N°. 2939. Donderdag A". 1869. 9 September. Feuilleton van het „Leidsch Dagblad". LËIDSCH DAGBLAD. PRIJS DEZER COURANT. Voor Leiden, per 3 maandenƒ3.00. Franco per post3.85. Afzonderlijke Nommers0.05. Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen, uitgegeven. PRIJS DER ADVERTENTIEN. Voor iederen regel0.15. Groolere letter naar de plaatsruimte die zij beslaan. LeldenSeptember. Zevende Internationaal Statistisch Congres. Zitting der Afdeelingen op Dingsdag 7 Sept. 1"» Afdeeling. Theorie en toepassing der Statistiek. Na langdurige beschouwingen is besloten dat de vraag omtrent den aard, de grenzen en het doel der statistiek, niet voor een bepaalde beslis sing vatbaar is. Mede is verworpen een voorstel van den heer Vissering tot behoud althans eener historische en mathematische school van statistiek. Het voorstel van den heer Von Bautnhauer: het Congres is van oordeel dat de statistieke in lichtingen en documenten dienstig zijn zoowel voor de. wetenschap als voor de administratie, is al9 zoodanig vervallen, terwijl een ander voorstel, strekkende, om de gouvernementen uit te noodi- gen bij de vervaardiging van modellen of tableaux van statistiek in ernstige overweging te nemen zoowel de belangen der administratie als die der maatschappij en der wetenschap, wat de hoofd gedachte betreft is aangenomen na in de bewoor dingen eenigszins verduidelijkt te zijn. Nog is in deze afdeeling aangenomen een voor stel van den heer Legoyt, houdende in substantie dat daar waar 'geen bureelon van statistiek be staan, geen statistische enquêtes zulten ingesteld worden dan door het bureel van het Congres, evenwel onder medewerking van de belangstel lenden; terwijl dit voorstel nog in zóóver door den heer Semenow uU Rusland is uitgebreid, dat ook ddar waar wél statistieke bureelen gevestigd zijn, de tusschenkomst van het Congres-bureel zal worden ingeroepen, evenzeer met raadpleging der belangstellenden. 2de Afdeeling. Civiel- en handelsrecht. Het rapport van den heer Jolles in het programma over de vraag van kosteloos procedeeren gaf aanlei ding tot gewichtige discussiën, waaraan de heeren Yvernès (Frankrijk), De Witte Van Citters, Asser, Visschers (België), Coninck Liefsting, Wad- lowe (Groot Brittannië), Ame'ine (Frankrijk), Van Hamel en Voorduin deel namen. De mis bruiken der gratis admissiën tot procedeeren en de maatregelen, welke daartegen konden genomen worden, waren vooral de punten, waar de meeste sprekers hunne beschouwingen aan wijdden. Ook de wensclielijkheid om een nauwkeurig onderzoek te doen naar de bepalingen der ver schillende wetgevingen op dit punt werd aange wezen. 3d° Afdeeling. Financiën. Voortzetting der discussiën over de kadastrale statistiek. Na eene korte woordenwisseling overeen,door den heer De Gruyter, Belgisch afgev., overlegd boek, betreffende het onderwerp, geeft de heer L. Sodemami, Deensch afgev., een beschrijving van de methode, volgens welke in Denemarken het kadaster wordt opgemaakt. In hoofdzaak berust zij op de betrekkelijke waarde van den grond, en dient het kadaster aldaar als basis voor de grondbelasting. Dr. G. Mayr, Beiersch afgev., deed de methode van zijn land kennen. Reeds in 1828 had men dit werk aangevangen, waarbij men als basis nam de producten en hun verkoopprijzen. Die grondslag was niet voldoende om daarop een grondbelasting te vestigenmen koos een anderen weg, met dit gevolg dat in Beieren nu een ka daster bestaat, dat steunt op de hoeveelheid koren, welke de verschillende landerijen opleveren. Als vast beginsel van dit stelsel is aangenomen, dat het kadaster onveranderlijk moet zijn, ondanks mutatiën in het belastingwezen. De. kosten aan dit stelsel verbonden, bedragen omstreeks 25 mil- lioen florijnen. Na eenige woordenwisseling merkte de lieer Bachiene op, dat ook wij ons kadaster volledig hebben bijgehouden, ondanks de veranderingen in de grondslagen. Vervolgeus droeg de heer Newmarch het Iersche kadastrale stelsel voor, ontworpen door Mr. Grif fith en dat door het Engelsch gouvernement in practijk is gebracht. Een der afgev. ontvouwde ook het Pruisisch stelsel, dat, volgens den president, een tegenstel ling was van het laatste, in zoover dit geheel reglementair en het andere een geheel personeel stelsel was. Hierop werd bepaald dat men nu het nationaal vermogen zou behandelen, en niet gelijk het plan was, het grondcrediet. De rapporteur, de heer De Bruijn Kops, is wegens ziekte afwezig. De voorgestelde conclusie over dit onderwerp is, „dat het Congres den wensch uiten zal, dat op het programma der volgende zitting een ontwerp voorkome van de oplossing der vraagWelke grondslagen moeten worden aangenomen, om te komen tot eeu zooveel mogelijk nauwkeurige statistiek van het jaarlijksch inkomen der natie, en welke is de beste methode] om een dubbel gebruik van cijfers en andere onnauwkeurig heden te vermijden?" De president leidde het onderwerp in, oin de discussie uit te lokken. Z. i. was dit onderwerp een van de gewichtigste en moeilijkste quaestiën. De heer Baclóene opende hierop het debat met de Verklaring, dat hoewel hij het werk van den geachten rapporteur ten hoogste waardeerde, daarin uitdrukkingen voorkwamen, die aan soci- alismus grensden. Deze waren: élargir le cercle des attributions de l'êtat; en l'élal mendataire perma nent des intéréts collectifs. Spr. gaf meer de voor keur aan de persoonlijke tusschenkomst, zooals in Engeland en Amerika, dan aan de uitbreiding van de staatsbevoegdheid in deze. Vervolgens voerden het woord de heeren Pascal, Duprat, De Bouchen, Vrolik, Neumarch en onderscheidene malen de Voorzitter. Terwijl allen zeer breedvoerig deze zaak behandelden, was het de heer De Bouchen, die twijfel opperde of men deze quaestie, waarover zooveel verschil van meening bestond, wel tot een oplossing zou kunnen brengen, en in overweging gaf of het dus niet beter ware, met het oog op de kostbaar heid van den tijd en de belangrijkheid der overige onderwerpen, de zaak te laten rusten tot een volgend Congres. Deze meening werd door den Voorzitter en andere leden bestreden. In stemming gebracht, werd besloten met de behandeling van de quaestie na de pauze voort te gaan. -tde Afdeeling. Visscherij en handel. De afdeeling hield zich gisteren vooral met de handelsstatistiek bezig, en met het voorstel aan het rapport van de heeren Muller en Verkerk Pistorius in het programma vastgeknoopt. De heeren Maestri (Italië), Max Wirth (Zwitserland), Kliige (Rusland), Versmann (Hamburg) en Pis torius voerden hierover het woord. De wensclielijkheid dat de opmaking van mo dellen voor eenvormige handelsstatistieken aan een commissie zou worden opgedragen, en de noodzakelijkheid van de medewerking van den handel om deze statistiek van waarde te doen zijn, werden door verschillende sprekers betoogd. 5d° Afdeeling. Statistiek der Koloniën. Op een opmerking van den heer Van Hogen- dorp, dat het wenschelijk zou zijn, dat iemand van een andere richting op koloniaal gebied in het bareel zou treden, naast de tegenwoordige leden Van Swieten en Veth, waartoe hij den naam van den heer Baud noemt, wordt de heer Baud op voorstel van den heer Veth tot onder voorzitter benoemd. Onder de secretarissen wordt nog benoemd de beer Mr. P. A. S. Van Limburg Brouwer. Bij de behandeling van het eerste punt van het programma wordt door den Voorzitter een in 't Engelsch gestelde nota van een Muzelman voorgelezen, en voeren de heeren Houghton, (Groot-Brittannië), Veth, Van Soest, Simmonds, (Groot-Brittaiinië), Quarles yan Ufford, Joosten, Van 'Dedem en Van Hogendorp het woord, waarbij merkwaardige bijzonderheden over de statistieke opneming op Java en het individueel grondbezit werden vermeld. De heeren Veth, Valpy en Quarles van Ufford bespraken het tweede punt van het programma. „Daar treedt Hendrik Consciense naar den voor grond. Hij wil spreken; daverend wordt hij be groet, daarna ademlooze stilte. Wel zijn ze het waard opgevangen te worden van zijn lippen, die bezielde woorden, waarin hij zijn dank uit spreekt voor de feestelijke ontvangst. Wij Vla mingen, zegt hij, twijfelen soms aan de steden van den tweeden rang. De dag van heden heeft getoond, dat wij ons bedrogen De straten hebben bewezen, dat het Vlaamsclie volk nog bestaat, dat het nog belang stelt in zijn eigen zaak, dat zijn ziel nog zuiver is. De Vlaamsche stam is een eikestam; de sirocco uit het Zuiden heeft zijne takkeu en bladereu wit doen verschroeien, maar de stam, de wortel leeft nog, dat heeft hem het volk heden op de straten bewezen. Ove rigens weet hij wat hier te Leuven wordt ge daan; dat er de mannen van wetenschap en letteren voor de Nederlandsche zaak zijn en hoe de verschillende maatschappijen, vooral Tijd en Vlijt, er werkzaam zijn. Tijd en Vlijt, de ver- eeniging der jongelui, hen, die het nieuwe bloed zullen brengen in de Nederlandsche zaak, waai de oude helden David, Van Lennep, Van Rys- wyck ons ontvallen. Daarom was 't hem goed te Leuven te zijn, er de broeders van bet Noorden te ontmoeten, Goddank, de tijden van verdeeldheid waren voorbij, en hier, waar het bloed in den strijd tusschen broeders heeft gevloeid, hier vloeiden nu hunne zielen ineen. Na Conscience sprak niemand meer, en dat was maar goed ook. Onder den indruk zijner machtige improvisatie verspreidden wij ons." Het getal sollicitanten naar de vacante betrek king van secretaris bij de maatschappij van wel dadigheid bedraagt 80. Gisterenmiddag had een audiëntie bij Z. K. H. den Prins van Oranje, eere-voorzitter van het Congres, plaats. Tevens heeft Z. Exc. de Minister van Binnenl. Zaken een diner aangeboden aan een gedeelte der ofiicieele gedelegeerden op het Statistisch Congres. Gisterenavond heeft eeu receptie bij den Minister van Buitenlandsche Zaken plaats gehad, waarop alle gedelegeerdeu waren uitgenoodigd. Aanst. Vrijdag zal een tweede diner bij den Minis ter van Binnenl. Zaken de overige officieele le den van het Congres vereenigen. Bij de verwelkoming der leden van het elfde Ned. taal- en letterkundig congres te Leuven voerde o. a. Hendrik Conscience het woord. Het Vaderland bevat daaromtrent in eene correspon dentie het volgende Na mededeeling van den uitslag der verkie zing te Arnhem schrijft de Arnh. Ct.: Bij deze stemming doen wij opmerken, dat onze Israëlie- tische stadgenooten zich hebben beklaagd over het feit, dat deze stemming heeft plaats gehad op hunnen Nieuwjaarsdag, een erkend Israëiietischen feestdag, waarop hun godsdienst hen verbiedt te schrijven. Wel i9 waar konden hunne stembrief jes vooraf worden ingevuld, doch het komt ons voor, dat, tot op het oogenblik toe dat de stem in de bus wordt geworpen, ieder kiezer zooveel mogelijk in de gelegenheid moet zijn gesteld om zijne stem desverkiezende te wijzigen. Er wordt van clericale en anti-revolutionaire zijde zooveel geschermd met het groote woord „gemoedsbe zwaren", laat men billijk zijn en wat meer be denken, dat ook een Israëliet gemoedelijk kan zijn. Op de gemoedsbezwaren hunner belijdenis wordt nog veel te weinig gelet. Al willen wij er aan het gemeentebestuur volstrekt geen verwijt van maken, zoo wenschteu wij toch de aandacht te vestigen op het feit, omdat wellicht hij eene volgende gelegenheid zeer gemakkelijk aan dit bezwaar kan worden te gemoet gekomen. ROMANESKE .10NGEJUFVR0UWEN. NAAR HET FRANSCH VAN JULES KERGOMARD. Vervolg van ons nommer van 31 Aug.) III. AAN MEVROUW JANE DE MESLAY. Parijs, den 18d'n Juni 1858. Jane, waarom antwoordt gij mij niet? Ik ben ongerust. Vergeef mij toch die leugen: 't was niet om u van u zelve te spreken-, lieve zuster, dat ik u laatst schreef; maar opdat gij mij over haar zoudt spreken. In de eenzaamheid, waarin ik mij heb verscholen, om door niets van haar dierbaar beeld te worden afgetrokken, was dat beeld mij reeds niet meer genoeg. Ik was bang van aan zooveel geluk te hebben geloofd. Ik had er behoefte aan dat het mij werd bevestigd. Ik betreurde bet dat ik vertrokken was, en dat ik vrijwillig bad uitgesteld, 't geen terstond had kunnen geschieden, indien zij mij zoo liefhad als ik haar liefheb. En dan kwam die vreese- lijke twijfel bij mij op: Bemint zij mij? Dewijl ik het niet langer kon uithouden, ben ik naar Parijs teruggekeerd, en om het een en ander aangaande haar te vernemen, ben ik aan den heer de Gury een bezoek gaan brengen, dat ik tot dusverre bad verschoven, omdat ik door be trekkingen met de buitenwereld geene enkele van die minuten wilde verliezen, die ik wenschte toe te wijden aan de verwezenlijking van het doel, 't welk ik mij heb voorgesteld. Ik vond echter niemand thuis. Maar mijn vriend Raoul Saulnier dezelfde, over wien ik u laatst schreef verhaalt mij een zonderling nieuws, namelijk: dat mejufvrouw Marcelle, die hij in den laatsten tijd ik-weet niet-waar ontmoet heeft, en voor wie hij, naar 't mij toeschijnt, eenige genegenheid schijnt te hebben gekoestert, trou wen gaat met generaal Bonnet!!l Is bet om te gelooven? dat schoone jonge meisje, dat ik, nauwelijks eene maand geleden, met uwe zuster in de bosschen van Garlati zag rondloopen, en dat naar ik reden meen te hebben om te gelooven haar toenmaals een ro mannetje toevertrouwde - aangaande eene liefde, die nog al vrijwat overeenkomst had met de onze, die van Renée en mij. Wat? dat kind dat zoo gelukkig scheen met bare zeventien jaren, zoo trotsch op hare schoonheid, en ook, naar ik geloof haar te durven verdenken, zoo ijdel op haren naam, zou, ten gevolge misschien van eene eerzuchtige berekening van haren vader, aan dien alledaagschen en nagenoeg invalieden soldaat gekoppeld worden! Kunt gij dat geloo ven Jane? Als het waar is, dient gij er wel van op de hoogte te zijn, want zij zal het toch wel aan Renée geschreven hebben. Wat moet die bedroefd zijn, als zij hare vriendin zulk een huwelijk ziet aangaan, en wie weet met wat tranen zij die mededeeling reeds zal hebben ont vangen en beweend. Antwoord mij eens op dat alles Jane! en spreek mij vooral over Renée. Zeg mij, herhaal mij dat zij mij bemint; bewijs het mijal geloof ik nog zoo aan hare liefde, ik vrees toch nog meer dat ik er te lichtelijk aan geloofd heb. Zeg mij wat zij doet, wat zij zegt, wat zij denkt, en dwing haar om aan mij te deuken. Maar spreek haar vooral niet over mijne ongerustheden en over mijne vrees. Zij zou, met reden, boos op mij zijn, dat ik niet tevreden was met eene hoop, die zij niet kan beschamen nadat zij mij veroorloofd heeft er van te leven. Verraad mij niet! Verzeker haar slechts dat ik haar liefheb, dat ik gelukkig ben en dat ik ar beid om nog gelukkiger te wordenDat is de waarheid; maar schrijf mij, Jane, schrijf mij, ik smeek er u om. OLIVIER MALET. AAN MEJUFVROUW KENEE DE KERAVEN. Parijs, den 18den Juni 1858. Ik heken in alle ootmoedigheid dat ik u had moeten schrijven, reeds voor drie dagen, dat wil zeggen: zoodra mijn lot is beslist geweest; maar lieve Renée, oordeel zelve of het mij eigenlijk wel mogelijk is geweest Verleden Donderdag, omstreeks 3 uren in den namiddag, komt mijn vader geheel buiten zich zeiven van zijn bureau geloopen om mij mee te deelen, dat bij eene depêche per estafette had ontvangen, door welke generaal Bonnet bericht dat hij besloten heeft, na zeven dagen van bal lingschap en nadenken, om, indien ik oogenblik- kelijk met hein zou trouwen, aan mijne voeten te leggenzijne zestig jaren, zijn roem en twee maal honderdduizend franken, die mij bij huwe-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1869 | | pagina 1