N°. 2976.
Vrijdag
A°. 1869.
22 October.
Feuilleton van het „Leidsch
Dagblad".
LEIDSCH
DAGBLAD.
PRIJS DEZER COURANT.
Voor Leiden per 3 maanden3.00.
Franco per post3-85.
Afzonderlijke Nommersn 9-95.
Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering van
Zon- en Feestdagen, uitgegeven.
PRIJS DER ADVERTENTIBN.
Voor iederen regelƒ0.15.
Grootere letter naar de plaatsruimte die zy beslaan.
Lelden, 21 October.
SCHOOLVERZUIM.
De heer G. B. Lalleman, hoofdonderwijzer te
Moordrecht, heeft onlangs een brochure uitgege
ven over het schoolverzuim in Nederland. De ontzet
tende cijfers iu het jongste regeeriugsverslag
daaromtrent voorkomende geven hem aanleiding
om met warmte het plan der stichting van een
schoolverbond te ondersteunen.
In waarheid is het hoogstbedroevend, wanneer
men ziet dat er van de 451,823 kinderen, die
van 6 tot 11 jaar de dagschool konden bezoe
ken, er 112,965 daar gemist worden. Er is in
de laatste jaren zooveel voor het ouderwijs ge
daan, en toch bestaat het schoolverzuim nog in
die mate! Want, al behoort ook dit cijfer ver
minderd te worden met het getal van hen, die
huisonderwijs genieten, om het ware cijfer van
het aantal kinderen te vinden dat in het geheel
geen onderwijs geniet, zoo blijft er toch voorze
ker een verbazend hoog cijfer over.
Met vereende krachten behoort men dus dit
kwaad te bestrijden. Over de middelen daartoe
leze men, wat de heer Lalleman, uit zijne onder
vinding daarover schrijft: „Men bedriege zich
niet en houde het er niet voor, dat men voor
hen, die te weinig en voor hen, die in het geheel
niet ter school komen, hetzelfde zal moeten doen.
Niemand meer dan wij juicht den ijver toe, die
er te Kampen, te Deventer en op zoo vele plaat
sen reeds bestaat; doch, als wij letten op de mid
delen, die op de meeste plaatsen thans aangewend
worden, dan durven wij met bescheidenheid en
met de hoogste belangstelling voor het pogen
vragen, dat men daar eens bedaard onderzoeke
hoevelen er nu al door tot de school gebracht
zijn van degenen, welke haar nimmer bezochten.
Wij zullen ons verblijden, zoo het aantal groot
is; doch wij houden het voor zeker dat het werk
slechts voornamelijk invloed zal uitgeoefend heb
ben in den kring van hen, die het onderwijs
slechts van tijd tot tijd verzuimden. Verre van
ons dat wij dit ook niet zouden willen ook dat
kwaad mag niet langer ongestoord blijven be
staan; doch wij wijzen er hier met ernst op dat
men bij het onderzoek en bij de beraadslaging
wel degelijk het onderscheid in het oog houde
tusscheu hen, die zich aan Volstrekt en hen, die
zich aan Tijdelijk schoolverzuim schuldig maken.
Indien men de oorzaken en den aard van dit
verzuim voor dezelfde zou willen houden, men
zou zich in ons oog ontzettend bedriegen."
„In onzen kring woedt het volstrekt schoolverzuim
door den arbeid in de fabrieken, hetzij lijnbanen,
hetzij steenbakkerij. De eersten nemen de kleinen
op vijfjarigen leeftijd reeds in beslag, en die
ongelukkigen zijn op den dag geen oogenblik van
hun werk te krijgen; met moeite worden zij in
de vijf wintermaanden, en dat nog zeer afgebro
ken, des avonds van 7 tot 9 uren in de school
te samen gebracht, om, na van zes uur in den
morgen gearbeid te hebben, nog eenig onderwijs
te genieten. Wat is er nu in al die jaren
echter hier gedaan, om het verzuim bij dezen te
verhelpen? Bijna al die middelen, welke wij da-
gelijks hooien aanprijzen, zijn beproefd. Wij had-
den altijd eene ruime gelegenheid tot kosteloos
onderwijs; wij voegden er gestadige opwekking
aan toe door huisbezoek; wij hebben commissiën
gehad voor verzuim; het heeft bij ons niet ont
broken aan schoolfeesten, openbare lessen, prijs-
uitdeeling, kleederuitdeeling, spijsuitdeeling, nuts-
lezingen enz. En wat heeft dit alles uitgewerkt?
Wij moeten erkennen dat het vaak goeden in
vloed uitoefende op hen, die ongeregeld de school
bezochten doch voor hen, die in de fabriek, en
gedeeltelijk op het land werken moesten, wij
kunnen het niet zwijgen, heeft het bijna niets
gegeven. Zoolang dan ook de fabrieken en de
landbouw blijven roepen, en dit ongestoord mogen
doen: Wij behoeven in ons tijdelijk belang kin
derhanden, en zoolang de arbeider het brood door
de kinderhand gewonnen niet missen kan en ook
niet wil, zullen al deze middelen wel baten voor
het Tijdelijk schoolverzuim, doch niet voor het
Volstrekte, dat grootendeels uit den arbeid voort
vloeit."
Toch aarzelt de schr. om schoolplichtigheid
aan te bevelenhij verlangt, in afwijking met
de commissie tot onderzoek naar den arbeid der
kinderen in de fabrieken, dat de arbeid der kin
deren in de fabrieken en op het veld spoedig
geregeld worde.
„Wij weten, zoo zegt de schr. ten slotte, hoe
bedoelde commissie zich sterk tegen die regeling
verklaart en op kiachtigen toon het woord school
plichtigheid heeft uitgesproken. Wij danken haar
dat zij bepaald hare meening uitgedrukt heeft.
Moeten wij tot schoolplichtigheid komen, dat het
echter zij met volle overtuiging, en wij daartoe
dan ook de uitkomsten der andere middelen eer
lijk aangeven of zoeken. Tot dat werk zijn geen
jaren meer noodig; het is onze geveste meening
dat de zaak spoedig kan beslist worden."
Dit laatste beamen wij geheel: laten wij alle
middelen, die ons ten dienste staan, beproeven
voordat wij eeue algemeene schoolplichtigheid
gaan invoeren. De bezwaren hieraan verbonden
telle men niet te licht!
Allertreurigst is het verschijnsel dat er nog zulk
een aanzienlijk getal kinderen van onderwijs ver
stoken is. Van ganscher harte juichen wij het plan
van het schoolverbond toe: om middelen te bera
men, ten einde te zaïnen dit kwaad te bestrijden
Maar men grijpe niet op eenmaal, omdat het jaar
1867 zulke treurige resultaten heeft opgeleverd, naar
het uiterste middel. Wij mogen niet voorbijzien.dat
wij vooruitgegaan zijn; dat sinds de wet van 1857
niet alleen het onderwijs is verbeterd, en de scholen
zijn toegenomen, maar dat ook het aantal school
gaande kinderen vrij belangrijk is vermeerderd.
In 1857 bezochten er op de 19,000 inwoners 1139
kinderen de dagschool, en in 1867 1297.
Die vermeerdering moest veel grooter zijn. Het
werken van kinderen in de fabrieken moet daarbij
geregeld worden. Maar zien wij dezen vooruit
gang, dan mogen wij er nog niet aan wanhopen,
om verder te komen, zonder daarom op eenmaal
de schoolplichtigheid met al hare nadeelen, en
met al de bezwaren, die zij met zich zou bren
gen, in te voeren.
Door de K.-K. Academie van Wetenschappen te
Weenen werd dit jaar uitgeloofd een prijs van
11.150 voor ieder die ineen van de drie eerstvolgende
jaren eene nieuwe komeet zoude ontdekken, in
dier voege dat deze moet behooren tot de eerste
acht die in dat jaar ontdekt worden. Het eerst
werd deze belooning verdiend door den heer
Temple, directeur van het observatorium te Mar
seille, die den 9den October 's morgens vroeg eene
komeet opspoorde in het sterrenbeeld de Maagd:
de rechte klimming dezer komeet is 10 uren en
de afwijking 1 graad.
De tooneelisten van den Rotterdamschen schouw
burg gaven gisterenavond de aangekondigde bui
tengewone voorstelling, bestaande in Een blaadje
papier en Een zwavelstok lusschen twee vuren. Uitvoe
ringen als die van gisterenavond maken de taak
van den verslaggever gemakkelijk, want dat
verslag behoeft niets meer te zijn dan éene lof-
betuiging, waar het geheele publiek, dat de voor
stelling bijwoonde, voorzeker mede instemt.
We zeiden het reeds vroeger: in Een blaadje pa
pier beweegt Sardou zich weer geheel op zijn
eigen terrein, en, hoewel het stuk zelve niet on
der zijn beste producten kan gerekend worden
en de intrige niet veel om het lijf heeft, is de
bewerking van het geheel zoo lief en zoo gea
cheveerd, is het ensemble zoo volkomen, dat het
niets te wenschen overlaat. Onder de vertooners
waren het in de eerste plaats de heer Moor en mevr.
Corijn, die vermelding verdienen; maar wemo
gen ook den verschuldigden lof niet onthouden
aan den heer en mevr. Albregt, zoomede aan de
overige leden van het gezelschap, die er toe me
dewerkten een goed geheel te leveren.
De algemeene tevredenheid waarvan het pu
bliek de blijken gaf, zoowel wat het voorstuk als
het werkelijk aardige nastukje betrof, dat vlug
werd afgespeeld, doet ons gelooven, dat we in
veler geest spreken, als wij de ijverige directie
aansporen, ons dikwijls te vergasten op voorstel
lingen van het Rotterdamsche tooneelgezelschap.
De werkzaamheden van de beroemde kunst
schaatsenrijders en dansers niej. Leopoldine Adac-
ker en den heer Horatio Syr droegen ook luiden
bijval weg en verdienden die ook in alle opzichten.
De zaal was vrij wel bezet; de loges echter
schijnen in Leiden voornamelijk te zijn aange
bracht omdat ze nu eenmaal in een goed-inge-
richten schouwburgzaal behooren: als gewoon
lijk, waren ze ook nu slecht bezet.
Ook de heer Mr. C. C. E, d'Engelbronner, se
cretaris van de Vereeniging van en voor Industri-
eelen, heeft de eer genoten eene uitnoodiging te
ontvangen tot bijwoning der beraamde vergade
ring te Kaïro en de opening van het Suez-kanaal,
maar hij heeft daarvoor moeten bedanken, aan
gezien op 17 Nov. a. s. in de residentie eene andere
plechtigheid - de onthulling van het monument ter
herinnering aan 1813 - te wachten staat, die
hij hoopt bij te wonen.
Het Rotterdamsche Comité tot daarstelling eener
stoombootvaart op Amerika, zou meldt de
Rotterdamsche Courant haar plannen hebben
opgegeven; wij zijn in staat gesteld de verzeke-
riug te geven, dat dit bericht geheel onwaar is, en
dat integendeel met kracht aan de uitvoering van
het plan wordt gewerkt. (Vad.)
Zr. Ms. fregat met stoomv. Admiraal Van VVasse-
naer, onder bevel van den kapit. t. z. E. R. Toe
Water, is, blijkens een bij het Depart, van Ma
rine ontvangen telegram, den 18d™ dezer van
Gibraltar naar Malta vertrokken.
Ingevolge de door Het Vaderland ontvangen uit
noodiging van Z. H. den Onderkoning van Egypte,
zal de redactie van dat blad bij de plechtige
opening van het kanaal van Suez worden verte
genwoordigd door den heer Mr. H. Hartogh Heys
van Zouteveen, phil. nat. doctor, lid van den ge
meenteraad te Delft.
Aan II. J. T. Van Oldenbarneveld genaamd
Witte van Tullingh, attaché-honorair bij het
Nederl. gezantschap bij het Hof van België, is
vergunning verleend tot het aannemen en dragen
der versierselen van ridder der Leopoldsorde,
hem door Z. M. den Koning der Belgen ge
schonken.
Aan Dr. W. J. A. Jonckbloet, lid van de Tweede
Kamer der Staten-Generaal, te 's-Gravenhage, is
vergunning verleend tot het aannemen en dragen
der versierselen van officier der Leopoldsorde,
hem door Z. M. den Koning der Belgen ge
schonken.
Aan H. Scott is, op zijn verzoek, eervol ont
slag verleend als Nederlandsch-eensul te L'al-.ïdc,
voor Zuid-Australië.
Als leerlingen voor de telegralie zijn toegelaten:
G. L. Grietee, klerk te Amsterdam; H. W. Van
Pesch, te Deventer; F. W. Brug, klerk te Har-
lingenF. K. C. Kahle, klerk te 's-Hertogenbosch
F. Allen, te Groningen; F. A. Van Suchtelen Jr.,
te Amsterdam; T. Blaauw, klerk te Rotterdam;
C. Koorn Jbz., klerk te Leeuwarden; A. F. Van
Lottom, klerk te Amsterdam); H. I). Monkhorst,
klerk te AmsterdamC. A. Spruyt, klerk te Rot
terdam; D. R. Van Urk, klerk te Amsterdam;
A. C. Van Heelsbergen, klerk te Dordrecht; J.
II. Van Grafhorst, klerk te Nijmegen; J. Bos
boom, klerk te Amsterdam.
's-Gravenhaqe, 20 Oct. Het Chineesche gezant
schap, onder leiding van den heer Burlinghame
(vroeger Amerikaansch gezant te Peking), wordt,
naar men mededeelt, op aanstaanden Maandag al
hier verwacht. Het zal zijn intrek nemen in het
hotel Billevue.
Bij het alhier gehouden najaarsexamen voor
het lager onderwijs zijn geëxamineerd: Onder
wijzeressen: Fransch 22, toegel. 16; hoofdonder
wijzeressen 10, toegelaten 8, de dames Elshof,
ROMANESKE JONGEJUFVROUWEN.
NAAR HET FRANSCH VAN
JULES KEROOMARD.
(Vervolg.)
aan den heer olivier malet.
Den 27"e* September.
Kom morgen op Kervézec. Ik zal u daar af
wachten, van éen uur af in den namiddag. Ik
dring er niet op aan; maar het is hoog noodig
dat ik u spreek, en ik reken op u.
jane.
aan den heer olivier malet.
Parijs, den 27"™ September 1858.
Mijn koffer staat gepakt, en binnen twee uren
ga ik op reis; alleenlijk weet ik nog niet of
het zal zijn naar Bretagne of naar Amerika. Ik
scherts niet, daartoe heb ik weinig lust. Mijn lot
is in handen van eene Voorzienigheid die on-
goedertieren genoeg is om mijne wenschen te
verhooren met het eenige doel om mij dol te
maken.
Gij begrijpt misschien reeds van zelf dat ik
mevrouw Bonnet bedoel, en dat is al te gemak
kelijk te raden dan dat daarin eene reden zou
liggen om u geluk te wenschen met uwe scherp
ziendheid. Gij weet dat, nadat wij eerst vijanden
geweest zijn, wij daarna vrienden zijn gewor
den zonder dat wij elkaar daarom te liever
hadden, integendeel! En thans hebben wij nog
maar éen stap te doen om gelieven te worden;
en het is juist die stap, waarvoor ik reeds sinds
eenigen tijd met schrik terugdeins, maar die
toch onvermijdelijk zal moeten gedaan worden,
indien zulks namelijk goeddunkt aan haar, aan
wie ik, wel zeer mijns ondanks, mijn levenslot
heb toevertrouwd. Ik zou een groot aantal mij
ner vrienden kunnen opnoemen, die hartelijk
zouden lachen, wanneer zij mij zoo ongelukkig
zagen vanwege een vooruitzicht, dat anderen
hoogelijk verblijd zou maken. Maar het is des
niettemin waar dat het geluk, waarmee ik be
dreigd word, mij in 't geheel niet in verrukking
brengt, en dat het integendeel, hoe meer het
nabij komf, mij eene verschrikkelijke vrees aan
jaagt. 't Is zeker alleraardigst uit de vèrte
gezien om zoo de minnaar te wezen van een
jong, schoon, geestig, rijk vrouwtje en dat erg
in de mode is, en ik heb, evenals zoovele ande
ren, ook allerdomst daarvan gedroomd maar
dat ding heeft van nabij bekeken zijne
eigene kleine onaangenaamhedenDus om
daaraan zoomin mogelijk te denken, nu het te
laat is, wil ik liever, terwijl ik mijn vonnis zit
af te wachten, u verhalen, hoe de zaken dien
loop genomen en mij tot dit punt gebracht
hebben.
Ik zei het u wel, ongeveer eene maand gele
den, van Marcelle sprekende, die weigerde om
bij mij te komen„Zij zal wel komenEn, he
laas zij is gekomen, en juist van haar eerste
bezoek, dat de aanvang van mijn geluk had
behooren te zijn, dagteekenen nu integendeel al
mijne ergernissen. Eerst bemerkte ik zulks in 't
geheel niet, ik moet het bekennen. Het begin
dier soort van avonturen heeft altoos eene zekere
prikkelende aanlokkelijkheid, waardoor men be
let wordt aan de gevolgen te denken. Men komt
zoo bij u, als bij een broeder, aan wien men
gaarne zijne vreugde en zijne smart zijne
smart vooral vertelt, omdat men er zeker van
is dat hij datgene begrijpen zal, wat de echtge
noot nimmer in staat zal zijn van te begrijpen
daartoe is hij wat al te veelechtgenoot!
Maar omdat men tegen een broeder niet wan
trouwig is, durft men zich met hem wel van
die kuische liefkoozingen veroorloven. Hoe on
gelukkiger men zich gevoelt bij het binnenko
men, des te teederder en veelbeteekenender is de
eerste handdruk, en des te welsprekender is de
droefheid van den blik. Men is met zooveel
haast gekomen dat het harte klopt alsof het
bersten moest, en men legt uwe hand daarop,
en men laat er die op rusten, ten teeken vau
liefdevol vertrouwen. Wanneer de maat der on
gelukken aan 't overloopen is, valt men op een
goeden morgen in uwe armen, en men blijft
daar liggen, terwijl men een pijnlijk gewond
voorhoofd tegen uwe borst drukt! Het is zoo
goed, wanneer men een trouw hart heeft, waar
aan men het hoofd kan laten rustenEn gij zijt
zoo goed I Zonder u zou men niet kunnen leven.
En dan zijn de hairen een beetje in de war ge
raakt, en men vertoont u, zonder eenige koket
terie, terwijl inen zoo voor den spiegel gaat
staan, de lange zijden bruine haarvlechten
met gouden weerschijn, de bevallige golving eener
slanke en goedgevormde gestalte, de als door
een beeldhouwer gebeitelde rondheid van een
blanken arm, en den fijn gevormden zwanen-