N° 2978. Maandag A°. 1869. 25 October. LEIDSCI DAGBLAD PBIJS DEZER COURANT. Voor Leiden per 3 maanden3.00. Franco per post3.85. Afzonderlijke Nommers0.05. Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen, uitgegeven. PRIJS DIE Ft ADVKRTKNTIKN. Voor lederen regel0.15. Grootere letter naar de plaatsruimte die zij beslaan. Lelden, 23 Oclobcr. De jaarlijks te behandelen Staatsbe- grooting geeft gelegenheid, om de merkwaardigste deelen van het algemeen bestuur, met de inzich ten, die de regeering en de volkstegenwoordiging daaromtrent hebben, te leeren kennen. Was men algemeen meer op de hoogte er van, wist men waarvoor ieder zijn deel in de belasting betaalt, het zou dan ten gevolge hebben, dat velen die belasting niet langer beschouwden, als een jaarlijksche uitgave, waarvan hij geen genot heeft, als een last, waaraan geene lusten verbonden waren maar als eene uitgave, niet minder noodzakelijk dan de uitgaven voor onze eerste levensbehoeften. Dat het geld door de regeering in 's lands belang wordt uitgegeven weten wij wel, maar de conslusie er uit te trekken, dat wij dan ook allen, naar onze vermogens, daartoe behooren bij te dragen, zien wij gaarne voorbij. Wij weten wel dat het eene verplichting is, die ons niet alleen door de wet opgelegd wordt, maar die wij ook aan elkander verschuldigd zijn, en dat, wat de eene te weinig betaalt, gedragen wordt door een ander maar is de overtuiging er van algemeen In de vrije stad Bremen bestond nog voor eenige jaren de gewoonte, dat de belastingen geheel vrijwillig werden opgebracht: een bus was voor het Raadhuis geplaatst, en ieder bracht daarin, wat hij vermeende te moeten opbrengen. Jaarlijks bedroeg de aldus bijeengebrachte som meer dan de raming. Hoe zou het gaan, wanneer in ons land dat systeem werd toegepast? Een algemeene kreet van verontwaardiging gaat er op, als er hetzij voor gemeente- of voor staatsbelangen van verhooging der belastingen sprake is, en men doet het voorkomen, alsof zelfs een geringe verhooging de meesten moet ruï neeren. Men vraagt er niet eens na, waarvoor het noodig is en het is alsof wij nog in een tijd leven, toen het geld door de onderdanen op gebracht voor het persoonlijk gebruik van den vorst strekte. De onwil van onze voorvaderen, om lasten te dragen, waar tegenover hoegenaamd geen genot stond, was zeker billijk. In onze dagen kan het alleen aan bekrompenheid eu gierigheid worden toegeschreven, wanneer men klaagt over lasten, die ieder voor het algemeen welzijn moet opbrengen. Zijn de belastingen niet billijk verdeeld, en betaalt niet ieder naar zijn vermogen, maar de een te veel en de ander te weinig: vele wegen staan er open om tot verbetering aan te dringen. Het kennisnemen van de bcgrooting heeft dan dit nut dat men zich op de hoogte stelt van de wijze, waarop de belastingen gebruikt worden. Het is noodzakelijk, dat de grootst mogelijke zui nigheid in acht worde genomen, doch er behoort tevens zorg gedragen te worden, dat geene nood zakelijke uitgaven achterwege blijven want ook hier kan de zuinigheid ook wel eens de wijs heid bedriegen. Maar hoofdzaak blijft het in dezen dat men niet angstvallig na gaat cijferen, welke, voordeelen ieder voor zich geniet van deze of gene uitgaaf. Zij strekken allen tot het welzijn en de ontwikkeling van dat groote lichaam, waar van alle Nederlanders de leden zijn, en dat heet: de Nederlandsche Staat. Onze eerste beschouwingen betreffen reeds da delijk een onderwerp, dat schijnbaar voor wei nigen der ingezetenen nut aanbrengende, toch in waarheid indirecte voordeelen geeft, waarmede niet alleen de eer en de waardigheid van onzen staat ten nauwste verbonden zijn, maar welke ook voor de materieele belangen der natie nood zakelijk zijn. Wij bedoelen de uitgaven, genoemd onder het departement van Buitenlandsche Zaken, het 3e Hoofdstuk der Staatsbegrooting. Bij dit Hoofdstuk komt deze vraag in de eerste plaats te pas, wat is het nut der diplo matie? Het denkbeeld, door enkelen reeds vroe ger meermalen voorgestaan, dat de diplomatie in onze dagen van spoorwegen en telegraphen wel gemist kan worden, wordt in het voorloopig ver slag weder ter sprake gebracht, en „opnieuw werd de meening voorgestaan, dat het bij de verbeterde middelen van gemeenschap en het snelle vervoer van brievenen dépêches althans voor een kleinen staat zooals Nederland niet meer noodzakelijk is om vaste gezantschappen aan alle groote vreemde hoven gevestigd te houden." Naar onze meening is deze zienswijze onjuist: wat de toekomst zal baren, of eenmaal het ge bruik zal ophouden om vaste diplomatieke agen ten in het bnitenland te hebben, is eene andere vraag. Voor 't oogenblik in de gegeven om standigheden gelooven wij dat de kleine sta ten door het afschaffen hunner gezantschappen een evenzeer gevaarlijke als hoogstinpolitieke daad zouden begaan. Zij zouden een voortreffelijk argu ment leveren aan diegenen, welke hun bestaan in het Europeesche staatsleven geheel willen negee- ren; zij zouden aan de o. i. volkomen onjniste onderstelling die in de praktijk gehuldigd is geworden, voedsel geven, dat het de groote mogend heden en de groote mogendheden alleen zijn,die over het lot der volkeren te beslissen hebben. Wij behooren acht te doen van ons bestaan aan de verschillende Europeesohe hoveD dat zal ons dat bestaan waarborgen. Wij behoeven knappe diplomaten, die het bij de vreemde hoven toonen, dat de groote staten niet het monopolie van staatsbeleid en politiek inzicht hebben. Er kan wellicht een tijd komen, wanneer eenmaal da gewapende vrede zal plaats gebracht hebben voor een toestand, waarin de overmacht van het zwaard niet alles vermag dat de kleine staten een meer werkzaam deel in de Europeesche politiek verkrijgen. Zij behoeven althans die middelen niet weg te werpen, waardoor zij thans nog invloed kunnen hebben. Gezanten, die in de hoogste kringen toegang hebbeu, die zich door kennis en goede vormen, door takt en bekwaamheid onderscheiden, en daarnaast Consuls, bekend met de behoeften van handel en industrie ten onzent, die én op de plaats zelve waar zij zich bewegen onze belangen behartigen, en door het mededeelen van hunne berichten, onzen handelaars en industrieelen een niet tej hoog te schatten wegwijzer verschaf fen ziedaar naar ons oordeel de vereischten van eene behoorlijke vertegenwoordiging van ons land in het buitenland. Dr. W. F. Koppeschaar zegt in zijn aan den gemeenteraad van 's-Hage ingezonden rapport over het door hem ingesteld scheikundig onder zoek van het water van zeven Nortonscbe putten en van de pompen van den Kneuterdijk en de St.-Annastraat bij de Drie hoekjes o. a.: „Door mij en eenige andere personen, onaf hankelijk van elkander, kon alleen aan het wa ter van het Buigensplein eenige reuk opgemerkt worden, evenwel niet te ouderscheiden van wel ken aard. Wat den smaak betreft, daaromtrent is moielijk een bepaalde uitspraak te doen. ik voor mij vind den smaak goed. Wanneer men let op het geringe gehalte aan vaste stoffen, dan moet de smaak wel verschillen bij dien van de wateren der beide gewone pompen. Ik kan er geen bijsmaak aan bespeuren, afkomstig van de eene of andere schadelijke zelfstandigheid." Zijn bevinden resumeerende, eindigt de heer K. zijn rapport met deze woorden „Verder keur ik deze Nortonsche wateren be ter dan Maaswater gefiltreerd door grint, want dat bezinkt op zich zelf niet door den half opge- losten toestand der daarin aanwezige overblijfse len van dierlijken aard. „In vergelijking met duinwater, verzameld op een geschikt terrein, vrij van veen, staat het daarmede nog achter, daar zulks dan genoegzaam regenwater is, waarin door het aanwezige kool zuur bijna alleen koolzure kalk uit den zandi- gen bodem is opgelost." De N. B. Ct. geeft het plan aan 0111 een mail dienst in te richten van Vlissiugen op Engeland, en meent dat zoodanige stoom bootdienst, wan neer hij in verhand wordt gebracht met expres- treinen, spoedig de lijn Calais-Dovres zou doen vervallen. De maildienst tusschen die havens gaat des winters slechts tweemaal's weeks, terwijl hij over Vlissiugen onafgebroken zou kunnen varen. Als eene bijzonderheid, omtrent de veel be sproken beschuldigde, kan de Arnh. Cl. nog mee deden, dat inevr. Saportas na de uitspraak van den Hoogen Raad, dadelijk op vrije voeten gesteld zich te Batavia op een goeden voet metterwoon heeft gevestigd en zich onbeschroomd overal vertoont. Tijdens hare preventieve gevan genis heeft zij kennis gemaakt met den heer S., laatst chef van het telegraafkantoor te Batavia, die tot eenige jaren gevangenisstraf was veroor deeld wegens verduistering van gelden en valsch- heid in geschrifte. Aan dezen heer heeft mevrouw de weduwe Saportas zich verloofd. Zij bezoekt haar beminde geregeld in haar vroegere gevan genis, en hoopt het volgend jaar zich met hem zoodra zijn straftijd geëindigd is in den echt te vereenigen. Hedenvoormiddig is een opzichter der tim merlieden, genaamd J. Steeuwijk, van het alhier in aanbouw zijnde Nosocomium van een der bo venste verdiepingen gevallen. De ongelukkige heeft aan het hoofd belangrijke verwondingen beko men en was door bloedverlies geheeljbuiten ken nis. Hij is onmiddellijk naar het ziekenhuis over gebracht. Gedurende deze week zijn dagelijks in het werkhuis alhier opgenomen van 126 tot 110 vol wassen personen en van 52 tot 69 kinderen. Z. M. raderstoomschip de Valk, onder bevel van den kapitein-luitenant ter zee N. M. J. Kroef, is, blijkens een bij het Departement van Marine in gekomen telegram, den 21,tc" dezer te Gibraltar aangekomen. Dat stoomschip zou onmiddellijk zijne reis naar Brindisi voortzetten. Z. M. heeft benoemd tot burgem. der gemeente Enschedé J. P. Sprenger van Eyk; aan Mr. E. Zilcken, hoofdcommies bij het Dep. van Buitenl. Zaken, vergunning verleend tot het aannemen en dragen der versierselen van offic. der Leopolds orde, hem door Z. M. den Koning der Belgen geschonken; aan Mr. J. J. Van Deinse,gew.pres. der arrond.-rechtb. te Goes, pensioen verleend ten bedrage van 931 'sjaars. Katwijk, 23 October. Met groote belangstelling heeft men in deze gemeente vernomen, dat bij dc regeering het voornemen schijnt te bestaan, om na deswege gedaan voorstel van den kom- mandant der dd. schutterij te 's-Hage (zie Han delsblad eu Vaderland van gisteren), de wapenen van de dd. schutterij te Scheveningen te doen inleveren en de oefeningen op te heffen, welke toch door de visschers, ten gevolge van hun ge durige afwezigheid, zelden worden bijgewoond. Ook in deze gemeente bestaat eene actieve schut terij, ook hier kunnen de visschers, omdat zij af wezig zijn, geen deel nemen aan de oefeningen redenen waaraan dan ook waarschijnlijk toe te schrijven is, dat er dit jaar zoo uiterst weinig oefeningen gehouden zijn. Zoo er nu ook uit deze gemeente een dergelijk verzoek gedaan wordt, verwachten wij van de tegenwoordige, regeering .consequentie in hare handelingen. Wat zij aan Scheveningen in dezen zal toestaan, zal zij aan Katwijk niet weigeren, vooral ook omdat de finan- tieele toestand dezer gemeente, de last alhier nog zwaarder doet drukken, en het geacht gemeen tebestuur en de ingezetenen bij het oprichten der actieve schutterij, de regeering er reeds op ge wezen hebben, dat met het oog op de voortdu rende afwezigheid van zeer vele schutters de oefeningen tot niets zouden leiden, tenzij tot nuttelooze uitgaven Amsterdam, 21 October. Hedenavond is in Felix ilerilis een belangrijk debat gehouden over de Amerikaansche stoomvaart. Het werd ingeleid door Dr. Hubrecht met een overzicht van de ge schiedenis der stoomvaart, die de voor- en na- deelen van het Rotterdamsche en van het Am- sterdamsche plan uiteenzette. Kapitein Janssen was wegens ongesteldheid afwezig. Aan het de bat namen deel de heeren Von Hemert, Ramann, en Betz, die voor het plan der Nederlandsche Stoomboot Maatschappij spraken. De heer Plate uil Rotterdam, sprak voor het Rotterdamsche plan; baron Mackay verdedigde Vlissingen als uitgangspunt, om de concurrentie -met Antwer pen en zijne ligging. Het debat liep voorname lijk over de keus der schepen. Haarlem, 22 October. De onlangs bij het 3de reg. huzaren alhier vastgestelde gecombineerde cursus, ter opleiding van onderofficieren tot offi cieren der cavalerie, zal den lsten der volgende maand een aanvang nemen. Daarbij zijn tot on derwijzers benoemdde 1ste luitenant P. J. Wijnstroom en J. A Ort, van het 2de regiment huzaren; de 1ste luitenant Jhr. J. Van Wijck, van het 3de reg. huzaren; de 2de luitenant E. A. Wupperman, van het 2de reg. huzaren; en voor het onderwijs in de paardenkennis de paardenarts der 1ste klasse J. J. Van Laar, van het 3de reg. huzaren. 's-Gravenhaoe, 23 October. Voor den Hoogen Raad der Nederlanden (Burg. Kamer) werd ge pleit in een geschil dat zich niet dikwerf voor doet. De advocaat Mr. L Wenmaekers te Maas tricht had n.l. in Januari 1854 met zekere ge zusters Roozeboom en van zekeren Haanbeukers last gekregen, om voor hen te voeren twee pro cessen. Het eerste proces doorliep twee instantiën, het tweede werd in éene instantie afgedaan. Ge noemde advocaat declareerde voor het eerste pro ces eene som van f 239.50', voor het tweede 123.S9, alzoo te zamen 363.39®. Daaronder wa ren behalve zijn salaris nog begrepen verschil lende verschotten. Na bovenbedoelde personen in der minne te hebben aangesproken om te be talen, vroegen zij herhaaldelijk uitstel, zonder dat echter de betaling volgde. Eindelijk besloot de tegenwoordige eischer, Mr. Wenmaekers, zijne cliënten in rechten te vervolgen, op de wijze voor advocaten voorschreven, en dus niet bij ge wone dagvaarding. Op 3 Januari 1867 deed hij dan ook zijne de claratie aan de verweerders in deze beteekenen die echter antwoordden: „ik ben niets schuldig," onder beroep op verjaring, daar eene declaratie van een advocaat na twee jaren zou verjaren. De rechtbank te Maastricht wees echter het verzet der verweerders af. Van dit vonnis kwa men zij in appèl, steeds ageerende met de excep tie van verjaring. Het Hof in Limburg verklaarde de appèllanten ontvankelijk in hun appèl (de eischer beweerde dat van het vonnis der recht bank geen appèl was toegelaten) en oordeelde tevens de meergenoemde exceptie alleszins ge grond, zoodat werd uitgemaakt dat de vordering van Mr. Wenmaekers was verjaard. Door den advocaat Mr. J. G. Rochussen, namens den heer Wenmaekers in cassatie optredende, werden 4 middelen van cassatie ontwikkeld. Deze middelen werden door den advocaat des ver weerders Mr. A. P. Th. Eyssell bestreden. H. M. de Koningin is gisterenavond ten halfacht met een extra trein iu deze residentie teruggekeerd. Zooals men weet heeft H. M. eenige weken bij Hare bloedverwanten in Wurtemberg doorgebracht. Gedep. Staten der prov. Zuid-Holland heb ben gemeenschappelijk met de Gedep. Staten der prov. Utrecht, iu de vergaderingen van 16 en 28 September jl. vastgesteld een besluit betreffende de invoering der wijzigingen van het reglement van het waterschap de Hooge Boezem achter Haastrecht, goedgekeurd bij Zr. Ms. besluit van 19 December 1868, n°. 12. Daarbij is bepaald, dat de wijziging gebracht in de artt. 2 en 7 van het reglement voor het waterschap de Hooge Boezem achter Haastrecht van 4)7 November 1868 zal in werking treden op 1 November 1868. Bij de stemming op Donderdag-avond in den Kou. Franschen Schouwburg gehouden, ten aanzien der toelating van mademoiselle Nancy Courtade, seconde dugazon, des premières au besoin, zijn uitgebracht 19 stemmen vóór en 5 tegen, zoodal mademoiselle Nancy Courtade is aangenomen. De winter inschrijving voor de Ned. Ilerv. gemeente alhier, heeft voorloopig opgebracht f IS,460.72®. Het provinciaal gerechtshof iu Zuid-Holland heeft gisteren J. v. B. te Gorcum schuldig verklaard aan het desbewust gebruik maken van een stuk waarin valschheid begaan was, eu hem te dier zake veroordeeld tot vijf jaren tuchthuisstraf. Schkveningex, 22 Oct. In den avond van den 18J™ dezer is door inklimming en door het ver brijzelen van een glasruit alhier diefstal gepleegd ten huize van mej. de wed. P. Koremans, terwijl deze uit was en 't huis alleen gelaten had; een paar vrouwenkleedingstukken en het gouden slot van een kerkboek werden ontvreemd. De verdachte, een vreemdeling, Muller genaamd, die zich een paar weken in den Haag schijnt te hebben opgehouden, is aldaar door den inspec teur Merts gevat en later door den heer commis saris van politie van Schoonhoven overtuigd, dat hij zich aan den diefstal dier voorwerpen (welke hij in de stad verkocht had) had schuldig ge maakt. Aanvankelijk ontkende hij halsstarrig, doch toen gemelde commissaris den dader een paar in den tuin gevonden en achtergelaten voe ten van kousen vertoonde kon hij zijne ontken ning niet langer volhouden. Men gist, dat M,

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1869 | | pagina 1