N°. 2949. Dinsdag A°. 1869. 21 September. Feuilleton van liet „Leidscli Dagblad". LEIDSCD DAGBLAD PRIJS DEZER COURANT. Voor Leiden, per 3 maanden3.00. Franco per post3.85. Afzonderlijke Nommers0.05. Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen, uitgegeven. PRIJS DKR ADVKRTKNTIKN. Voor iederen regelƒ0.15. Grootere letter naar de plaatsruimte die zij beslaan. Leiden, 20 September. De Troonrede. De Troonrede, heden door Z. M. uitgesproken, hebben wij reeds hedenmorgen aan onze lezers rondgezonden. De algemeene beschouwingen over onze betrekkingen met de andere mogendheden, die van den meest vriendschappelijke,n aard zijn, over den loffelijken ijver der Zee-en Landmacht, over den gezegenden oogst, over de herstelling van de verliezen, die de veestapel in vorige jaren heeft geleden, over den gunstigen toestand in de zee- visscherijen zijn zoovele dingen, die een ieder zeker met voldoening zal vernomen hebben. Wordt er vermeld, dat het voor de voltooiing op de spoorwegen noodzakelijk is, dat er eene leening gesloten wordt in éenen adem wordt de gelukkige tijding hierbij gevoegd dat de staats- begrootiug toch tot een lager cijfer dan het voor gaande is teruggebracht. Verschillende wetsontwerpen worden toegezegd, wel is waar zijn er eenige bekenden hieronder, die in het vorige jaar onafgedaan gebleven zijn, o. a. die op het hooger onderwijs (naar wij ho pen in vele opzichten gewijzigd) maar er zijn ook verschillende nieuwe bijgekomen. Bijzondere op merking verdient de toegezegde wijziging van de kiestabel, eeu wetsontwerp betreffende de vol tooiing van ons vestingstelsel waar men jaren laug reeds op aangedrongen heeft, een nieuwe schutterij wet, een wet op de bewaarscholen en verder eene wijziging, in de armenwet reeds lang geleden in verschillende dagbladen aange kondigd en eindelijk wetten tot invoering der nieuwe rechterlijke inrichting en tot verbetering van handels en strafrecht. Vermelden wij ten slotte nog met genoegen hoe in de troonrede voorstellen van wijde strekking betreffende Indië worden aangekondigd, en hoe TJök een wetsontwerp in ggëreedheid wordt ge bracht om aan Suriname een nieuw leven te geven, dan kunnen wij het volkomen beamen, dat de omvaug der werkzaamheden van de Sta- ten-Generaal in dit jaar groot zal zijn, terwijl wij er den wensch bijvoegen, dat de eensgezind heid van Kamer en Regeering, die in liet afge- loopen jaar tot zulke belangrijke resultaten op wetgevend gebied geleid heeft, ook in deze zit ting krachtig moge bijdragen tot bevordering van het algemeen welzijn! Zaterdag werd in het gebouw der Maatschappij tot Nut van 't Algemeen te Amsterdam dejaar- lijksche algemeene vergadering der Hollandsche Maatschappij van fraaie Kunstenen Wetenschap pen gehouden, onder praesidium van Dr. E. Lau- rillard, die haar opende met eene sierlijke toe spraak, waarin hij een onderhoud met de Muzen mededeelde, in verband tot het streven en wer ken der Maatschappij: eene zinrijke verdichting, vol waarheden. Deze toespraak zal, op algemeen verlangen der aanwezigen, door den druk wor den openbaar gemaakt in het uit te geven verslag. Nadat door den Voorzitter een eenvoudig, maar van diep gevoel tuigend woord aan de nagedach tenis van den hoogl. F. J. Domela Nieuwenhuis en van Dr. L. J. F. Janssen, beiden hooggewaar deerde leden der Maatschappij, haar in den loop dezes jaars door den dood ontvallen, was gewijd, bracht de algemeene secretaris, de heer W. Mar ten Westerman, het verslag over het afgeloopen jaar uit, waaruit bleek, dat de Maatschappij zich iu bloeienden toestand verheugt en in ledental biijft toenemen. Met weemoed herinnerde de verslaggever het verlies, dat de vaderlandsche letterkunde heeft getroffen door het afsterven van den hoogst ver dienstelijken dichter Samuel Johannes Van den Bergh. Bij de vermelding der geschiedenis van de Am- sterdamsche afdeeling in het bijzonder gaf de ver slaggever een kort overzicht van hetgeen de hoog leeraar Domela Nieuwenhuis als lid des bestuurs, en in de speciale betrekkingen van secretaris en voorzitter voor haar was geweest. Vervolgens werd door den algemeenen pen ningmeester, den heer J. Van Oosterwijk Bruyn, rekening en verantwoording, en door den biblio thecaris, den heer R. Koopmans van Boeke- ren, van Leiden, verslag gedaan van den staat der boekerij. Tot algemeenen voorzitter van het nn in te treden maatschappelijk jaar werd uit de Rotter- damsche afdeeling, die nu voorzittende wordt, tot algemeenen voorzitter gekozen Ds. C. P. Tiele. Tot algemeenen secretaris heeft zij den heer Mr. H. J. Burger benoemd. Op de uitgeschreven prijsvragena. eene ge schiedenis van de tooneelspeelkunst in ons va derland, van het begin onzer eeuw tot op onze dagen, en b. Jacob Geel, waren geene antwoor den ingekomen. Herinnerd werd de prijsvraag: Aanwijzing van de sporen, die het verblijf der Spanjaarden hier te lande heeft achtergelaten, op het gebied van taal, zeden en gewoonten ten vorigen jare uit geschreven, en waarop de Maatschappij vóór 1 Jan. 1870 de antwoorden inwacht. Als nieuwe prijsvraag is voorgesteld De ver- eischten der kanselwelsprekendheid in onzen tijd. De vergadering werd daarop gesloten. Op Zondag '26 Sept. a. s. zal te Utrecht in het gebouw voor Kunstenen Wetenschappen de vijfde bijzondere vergadering worden gehouden van het Nederl. Rederijkers-verhond, waartoe thans 17 kamers bebooren. Op die bijzondere vergade ring zullen verschillende huishoudelijke zaken behandeld worden en zal tevens worden beraad slaagd over eenige in het belang van de rederij kerskamers in het algemeen, en van den bond in het bijzonder gedane voorstellen. Vooraf zal op Zaterdag 25 Sept., in hetzelfde lokaal, des morgens te elf uren, een wedstrijd plaats hebben tusscheu leden van het Nederl. Rederijkersverbond. Zij, die naar de 4 eerste en 4 tweede prijzen, daarvoor uitgeloofd, zullen wil len mededingen, moeten daarvoor een van de volgende voordrachten houden. 1. In verhalende of beschrijvende poëzie: het Onweder, van Bellamy; 2. in lyrische poëzie: een der reien uit Vondels Lucifer; 3. in dramatische poëzie: de bode uit Vondels Gijsbrecht van Amstel; 4. in luimige poëzie: een vers, dat als een nacht kaars uitgaat, van Laurillard. Voor ieder dezer vakken is een eerste en een tweede prijs uitgeloofd, waarvoor van verschil lende kamers en voorstanders van de kunst, me dailles en andere prijzen zijn ontvangen. Zij die in deze 4 vakken de eerste prijzen behalen, zul len gezamenlijk nog weder dingen naar een prijs van uitmuntendheid, waarvoor zal moeten worden voorgedragen een fragment uit den tweeden zang van Ten Kates Schepping, de Wolken. Des Zondags-avonds, na de bijzondere vergade ring, zal eene algemeene vergadering gehouden worden, die aan het houden van verschillende voordrachten zal gewijd zijn, waarvan het pro gramma nader wordt bekend gemaakt. Nu is echter daarvoor reeds bepaald, dat van de4hee- ren, die de eerste prijzen en den prijs van uit muntendheid behaald hebben, elk het stuk zal voordragen waarmede hij don prijs gewonnen heeft. (U. D.) «Sedert eenigen tijd," zoo schrijft men aan de Arnh. Cl. uit 's Graveuhage, «wordt de minister van koloniën telkens geïnterpelleerd, aangaande den toestand aan de Kust van Guinea, door het lid der Tweede Kauier der Staten-Generaal, den heer Van Sypensteijn. Ik heb mij de moeite gegeven, om tot de oor zaak dezer geschiedenis op te klimmen en ben tot het volgende resultaat gekomen Het traetaat van 5 Maart 1867 was gesloten, en aan den heer Boers, een man die jaren lang n Indië met onderscheiding gediend heeft eu destijds gouverneur aan de Kust van Guinea was werd opgedragen, dat traetaat in werking te brengen. De heer Boers had slechts kort geleden zijne nieuwe betrekking aanvaard, en was derhalve nog weinig bekend met den inlander, zijne zeden en gebruiken. Bij de uitvoering van het traetaat bleef hij ge heel zonder voorschriften, en werd de geheele regeling aan «zijn beleid" overgelaten. Voorwaar eene niet zeer gemakkelijke taak. De heer V. S. was toen referendaris bij het ministerie van koloniën en chef van het bureau of de afdeeling, waar de zaken van de Kust van Guinea worden behandeld; maar hield zich toen reeds waarschijnlijk meer bezig met zijne ver kiezing tot lid der Tweede Kamer, dan met de j zaken van genoemde bezitting. Had de heer Van Sypensteijn toen die kennis, aangaande de Kust van Guinea, ten toon gespreid, die hij nu schijnt te bezitten, en den toenmaligen minister daarop gewezen, zeker zou den heer Boers van goede en politieke instructiën zijn voorzien eu de toestand in deze bezitting geheel anders zijn. Alle interpellation dus, aangaande den stand van zaken aan de Kust van Guinea, aan den minister van koloniën, releveeren het laakbaar «laissez faire" door den lieer Van Sypensteijn, bij de uitvoering van meergenoemd traetaat, als ambtenaar aan den dag gelegd." Men leest in de Prov. Gron. Ct., naar aanlei ding van de reeds door ons besproken houding der regeering in zake de in Pruisen heerschende runderpest: «Wij vernemen dat de hooge regee ring niet voornemens is, maatregelen te nemen tegen den invoer van rundvee uit Pruisen in dit rijk, uit hoofde de runderpest in Noord-Duitsch- land is bedwongen en de krachtige maatregelen door de Pruisische regeering genomen, onzen veestapel voldoende beveiligen tegen liet gevaar van overbrenging dier ziekte. Daarentegen is, naar ons wordt medegedeeld, door de Pruisische regeering de invoer van rundvee in dat rijk uit Friesland verboden, waartoe de in die provincie heerschende tongblaar onder het rundvee aanlei ding heeft gegeven." Z. M. de Koning heeft hedenmorgen de nieuw benoemde leden van de Tweede Kamer der Sta ten-Generaal, tot het afleggen der bij de grond wet voorgeschrevene eeden, bij zich toegelaten. Volgens den Brusselschen correspondent van het Vaderland, zou prins Napoleon voornemens zijn, de internationale tentoonstelling te Amster dam met een bezoek te vereeren. Dezer dagen is in een akker onder den rook van Geertruidenberg gevonden een gouden zegel ring. Boven het wapen staan de letters I. B. Het wapen voert drie naast elkaar geplaatste St.-Andries-kruisen, daaronder twee baren, en voorts eene rosetie. Vinder is de warmoezier Zijlmans te Geertruidenberg, aan wien men zich tot diens verkrijg of om naricht, mits postvrij, kan wenden. Zaterdag-middag is van de werf der Ned. Stoom boot-Maatschappij te Feienoord, met goed gevolg te water gelaten hetschruefstoomschip Maasstroom, bestemd voor de vaart van Rotterdam naar Lon den. Zaterdag 11. hebben de werklieden der Leid- sche lakenfabriek de tentoonstelling van het Pa leis voor Volksvlijt bezocht. Bij hunne terugkomst alhier werden zij door een tal nieuwsgierigen aan het station opgewacht, ook omdat men gehoord had dat door hen eene serenade zou worden ge bracht. Ea zich aan liet station een weinig in orde geschaard te hebben, begaven zij zich met muziek en fakkellicht naar de woning van den heer Van der Kaay, directeur der fabriek, en ver volgens naar den heer Harteveld op den Nieuwen Rijn. Nadat bij beide heeren door een deputatie uit hun midden huDtie erkentelijkheid was be tuigd over al hetgeen door hen gezien en geno ten was, trokken zij nog eenigen tijd door de stad en werden ten laatste nog onthaald door den heer Binnendijk in de Plaats Royaal, waarna zich een ieder wel tevreden naar huis begaf. ROMANESKE J0NGEJUFVR0UWEN. NAAR HET FRANSCH VAN JULES KERGOMARD. (Vervolg.) Och! kind, als gij, mijn echten langen cache- iniren shawl eens zaagt, en de vier anderen, gestreept, vierkant, Fransch, die er bij belmo ren; als gij mijn twaalf zijden kleedjes en mijn twee fiuweelen eens zien kondet; als gij mijne volants van Hongaarsche kant en mijne violetjes van Chantilly eens tusschen uwe vingertjes kondet voelenAls gij u eens een idee kondt maken van de verwonderlijk fijne spinragweefseis, door Chapron geteekend, en die voor zakdoekjes moeten dienen. Als gij daar eens voor u hadt liggen twaalf dozijn paar glacé-handschoenen van allerlei kleu ren; een stel bont, waar men de kou om zou lief krijgen; een geheel garnituur van robijnen, collier, knopjes, broche, ringen, en dan de flacons, de waaiers, en het horloge met den ket ting, enal het overigeOch! wat zoudt gij over u zelve lachen, lieve Renée, en over uwe zuster, en over uwen neef, en over uwe twaalf duizend frankenen hoe zoudt gij, op gevaar af van te verdrinken, nog liever eens in den vijver op Coathuel springen, dan er niet. eenmaal nog gebiedster worden En ik zou hem niet beminnen, niet aan bidden, hem, die mij dat alles geeft? Dan zou ik wel zeer ondankbaar moeten zijn. Zeg toch aan den schoonen Olivier, zooals ik het heb te verstaan gegeven aan den schoonen Raoul (die maar steeds voortgaat, ik weet eigenlijk niet waarom, met mij het hof te maken op eene wijze, die even dringend als vruchteloos is!); zeg hem toch, dat indien er zijde en tluweel, linten en kanten, bontwerken en juweelen in de we reld zijn, zulks hoogstwaarschijnlijk daarom door de Voorzienigheid zóo beschikt is, omdat er vrouwen zijn om dat alles te dragen, en dat het er nu maar op aankomt ooi haar dat te kunnen geven. Maar wat behoef ik u over dat alles te spreken, daar gij toch, dank zij uwe bescheidene wen- schen, en ook mede aan die van mevrouw uwe zuster, bestemd zijt om onbekend te blijven met die «wereldsche ijdelheên", zooals die hongerlij ders van poëten zeggen. Ik zou beter doen om u maar vooruit te laten denken aan het geluk der R-uolz-middelmatigheid, die u van verre en in hope reeds toelacht. Twaalfduizend franken! Ha! ha! ha! Mevrouw Maletl Wat zal dat eene schitterende en prachtige huishouding geven I Arme Renée! maar herinner u in allen gevalle dat er voor u altoos een plaatsje zal zijn in mijne loge in de Italiaansche opera, en in 't hoekje van mijn haard, als de steenkolen u hoofdpijn zullen veroorzaken; want twaalfduizend franken! en het hout is zoo duuri Adieu, kindlief! vergeef mij mijne vroolijkheid, en denk dat de melancholie van mevrouw de Meslay alleen bestand zou zijn tegen hare neen, tegen uwe twaalfduizend frankenGeluk kig dat, als zij in uwe plaats markiezin zal ge worden zijn, zij u een weinig zal kunnen bij staan of zij moest volharden om te hlijven opsparen ten einde nog weer eens iemand te kun nen uithuwelijken met groot voordeel en goe den interest! MABCELLE DE GUKÏ. P. S. Mijn huwelijk is onherroepelijk be paald op den 12den Juli, en ik zou ontroostbaar zijn als het plaats moest hebben zonder u, wan neer ik gelooven moest dat, iu de tegenwoordige omstandigheden, het aanschouwen van mijn ge luk u meer pijnlijk dau aangenaam moest zijn; maar gij hebt het zelve gewild I AAN DEN HEER. OLIVIER MALET. Garlan, den 29,u° Juni 1858. WelaanI Kom, kom haastig! Wanhoop niet, maar hoop ook niet te veel! Komen wees op alles voorbereid AAN MEVROUW ALINE BERNARD. Garlan, den 29"" Juni 1858. Ochhet is verschrikkelijk, Aline, en ik hen ver ontwaardigd en toch nog meer gegriefd dan veront waardigd! Ik verdacht worden van zulk eeue lage berekening! ik! en door haar! door dat wreedaardige en ondankbare kind, welks geluk ik had willen grondvesten, zelfs tot den prijs van mijn eigen geluk! Maar wat voor eene soort van eene ziel moeten diegenen dan toch wel hebben, die gelooven kunnen dat de zielen van audeieu

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1869 | | pagina 1