Zaterdag
4 September.
N°. 2935.
A». 1869.
LEIDSCH
DAGBLAD
PRIJ S DEZER COURANT.
Voor Leiden, per 3 maandenƒ3.00.
Franco per post3.85.
Afzonderlijke Nommers0.05.
Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering van
Zon- en Feestdagen, uitgegeven.
PRIJS DER ADVKRXENTIEN.
Voor iederen regel0.15.
Grootere letter naar de plaatsruimte die zij beslaan.
Lelden, 3 September.
Ons Tolk.
Wij vestigen de aandacht ODzer lezers op
het hieronder voorkomend verslag der te Am
sterdam gehouden eerste bijeenkomst der be
stuurders van volksvoordrachten, sprekers en
schrijvers voor het volk. Met ingenomenheid
hebben we deze eerste bijeenkomst verbeid en,
voor zoover zij uit dit verslag tot ons gekomen
zijn, de discusiën met belangstelling gevolgd.
Bij alles toch wat er in den laatsten tijd, voor
de zoogenaamde volksklasse beproefd wordt, dat
strekken kan om daarop een beschavenden en
ontwikkelenden invloed uit te oefenen, beklee-
den voorzeker de bijeenkomsten, waarin aange
name en nuttige voordrachten over verschillende
onderwerpen voor het volk worden gehouden, eene
eerste plaats. Het deed ons dan ook genoegen op
te merken, dat ook Leiden door eene commissie,
uit de zoo gunstig bekende: „Volksvoorlezingen",
op deze eerste bijeenkomst werd vertegenwoor
digd en aan de discussiën deelnam. Dat de zaak
ook in de hoogere kringen van Amsterdam de
belangstelling ontmoet, waarop zij alleszins aan
spraak heeft, bleek uit de vereerende tegenwoor
digheid van den burgemeester der hoofdstad en
den voorzitter der internationale tentoonstelling.
En waarlijk, 't is reeds meer dan tijd dat men
aan de pogingen van hen, die op deze wijze het
volk wenschen op te beuren en te ontwikkelen,
wat meer belangstelling en medewerking verleent.
Ondankbaar zou het zijn niet te erkennen dat
ook ons gemeentebestuur, door het verleenen van
een jaarlijksch subsidie ter bestrijding der kosten
van verlichting en verwarming der bijeenkom
sten van de Leidsche Volksvoorlezingen, niet
reeds van hare belangstelling in deze zoo hoogst
nuttige zaak deed blijken, maar wij mogen toch te
vens niet onopgemerkt laten dat, hoe noodig stoffe
lijke bijdragen ook zijn mogen, de Volksvoorlezin
gen, al thans hier te stede, nog aan iets beters behoefte
hebben en waartegen geen geld kan opwegen, -
wij bedoelen den zedelijken steun, zoowel der re
geering en der groote fabrikanten, als van allen
die, in welk opzicht ook, op het volk eenigen
invloed kunnen uitoefenen en door aansporing
tot, en gemakkelijk maken van, het bezoeken der
volksvoorlezingen, de pogingen der Commissie
kunnen bevorderen.
De zaak des volks wordt, ook in onze stad nog,
door velen, zoowel in hooger als lager krin
gen veel te weinig als eene gemeenschappelijke
zaak beschouwd, waarbij niet alleen het volk,
maar allen, zonder onderscheid van rang en stand,
belang hebben. Soms wordt hier of daar wel
eens wat gedaan, en wij prijzen het bv. dat som
mige fabrikanten, ook ten onzent, hunne werk
lieden de gelegenheid gaven kosteloos de tentoon
stelling te Amsterdam te gaan bezichtigen. Maar
is dit genoeg? Neen, wij herhalen, hoe prijzens
waardig zoodanige voorbeelden mogen zijn, er
moet iets meer gedaan worden dat niet zoo spoe
dig voorbijgaat. Niet door nu en dan, en dikwijls
met groote tussohenpoozen, een bewijs van be
langstelling in de zaak des volks te geven, maar
slechts door aanhoudende zorg voor 's volks ont
wikkeling en beschaving wordt het schoonedoel
bereikt. Wil men ook hier daartoe medewerken,
welnu, de gelegenheid er toe zal zich weder
niet lang laten wachten. Nog weinige weken,
en de commissie voor de Volksvoorlezingen zal
hare moeielijke taak hervatten, en rekent zeker
nu reeds op de belangstelling barer ontwikkelde
stadgenooten. Zal zij ook die bewijzen van be
langstelling ontvangen? Wij hopen het, zoowel
om de zaak zelve, als om hen die tot hiertoe in
het toonen hunner belangstelling achterwege
hieven. Moge onze opwekking tot verlevendiging
van veler belangstelling niet vergeefs zijn!
Gaarne zullen wij later nog eens op deze be
langrijke zaak terugkomen.
Woensdag avond had in het lokaal de Keizers
kroon te Amsterdam de eerste bijeenkomst plaats
der bestuurders van volksvoordrachten, sprekers
en schrijvers voor het volk. Uit Arnhem waren
verschenen de heeren Dr. P. Kerkhoven en G.
Mos; uit Delft Ds. Koch; uit Dokkum M. W.
Scheltema Ezn.; uit Dordrecht Dr. Van Heynin-
geu; uit Goes De Wit Hamer; uit Gorcum A.
Van Eek en A. De Pecker; uit Heerenveen A.
P. De Nes en R. E. Woudstra; uit Kampen A.
G, Van Anrooy en Ds. Lohr; uit Leeuwarden
R. Blomberg Ezn., Dr. Coronel en Th. Postma;
uit Leiden H. W. F. Bakker en H. N. Veefkind;
uit Maassluis J. C. Van der Lely; uit Pekela J.
A. Engel; uit Purmerend J. Schuytemaker; uit
Rotterdam J. A. M. Bekking en Mr. R. Vorstman;
uit Schiedam Dr. Vaillaint en De Wit en uit
Zaandam H. Prins de Jong en Ds. Heyse. Uit de
hoofdstad waren behalve de bestuurders der
Maatschappij van den Werkenden Stand ook de
heeren Mr. L. Wolterbeek, voorzitter van het
Volksleesgezelschap te Amsterdam, A. Van Assen,
Dr. H. Fabius, N. Tetterode, H. Zeeman en an
deren voor deze eerste vergadering opgekomen.
De heer Testas, voorzitter der afdeeling Volks
voordrachten, opende de bijeenkomst met een
korten welkomstgroet. Spr. herinnerde hoe kort
geleden de Weerbaarheid vele ten strijd toege-
rusten had bijeen doen komen om zich te oefenen
en zich bereid te maken voor mogelijk gevaar
van buiten, maar hier zag hij de mannen des
vredes, gewapend met het woord, opwekkende
tot bestrijding der onkunde in ons land. Aan den
arbeidenden stand werden ook in de laatste da
gen wederom holle theorieën verkondigt en is
tot werkstaking opgewekt. Tegen elke verkeerde
niting van volksgeest wordt gewaakt door het
vermeerderen van kennis; daarom heette spreker
de raadslieden, de gidsen en leermeesters welkom
die hun liefde en talenten aan dit edel doel had
den toegewijd. Namens het Bestuur riep hij hun
een drievoudig welkom toe.
Deze woorden werden met luide toejuiching
ontvangen en door het rondschenken van een
glas wijn bezegeld. Er heerschte een alleraange
naamste toon onder de aanwezigen, die nu met
elkander kennis maakten of als oude vrienden
terugvonden.
Gisterenmorgen ruim te halfelf werd in een
der bijzalen van het Paleis voor Volksvlijt de
eerste vergadering op plechtige wijze geopend
in tegenwoordigheid van den burgemeester der
hoofdstad en van baron Mackay, voorzitter der
hoofdcommissie van de Internationale Tentoon
stelling. Nadat de voorzitter der afd. Volksvoor
dracht van de Maatschappij van den werkenden
stand de tegenwoordigen had welkom geheeten,
werd het voorloopig bureel ook voor deze ver
gadering geconstitueerd en het reglement van
orde medegedeeld, waaruit bleek dat aan elk
spreker tien minuten was toegestaan en slechts
tweemalen het woord zou worden verleend.
De heer A. Gildemeester gaf eene nadere toe
lichting van het door hem geschreven verslag der
volksvoordrachten. De heer Van Eek, van Gorcum,
leide het onderwerp „ons publiek" inover dit
zelfde onderwerp werd nog het woord gevoerd
door de heeren Renssen van Hoorn, A. Huët, G.
H. Kuiper en N. G. Pierson van AmsterdamDr.
Heyse van Zaandam, Veefkind van Leiden en
Scheltema van Dokkum, die hun verschillende
ervaringen en opvattingen van het publiek me-
dedeelen.
Te 12 uren verliet de burgemeester de verga
dering, na vooraf zijne belangstelling te hebben
doen kennen en den wensch te hebben uitge
sproken dat deze vergadering rijke vruchten
mocht dragen ook tot uitbreiding der volksvoor
drachten over geheel Nederland; hij dankte voor
de heuschheid waarmede van alle zijden de uit-
noodiging der maatschappij van den werkenden
stand is ontvangen. Na zijn vertrek stelde de
voorzitter voor om punt 3 en 7 te combineeren:
„de doelmatigste inrichtingen der volksvoordrach
ten" en „ons publiek," waarmede de vergadering
zich vereenigdevervolgens voerden daarover het
woord de heeren Geesink, Coronel, Van Heynin-
gen, De Wit Hamer, B. Tideinan (uit Hoorn), E.
Laurillard, W. Marten Westerman en de afge
vaardigden uit Hoorn, Zwolle en Heerenveen.
De heer A. Huët stelde als motie voor, dat de
vergadering de wenschelijkheid mocht uitspreken
dat de leeraren der hoogere en andere burger
scholen in plaatsen waar die gevestigd zijn een
cursus openen voor werklieden en hun zoons, voor
zooverre deze echter het lager onderwijs hebben
bijgewoond.
Na eenige discussie werd deze motie bij ac
clamatie aangenomen.
Gisteren te elf uren werd de tweede bijeen
komst der algemeene vergadering van het Roode
Kruis door den voorzitter van het hoofdcomité,
den heer Bosscha, geopend.
De heer Suringar, afgevaardigde van het co
mité IJselmonde, stelde voor, haren dank toe te
brengen aan den voorzitter voor de welsprekende
woorden, eergisteren door hem geuit, en daarbij
het verzoek te voegen, dat die beide toespraken
in druk mochten worden uitgegeven. Dat voorstel
werd met een luid applaudissement begroet.
Achtereenvolgens werden nu de volgende pun
ten behandeld Een voorstel van het hoofdcomité,
dat het door deze algemeene vergadering mocht
gemachtigd worden tot de vereischte maatregelen
om de goedkeuring te verkrijgen van hare sta
tuten, vastgesteld op grond van art. 4 van 's Ko-
nings besluit van 19 Juli 1867 n°. 60 door het
hoofdcomité in zijn vergadering van 3 October
1S67, en te worden erkend als rechtspersoon
werd zonder discussie aangenomen.
Daarop bracht de voorzitter in behandeling
onderscheiden voorstellen tot wijziging der statu
ten, die gedaan waren door het comité van Utrecht.
Het eerste had ten doel, in de statuten te doen
opnemen een bepaling, volgens welke de comi-
té's in vredestijd gemachtigd zouden worden om,
als zij in vredestijd bij epidemieën en in andere
omstandigheden met stoffelijke of zedelijke mid
delen nuttig meenden te kunnen zijn, naar ver
mogen hulp te verleenen.
Het tweede voorstel betrof het wijzigen van
art. 2 der statuten in zooverre, dat aan de comi-
té's de vrije beschikking over hare gelden en
hulpmiddelen zou worden gelaten zonder overleg
met het hoofdcomité.
Een voorstel om de algemeene vergaderingen
jaarlijks in plaats van elke twee jaar te doen
houden, werd na eenige woordenwisseling niet
genoegzaam door de vergadering ondersteund,
doch zou door het hoofdcomité overwogen worden.
Eindelijk kwamen nog in behandeling een
denkbeeld, door den heer Suringar, afgevaardigde
van IJselmonde, geopperd, dat het groot nut zou
hebben, wanneer twee of meer comité's, die in
elkanders nabijheid gelegen waren, zich onder
ling verstonden om de zaak te bevorderen door
correspondentiën, mededeelingen, het bijwonen
van onderlinge bestuursvergaderingen enz.
De vergadering juicht het voorstel van den voor
zitter toe, dat de afgevaardigden dit denkbeeld
aan hunne comité's ter behartiging mochten over
brengen.
Op een voorstel, om te trachten van de regee
ring vrijdom van port te verkrijgen voor de cor
respondentie der comité's onderling, verklaarde
de voorzitter, dat het hoofdcomité ten dien einde
de noodige stappen zou doen.
Ten slotte werd de wijze van stemming uit
voerig besproken.
Hiermede waren de werkzaamheden afgeloopen
en de vergadering werd door den voorzitter ge
sloten met den wensch, dat de reden tot dank
baarheid voor het behoud van den vrede, moge
blijven bestaan, en de volgende algemeene ver
gadering onder dezelfde gewaarwording moge
bijeenkomen. Een hartelijk en levendig toege
juicht woord van dank, door den generaal Van
Meurs aan den voorzitter toegebracht, vormde
een waardig slot aan een bijeenkomst, die zich
door warme belangstelling, door ingenomenheid
met het menschlievende doel en door de meest
mogelijke welwillendheid en harmonie bij de ge-
dachtenwisseling over alle ter spraak gebrachte
onderwerpen onderscheidde.
Als een voorbeeld dat niet alleen bij de leden
van ons Vorstenhuis ingenomenheid met het doel
der Vereeniging van het Roode Kruis en met de
aanvankelijk verkregen resultaten bestaat, wordt
gemeld, dat eergisteren door een der aanzienlijkste
ingezetenen der residentie na het bezichtigen der
tentoonstelling een som van honderd gulden aan
de kas van het 's-Gravenhaagsche comité werd
geschonken, met bepaalde bestemming om tot het
opleiden van ziekenverplegers te worden aange
wend.
Omtrent het adres van Duitsche Israëlieten,
waarvan wij in een onzer laatste nommers iets
mededeelden, schrijft het Handelsblad heden het
volgende
Een der groote slagvelden, waarop de mannen
des vooruitgangs en de orthodoxen herhaaldelijk
in botsing komen, is ongetwijfeld dat van het
neutrale onderwijs. De volksschool is de Belle-
Alliance van dit Waterloo. Telkenmale wordt
zij genomen, om onder een moorddadig vuur
door ee tegenpartij te worden hernomen. De
prijs is dan ook den strijd volkomen waardig.
Ieder nadenkend burger begrijpt, dat de moderne
staatsschool het groote vraagstuk is van den dag,
en dat daarin de toekomst ligt opgesloten van
het mensehelijk geslacht. Met haar staat en valt
zoowel het conservatisme als het liberalisme.
Vandaar de hevigheid van den strijd. Intusschen
doet zich allerwege, waar de staat feitelijk ge
scheiden is van de kerk, de moeilijkheid voor,
verbonden aan de niet zuiver neutrale inrichting
voor onderwijs, eene moeilijkheid door de voor
standers der godsdienslooze scholen voorspeld,
zoo in Pruisen. Daar wordt op de staatsscholen
onderwijs in den godsdienst gegeven, natuurlijk
enkel in den Christelijken. Hierin ligt juist de
moeilijkheid. In den neutralen staat hebben alle
kerken en kerkelijke genootschappen gelijk recht
op bescherming. Wanneer dus de staat bepaalt,
dat op zijne scholen onderricht zal worden ge
geven in den godsdienst, dan hebben alle kerken
en kerkelijke genootschappen gelijke aanspraken
op vertegenwoordiging in dit onderricht. De
Roomsche leer wordt verkondigd, de Luthersche
en Calvinistische ook, waarom zou er dan geen
plaals zijn voor de Anglicaansche, de Presbite-
riaansche, enz. ad infinitum! De onverbiddelijke
logica kan hier den onbevooroordeelde slechts
éen antwoord in den mond leggengeeft allen
wat, of geen van allen! De onbillijkheid, om in
den neutralen staat enkel den Christelijken godsdienst
te onderwijzen, en alle andere gezindheden een
voudig te ignoreeren, heelt dezer dagen een lang
verwacht protest in het leven geroepen van de
belijders van den Joodschen godsdienst in Pruisen.
Het stuk, door het gansche land in omloop gebracht
en door velen onderteekend, is dezer dagen bij
het ministerie van eeredienst ingediend. Het mag
merkwaardig worden genoemd, en de tekst ont
leend aan het oorspronkelijk Duitsch der Kölni-
sche Zeilung, vindt daarom in deze kolommen een
gastvrij onthaal:
„De ondergeteekenden veroorloven zich aan
Uwe Excellentie het volgende verzoek te rich
ten Sedert geruimen tijd is de toestand van het
Joodsch godsdienstig onderwijs in de hoogere
scliool-inrichtingen van den Pruisischen staat het
voorwerp van, naar wij meenen, alleszins billijke
klachten. Terwijl aan de belijders van den Christe
lijken godsdienst tot in de hoogste klassen der gym
nasia en der Realschulen in de lokalen dier scho
len en gedurende den wettig vastgestelden ter
mijn voor het schoolbezoek, godsdienstig onder
wijs wordt gegeven; terwijl dit onderwijs voor
hen streng verplichtend en daarom aan andere
leervakken gelijk is, zelfs eene boven deze ver
heven stelling inneemt op de programma's van
alle scholen, wordt er het Joodsche godsdienstige
onderricht niet gegeven en wordt het op de pro
gramma's en getuigschriften niet gevonden. Slechts
in de laagste klassen wordt er in eenige scholen acht
op geslagen, dat een getuigschrift worde ver
strekt over het genot van eenig godsdienstig on
derwijs. Op welke wijze dit wordt gegeven, ont
snapt geheel aan de controle der schoolbestuur
ders. In vele scholen en in de hoogste klassen
van alle hoogere inrichtingen voor onderwijs
wordt van dit onderwijs geheel afgezien. Welke
schade het godsdienstige leven der Israëlietische
staatsburgers door deze verwaarloozing, ja, door
dit bijna volslagen gebrek aan godsdienstig on
derricht, lijdt, kan evenmin aan de aaudacht van
Uwe Excellentie ontgaan, als een bewijs noodig
is hoe hierdoor liet belang van den staat indirect
wordt benadeeld. Uwe Excellentie heeft dikwerf
en in stellige bewoordingen verklaard, dat eene
degelijke vorming in de scholen slechts kan wor
den verkregen op grond van het confessioneel
onderricht, en dat de scholen noch haar didac
tisch noch haar paedagogiscli streven kunnen
bereiken zonder godsdienstig onderricht. De Jo
den vormen een klein, maar toch niet door de
regeering te verwaarloozen deel der bevolking;
zij nemen eene niet onbelangrijke stelling in op
de hoogere scholen; de invloed der Joden op de
wetenschappelijke ontwikkeling in Duitschland
is zonder twijfel dikwerf overdreven voorgesteld,
maar hij mag daarom toch niet geheel worden
verwaarloosddaarom kan het voor de hoogere
inzichten des staatsbestuurs niet onverschillig zijn,
wanneer de Israëlietische jeugd der beschaafde
standen, die voornamelijk de hoogere scholen be
zoekt, in de school en door de school zelve er