R N«. 294».
A0. 1869.
Donderdag
16 September.
Feuilleton van het „Leidsch
Dagblad".
LËI0SCH
F»RIJTS DKZKR COURANT.
Voor Leiden, per 3 maanden3.00.
Franco per post3.85.
Afzonderlijke Nommers0.05.
Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering van
Zon- en Feestdagen, uitgegeven.
PRI.I S DER ADVERT 1£NTI K N.
Voor iederen regelƒ0.15
Grpotere letter naar de plaatsruimte die zij beslaan.
Leiden, 15 September.
Reeds niet een paar woorden hebben wij het
voornaamste uit de begrooting voor Leiden over
1870 aangestipt. Wij willen het thans nader on
derzoeken. Het eindcijfer van de geheele begroo
ting is 109741.82, of wel 1057.27 lager dan in
het vorige jaar: in waarheid is zij evenwel slechts
57.27 lager, daar voor Onvoorziene Uitgaven 1000
minder is uitgetrokken dan voor 1869. Het spreekt
van zelf, dat het cijfer der Onvoorziene Uitgaven
niets beteekent: men kan voor Onvoorziene Uit
gaven ƒ1 of ƒ10.000 uittrekken, steeds blijft liet
een post, waaromtrent, de naam duidt het reeds
aan, men niets van te voren weet. Zoo dikwijls
er over geld op dezen post voorkomende beschikt
wordt, moet de raad zijne toestemming geven.
Die post voor Onvoorziene Uitgaven, op eene be
grooting voorkomende en daarop behoorende,
strekt alleen om voor kleinere sommen die later
mochten blijken benoodigd te zijn, reeds van te
voren eenig geld beschikbaar te hebben. Het cijfer
dat hiervoor is uitgetrokken kan bij een appre
ciatie van de begrooting niet in aanmerking
komenhet is en het kan niet anders uit
de lucht gegrepen. Is het te hoog, dan komt het
overschot op de volgende begrooting, is het te
laag, dan moeten de onvoorziene uitgaven uit
het een of ander overschot gevonden worden.
De begrooting is dan ƒ57.27 lager dan in het
vorige jaar. Verdeelt men de uitgaven in buiten
gewone en gewone, dan heeft men een som van
ƒ27.225 buitengewone (de voltooing der meisjes
school, de vergrooting der school n°. 1 voor on-
vermogendeu en de demping van de Binnenvest
gracht bij de Koepoortsgracht) en ƒ882,519 gewone:
in 1869 ƒ20,200 buitengewone en ƒ390,602.09 ge
wone. De buitengewone uitgaven zullen alleen
door buitengewone middelen worden goed ge
maakt. De gewone middelen moeten alzoo
ƒ382.519 bedragen: niettegenstaande nu in het
vorige jaar zelfs een deel der buitengewone uit
gaven (ƒ3200) uit de gewone middelen gevonden
zijn en dus in dat jaar 393.802 bedroegen is
toch in dit jaar het cijfer, dat aan belasting door
de ingezetenen moet opgebracht worden hooger
geraamd, dan voor 1869. Dit heeft zijn grond in
het groote batig saldo, dat in het vorige jaar
aanwezig was. Terwijl toen ƒ30.000 van het vo
rige jaar overig was, doordien men de winst van
de gasfabriek in het daaraan voorafgaande jaar
te laag gesteld had, is er thans slechts een batig
saldo van ƒ10.000. Moest alzoo in het afgeloopen
jaar 362.264 (dat is 393802—ƒ31538 batig saldo)
uit de gewone inkomsten gevonden worden, dit
jaar moet er 371.714 (dat is ƒ382.519 na aftrek
ƒ10.805 batig saldo) opgebracht worden. De op
brengsten van gemeente-eigendommen enz., en van
de verschillende heffingen voor het gebruik van
gemeentewerken enz., en eindelijk van verschil
lenden aard, bedragen voor beide jaren ongeveer
hetzelfde: 110.000. Alzoo moesten er in het vorige
jaar aan directe belast, opgebracht worden ƒ222,264
en dit jaar ƒ231,740. Een groot deel hiervan wordt
betaald aan personeele belasting, die gelijk men
weet, wel door het rijk wordt geheven, maar
voor 4/5 gedeelte aan de gemeente wordt uitge
keerd: deze wordt op ƒ92000 geraamd. Dan ko
men de opcenten op de grondbelasting ten be
drage van ƒ24100. Deze beide middelen bestonden
ook in het vorige jaar. Het verschil moet nu ge
vonden worden of in een verhooging der opeen
ten van de personeele belasting of in eene ver
hooging der plaatselijke belasting. Het is dit
laatste, wat burg. en weth. verkozen hebben, en
terwijl er slechts 25 opcenten op het personeel
zullen geheven worden, geraamd op ƒ23966, (in
het vorige jaar werden de opc. tot een bedrag van
31744 geheven) zal de plaatselijke belasting
92000, in plaats van 74100 gelijk in 1S69,
moeten opbrengen.
De uitgaven zijn als volgt:
Hoofdstuk I afd. I jaarwedden In 1869
der personen van het dagel-
bestuur, schrijfloonen enz. 32475.32475.
Afd. II kosten van het da-
gelijkscb bestuur 9225.10250.
Hoofdst. II publieke werk. 50974.66 39725.67
III kosten v. eigen
dommen, welke de gem.
naar het burg. recht bezit,
dag- en weekg. der werkl. 20349.— 20402.
Hoofdst. IV kosten invorde
ring belastingen12021.Ï2150.—
Hoofdst. V openbare veilig
heid en brandweer 53313.50194.50
Hoofdst. VI kosten pl. ge-
zondheids-politie275.275.
Hoofdst. VII onderwijs enz. 118377.1170S2.
VIII armwezen 85469.74 97950.
IX renten, pensioe
nen enz5320.42 6552.92
Hoofdst.X verscbill. uitgav. 15945.16745.
Xlonvoorz. 6000.7000.
409744.S2 410S02.09.
De vermindering van Hoofdst. I afd. 2 is ver
kregen door enkele bezuinigingen op het druk
werk, het onderhoud van raadhuis en meubelen
enz. De verhooging van Hoofdst. II ontstaat door
een belangrijke post van ƒ14600 voor vernieu
wing van bruggen (nam. van de wipbrug aan
het eind van de Haarlemmerstraat bij de Haven,
van de draaibrug aan de Haven, van de Singel-
brug over.de Mare, van de brug over de Oranje
gracht voor de Waard-kerksteeg, en van een brug
aan het einde der Roomburger Molensloot over
het plantsoen onder Soeterwoude), en door die
voor de demping der Binnenveslgracht. (ƒ8425)
Het onderhoud der straten en pleinen is daarte
gen ƒ6000 lager geraamd dan het vorige jaar.
Hoofdst. III is slechts ƒ50 lager, niettegenstaande
de post voor dag- en weekgelden met 500 is
verminderd doordien er bijzondere herstellingen
aan den toren van het raadhuis noodig zijn. Hoofdst.
V is hooger eensdeels door de kosten van een
nieuwen brandspuit, berekend op 1350 en ander
deels door de oprichting van een muziekkorps
voor de schutterij, waarvoor eene som van ƒ2800
wordt aangevraagd. Voor kleeding, drukwerk
enz. der politie wordt daarentegenminder ge
vraagd. In Hoofdst, VII komen de buitengewone
uitgaven voor de nieuwe meisjesschool; de ver
grooting der school n". 1 voor onvermogenden
a ƒ18800, voor. Het eindcijfer van Hoofdst. VIII
Armwezen is lager, daar weder de subsidiën met
5 pCt. verminderd worden, terwijl bet subsidie
aan het minnehuis, dank zij de transactie met de
diaconie, geheel vervallen is. Onder Hoofdst. X
komt een post voor openbare vermakelijkheden
a ƒ3000 voor wegens de academische feesten;
toch blijft het eindcijfer nog beneden dat van het
vorige jaar door dat toen een bijdrage voor den
weg naar Alkemade a ƒ3200 in dit hoofdstuk
voorkwam. In dit hoofdstuk komt weder voor
een post van ƒ5000 voor aankoop van inschrij
vingen op het grootboek uit de winst van de
gasfabriek.
Bij het doorlezen van de mem. v. toelichting
heeft ons vooral de volgende zinsnede getroffen
„wanneer het plein der Ruïne zijne tegenwoor
dige bestemming blijft behouden en daarin geene
geheele of gedeeltelijke verandering wordt ge
bracht, is het noodig dathet in goeden toe
stand wordt veranderd, waarvan de kosten wor
den geraamd op ƒ3600."
Hoewel ook wij beginnen te gelooven, na de
missive van den minister van binneulandsche
zaken, dat het Ruïne-plein wel ten eeuwige da
gen onbebouwd zal blijven, zoo hopen wij even
wel dat, de leden van den raad nooit hunne toe
stemming er toe zullen geven, dat er ƒ3600 aan
dit plein ten koste worden gelegd.
Het verwondert ons, dat al komt deze som ook
nog niet op deze begrooting voor, burg. en weth.
zoo iets, zelfs in de toekomst, durven veronder
stellen.
De Oostenrijksche consul te Tripoli heeft over
den moord van freule Tinne eene mededeeling
gedaan, die afwijkt van het bericht van onzen
consul aldaar, voor eenige dagen door ons opge
nomen.
Freule Tinne zou volgens dezen het slachtoffer
geworden zijn van eene oneenigheid onder den
stam der Tuareggs. Bij haar aankomst te Mursuk
had zij van het hoofd der Tuareggs een escorte ge
vraagd, dat haar werd verleend, doch hetwelk be
stond uit personen die met het bestuur van dit hoofd,
Ichnuchen genaamd, ontevreden waren. Om zich
nu op dezen Ichnuchen, wegens werkelijke of
vermeende beleedigingen, te wreken, besloten zij
om zijne beschermelinge te dooden, welk plan
zij volvoerden.
DeEngelsche vice-consul in Ben Ghasi, de heer
Chapman, schrijft aan Rohlfs de toedracht van
zaken nog eenigszins anders. Het escorte, door
Ichnuchen aan freule Tinne gegeven, wilde van
de gelegenheid gebruik maken en een rooftocht
ondernemen tegen den Dschirafli-stam. De broeder
namelijk van hem die aan het hoofd stond van
het escorte, was indertijd door dezen stam ver
moord. Om nu dit plan uit te voeren moest er
een om weg gemaakt worden, die de reis onge
veer een maand langer zou doen duren. Freule
Tinne, dit hoorende, verzette zich natuurlijk tegen
dit plan, en dreigde, toen haar woorden weinig
gehoor vonden, met den toorn van Ichnuchen.
Hierop verklaarden hare begeleiders dat zij dezen
niet telden, dat zij volstrekt niet tevreden over
hem waren, en toen zou bij hen het denkbeeld
opgekomen zijn om freule Tinne, als wraakne
ming tesen Ichnuchen, te dooden.
De Magieburger Zeilung geelt de volgende nadere
toelichting over de resultaten der Mannheimer
conferentie betreffende de Rijuvisscherijen
„Door de officieuze dagbladen wordt stellig ver
zekerd, dat de mededeeling uit Muncheu, als zou
de conferentie geene resultaten hebben opgeleverd,
onjuist is. Wel zijn de discussiën verdaagd, om
dat de Nederlaudsche regeering het verbod van
zalm te vangen korter wilde stellen dan alle
andere regeeringen meenden te moeten verlangen,
maar over alle andere gewichtige quaestiën, die
op de conferentie zijn behandeld, heeft een zeer
verblijdende overeenstemming geheerscht, zoodat
men het ook over deze quaestie wel eens zal
worden."
Volgens dit blad zou onze regeering ook daar
om nog niet tot een decisie gekomen zijn, omdat
zij de toestemming der Kamers in dezen noodig
heeft.
Deze laatste opinie laten wij voor rekening
van het Pruisische blad: art. 10 der jacht- en vis-
scherijwet zegt uitdrukkelijk: „De wijze van uit
oefening der zalmvisscherij wordt door Ons, na de
Ged. Staten gehoord te liebbeu, geregeld." Wellicht
moet ineu dit bericht dan ookzóo lezen, dat de regee-
riug Ged. Staten nog nader omtrent deze quaestie
heeft willen hooien. In allen gevalle werpt dit
bericht een gunstiger licht over liet afbreken der
onderhandelingen dan het vorige, en daarover
verheugen wij ons.
Naar wij vernemen, is de lieer B. Van Dorsten
Hz. alhier heden met zijne (vier) werklieden
naar Amsterdam gereisd, om deze op zijne kos
ten de tentoonstelling aldaar te doen bezichtigen.
Men schrijft ons heden uit 's-llageThans
meenen wij met zekerheid eenig nader bericht
te kunnen geven aangaande de festiviteiten van
17 November aanstaande. Heden namelijk zijn
vanwege de Hoofdcommissie voor het Monument
voor 1813, de uitnoodigingen rondgezonden aan
heeren en dames dilettanti, ter deelneming aan
het zangkoor. Eene voor deze feestelijke gelegen
heid opzettelijk vervaardigde cantato (woorden
van N. Beets, op muziek gebracht door W. F. G.
Nicolaï) zal namelijk aan den avond van dien
dag voor een uitgebreiden kring van afgevaar
digden der plaatselijke commissie» en verder ge-
noodigden in de zaal van den Kon. Schouwburg
worden ten gelioore gebracht.
Het bestuur vau het XXI V*1" Nederlandsch
Landhuishoudkundig Congres, in 1870 te Arnhem
te houden, heeft zich met eene circulaire gewend
ROMANESKE JONGEJUFVROUWEN.
NAAR HET FRANSCH VAN
JULES KERGOMARD.
Vervolg.)
Ik zeide dus: „Maar, lieve Renée, als gij toch
toegeeft 't geen ik ontken dat men ge
lukkig kan zijn in 't huwelijk zonder juist te
beminnen, waarom zoudt gij dau niet even
goed met Olivier trouwen als met iemand an
ders
„Omdat ik niet verlangend ben om mevrouw
Malet te lieeten en armoede te lijden, wanneer
4k...."
markiezin en rijk kan worden! is dat niet
uwe gedachte?" voegde ik er bij, toen ik zag dat
zij ophield.
Zij antwoordde slechts met een gebaar, maar
met een gebaar, veel welsprekender dan alle
mogelijke woorden.
„Arm kind! dus is het waar?" hernam ik, ter
wijl ik hare hand vatte. „Ik heb er reeds sinds
eenigen tijd aan getwijfeld, doch ik heb het niet
willen gelooven."
„Is daar zooveel buitengewoons in?" vraagde
zij op een eenigszins bitsen toon.
„Dat komt mij niet alleen buitengewoon voor,
maar bovendien zóo treurig dat, dewijl ik u
niet in staat acht om zelve die berekening te
maken, ik mij nu verzekerd houd dat zij u is
ingeblazen door uwe vriendin Marcelle, aan wie
wij, mijne moeder en ik, naar ik vrees, te veel
eer hebben bewezen, toen wij meenden dat zij
romanesk was en in staat om uwe genegenheid
voor Olivier te begunstigen of om zelve er eene
voor hem te kunnen gevoelen."
„En waarom zegt gij te veel eer, Jane? Zou
zij in dat geval niet veel meer afkeuring verdiend
hebben, dan wanneer zij mij, zooals gij (schijnt
te veronderstellen, aangespoord had tot een hu
welijk, evenzoo voordeelig als dat van haar
zelve?"
„In mijne oogen zeker niet! Indien de liefde
hare gevaren heeft die evenwel nimmer zoo
groot zullen zijn als die waarvan haar gemis
in het huwelijk de bron is! dan is zij al
thans vrij van die ellendige quaesties van geld
en aanzien, die doorschemeren in de zoo uiter
mate verstandige berekeningen van mejuf-
vrouw de Gury en van u, kindlief!"
„Wat moet men gelooven?" sprak Renée,
als bij zich zelve, terwijl zij zich neer
zette op een bank, waarop ik naast haar plaats
nam. „Wat moet men gelooven? Zij, die door
meerderen leeftijd ondervinding hebben opge
daan, beweren maar steeds: dat de liefde
de oorzaak is van alle onheilen
„Hebt gij de fabel vergeten van: De vos en
de druiven?" vraagde ik lachende, hoewel
ik eigenlijk niet in 't allerminst lust tot lachen
had.
„Dat zij spoedig uitslijt
„Ja, als zij van een slecht allooi is."
„En wanneer het behelpen in de huishouding
haar doet sterven
„Haar doet in kracht toenemenWanneer men
voor elkander arbeidt, streeft en worstelt, is men
onoverwinnelijk; terwijl men elkaar verscheurt
wanneer men het onderling niet eens is en tegen
elkaar worstelt!"
Daarop verhaalde ik haar uwe geschiedenis,
Aline; uw onwrikbaar vertrouwen op de toe
komst en op u zelve, zoowel dat van uwen
man als van uuw huiselijk geluk te midden
van uwe beproevingen, en het geluk, 't welk gij
thans geniet, nu gij, dank zij uwe wederzijdsche
teederheid, eindelijk over alle hinderpalen heli-
gezegevierd. Ik stelde tegenover dat leven van u
het mijne, schitterend, naar de oppervlakte
te oordeeleu, doch vreeselijk bewogen in de
diepte. Ik trachtte bovendien aan Renée te doen
begrijpen dat Olivier reeds nu op dit oogenblik
rijker was dan gij lieden geworden zijt, en dat
de persoonlijke verdiensten de eenige ware eu
eerbiedwaardige adel is. Zij luisterde naar mij
zonder te antwoorden, en zij scheen bewogen
toen ik haar alleen liet.
Wat nu intusscheu te doen? Mag het wel in
derdaad als een dienst, aan Olivier bewezen, be
schouwd worden, wanneer men eene vrouw tot
hem wederbrengt, die door soortgelijke overwe
gingen en berekeningen een oogenblik zich heeft
kunnen laten meesleepen? Zou hij die liefde be-
geeren, als hij vermoeden kou van wat soort zij
was? Wat mij betreft, die hem door en door
ken, ik zou gerustelijk durven antwoorden:
Neen! En toch, ik ben hang dat ik wanneer
ik hem tracht te bewegen om afstand te doen
van zijne dwaling dat ik zonder liet zelve te
weten mij laat leiden door eene vér verwijderde
hoop, die ik, helaas! in kalme oogenblikken niet zou
mogen voeden. Wanneer hij Renée trouwt, zul
len wij zekerlijk beiden ongelukkig zijn; wan
neer hij niet met haar trouwde, zouden wij a(-