N°. 2951.
Donderdag
A°. 1809.
23 September.
Feuilleton van liet „Leidscli
Dagblad".
LEIBSCH
DAGBLAD
JPRIJTS DEZER COURANT.
Voor Leiden, per 3 maanden3.00.
Franco per post....3.85.
Afzonderlijke Nommers0.05.
Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering van
Zon- en Feestdagen, uitgegeven.
PRIJS UtCR ADVKRTENTIBN.
Voor iederen regel j 0.15.
Grootere letter naar de plaatsruimte die zij beslaan.
Lelden, 22 September.
De Haagsche berichtgevers van de gisteren ge
houden zitting der Tweede Kamer- melden dat
toen de tijdelijke voorzitter, de commissie, die de
candidatenlijst voor het voorzittersschap aan Z. M.
zou aanbieden, benoemde, er een groot gelach in
de Kamer opging.
De heer Hoffman had den vorigen dag twee coin-
missiëu moeten benoemen, om de geloofsbrieven der
nieuwe leden te onderzoekenen hij wees daartoe
aan, alleen zuivere conservatieve leden de HH. Be-
gram, Vader en Insinger in de eene, en de HH.
Kallï, Hardebroek en Van Golt-stein in de andere
commissie.
Gisteren moest de heer Hoffman 4 stemopnemers
benoemen, en wederom waren het alleen conser
vatieve leden, die daartoe waardig werden ge
keurd: de HH. Bichon, Van Lijnden, Verheijen
en Van Kuyk.
Ten slotte moest de heer Hoffman de commissie
benoemen, die met de stemopnemers de candida
tenlijst aan Z. II. moesten aanbieden, en voor
de derde maal negeert hij volkomen de leden,
die niet tot zijn partij behooren, en benoemt hij daar
toe de HH. Heemskerk Az., Van Loon, Nierstrasz
en Hasselman.
Dat er bij zulk eene belachelijke en klein
geestige partijdigheid in de Kamer een luid ge
lach opging, is waarlijk niet te verwonderen
Wanneer de conservatieve partij op deze wijze
van een macht, haar toevallig voor een oogenblik
verleend, gebruik maakt, dan kunnen wij het
de liberalen niet kwalijk nemen, dat zij ook van
hunne zijde de courtoisie (die de partijen niet uit
het oog dienen te verliezen) niet gehad heeft om
op de candidatenlijst voor het voorzittersschap
een der leden van de conservatieve partij te
plaatsen.
Iu het bezwaarschrift tegen de verkiezing van
den heer Luyben in het district Breda, dat gis
teren in de Tweede Kamer is behandeld, komen
enkele merkwaardige bijdragen voor tot de
wijze, waarop men in Braband de vrije verkie
zingen in toepassing brengt zoo heeft o. a. in
de Groote Kerk te Rozendaal de pastoor gezegd
„Men moet gaan stemmen en wèl toezien wien
men kiest. Daarvoor is het noodig den raad van
meer verlichte menschen (kerkmeesters) in te
winnen."
Te Hogerheijden ging de pastoor Kruger nog
verder: op Zondag den 6den Juni zeide hij van
den kansel tot zijne gemeente „Er is eene verkie
zing op handen: wanneer gij wilt stemmen in het
belang van uw geloof en hel welzijn van Uw Vaderland,
en wanneer gij ook mij wilt aangenaam zijn, dan moei
gij Luyben stemmen, en niet Pijpers."
Het Bataafsch genootschap der proefondervin
delijke wijsbegeerte te Rotterdam begon den 17de"
dezer de feestviering van zijn lOOjarig bestaan
met eene algemeene vergadering, waartoe een
buitengewoon getal leden was opgekomen.
De heer Joost van Vollenbovèn, nieuw benoemd
praeses-magnificus, opende te IJ uren de verga
dering met een welkomstgroet. Voorts deelde spr.
mede, dat het bestuur besloten had, te dezer ge
legenheid een gedenkpenning te doen slaan. Aan
's rijks munt geslagen, vertoont zij aan de eene
zijde een vrouwenbeeld, voorstellende de Ondervin
ding, omgeven met zinnebeelden der wetenschap
en de wapens van Holland en Rotterdam, met
het bijschrift: „Rerum Magistra" en een om
schrift: „Certos feret experientia fructus." Op de
keerzijde staat: „Societas Philosophiae experimen-
talis Batava Roterodami centesiuium natalem ce-
lebrans," omgeven door eene slang, het zin
nebeeld van den tijd, en liet omschrift: „In me-
moriam Stephani Hoogendijk fundatoris" en de
jaartallen van het eeuwgetijde.
Na de aanbieding van den gedenkpenning droeg
de pres.-directeur, de heer J. VV. L. Van Gordt,
het verslag voor van de geschiedenis en de han
delingen van het genootschap sedert de in 1867
gehoudene algemeene vergadering.
Hij vermeldde de door het genootschap uitge-
gevene werken en de ter prijsdingiug ingekomen
verhandelingen, en besprak tevens den geregelden
gang der door den lector met gunstig gevolg ge-
gevene natuurkundige lezingen; voorts wees hij
op den gunstigen staat van het natuurkundig
kabinet en van de boekerij.
Aan de orde kwam nu de beraadslaging over
de ingekomen antwoorden op de uitgeschreven
prijsvragen. Alleen het antwoord gemerkt: „Tan
dem fit surculus arbor", op de vraag, betreffende
de geschiedenis der telegraphie in Nederland, werd
eene (en dan nog voorwaardelijke) bekroning
waardig gekeurd. Onder meer werden door het
genootschap tot leden-consultant benoemd de HH.
G. C. B. Snringar, A. Heijnsins, J. A. Herklots
en H. de Bruyn, allen te Leiden.
Men leest in het Ulrechtsch Dagblad: Er is hier
dezer dagen eene militaire quaestie ontstaan, die
zoo algemeen wordt besproken, dat wij er moei
lijk over kunnen zwijgen. De forten zijn in den
omtrek bezet, tot het doen van gecombineerde
tnanoeuvers. Op het fort de Klop kommandeerde
de kapit. van 't 8s,e reg. inf. v. R., op het fort de
Gagel was de 1"° Luit. der art. F. hevelhebber,
die evenwel ouder de orders scheen te staan van
eerstgemelde. Althans, deze kommandeerde be
wegingen aan den luit. die weigerde daaraan te
gehoorzamen, omdat hij van zijn superieur andere
schriftelijke orders had. Deze weigering geschiedde
voor den troepde kapit. legde den luit. arrest
op, welke eerst zijn schriftelijke orders volvoerde
en zich toen ook hier in arrest stelde. Intusschen
had de kapit. de schildwachten op zijn fort met
scherp voorzien, en bevel gegeven, dat, als de
luit. zich vertoonde en niet gehoorzaamde, hem
neer te schieten. De luit. is voorloopig in arrest.
De geheele zaak zal voor den krijgsraad komen.
De hoofdvraag, zegt men, is, of werkelijk de
luitenant officieel onder de orders van den kapi
tein was gesteld; de luit meende van niet en
had buitendien schriftelijk orders van een hoofd
officier; de kapit. zag in 't gedrag van den luit.
de schromelijkste insubordinatie. De niinisterieele
aanschrijving moet trouwens geluid hebben, dat
de Klop en de Gagel gezamelijk door een komp.
van het depot van 't 8lle reg. inf., en j half komp.
van 't 2d" reg. vest. art. uit Utrecht moesten bezet
worden.
Wij vermelden de zaak, naar wij meenen, zoo
juist doenlijk, vooral om overdreven en geheel
verkeerde berichten zoo mogelijk te voorkomen.
Men leest in de Stoompost
Door den stormvloed van IJ September is, voor
zoover de waterstand bij laagvvater toeliet te zien,
aan de. dammen op den hoek van Holland geene
schade ontstaan.
De putten der onderhanden verbreedingen aan
de noordzijde van het kanaal en aan de zuid
zijde die tusschen den zanddijk en het Scheur,
zijn echter onder water gezet, zoodat die op
nieuw zullen moeten drooggemaakt worden.
Twee locomotieven-loodsen zijn ouivergewaaid,
evenals de heistellingen op den noordelijken dam.
De bodem der geul in het strand was sinds
den lld™ dezer steeds stroomende geweest, zoo
dat daaraan geene veranderingen waren waar
te nemen.
De vloedshoogte was des avonds J.5 meter
boven gewoon laag water of 1.77 meter boven
A. P. De wind was Z.-W. tot west en de grootste
winddruk 115 kilogram op den vierkanten meter.
Omtrent het ongeluk, dat de stoomboot Prins
Alexander der Nederlanden getroffen heeft, kunnen
wij het volgende melden:
Op den 16d8n Sept. verliet de boot op de terug
reis naar Amsterdam de stad Kampende aan
houdende storm ging van hevige windstooten
vergezeld en de wind liep naar het N.-W ter
wijl het water een hoogte had bereikt van 1.45
nieter A. P. Aan den boven mond van het
Rechterdiep werd de boot door den hevigen storm
op den linkeroever van den IJsel geworpen on
geveer op een afstand van 4000 meters van Kam
pen de stoomboot liep op den wal tot den ach
terkant der machinekamer. Door de onmiddellijke
hulp van den opzichter van 's Rijks waterstaat
en eenige manschappen heeft men getracht door
het uitbrengen van zware ankers, trossen en hef-
boomen het vaartuig weder af te brengen, doch
te vergeefs. Evenmin is het mogen gelukken om
door het plaatsen van kaapstanden op den rech
teroever de boot af te winden ook het aanbren
gen van vijzels heeft niets geholpen. Deskun
digen vermeeneu, dat het eenig afdoend middel
zal zijn de boot te ontgraven. Met deelneming
en belangstelling ziet men den afloop der krach
tige pogingen tot het afbrengen van dit schoone
vaartuig te gemoet, terwijl algemeen de bekwaam
heid en zeemanschap van den verdienstelijken
gezagvoerder erkend worden. Vad
Bij het dezer dagen vernieuwen van den schei-
j dingspaal te Huijbergen tusschen Nederland en
j België is door A. Briels aldaar een penning ge-
j vonden met het opschrift:
Herinnering uit vriendschap aan P. Opdam, eerste
luitenant, door G. A. Baum, citadel Antwerpen 1830-1831
Hoe, wanneer of op welke wijze die penning
aldaar in den grond kwam, is een raadsel.
Naar wij vernemen, zijn bij de Staats-spoor-
wegen ingevoerd abonnementskaarten 3de klasse
voor personen, die onderwijs wenschen te gaan
genieten in andere gemeenteu. (A. C.)
Al wie gisterenavond de voorstelling bijwoonde,
doorj Miss Victorine Engelbert met bijhebbend
gezelschap in het lokaal van den heer Lindeman
gegeven, zal zich voorzeker zijn avond niet be
klaagd hebben en instemmen, dat de werkzaam
heden van genoemd gezelschap allen lof verdie
nen, inzonderheid de stoute toeren van Miss Vic
torine, doeh tevens zal men bekennen, dat de heer
Lindeman werkelijk ondernemingsgeest moet
bezitten, om het Leidsche publiek steeds in de
gelegenheid te stellen aangename avonden te
slijten, in weerwil dat dit publiek dat pogenzoo
weinig toont te waardeereu. Verwonderlijk mag
het heeten, dat Leiden, eene stad van circa 40.000
inwoners, waar men dikwijls de klacht verneemt,
dat er zoo weinig is, eene onderneming als die
van den beer Lindeman niet krachtiger steunt!
Z. M. heeft benoemdtot heemr. van het water
schap Stormpolder, gem. Krimpen a/d. IJsel, H.
Damman; tot heemr. van den Eendrachtspolder
gem. Zuid-Beierland, Goudswaard en Piershil, J.
Maris; tot dijkg. van den Strijenschen polder,
gem. Strijen en 's-Gravendeel, S. Herweijer; iu
het best. van den polder Oostzaan, tot dijkgr. D.
Keijzer; en tot heemr. J. Zwart Pzn.; tot hoog
heemraad van Zeeburg en Dieinerdijk, Mr. E.
Huijdecoper van Nigtevecht en J. J. Bredius; tot
auditeur bij den schuttersraad van het 4de
bat. rust. schutt. in Noord-Brabant Mr. M. F. J.
Van Sasse van Ysselt.
Oudshoorn, J1 Sept. Op 15 dezer mochten eenige
handwerkslieden dezer gemeente het genoegen
smaken, om voor gedeeltelijke rekening dezer
gemeente de internationale tentoonstelling, als
mede den dierentuin te Amsterdam te bezoeken;
allen waren zeer voldaan, en aan een hunner
heeft dat reeds tot onderzoek en verschillende
proefnemingen aanleiding gegeven. Ook de hee-
ren Gebroeders Piek hebben dit genoegen aan
hunne werklieden willen verschaffen, en hen
met dat doel heden voor hunne rekening naar
Amsterdam gezonden.
Amsterdam, 21 Sept. Het kermisvermaak hier
ter stede eischte gisteren, in den laten avond,
nog een slachtoffer. Van een der schommels op
de Westermarkt brak het touw, tengevolge waar
van een 19jarig meisje van eene merkelijke hoogte
naar beneden stortte, bet nekbeen brak en op
de plaats dood bleef; een ander werd het aan
gezicht vreeselijk misvormd; een derde werd het
heen gebroken; de vierde mocht er heelhuids
afkomen.
Gouda, 21 Sept. De lessen aan de burgeravond-
ROMANESKE JONGEJUFVROUWEN.
NAAR HET FRANSCH VAN
JULES KERGOMARD.
Vervolg
Hoezeer wij elkander nu dikwerf in dien
tussclientijd ontmoet hebben, kwam toch de dag
van tiet feest zonder dat het mij mogelijk was
geworden de vernuftige plannen van mijn min
naar te kennen, en eigenlijk is het voor mij nóg
eene verborgenheid. Telkens wanneer ik mijn
heer de 'Coathuel op dat punt ondervraagde
hulde hij zich in een stilzwijgen, dat wel is waar
welsprekend zou heeten, maar voor mij eigen
lijk niets anders was dan tergend. „Vertrouw
maar op mij, aanbiddelijk meisje!" antwoordde
hij unj onveranderlijk en met een schijn van
gerustheid, die mij eindelijk overtuigde, terwijl
ik toch bovendien vast genoeg besloten was om
tot niets anders mee te werken dan tot datgene
wat in een onmiddellijk en bepaald verband
stond met mijne plannetjesGisterenavond
waren wij dus onder de wapens, Datnelijk mijne
moeder en ik, daar Jane niet had willen mee
gaan; gij zult zoo aanstonds zien waarom. Daar
ik niet dezelfde of gelijksoortige militaire klein
geestigheden had te ontzien, had ik mij zoo
mooi, zoo luchtig, zoo aetheriseh gekleed, als ik
maar kou met al de mij ten dienste staande
middelen. Ik zal maar niet zoo naïef zijn om u
mijn toilet te beschrijven. Te middeu van uwe
tegenwoordige pracht en praal, zoudt gij waar
schijnlijk met verachting neerzien op mijn nede-
rigen opschik maar wij zullen eens zien
als ik markiezin ben! Laat het u genoeg zijn
te weten, dat mijn markies mij betooverend
vond, en dat hij niet de eenige van zijn gevoe
len waszonder mij zelve mee te rekenen.
Juist zooals mijne zuster voorzien had, maakte
onze tegenwoordigheid op Coathuel, of liever de
voet, waarop wij ons aldaar bevonden, op de
meesten der genoodigdeu een zekeren indruk.
Men verwonderde zich, men mompelde, men
maakte gissingen, opmerkingen, toespelingen
en men nam ten laatste de zaak zooals zij was,
en begon te dansen. Maar in de vertrekken was
het stikkend heet, zoodat men er, gedurende de
pauzen tusschen de quadrilles en de walsen}
gaarne eens uitsloop, om een luchtje te gaan
scheppen hij de waterpartijen, waarvan de hoo
rnen rondom prachtig geïllumineerd waren Ge
bruik makende van de algemeene vrijheid bood
de markies mij zijn arm aan om een wandeling
te doen, en terwijl ik aarzelde wegens hetgeen
op gewone lijden zou kunnen worden ingebracht
door de regelen der welvoeglijkheid tegen zulk
een tête-è.-tête, drong hij sterk bij mij aan,
terwijl hij op een toon en met een gezicht, die
nog al veelbeteekenend waren, tot mij sprak
„Kom, ik bid er u om!" Daar het mijn beslis
sende veldslag was, meende ik niet anders te
kunnen doen dan althans iets te moeten wagen,
en daarom gaf ik toe. Zoolang wij hieven op de
sterk bezochte plekjes, ging alles goed; maar ik
moet ii bekennen, dat ik begon na te denken,
toen ik begon te merken, dat mijnheer de Coa
thuel wel veel vvelsprekeude verliefde praatjes
uitkraamde, maar niet met bepaalde inzichten
voor den dag kwam, en mij inmiddels al verder
en verder naar laantjes voerde, waar de afwe
zigheid der lampions sterk die der wandelaars
bevorderde. Ik wilde wel enkele dwaasheden
doen, omdat het noodig was; maar ik wilde
precies weten waarop dat zou uitloopeD, en
daarover sprak hij maar niet. Ik weigerde dus
verder te gaan; hij hield aan en smeekte; ik
bleef onverbiddelijk, en wij waren, denk ik, op
het punt om gebrouilleerd van elkander te gaan,
toen wij ons plotseling bevonden vlak voorJane,
die geen plan gehad had om te komenen die
den arm gaf aanOlivier, dien ik dacht dat
te Parijs was. Zonder te trachten om te begrij
pen hoe die twee daar konden zijn, maar zeer
wel begrijpende waarom, drukte ik den arm
van den markies met eenige lievigheid, en ter
wijl ik hem op hen beiden wees, zei ik tot hem
op den meest wanhopigen toon:
„Mijnheer de Coathuel, daar komt mijn ver
loofde om uiij aan mijne beloften te herinneren.
Indien hij vóór u met mijne moeder spreekt, ot
indien hij reeds met haar heeft gesproken, zoo
hebt gij mij dezen avond voor de laatste maal
gezien
Onze heide vijanden hadden ons ingehaald
Maar't is mij thans onmogelijk om u alles verder
te verhalen. Ik word geroepen, want de koffers
moeten worden dichtgemaakt, en de postbode is
op het punt om voorbij te komen Ik ga hem te
gemoet. Morgen vertrekken wij, en den 7d'" zul
len wij te Parijs zijn. Spoedig, en in persoon,
vertel ik u het slot der geschiedenis.
Renée de kekaven,