Woensdag
13 October.
N°. 2968.
A». 1869.
Feuilleton van het „Leidsch
Dagblad".
LËIDSCH
DAGBLAD
PRIJS DEZER COURANT.
Voor Leiden per 3 maanden3.00.
Franco per post3.85.
Afzonderlijke Nommers0.05.
Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering van
Zon- en Feestdagen, uitgegeven.
PRIJS DER ADVERTENTIKN.
Voor iederen regel0.15.
Grootere letter naar de plaatsruimte die zij beslaan.
Lelden, 12 Oetober.
ONS VOLK.
II.
Toen wij, eenigen tijd geleden, onder dit op
schrift eenige beschouwingen leverden, knoopten
wij deze vast aan eene mededeeling betreffende
de algenieene vergadering van belangstellenden
in Volksvoordrachten en Volksbijeenkoinsten,
destijds in de hoofdstad gehouden. Thans, nu de
,/Volksvoorlezingen" van het hier gevestigd De
partement van 't Nut, gisteren weder hare eer
ste bijeenkomst heeft gehouden, achten wij het,
als eene voortzetting onzer evengemelde beschou
wingen, niet oneigenaardig, tot verlevendiging
van veler belangstelling in deze zoo hoogst nut
tige zaak, hieromtrent het een en ander mede
te deelen.
Reeds vroegtijdig was het niet zeer ruim por
taal der Stads-gehoorzaal met een groot getal
belangstellenden bezet, die, zoodra tegen acht
uren de deuren zich openden, de zaal bijna ge
heel vulde. De toeloop werd allengs grooter,
zoodat weldra zelfs geen staanplaats in de zaal
meer overig bleef. Spoedig deden zich de toonen
van het orkest, dat zich voorleden jaar op deze
bijeenkomsten reeds zoo gunstig onderscheidde,
hooren, en waren de bezoekers weldra weder
geheel op hun gemak.
Omstreeks halfnegeu nam de voorzitter der
commissie het woord, om de bijeenkomsten offi
cieel te openen. Hij vond in de te Amsterdam
gehoudene Internationale Tentoonstelling en de
daaruit voortgevloeide algemeene vergadering
van belangstellenden in Volksvoordrachten enz.,
aanleiding om, wat het voorltdene aangaat, op
het vele goede te wijzen dat de afgeloopene zo
mer, met betrekking tot de zaak des Volks, had
opgeleyeAiL.Het heden deed zich weder verblij
dend en bemoedigend voor, want, waren al de
plannen die de commissie voor dezen winter had
gemaakt, door gebrek aan geschikte localiteit.en
andere stoffelijke hulpmiddelen, niet kunnen wor
den verwezenlijkt, de vernieuwde belangstelling,
blijkbaar in de tegenwoordigheid van zóóvele
bezoekers reeds op deze eerste bijeenkomst, Rvas
schier een waarborg voor de toekomst waarop
men zeker bouwen kon. De toekomst toch van
ons volk ligt ook voor een groot deel in het
geregeld en nuttig gebruik maken van bijeen
komsten als deze. Wanneer daar, door kundige
mannen geleid, het volk wordt ontwikkeld, zoo
wel op het gebied der kennis als van het schoone
en goede, mocht men ook zekér verwachten dat
het vele zaken, waarvoor het nu onverschillig
bleef, zou leeren begrijpeu en waardeeren.
De spreker voor dezen avond, de heer J. A.
Van Dijk, handhaafde zijn' als zoodanig gevestig-
den roem, en wist, ook al deed het onderwerp
zijner rede: „het schoolverzuim" dit minder ver
wachten, zijn gehoor door eene bevattelijke,
schoone en geestige voordracht aan zijne lippen
te boeien. In breede trekken deed hij met be
trekking tot de volksontwikkeling, den min
der gunstigen toestand van ons land in vergelijking
b. v. van Noord-Duitschland, Noord-Amerika Noor
wegen en Zwitserland uitkomen, en trachtte door
eenige treffende voorbeelden, meest op eigen erva
ring gegrond, het kwaad van het schoolverzuim
zijnen hoorders in al hare afschuwelijkheid voor
te stellen. „Van ons" zeide spreker o. a. „zal het
afhangen of het nageslacht ons zegenen, dan wel
vloeken zal."
Wij verlieten met de schare van hoorders het
lokaal en waren weder zeer voldaan, over deze
eerste bijeenkomst voor dit seizoen. Wij gelooven
dat de commissie uit mannen bestaat die voor
hunne moeilijke taak berekend zijn, en wier
practische blik hen steeds de middelen zal weten
op te sporen om de volksvoorlezingen aan hun
doel te doen beantwoorden, door het volk nuttig,
maar tevens aangenaam bezig te houden. Dit
laatste nu, is niet het minst zware der taak die
de commissie te volvoeren heeft. De spreekbeur
ten toch ondervinden bij de wetenschappelijke
mannen in ons midden zóóveel belangstelling,
dat het gelukkig aan sprekers doorgaans niet
ontbreekt. Het zoogenaamde voor-uur echter,
dat van 8 tot 9 uren, baart dikwijls meerder
zorg. We kunnen ons dus, daar de gehoorzaal
zich tot het exposeren van voorwerpen, vooral
bij zulk eene talrijke opkomst, minder goed leent,
zeer goed met het denkbeeld der commissie ver-
eeuigen om, door het uitvoeren van goede muziek,
deu zin voor het schoone ook hij het volk op te
wekken of levendig te houden. Nog een woord
van dank aan de commissie voor haar besluit
om voortaan de plaatsen te laten bespreken, en
wel voor slechts tien cents den geheelen winter,
ilenig werkman die niet vóór, maar zeer dik
wijls eerst na 8 uren de bijeenkomsten kan bij
wonen, en, daar anderen hem voor geweest wa
ren, achteraf moest zitten of zich niet een staan
plaats behelpen, zal de commissie er dankbaar
voor zijn dat hij zich nu, voor eene kleine opof
fering, althans van eene vaste plaats verzekeren
kan.
Ware nu de gehoorzaal maar de helft grooter!
Want, zijn wij wel onderricht, dan zal de com
missie spoedig de uitgifte van toegangkaarten
door gebrek aan plaatsen moeten staken, en velen
zullen dus daardoor van de bijwoning dezer zoo
hoogst nuttige bijeenkomsten verstoken zijn.
Onderstaande hoogst belangrijke rede
werd uitgesproken door den inspecteur van het lager
onderwijs in de provincie Drenthe, in eene ver
gadering, waaraan vele onderwijzers deelnamen.
„Tegen schoolverzuim is een algemeen krach
tig middel voor 't geheele rijk, ik weet hetschool
dwang, verplicht schoolbezoek. Welmeenend laten
ijverige voorstanders van 't onderwijs hunne stem
hooren, ten voordeele van dien maatregel.
Dan, men kan de bedoeling volmondig toejui
chen, zonder, nog naar zijne overtuiging, zich met
het middel te kunnen vereenigen.
Scherp vatte men dat doel in 't oog, en over-
wege welke middelen alleen zijn berekend, om
het te bereiken.
Dwang, boete, straf, ze werken heilzaam in 't
rijk van zedelijkheid en deugd, zoo de inwendige
stem van hem, die gedwongen of gestraft wordt,
hem zegt, dat die dwang voor zijn best is, dat
die straf is verdiend.
Zegt hem, omgekeerd, zijne innige overtuiging
het tegendeel, dan brengen dwang en straf geen
heil, maar verderf, 't Kind, de misdadiger, wiens
eigen gevoel hem zegt, dat hij onverdiend is ge
straft, wordt niet zedelijk verbeterd, maar zede
lijk bedorven. Zelden vergeet hij 't ongelijk hem
aangedaan; wrevel en wrok rechtvaardigen hem
voor zijn eigen geweten, wanneer hij op de eene
of andere wijze 't geleden onrecht wreekt.
Brengt dit op den schooldwang over. Als al
gemeene maatregel ingevoerd, zal hij niet eenige
onverschilligen treffen, maar grootendeels behoef
tige huisvaders en huismoeders, die, om hunne
kinderen brood te kunnen geven, de kleine ver
diensten of huiselijke hulp van die kinderen niet
missen kunnen. Hoe zal nu deze overgroote schaar
tot de zedelijke overtuiging komen, dat ze hunne
kinderen honger moeten laten lijden, om ze naar
school te zenden Dat ze schuldig zijn en wel-
vediend -boete betalen, gevangenisstraf onder
gaan, wat ook? Want, waarom worden ze be
boet, gevangen gezet? Omdat ze door vereende
inspanning van alle leden van 't gezin in hunne
behoeften zochten te voorzien. Zoo kan geene
zedelijke overtuiging van schuld ontwaken. Ont
waakt die niet, wat wordt er dan van die al
gemeene verstandelijke en zedelijke opbeuring
van 't volk, die men zoekt door boete en gevan
genis?
Hoe gunstig de maatregel werkt, toont men
aan dóór Pruisens voorbeeld. Maar wat is hier
„gunstig"? Is 't wel eene algemeene verstandelijke
en zedelijke opbeuring van 't geheel des volks?
't Schijnt moeilijk te gelooven van een land,
dat, bij al den voortgang in wetenschap, in de
theorie van recht cn vrijheid, de eeuwenoude
heerschappij van dwang en blinde gehoorzaam
heid, vooral op 't land en op de dorpen, in de wer
kelijkheid niet is ontwassen. Wat de gewoonte
daar niet eens laat voelen, zou hier kwellen.
Zonder volksvooroordeel, kalm en bedaard, moet
de Nederlander in volle overtuiging zeggen, naar
de uitdrukking van een vroegeren tijd„dat de
boel nooit Pruisisch worde
Ongeschonden blijve dan de bedoeling van den
schooldwang, tegen de ouders uit te oefenen;
maar, om 't schoolverzuim tegen te gaan, te ver
nietigen, naar andere middelen omgezien. Die
middelen in de eerste plaats gezocht in de on
vermoeide samenwerking van burgers en bestuur
ders, van onderwijzers en schooltoezicht, van den
staat en der kerkgenootschappen, en, niet het
minst van die meergegoeden, die kinderen van
tien, twaalf jaar, als loopjongens, boodschapmeis
jes, koeien- en schapendrijvers, aardappelrooiers,
handlangers en fabriekwerkers in hunnen dienst
nemen.
Zedelijke, intellectueele volksverheffing kan al
leen geboren worden uit het betoon van wezen
lijke belangstelling, door opbeurende middelen,
en door 't wegnemen der beletsels, die de win
zucht van meer gegoeden in den weglegt. Twee,
drie schoolfeesten zijn mij bekend geworden, die
dit jaar op dorpen zijn gehouden. Schijnbaar is
zoo iets van weinig beteekenisin 't wezen der
zaak behooren die kinderfeesten tot den waren,
den wenschelijken schooldwang. Stelt de school
in een vroolijk licht, grijpt de ouders bij 't hart
door belangstelling in hunne kinderen te toonen,
en gij zult, ook bij de ruwste menschen, meer
uitwerken dan door 't bondigste betoog, door
strafpreek of boete, kan verkregen worden, 't Is
dan ook een verheugend bericht, dat een der ge
meente-besturen in de provincie op hare begroo
ting eene som voor schoolfeesten niet voor
schoolexamens heeft gebracht, of brengen zal.
't Is een gelukkig denkbeeld, dat, menschkundig
in uitvoering gebracht te Drachten en Kampen,
zie ik, is 't feest alleen voor getrouwe school-
gangers hoogst weldadig kan werken. Van
de welgezindheid van andere gemeentebestu
ren mogen we iets dergelijks verwachten. Maar
alles kan niet uitgaan van de besturen, zeer veel
van de departementen van 't Nut; zeer veel van
de vereenigingen voor volksvermaken, die hier
en daar bestaan. Vuurwerken, harddraverijen
telle men onder de nationale vermakeneen
schoolkinderfeest is een verheffend Nederlandsch
volksfeest, ver verkieslijk hoven de meeste zoo
genaamde volksspelen, die meer strekken om 't
volk te verlagen, dan op te beuren uit zijne ver
laging."
Men schrijft uit 's-Gravenhage aan liet Handels
blad dd. 10 Oetober:
Gisteren had in de zaal Diligentia de vergadering
plaats der provinciale commissie voor Christelijk
onderwijs in Zuid-Holland, in vereeniging met
heeren hoofdonderwijzers, door haar daartoe uit-
genoodigd.
Een aantal onderwijzers uit verschillende plaat
sen van Zuid-Holland, was met de commissie
onder voorzitting van Ds. H. H. G. J. Van Does-
burgh tegenwoordig.
Algemeen was men van oordeel, dat de open
bare school niet godsdienstloos mag zijn en het
ook niet is; dat wel is waar het onderwijs in
de Bijb. geschiedenis niet kan geschieden zon
der gevaar te loopen de uiterste partijen aan
stoot te geven, maar dat geen overheid den on
derwijzer kan beletten de treffendste bijbelver
halen te bezigen tot godsdienstig en zedelijke
vorming der kinderen, dat die verhalen bij uit
nemendheid tot dat doel geschikt zijn, maar dat
vooral door het drijven der uiterste richtingen op
Prot. kerkelijk gebied, zoowel als de scherpere
afscheiding van de Roomsche kerk op de ge
mengde school geen Bijbelsche geschiedenis kan
onderwezen worden en eindelijk dat, wil men
de vorming der schooljeugd door het onderwijs
iu Bijbelsche geschiedenis, die dan moet geschie
den door een zelfstandig lichaam, van Staat en
Kerk onafhankelijk.
ROMANESKE .JONGEJUFVROUWEN.
NAAR IIET FRANSCH VAN
JULES KERGOMARD.
(Vervolg.)
AAN DEN HEER RAÓUL SAUI.NIER.
Slot Kervézec, den 13de" September 1S58.
Gij hebt gelijk, waarde vriend, dat gij mij aan
spoort om naar Parijs terug te keeren; maar
gij moet vooralsnog niet op mij rekenen. Gij
hebt gelijk met mij geluk te wenschen „dat ik
genezen ben van de koorts en de liefde", en ik
ben er niet boos om op u, wanneer gij er bij
voegt: „indien die beide krankheden er eigenlijk
maar niet éene waren". Ik neem uwe bijtende
schertsredenen aan met het geduld, 't welk den
geen betaamt, die niet eerst van vandaag over
tuigd is dat hij ze wel een weinig verdiend
heeft; maar gij zult u grootelijks bedriegen,
wanneer gij u inbeeldt, dat gij mij daarom nu
reeds tot uw scepticismus hebt bekeerd. Het
verraad eener vrouw doet mij daarom niet meer
vertwijfelen aan de liefde, dan de laagheid van
een of meer menschen mij het geloof aan de
menschheid zou doen verliezen.
Ja, ik ben gek, blind, ontzettend dom geweest;
niet daarin dat ik het ideaal in het leven heb
gezocht, zooals wij het in de kunst zoeken; maar
daarin dat ik hardnekkig bleef volharden om
het afgodsbeeld te bewierooken, als ik de ware
godheid voor mij hadl Ach! wat zou ik aan het
eerstgenoemde met blijdschap vergeven dat het
mijne hulde had aangenomen, en dat het mij in
ruil daarvoor niet anders gegeven heeft dan....
hetgeen het te geven had, indien het maar, door
mij te lang van de laatstgenoemde verwijderd
en gescheiden te houden, ons misschien niet on
mogelijk gemaakt had: aan mij om te kunnen
terugkeeren, aan haar om te kunnen vergiffenis
schenken! Ik ben inderdaad te meer schuldig,
daar ik, opgevoed als ik was in het heiligdom,
gedurende langen tijd en vele malen ondervon
den had wat dat goddelijk aangezicht bezat aan
schoonheid, die hand aan zachtheid, en dat hart
aan goedheid, toegeeflijkheid en teederheid. En
omdat er eene schaduw gevallen was op het
luistervolle beeld, heb ik gemeend dat het voor altoos
zijn glans had verloren, en heb ik er mij van af
gekeerd toen ik mij met meer geloof had kun
nen overtuigen dat haar wezen te rein was, dan
dat iets ter wereld er ooit den glans of de voor
treffelijkheden van zou kunnen doen vermin
deren. En toch verlangde ik slechts die
heilige maagdelijkheid der ziel de eenige
ware omdat niets, noch de dwaling, noch het
geweld haar kan verontreinigen. En zie! ik heb
die niet gevonden bij de jonkvrouw: de onge
zonde dampkring eener verdorvene en huichel
achtige maatschappij had de bloem reeds in ha
ren kostelijksten bloei doen verwelken welke
de vrouw, die zich door verrassing, door onwe
tendheid, door zwakheid had laten vervoeren
tot eene onnatuurlijke vereeniging, had weten te
bewaren, ongeschonden en aangenamer aan
genamer zelfs nog, want de tranen hebben er den
geur van vruchtbaar gemaakt I
„Is hij?".... hoor ik u uitroepen op uwen
meest sceptischen toon. Nu ja dan! het is zoo,
en ik wit het noch verbergen, noch er mij over
verontschuldigen. Wanneer men uit de duister
nis komt, waarin men verdoold was geraakt bij
het vervolgen van dwaallichtjes, dan verschijnt
het licht der ster luisterrijker en liefelijker aan
den hemel. Indien er al de geestelijke blindheid,
waartoe mijne verhevene enoliedomme theo
rieën op dat punt mij gedoemd hadden, toe noo-
dig is geweest om mij zóo langzaam te brengen
tot de erkentenis der waarheid, die mij in de
oogen schitterde, zonder dat ik er acht op wilde
slaan, zal ik ten minste niet kinderachtig
genoeg zijn om er de oogen van af te wenden
ten einde niet genoodzaakt te wezen om haar
te huldigen en er mij voor neer te huigen. Ik
vind, of liever ik hervind, in mevrouw de Mes-
lay al de werkelijkheden waarvan ik den schijn
in hare zuster bewierookte: de trouw, de geest
drift, de zelfverloochening of, om alles in éen
woord uit te drukkende jeugd des harten, en
ik bemin haar, mijne eerste, mijne éenige ge
liefde! en ik wijd aan haar voor altoos mijn
leven wanneer zij namelijk mijn terugkeer
tot haar niet te laat of te spoedig vindt,
om het aan te nemen!
Hoe weinig Jane ook heeft van de verkeerd
heden der vrouwen, zooals die veroorzaakt wor
den door de hedendaagsche betreurenswaardige
opvoeding, zal zij het toch wel kunnen ver
geten, niet alleen dat ik haar heb miskend, maar
inzonderheid dat ik haar het geheim van mijne
quasi-liefde voor eene andere had toevertrouwd?
Toeu mijn bespottelijke gril in ij ergeus anders