe belasting slechts te hellen voor ƒ84,000, zijde/"6000 minder dan voorgesteld is. Ten deele vindt dit zijn grond in hoogere raming van sommige, posten van ont vangst: o. a. is de opbrengst der schoolgelden, vol gens de laatste gegevens, ƒ1800 hooger geraamd; ten deele zijn sommige posten van uitgaaf ver minderd zoo maakt de commissie bezwaar tegen den aankoop van een nieuwe brandspuit; zoo worden de kosten van de demping der Binne- vestgracht door de commissie lager geraamd, ter wijl zij ook wij vermelden het met genoe gen de som van 1000 voor het doen van proefboringen wil geschrapt zien, „vooral met het oog op de uitkomst die men te 's-Hage er langde." Ook zij acht het wenschelijk om liever de duinwaterleiding le bevorderen. Nog stelt de commissie voor, „dat burg. en weth. worden uitgenoodigd om voor 1°. Mei 1870 een nieuwe organisatie voor te dragen (betrek kelijk het werken en eigen beheer, en het aan besteden) en daarbij het beginsel aan te nemen dat slechts in eigen onderhoud die werken ver blijven welke blijken zullen niet wel te kunnen worden aanbesteed, ten einde die met het jaar 1871 konde in werking gebracht worden." Van dediscussiën in den gemeenteraad te's-Hage, gisteren bij de behandeling der begrooting ge houden, is het volgende ook voor Leiden belang rijk: Bij de uitgaven werd de eerste belangrijke quaestie ter sprake gebracht bij post 82, onder houd van pompen en riolen. De heer Mock zag in de hernieuwde aanvraag van 5000 voor liet boren van wellen volgens Amerikaansche wijze een bedekte poging om de waterleiding op zijde te schuiven. Daarin werd hij versterkt door de uitdrukking in de memorie van toelichting op de begrooting, dat deze zaak naar het oordeel van B. en VV. nog niet rijp was. Bedacht spr. hierbij wat reeds nopens de water leiding was voorgevallen, dan achtte hij deze zaak integendeel zoo rijp, dat zij eerder dreigde rot te worden. Bovendien wenschte hij bij de reeds genomen proeven te berusten. Om van een en ander blijk te geven zou hij tegen den post stemmen. De voorzitter wedersprak de bedoeling om de waterleiding op zijde te schuiven, maar wees er al dadelijk op, dat de raad nooit een besluit tot aanleg van een waterleiding had genomen. 01' er een waterleiding zal komen, zou in een eerst volgende zitting beslist kunnen worden, want daarin zal het voorstel van den heer Vrolik ter tafel worden gebracht. Eu, werd dit werkelijk beslist, dan zou daarmede nog 3 jaren verloopen, waarin de algemeene gezondheidstoestand even min verwaarloosd mocht worden. De heer Stain zag met het vooruitzicht op het toegezegd ontwerp-rioolstelsel van den gemeente- architect, de noodzakelijkheid niet in nog gelden voor het maken van nieuwe riolen op de be grooting uit te trekken. De voorzitter gaf de verzekering dat eerstdaags dit ontwerp met het rapport van B. en W. en ook een van den generaal Delprat zou worden aangeboden. Hij kon daarvan reeds mededeelen, dat daarmede lange tijd en enorme kosten zou den gemoeid gaan. Nam dit nu weg de voorzie ning in de noodzakelijke behoeften door het aan leggen van nieuwe straten enz.? De heer Stam zou niettemin tegen stemmen. De heer Sypesteyn zou tegen dezen post stem men als een protest tegen de wijze waarop de waterleiding en de rioolquaestie steeds op den achtergrond zijn geschoven. Nadat nog eenige leden het woord hadden ge voerd werd een voorstel van den heer Mock, om bovenbedoelde 5000 te doen vervallen, verworpen, en daarna de post aangenomen. Als een voorbeeld van vlugge (ook grondige?) behandeling der gemeente-begrooting verdient vermelding, dat deze in éene zitting is afgehan deld. Deze werd geopend te 1 uur, verschillende stukken, die nog tot discussiën aanleiding gaven, werden eerst behandeld, en de vergadering was reeds zóo vroegtijdig geëindigd, dat het Vaderland gisterenavond het verslag in zijn geheel kon op nemen. Waar we dezer dagen aan he slot van onze tooneelbeschouwingen gewaagden van den ijver der directie, om Leiden's publiek steeds genot rijke avonden te verschaften, bevroedden we in het minst niet, dat genoemde directie de juistheid van onze bewering zoo spoedig door een nieuw bewijs zou staven. Verscheidene jaren achtereen reeds, werden pogingen aangewend, om het Hoog- duitsche opera-gezelschap van Rotterdam ook in den Leidschen Schouwburg te doen optreden Thans echter zijn, blijkens achterstaande annonce, die pogingen met een gunstigen uitslag bekroond en zal het Hoogduitsche opera-gezelschap Maan dag a. s. hier de Alcssandro Stradella van Von Flotow ten gehoore voeren. Groot zijn de kosten met eene dusdanige opvoering verbonden, uiaur de directie meende zeker er toe te mogen over gaan in vast vertrouwen op eene talrijke op komst van een publiek, dat zoo menigmaal toonde haar te willen steunen. We twijfelen dun ook niet, of het vertrouwen der directie zal niet be schaamd worden, vooral waar het eene Hoog duitsche opera-voorstelling geldt, reeds lang door zoo velen gewenscht. De rechtbank te Rotterdam heeft gis teren in hooger beroep uitspraak gedaan in de zaak der aanvaring van de stoomboot de Volharding. Gelijk men zich herinneren zal, is de kapitein van de stad Gouda door den kantonrechter tot eene gevan genisstraf van veertien dagen en een geldboete van f 100 veroordeeld. Bij de nieuwe behande ling dezer zaak trad Mr. H. J. Kranenburg als verdedigsr voor hem op en trachtte het niet be- wezene van beklaagdes schuld aan te toonen. De rechtbank leidde uit al de bewezen feiten en omstandigheden, in onderling verband en samen hang beschouwd, af, dat, zoo al wettig, althans niet overtuigend is bewezen, dat er, ter plaatse eu tijde voormeld, bij het naderen van de Volhar ding door de slad Gouda, ondanks de plaats gehad i ROMANESKE JONGE JUFVROUWEN. NAAR HET FRANSUH VAN JULES KERGOMARD. (Vervolg.) (Wij eindigen midden in een brief van Raoul Saülnier, waarin hij vertelde van intriges met mevrouw Bonnet. Hel einde van dien brief be helst hoe mevrouw Bonnet ten laatste hem in weinige woorden schrijft dat zij hem veracht. Hierop zendt Olivier Malet hem den volgenden brief AAN DEN HEER RAOUL SAULNIER. Slot Kervézec, den 28,le" Sep tember 185S. O gioja! Raoul kom toch schielijk! Laat die flauwe couquête van mevrouw Bonnet rusten, die u noch wezenlijk geluk, noch roem kan op leveren. Maar wacht u wel om de. vrouwen naar die eene te beoordeelen. Kom gauw 1 en hier zult gij wel moeten het hoofd buigen, o scepti cus! en aanbidden hetgeen gij gelasterd hebt. Ik zal u daarin voorgaan Die arme Renéel. Ik ben wel streng en boos tegen haar geweest maar aangezien zij zich op edele wijze heeft ge wroken, en aangezien ik er berouw over gevoel en haar vergeef, en haar liefheb, sedert dat zij heeftMaar ik kan u dat niet zoo terstond zeggen. Het hart is mij te zeer vervuld van ge luk dan dat een woord zou kunnen genoegzaam zijn t>m het uit te storten. Ik zou bovendien in eenige uren nog niet kunnen slapen. En daar heb ik nu Garlan voor een uur geleden verla ten oflicieël althans, want ik ben weer door het park binnengeslopen en door den bloemtuin blijven rondzwerven, zoolang voor een zeker venster een zwak licht bleef branden, voor mij schitterender dan alle sterren van het firmament. Het geluk hield haar, die dat vertrek bewoont, ins gelijks uit den slaap wakker. Ik zag haar be vallige gestalte onophoudelijk heen en weer gaan in de verlichte vierkante lijst, die op den overi gens donkeren gevel zich afteekende. Zij ging soms bij een tafel zitten, leunde daarop met hare ellebogen, en bleef zitten mijmeren met het hoofd in hare handen Ten laatste naderde zij het venster; langen tijd liet zij hare oogen op den schitterenden hemel rusten; zij legde hare handen kruisgewijze over haren boezem, alsof zij het kloppen daarvan wilde onderdruk ken, en zij fluisterde"mijn naam. Ik sprak daarop zachtkens den haren uit. Ken zwakke kreet ontsnapte haar. Hare oogen waren scherp gevestigd op het donker gebladerte, waarin ik verborgen was, en zij strekte hare armen uit lk heb de kracht gehad om weerstand te bie den aau de betooveriug, die mij tot haar trok, en zonder mij te vertoonen, zonder iets te zeg gen, ben ik heengegaan, omdat ik het oorbaar vond, hoezeer wreed, van mij niet bloot te stel len oin door eene ondoordachte handeling haar in opspraak te brengen, die ik toch den volgen den dag kon gaan bezoeken zonder hindernis en zonder dat er over zou gepraat worden. Ik ben dus wederom bezit gaan nemen van mijne vroe gere woning, en ik zal er van nu af blijven tot dat ik Garlan binnentreed, om van daar uiet weer te vertrekken dan in het bezit van mijne kostbare prooiMaar „morgen" zal nooit ko men, beste vriend, wanneer gij mij uiet veroor looft de uren te verkorten, die er mij nog van verwijderd houden, eu die ik wil besteden om u den even gelukkigen als onverhoopten afloop van mijn roman te verhalen. Och! wees maar gerust, wat er ook moge gebeuren, die roman is te schoon om niet de laatste te zijn. Gisteren was ik te Morlaix, waarheen ik was teruggekeerd 's anderendaags na dien waarop ik u schreef, zonder dat ik Jane had kunnen we derzien, en waar ik sedert gebleven was onze ker, bedroefd, moedeloos, ontevreden op mij zei ven, daar ik niet kon besluiten óf om te hande len óf om te vertrekken, en ontevreden op Jane, wier houding tegenover mij gedurende mijne herstelling, en sedert ik Kervézec verlaten had, mij, zoo op een afstand beoordeeld, al meer en meer raadselachtig toescheen. Hoewel het vooruitzicht van Iienée weer te zien eene ofiicieele visite op Garlan voor mij weinig aangenaam maakte, vond ik toch dat Jane mij daarheen had moeten lokken, aange zien zij mij niet verborgen had dat de meening van lord Hzulk een groote verandering had teweeggebracht in de gezindheden mijner tante te mijwaart. Zij was dus niet verlangend mij weer te zien, en zij wilde waarschijnlijk vermij den om mij gelegenheid te geven van haar dat gene te zeggen, wat zij met weerzin aanhoorde. De slotsom van al dat geslingerd zijn tusschen hoop en vrees, dat nog meer smartelijk was dan kinderachtig, bleef: dat ik niets deed, omdat ik niets wist te doen, en er was geen enkele re-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1869 | | pagina 1