N°. 2942.
Maandag
A°. 1869.
13 September.
Feuilleton van liet „Leidscli
Dagblad".
AGBLAD
PRIJS DEZER COURANT.
Voor Leiden, per 3 maanden3.00.
Franco per post3.85.
Afzonderlijke Nommers0-05.
Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering van
Zon- en Feestdagen, uitgegeven.
PRIJS DER ADVKRTENTIEN.
Voor iederen regelƒ0.15.
Grootere letter naar de plaatsruimte die zij beslaan.
Leiden, 11 September.
Zevende Internationaal Statistisch Congres.
2d0 Sectie. Rechterlijke Statistiek, enz.
(Zitting van Vrijdag.)
De vergadering, onder voorzitterschap van den
lieer Jolles, geopend zijnde, is door den heer Vis-
schers een voorstel gedaan tot liet uitdrukken bij
wijze van adres, van den wensch aan de verschil
lende regeeringen tot het invoeren van een een
vormig stelsel van maten en gewichten, gegrond
op liet metriek stelsel, en is door den spreker
daarbij medegedeeld, dat in de vergadering van
het congres eene lijst ter handteekening zal worden
neergelegd als blijk van adhaesie.
Vervolgens is nadere voorlezing gedaan van de
conclusion van sommige rapporten, zooals daarom
trent bereids de strekking was goedgekeurd, en wel
1". uit naam van den heer Yvernes (verhinderd),
door den heer Rollin, betrekkelijk de statistiek der
doode hand; 2°. door den heer Jolles omtrent de
inrichting eener gerechtelijke handels- en straf-
statistiek, voor alle rijken toepasselijk, en waarbij
de regeeringen worden uitgenoodigd een over
zicht te verstrekken van de bestaande wetgevin
gen op de rechterlijke organisatie, en voorts de
noodige rubrieken in te vullen omtrent het ge
tal en de bevoegdheid der rechterlijke colleges,
de uitgestrektheid van het rechtsgebied, de aan
wijzing der rechterlijke ambtenaren, hun trak-
tement enz.; etr 3°. bij monde van den heer Worms
over de faillissementen en bankbreuken.
Al deze conclusiën werden door de vergade
ring goedgekeurd.
Ten slotte heeft de heer Voorduin den voor
zitter den dank der vergadering kenbaar gemaakt,
en hulde gebracht voor de uitmuntende leiding
der belangrijke debatten.
3d0 Sectie. Financiën.
De derde Sectie volbracht hare werkzaamhe
den met de goedkeuring van het rapport, van
den heer Corrienti omtrent het onderwerp: dc
statistiek der gemeente-financiën, ingeleid door
den heer Jacobi. De heer Bachiene betuigt den
voorzitter dank voor zijne bekwame en onpar
tijdige leiding der verschillende zittingen.
Algemeone Vergadering.
De algemeene vergadering van het Congres
voor statistiek werd gisterenmiddag te éen uur
onder het voorzitterschap van Z.Ex. Mr. Fock in
de Ridderzaal in het openbaar gehouden.
Lord Houghton, de Eugelsche gedelegeerde,
houdt eene rede, waarin hij hulde brengt aan
de nagedachtenis van lord Brougham, wiens lang
durig leven gewijd was aan de bevordering van
economische kennis en maatschappelijke welvaart.
De heer Worms, Fransch gedelegeerde, deelt
een korte necrologie mede van den Italiaanschen
minister Cordova.
De heer Ruggles, Amerikaansch gedelegeerde,
houdt een voordracht, waarin hij uiteenzet het
groote belang van de juiste kennis van den toe-
R stand van den landbouw, en met den wensch
besluit, dat het volgend Congres de verschillende
regeeringen uitnoodige een landbouwstatistiek
van alle landen op te maken.
Vervolgens werd het woord verleend aan den
heer Engel, directeur der statistiek, afgevaardigde
van Pruisen, die een uitgewerkt rapport uitbrengt
van de deliberatiën in de eerste sectie, meer be
paald over de vraag, of de statistiek moet geacht
worden te zijn een wetenschap of kunst, en
waarbij hij als de meening van de sectie ont
wikkelde, dat het onderwerp voor de grenzen
van de statistiek vatbaar zij voor eene beraad
slaging of stemming, hij welke vergadering ook,
als zijnde van oordeel dat het voorwerp en de
grenzen der statistiek, zelfs de stelling dier we
tenschap tegenover de andere wetenschappen,
moeten worden overgelaten aan hel vrije onder
zoek van al diegenen, die er zich mede bezig
houden.
De heer Wolowski bestrijdt de conclusie van
het rapport van den heer Engel op geestige wijze.
Hij kan niet toegeven, dat de grenzen en het
doel der statistiek niet zouden kunnen worden
aangewezen en verzet zich met nadruk tegen de
meening, dat de bepaling van de plaats, welke
de statistiek in de rij der wetenschappen inneemt,
aan den vrijen wil van het individu zou moeten
worden overgelaten.
Het wezen der statistiek kan zeer duidelijk
worden bepaald, en haar doel zeer juist worden af
gebakend. De statistiek is z. i. de wetenschap
der maatschappelijke feiten. Met de vermelding
van dat wezen der statistiek zijn ook hare gren
zen bepaald.
Niemand meer het woord vragende, is de con
clusie van het rapport der l"c sectie aangeno
men. Daarna is in beraadslaging gebracht de
conclusie van het rapport van den heer Von
Bauinhauer, derzelfde sectie, waarover de heer
Semenow rapport uitbracht; deze conclusie is
aangenomen, gelijk ook de beide andere tot het
uitspreken van verscheidene wenschen, die wij
reeds vroeger mededeelden.
Daarna werden de beraadslagingen geopend
over het verhandelde in dc 2de sectie Rechtsge
leerdheiden is daarover het rapport uitgebracht
door den heer Rollin, alleen betrekkelijk de sta
tistiek nopens de instelling van de doode hand.
In verband hiermede deed de spreker het belang
uitkomen om met de meeste omzichtigheid te
werk te gaan. Hij heeft de conclusie van het
rapport nader toegelicht, en gewezen opdewen-
schelijkheid om aan het verlangen van het Con
gres nopens het ontvangen van officieele statis
tieke inlichtingen niet te verbinden de .qualifi-
catie van „dringende noodzakelijkheid," zooals
de heer Van Hugenpoth in zijn rapport in het
programma had gewenscht, maar dat als een
zaak van groot nut uit te drukken. Voor 't ove
rige wees hij weder, gelijk in de sectie was uit
gedrukt, op het noodzakelijke om niet te ver te
gaan, en zich te bevredigen met de openbare in
stellingen en daarbij gebruik te maken van ka
dastrale gegevens, voor zooveel men wil komen
tot de kennis van de onroerende goederen, en
dat men omtrent de vermomde instellingen van
de doode hand toch nooit tot eenige zekerheid
zou kunnen geraken.
De heer Hugenpoth tot den Beerenclaauw is
hierop overgegaan tot de bestrijding der conclu
sie van het rapport en heeft gehandhaafd de
strekking van zijn in het programma ingediend
rapport. Hij bleef er op staan, dat het als van
maatschappelijk en dringend belang worde be
schouwd, omtrent alle instellingen van de doode
hand officieele opgaven te erlangen en dat de
regeeringen daartoe al het hare mogen aan
wenden.
De heer Pascal Duprat, uit Frankrijk, heeft
met kracht het denkbeeld van den heer Hugen
poth ondersteund uit het oogpunt van overwe
gend en dringend maatschappelijk belang.
Hij verlangde tot de conclusie te komen, dat
het congres van hoog aanbelang achtende den
tegenwoordigen toestand van de doode hand in
Europa, de regeeringen uitnoodigt daaromtrent
zooveel mogelijk de statistieke opgaven te ver
zamelen, langs zoodanigen weg als zij dienstig
achten.
Na eene uitvoerige discussie wordt het voor
stel van den heer Duprat onder luide en aan
houdende toejuichingen aangenomen.
Het praesidium wordt alsnu waargenomen
door den vice-president, den heer Vissering.
Daarna brengt de heer Yvernes rapport uit
over het verhandelde in de 2de sectie betrekke
lijk de kostelooze procedure, en heeft hij de
strekking van dat rapport nader toegelicht.
De conclusie van dat rapport met de wijziging
daarop door den heer Yvernes voorgesteld wordt
aangenomen.
De vergadering wordt hierop verdaagd tot he
denochtend te 9 uren.
Volgens den staat, door den heer S. Ruggles,
Amerikaansch afgev. aan het Statistisch Con
gres overgelegd over de opbrengst der graanprij
zen, blijkt, dat in al de landen van Europa, met
eene bevolking van 286 millioen zielen, in 1860
■1,719 millioen imperial bushels graan werd geteeld
zijnde, in verhouding tot de bevolking, gemiddeld
16.5 bushels per persoon; dat de opbrengst van
tarwe alleen heeft bedragen 1.464- millioen bushels,
verhouding tot de. bevolking 5 1.
In Amerika bedroeg de bevolking in 1850 23-,
in 1860 31- en in 1868 39 millioen; de opbrengst
der granen, respectievelijk in die jaren: 844
millioen,' 1221 en 1105 millioen bushels, zijnde
36.3, 38.2 en 36 in verhouding tot de bevol
king. Wat de tarwe aangaat, de opbrengst daar
van is van 97 millioen bushels in 1850 tot 217
millioen bush, in 1868 toegenomen. Uit deze
cijfers blijkt het groot gewicht dat de Ver. Staten
in de graanproduetie hebben erlangd.
Wij vernemen met zekerheid dat het volgende
Internationale Statistisch Congres zal plaats heb
ben te St.-Petersburg. Dv. Z.)
Op 1° Januari jl. bestond het Rijkstelegraafnet
hier te lande uit 2510.1 kilometer telegraaflijn
tnet 8522.2 kilometer draad, zijnde 212.1 kilometer
telegraallijn en 1651.2 kilomeier draad meer dan
een jaar te voren. Deze vermeerdering is ver
kregen door den aanleg van 209.8 kilometer tele
graaflijn en het spanuen van 1706.9 kilometers
draad, zoo op deze als op andere reeds bestaande
lijnen.
Van de 2510,1 kilom. telegraaflijn liepen op 1°
Januari jl. 1391 kilometer langs spoorwegen en
1119.1 kilom. langs groote wegen, kanalen enz.
In den loop van 1868 zijn 7 kantoren geopend;
het aantal telegraafkantoren in Nederland be
droeg op 1'Januari 1869: 198, waaronder 90 Rijks
kantoren en 108 kantoren van bijzondere onder
nemingen. Van de 90 Rijkskantoren hadden 3
dag- en nachtdienst, 11 doorloopenden en 16 be
perkten dagdienst.
De Koninklijke Academie van wetenschap
pen (afdeeling taal-, letter-, geschiedkundige en
wijsgeerige wetenschappen) zal hare gewone ver
gadering houden op Maandag 13 dezer, des mid
dags te 12 uren, in het gebouw der academie
(Trippenhuis). De onderwerpen van behandeling
voor deze vergadering zijn: Vaststelling van het
procesverbaal der vorige vergadering. Ingekomen
stukken. Over de bezoldiging der ambtenaren in
de Romeinsche republiek en ouder de keizers.
Bijdrage van den heer Boot. En wat verder ter
tafel zal komen.
De werklieden van de Kon. Ned. Grofsmederij
onder directie van den heer Van Bleiswijk Ris
zijn hedenmorgen te vijf uven per stoomboot
Volharding naar Amsterdam vertrokken om de
Internationale Tentoonstelling in liet Paleis voor
Volksvlijt te gaan bezichtigen.
Aan de Zwem- en Bad-inrichting Rhymigl zijn
gedurende deze week 137 baden genomen.
Gedurende deze week zijn dagelijks in het
werkhuis alhier opgenomen van 115 tot 128 vol
wassen personen en van 56 tot 67 kinderen.
Z. M. de koning van Pruisen heeft tot ridder
der Kroonorde 1ste klasse benoemd Jhr. 11. A.
Von Karnebeek, vice-admiraal, gewezen afgevaar
digde van de Nederlandsche regeering bij de
conferentie te Berlijn, tot regeling eener inter
nationale ondersteuning en verpleging van ge
wonde krijgslieden.
Naar men verneemt, zijn de olhcieele afgevaar
digden tot het Statistisch Congres vereerd met
eene uitnoodiging van Z. M. den Koning om
HD. voor hun vertrek hunne photographische por
tretten le doen toekomen.
Aan Mr. J. I. Van Doornick is, op zijn verzoek,
met ingang van 1 Nov. 1869, eervol ontslag ver-
I leend als procureur bij de arr.-rechtb. te Deventer.
I Naar wij vernemen, zal de otfic. van'gezondh.
lste ld. P. I. A. Sluis als lijfarts van een Japan-
schen prins, eene reis naar het Oosten mede
maken. (U. D.)
ROMANESKE JONGEJUFVROUWEN.
NAAR HET FRANSCH VAN
JULES KERGOMARD.
Vervolg.)
Maar nu, mijn lieve kind! gij en ik, indien wij nog
eenigszins tot onze eeuw zouden willen behooren,
zouden wij jonge, knappe, brave en beroemde min
naars moeten verraden en verwerpen, en wij
zouden allerlei dwaasheden moeten doen om met
grijsaards te trouwen I Ja, kind, terwijl mijne
moeder, vreezende dat het verblijf van Olivier
op Garlan voor mijne zuster aanleiding zou
kunnen geven tot romaneske dingen en buiten
sporigheden, en mij daarom in allerijl terngont-
bood; terwijl ik, zoowel voor mijne eigene als
voor hare rekening, ik beken het, zooveel moge
lijk trachtte om die jonge meisjes af te trekken
van die begoochelende voorstellingen, die ik maar
betreurde niet meer voor mij zelve tc kunnen
maken; terwijl ik u het smartelijk gedicht van mijn
voor altoos verloren leven (ten gevolge van den
gehaten band, dien ik fhij in den beginne had
laten opdringen) toevertrouwde, waren daar
twee kinderen, die, te midden van die lachende
natuur, en verkeerende met een edelen en be-
minnenswaardigen romanheld, op wien men vree
zen moest dat ze allebei zouden verliefd worden,
slechts droomden, overlegden en plannen maak
ten om dood bedaard en met koele berekening
te verleiden (dat is het rechte woord: want
die mannen dachten in 't geheel niet om haar!)
wie? de eene een held uit de kazerne,
even onbeschaafd en onbeschoft als de kanonnen,
waarmee hij altoos bezig is; en de andere eene
soort van Don Quichot, met al de belachelijkhe
den van wijlen den vermaarden ridder „van de
Droevige Figuur", zonder eene enkele van diens
heldenmoedige en edelmoedige hoedanigheden.
Eerstgenoemde is zestig jaren oud, en de ander
is de vijftig gepasseerd. Maar allebei zijn rijk!
zoodat mejufvrouw Marcelle de Gury over veer
tien dagen trouwen gaat met generaal Bon
net, en mijn arme zuster Renée bezig is haar
fatsoen weg te gooien om hetzelfde doel te
bereiken met den markies] de Coathuel, onzen
nabuur.
Lach niet, Aline, want het is treurig; spreek
het ook niet tegen, want mejufvrouw de'Gury
heeft zelve ons kennis gegeven van haar aan
staand huwelijk en er op aangedrongen dat Re
née er bij tegenwoordig zou zijn niet mijne moe
der, den chevalier of mij; en ik heb met Renée
een ophelderend gesprek gehad, dat wel is waar
te laat kwam, maar beslissend was, en waarin
die dubbele en ongeloofbare intrige mij ten naas
tenhij door haar zelve ontsluierd is geworden,
met eene. inderdaad schrikbarende stoutheid van
naïeve verdorvenheid. Laat dit laatste onder ons
blijven; maar ik moet het u zeggeo, opdat gij
mij te hulp komt met uwen goeden raad omdat
arme verdwaasde kind tot reden le brengen, dat
op een dwaalweg geraakt is, naar ik gelooven
wil door eene gevaarlijke vriendschap. Ja, ik
wil zulks gelooven, want indien ik het tegen
deel moest denkeu, zou ik nooit, ik gevoel liet,
haat genoeg kunnen koesteren jegens haar, die
eerst mij eene liefde ontroofd heeft, die ik
durf het zonder grootspraak zeggen ik meer
waardig was dan zij (althans ik zou die liefde
hebben begrepen en ik zou die niet hebben ver
raden), en die uiet ijskoude onverschilligheid
zulk eene genegenheid met voeten treedt om
daar boven te stellen het belachelijke speelgoed,
waarnaar hare ijdelheid haakt. Ach, hemel!
welk een wraak verschaft zij mij jegens hem
en wat zou ik trotsch kunnen zijn op zulk eene
wreede wederwraak, bijaldien ik mij niet scha
men moest over den heul, en bijaldien het slacht
offer mij geen medelijden inboezemde. Zeker,
Olivier heeft mij bitter doen lijden! Niet tevre
den met eene liefde te versmaden, die hij had
moeten raden, daar ik even weinig heb vermocht
haar te verbergen als te overwinnen, heeft hij
mij daarna nog, met een verfijnd egoisme, dat
de doodelijkste vijand niet zou hebben uitgevon
den, eene rol van vertrouwelinge opgedrongen,
waarbij heete tranen onophoudelijk onder mijn
masker vloeien; en alsof dat alles nog niet ge
noeg was, eischt hij thans van mij dat ik zijne
zaak zal bepleiten hij mijne medeminnares, en
nu zai hij mij wellicht beschuldigen van zijne
zaak niet welsprekend genoeg te hebben bepleit,
in de hoop dat hij ten laatste wanhopig nog tot
mij zou terugkeeren Maar, welaan! ik zeg
het met (rots, als ik er aan denk dat ik hem
plotseling zal moeten doen opschrikken uit den
droom, die hem in slaap houdl, hem slaande
houdt, hem zalig maakt; dat ik hem de ijdelheid
zal moeten doen aanschouwen van het doel,
waarnaar hij streeft, en de onvruchtbaarheid
zijner pogiDgen om het te hereiken, dan ver
geet ik mij zelve om slechts hein te zien, en ik