N°. 2946. Vrijdag A°. 1869. 17 September. Feuilleton van liet „Leidsch Dagblad". LEIDSCH DAGBLAD PRIJS DEZER COURANT. Voor Leidenper 3 maandenf 3.00. Franco per post3.85. Afzonderlijke Nommers9-93. Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen, uitgegeven. PRIJS DER ADVKRTENTIEN. Voor iederen regelf 0.15. Grootere letter naar de plaatsruimte die zij beslaan. Lelden, 16 September. Pruisen en Kederland. De Arnhemsche Courant bevat in het n°. van Zaterdag een artikel, over Pruisen en Nederland. Het is een waarschuwing tegen de plannen van Pruisen. Wijzende op de enorme uitrustingen, op de revues en manoeuvres, die thans aan de orde van den dag zijn, verklaart het blad, dat men niet zoo onnoozel moet wezen om te denken, dat dit alles geschiedt uit vrees voor Oostenrijk en Frankrijk, maar dat men te Berlijn op het ge schikte oogenblik wacht „om nieuwe verove ringsplannen ten uitvoer te brengen, om nieuwe provinciën en nieuwe millioenen onderdanen bij de reeds verkregene te voegeD." Onze dagblad pers nu is, volgens de Arnh. Cl., veel te Pruisisch gezind, wat in onze bladen voorkomt, is uit Pruisische bronnen geput. Bij hetgeen Prui sen doet is het noodig dat eene natie scherp uit eigene oogen zie, en zicli niet in slaap late wiegen door handige correspondentie-arti kelen uit Berlijn. Blijkbaar naar aanleiding van hetgeen „het Vaderland" onlangs geschreven had eindigde het artikel met deze woorden: „Prui sische belangen zijn andere dan Nederlandsche belangen en wij verlangen evenweinig dat men voor Nederland de Pruisische politiek overneemt, als dat men ten dienste der Nederlandsche justicia- belen de Pruisische wetboeken vertaalt en invoert." Het Haagsche Dagblad heeft dit artikel te baat genomen om op zijne wijze deze quaestie te be spreken. Het verklaart in zijn artikel weinig anders dan dat het Vaderlandaan Pruisen ver kocht en onze regeering aan Pruisen geleverd is. Het ii Vaderland" kan voor zich zelf het best spréken. Het is evenwel weder een karac- teristiek feit dat de redactie van het Haagsche Dagblad, die terecht zulke hooge eischen aan de journalistiek stelt, thans (naar wij meenen voor de eerste maal in ona land) op deze wijze, de redactie van een ander blad tracht verdacht te maken, en door de meest hatelijke beschuldiging welke is uit te denkeu, die nam. van omgekocht te zijn door een vreemde mogendheid, een gevrees- den concurrent zoekt afbreuk te doen. De beschuldiging tegen onze regeering, dat zij onder de curateele van Pruisen is geplaatst, is zoo ongemotiveerd, dat elke wederlegging onnoo- dig is. Voor de eer van ons gouvernement ach ten wij ook alle argumenten te zwak. Het beste wat men met zulke aantijgingen moet doen, is wellicht, om, als het Handelsblad, er den draak mede te steken. Dat er in den laatsten tijd eene meerdere toe nadering tusschen Pruisen en onze regeering ge komen is, dan in de dagen van het ministerie Van Zuylen en dat aan de vreesachtige anti- Pruisische politiek van dat kabinet een einde ge maakt is, is dat zulk een treurig feil? Is het weuschelijk, en is het noodzakelijk dat hier te lande een voortdurende angst wordt gaande ge houden, en daardoor een bittere haat wordt aangewakkerd tegen eene naburige mogendheid, met wie wij, zoowel wat afkomst, als wat volks karakter betreft, ons, als natie het nauwst ver bonden moeten gevoelen? En het is daarom dat wij ook in het artikel van de Arnh. Ct. een treurige poging zien, om die Prui senvrees levendig te houden. Het is geene moei lijke taak, om dit te doen. Men vraagt zich af, of hetgeen met Hanover, Keurhessen en Nassau is geschied, ook ons vaderland niet kan overko men, en of de Pruisische regeering ook niet een maal de noodzakelijkheid zal inzien om ons land te veroveren, gelijk het deze landen veroverd heeft - zonder hierbij te bedenken, datde verovering van ons land niet gelijk te stellen is met die van de in 1866 veroverde landen, die zonder eenigen twij fel Duitsch waren, en waar daarom tegen een Prui sische regeering veel minder tegenzin bestond dan bij ons volk, dat eene eigene nationali teit bezit, en dat, welke verder zijne deugden ook mogen zijn, sinds eeuweD, en door zijne ge schiedenis, trotsch is op een eigen zelfstandig be staan, en na de treurige jaren van vreemde overheersching in het begin dezer eeuw, slechts te meer gehecht is geworden aan zijne onafhan kelijkheid. Zoolang nu dit gevoel nog krachtig bij ons volk leeft, vreezen wij een vreemde annexatie niet. Gesteld al eene vreemde legermacht maakte zich voor een tijd lang meester van ons grondgebied wij kunnen in Pruisen, dat nog zooveel in Duitsch- land te doen heeft, geen voorteekenen daarvan zien, maar gesteld eens dan hebben wij nog te veel vertrouwen op onzen tegenzin tegen vreemde overheerschiüg, op onze eendrachtige samenwer king waar het geldt deze te overwinnen, dan dat wij, zelfs voor een oogenblik, bang zouden zijn dat deze overheersching op den duur kan blijven bestaau. Waartoe moet dan die vreesaanjaging leideu? Tot een voortdurend wantrouwen niet alleen in hetgeen de Pruisische regeering doet, maar in alles wat van die zijde komt, in een steeds groo tere afsluiting van onze zijde. En hierin zien wij juist het gevaar voor ons. Nog waren de vreem delingen die ons land met het statistisch congres bezochten, niet vertrokken, nog werden de woor den gehoord die bij verschillende gelegenheden waren gesproken over het nut van een nauwere toenadering der verschillende mogendheden, der verschillende natiën, door hare representanten, of men begint al tegen vreemden invloed te waar schuwen. En nu is het onze overtuiging dat in ons kleine land, willen wij met de andere vol keren meegaan, wij de sluizen moeten openzetten, dat wij niet alles van eigen krachten kunnen verwachten. Geen natie is thans aan zich zelve alleen overgelaten. Allen die vreemde talen verstaan, gevoelen het bij ons, en zij putten hunne wetenschap en hunne kennis uit vreemde boeken, zij zoeken hunne uitspanning in vreemde literatuur; wij gebruiken dagelijks ontelbare din gen, in den vreemde gemaakt; Het verkeer neemt steeds toe; wij hebben de vreemde natiën noo dig. Het groot gevaar voor onze natie zien wij in die bekrompen vrees voor vreemde invloeden, in dat wantrouwen van de levenskracht van onze nationaliteit. Is het. mogelijk dat het anders wordt? Ja, wanneer wij ons willen getroosten om ach teruit te gaan, wanneer wij meenen, dat wij reeds het hoogste standpunt bereikt hebben. Neen, wan neer wij meenen, dat ook wij behooren mede te gaan met onzen tijd, dat ook wij in ontwikke ling en beschaving nog niet den hoogsten trap be reikt hebben. En is men soms bang voor het behoud van ods volkskaraktergeldt dan niet evenzeer voor de volkeren, wat voor de indi viduen waar is, dat het karakter niet gevormd wordt in de afzondering en in de eenzaamheid, maar dat alleen in het vrije verkeer, in den om gang met anderen, de karakters hun volle ont wikkeling kunnen verkrijgen? Naar aanleiding van een klacht over het ge zegelde papier, ontvangt de Ned. Industr. van een der Geldersche fabrikanten de volgende mede- deelingen „De levering van het zegelpapier aan het mi nisterie van financiën heeft sedert verscheidene jaren niet meer bij publieke aanbesteding plaats de wet maakt daarvoor eene uitzondering op den algemeenen regel, dat alle leveringen aan het gouvernement tot een hooger bedrag dan van f 500, bij aanbesteding moeten plaats hebben. „De rede hiervoor is, dat de vervaardiging en levering van het zegelpapier eene zaak van ver trouwen is. „De firma de Erven Dirk Blauw, papierfabri kanten te Wormerveer, zijn zoodoende reeds se dert jaren tegen hooge prijzen de bevoorrechte leveranciers van het zegelpapier. „Wel zijn er reeds verscheidene malen door fabrikanten pogingen aangewend, om dit ino- n'opolie te doen ophouden, doch steeds vruch teloos." „De schrijver meent tevens te moeten opko men tegen de vrij algemeen verspreide meening, dat het handpapier, aan de Zaan gemaakt, beter zou wezen dan hetgeen elders in ons land ge fabriceerd wordt. „Hiervoor toch bestaan volstrekt geene rede nen. De grondstof, die aan de Zaan verwerkt wordt, is evenzeer voor niet-Zaansche fabrikan ten verkrijgbaar. „Het water, dat bij de fabrikatie eene groote rol speelt, is bijna nergens slechter dan in de Zaanstreken. „Geheimen in de handpapierfabrikatie, waar door wellicht de Zaansche fabrieken boven andere zouden kunnen uitmunten, bestaan ook niet. Integendeel wordt aan de Zaan nog steeds op de zeer ouderwetsche wijze het papier ge maakt, zonder dat daar voordeel getrokken wordt van de hulpmiddelen, die vooral de scheikunde in den laatsten tijd den papierfabrikant aan de hand geeft, om het papier een veel schooner ui terlijk te geven, zonder dat de deugdzaamheid daardoor benadeeld wordt, wanneer ten minste met zaakkennis en overleg gehandeld wordt. „Mag het geven van voorkeur aan Zaansch papier wellicht vroeger eene oorzaak gehad heb ben, tegenwoordig is dit het geval niet. Het ver schil tusschen Zaansch en niet-Zaansch papier bestaat alleen in de omstandigheid, dat het op verschillende plaatsen in Nederland geschept is; op de hoedanigheid oefent dit niet den minsten in vloed uit." De commissie der Koninklijke Academie van Wetenschappen, tot het opsporen, het behoud en het bekend maken van de overblijfsels der va- derlandsche kunst uit vroegere tijden, welke be staat uit de heeren C. Leemans, W. Moll, W. N. Rose en F. W. Conrad, heeft haar verslag over 1868—1S69 openbaar gemaakt. Het bevat eene nauwkeurige en omschreven samenvatting der opgaven, in dat jaar achtereenvolgens in de let terkundige afdeelingder academie gedaan omtrent de mededeelingen, berichten en toezendingen, welke van de deelneming en belangstelling van velen, wier namen (dankbaar vermeld worden, hebben getuigd. Daaronder komen voor de door tusschenkomst van den min. van financiën ont vangen bestekken van ontmantelings-werken der vestingen Maastricht, Venlo en Bergen-op-Zoom, alsmede 15, meestal zeer gelukkig geslaagde pho- tographieën van thans gesloopte gedeelten der ves tingwerken van Maastricht. Voorts is aan het verslag als bijlage toegevoegd eene door Jhr. Mr. V. De Stuers opgemaakte lijst van 127 voorwer pen, gevonden bij het slechten dier vesting. Hdbl Naar wij vernemen, is een ontwerp tot wijzi ging der wet op het armbestuur zoo goed als ge reed, om van regeeringswege in het nieuwe zit tingjaar van de Tweede Kamer der Staten-Gene- raal te worden aangeboden.Zijn wij welonderricht, dan wordt daarbij de verblijfplaats als domicilie van onderstand voorgesteld en zullen de kosten van verpleging der veroordeelde bedelaars in de gestichten te Ommerschans en Veenhuizen, die nu nog ten laste der gemeenten komen, voortaan voor rijksrekening worden genomen. Vad.) Zr. Ms. monitor Bloedhond, in aanbouw op 's rijks werf te Amsterdam, is in den namiddag van gisteren met goed gevolg te water gelaten. Naar wij vernemen gaan a. s. Zaterdag een zestigtal werklieden van de Leidsche Lakenfa briek naar Amsterdam om de Internationale Ten toonstelling te gaan bezichtigen. Met hetzelfde doel zenden de heeren JoDgmans Zoon hunne kleedermakersgezellen op a. s. Zondag derwaarts. Z. M. heeft goedgevonden tot voorzitter der Eerste Kamer van de Staten-Generaal gedurende de zitting van 18691870 te benoemen den heer Mr. J. A. Philipse, lid dier Kamer. Aan den heer G. H. Pijls, wethouder van Maas tricht, is vergunning verleend tot het aannemen en dragen der versierselen van officier der orde van den Nischan, hem door Z. H. den Bey van Tunis geschonken. ROMANESKE JONGEJUFVROUWEN. NAAR HET FRANSCH VAN JULES KERGOMARD. Vervolg.) Zij heeft mij hare gansche geschiedenis ver haald, en gedeeltelijk ook die van een harer vriendinnen, en zij heeft mij duidelijk aange toond dat laatstgenoemde zeer gelukkig is ge weest in hare armoede, omdat zij haren echtge noot liefhad, en dat zij zelve zeer ongelukkig geweest is te midden harer weelde, omdat zij den hare niet kon uitstaan. Ik weet zelve niet hoe dat zoo met mij geweest is, maar ik ben eenigszins aan het wankelen gebracht iu onze overtuigingen, en ik kan mij niet meer geheel en al herstellen van dien harden aanval. Dat alles is ook mee de schuld van mijnheer de Coathuel. Indien hij, in plaats van te pogen mij te betooveren door buitensporige toiletten, door houdingen als een treurwilg en door verzen, die minder rococo, maar even vervelend zijn als die van mijn goeden oom, indien hij, in plaats van dat alles, had kunnen besluiten om eenvoudig aan mijne moeder om mijne hand te vragen, die zoowel mijne moeder als ik hem gereedelijk zouden hebben toegestaan, zou hij niet hebben blootgestaan aan eene behandeling van mij, gelijk aan die, welke de chevalier van u heeft ondergaan. Men kan veel verdragen en doorstaan om markiezin de Coathuel te worden; maar wanneer er slechts een liefdesroman moet worden afgespeeld dan zou ik, oprechtelijk gesproken, daartoe liever Olivier hebben geko zen. Ik heb ze allebeiden aan den slag gezien, en ik moet erkennen dat de adel en het geld van den voornamen heer allergeweldigst in de schaduw gesteld worden door de jeugd en de schoonheid van den artist. Ik moet u zelfs be kennen dat, bijaldien zij beiden evenzeer getiteld en even rijk waren, ik geene enkele minuut tusschen hen beiden zou aarzelen. Morgen verwacht ik den markies, en, wanneer hij dan niet voor den dag komt, en mij bewijst dat hij eerlijke inzichten heeft, laat ik hem aan zijn lot over als een gewonen ellen deling. Gij, die altoos het denkend hoofd geweest zijt van ons vriendschapsverbond, zoudt gij mij mis schien kunnen zeggen, lieve Marcelle, waarom mijne zuster er toch zoo op staat dat ik Olivier zal liefhebben, en waarom zij zich daartoe zooveel moeite geeft? Dat zij mij tracht af te brengen van een huwelijk met den markies, wanneer zij zelve ongelukkig geweest is in een nagenoeg gelijksoor tig huwelijk (hoe weinig eene ervaring ook zou kunnen bewijzen) wil ik hier nog laten gel den. Maar dat zij zelfs zóóver gaat zooals ge schied is om mij de honderdduizend franken aan te bieden, die zij nog bezit van haren man (en waarvan zij, ik weet niet ten gevolge van wat voor onbegrijpelijke kieschheden, geen genot wil hebben), en dat om mijn huwelijk met bo vengemeld neefje gemakkelijk te maken, dat is iets wat mij hoogelijk verwondert, mij in de war brengt en mij zelfs eenigszins ongerust maakt. Zij heeft zijne zaak voor mijne rechtbank bepleit met eene warmte, met een vuur, met eene hartstochtelijke welsprekendheid, die ik ternauwernood zou begrijpen wanneer zij ver liefd op hem was iets, wat onmogelijk is, vermits zij zich zelve wil berooven ten einde hem iu staat te stellen om met eene andere te kunnen trouwen, 't Is wel waar dat zij samen zijn opgevoed; maar aan hunne houding tegenover elkander, gedurende het verblijf van Olivier al hier, zou ik in 't geheel niet hebben opgemaakt dat Jane voor hem eene genegenheid heeft over gehouden, die tot zulk een offer in staat was. Zij heeft mijn klein getimmerte van tegenwer pingen tegen de gevaren der liefde eu de onaan genaamheden van een leven in bekrompen om standigheden zoo goed stukje voor stukje afge broken, dat ik inderdaad niet meer weet wat ik haar zal antwoorden; en wanneer, gelijk ik vrees, de markies, die zich zeiven voor onweer staanbaar houdt, niet zoo gemakkelijk is klein te krijgen als uw generaal, zie ik mij gedwon gen om mij tevreden te stellen met mijn neef gelukkig te maken, onder den eenvoudigen naam van: mevrouw Malet zonder meer en met een duizendtal franken in de maand, totdat zijne meesterstukken dat bescheiden budget zullen ko men vermeerderen. Maar het is verwonderlijk, Marcelle, wat ik reeds vertrouwd raak met dat denkbeeld. Ik heb geene volstrekte behoefte aan luxe voor mij zelve eu het komt mij voor dat men nog heel wat kan uitvoeren, zelfs te Parijs, met een inkomen van twaalfduizend franken in hetjaar. Daarenbo ven hebt gij zelve het gehoord, en nog wel vau een van zijne kunstbroeders, dat Olivier talent bezitEn als hij mij nu eens rijker kon ma

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1869 | | pagina 1