N°. 2930. Maandag A». 1869. 3O Augustus. Feuilleton van liet „Leidsch Dagblad". LEIIISIIII DAGBLAD PRIJS DEZER COURANT. Voor Leiden, per 3 maanden3.00. Franco per post3.85. Afzonderlijke Nommers0.05. Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen, uitgegeven. PRIJS DER ADVKRTENTIEX. Voor iederen regelƒ0.15. Grootere letter naar de plaatsruimte die zij beslaan. Lelden, 2§ Augustus. Wij vernemen dat in eene onlangs gehouden vergadering van HH. Commissarissen der Maat schappij voor Toonkunst te Leiden, besloten is gedurende de aanstaande wintermaanden te doen plaats hebben vier quartet-avondendat hiertoe de medewerking zal worden gevraagd van de HH. A. J. Wetrens, benevens de HH. De Groot, Acht- hoven en Giessen uit 's-Hage. Inteekenlijsten tot deelneming hieraan zullen in het laatst der maaDd September bij alle leden worden rondgezonden, en bij laag te stellen prij zen van toegang is het te verwachten dat de deelneming hieraan voldoende mag zijn, daar anders Commissarissen deze onderneming zullen moeten beschouwen als wederom niet te kunnen doorgaan. Uit 's-Hage wordt aan de N. ft. C. geschreven: Sedert gisteren is hier het gerucht in omloop, ook van goed onderrichte zijde, dat Prinses Marie, dochter van Z. K. H. Prins Frederik, verloofd zon worden aan een Duitschen Prins, niet van een regeerend stamhuis. Bij de onbekendheid van den naam, zou het voorbarig zijn in verdere bij zonderheden of onderstellingen te treden. Dit gerucht bevestigt zich, zoo schrijft men ons heden uit 's-Hage, en, naar men van goederhand verneemt, is de aanstaande van genoemde Neder- landsche vorstin prins Willem Adolph Maximi- liaan Karei von Wied, dezer dagen zijn 25"c jaar ingetreden, luit, bij het 4de reg. grenadiers der Pruisische garde, garnizoen houdende te Coblenz. De vader van Z. D. H. prins Willem von Wied (prins Hermann) is in Maart 1864 overle den; hij volgde dezen op, onder de voogdij van zijne moeder, prinses Marie, dochter van wijlen den hertog Willem van Nassau, zoodat de beide hooge geslachten verwant zijn. Zoo men weet, behoorden de vorsten von Wied tot de prinsen des voormaligen Duitschen rijks, die, volgens het besluit der Duitsche Bondsvergadering, het recht hebben op den titel van Doorluchtige Hoogheid. Naar men verzekert, zou het uitzicht bestaan dat het jonge vorstelijke paar zich te 's-Hage ves tigen zou. Als tegenhanger van 't verblijdend bericht, 't welk we gisteren konden opnemen, omtrent de hoop, die jnen koesteren mag, dat onder de bescherming en medewerking van Z. K. H. prins Hendrik een geregelde stoombootdienst op Indië door het Suez-kanaal zal worden daargesteld, diene het volgende, dat we aan 't Dagbl. v. Nederl. ontleenen „Naar wij van goederhand vernemen, stuit het plan om met Engelsch kapitaal een stoomboot vaart tusschen Amsterdam en Noord-Amerika tot stand te brengen, vooralsnog op enkele bezwaren. Toch wanhoopt men niet, te slagen. De Engel- schen begrijpen terecht, dat zulk eene onderne ming, na eenige minder vruchtbare jaren, spoedig overvloedige winsten zal afwerpen. Mogen hun ne plannen gelukken! Nederland, de hootdstad vooral, heeft dringende behoefte aan eene stoom vaart op de nieuwe wereld. Wat de lauwheid van ons publiek niet aandurft, moge vreemd geld bewerkenIs het inderdaad geene schande, dat Amsterdam niet éen teeken van leven geeft, waar 't een levensbeginsel geldt voor zijne eer, zijn handelsbloei, ja, van zijn rang onder de eerste steden van de wereld? Het „jonge Holland, dat met zoo hooggestemde eischen en beloften optrad, heeft wel véél te verantwoorden voor den rech terstoel der nakomelingschap!" {Ulr. Dbl.) De Allg. Zt. wijdt in een vierde artikel over de Internationale Tentoonstelling van schilderijen te München, eenige kolommen aan de Belgische en Hollandsche school. Eene schilderij van Israels, in den Duitschen Catalogus „Unstern" genaamd, voorstellende eene arme familie, die met haar armoedig inboedeltje, op een wagen gepakt, over een dorre heide trekt, wordt zeer geroemd. „De zwaarmoedige stemming is met den grijzen hemel volkomen in harmonie en juist geschikt om bij ons een gevoel van troostelooze verlaten heid op te wekken. In het coloriet is de hoofd kracht van den schilder te zoeken, die zich in het landschap als in zijne figuren even voortreffelijk vertoont, door zijn breede fikse behandeling." Ook een schilderij van Rochussen, voorstellende een strijd van Hollanders en Friezen in 1276, en voorts stukken van Van Schendel, Sprin ger, Verveer en Schelfhout worden zeer gepre zen. Al deze schilderijen vertoonen ons, zoo zegt de beoordeelaar, dezelfde lofwaardige eigenschap pen van een frisch, ougekunsteld, gezond en natuurlijk gevoel, dat zich wat het coloriet be treft, naar de historische traditiën van eeuwen, met succes ontwikkelt, zonder dat zij, als de Belgen, ooit in geheele navolging vervallen." Een paardenstal van Van Kuijck wordt vooral geroemd: zij is zoo waar en te gelijk zoo rijk en lijn van toon zoo luidt het oordeel dat inen haar niet zonder de levendigste voldoening zien kan. Naar wij vernemen, zal het Internationaal Con gres van Statistiek ook bezocht worden door de heeren Dr. Et. Laspeyres, thans hoogleeraar te üorpat (Rusland), en Dr. Louis von Cossa, hoog leeraar te Pavia (Italië). Reide deze geleerden, met onze taal en lederkunde bekend, hebben hier vrienden, die hun komst gaarne zullen ver nemen. De laatstgenoemde heeft tevens in last van zijne regeeriug, om hier een onderzoek in te stellen naar den toestand van ons lager en mid delbaar onderwijs. Voorts verneemt men, dat het Statistisch bureau der Thuringer Staten door den hoogleeraar Hildebrandt uit Jena zal worden vertegenwoordigd. (Vnd.) Aan het Algemeen Dagblad van Ned. is liet vol gende medegedeeld „De Ned. Rijn-Spoor weg-Maatschappij is be dacht geweest op maatregelen tegen eventueel in botsing komen van treinen. Om zooveel moge lijk verzekerd te zijn van de veiligheid der lijnen, wordt een nieuw systeem van telegrapheeren in gevoerd. Op alle stations worden groote houten wachthuizen gebouwd, waar een toestel zal ge plaatst zijn, zoodanig ingericht, dat er op de vraag van den wachter, of de baan veilig is, als ant woord een bord voordraait, waarop dit bevesti gend of ontkennend wordt beantwoord. Voor waar, eene zeer gemakkelijke, zekere manier om ongelukken te voorkomen! Aan de Zwem- en Bad inrichting Rhyniigt zijn gedurende deze week 957 baden genomen. Gedurende deze week zijn dagelijks in het werkhuis alhier opgenomen van 120 tot 135 vol wassen personen en van 58 tot 66 kinderen. Ten gevolge van eene missive van den Minister van Binnenlandsche Zaken van 14 dezer, gericht aan de provinciale autoriteiten, betrekking heb bende op de onteigening vkn kwaaddroezige paarden en de daarvoor te verleenen schadeloos stelling ingeval van onteigening, is aan de ge meentebesturen als 's Ministers gevoelen te kennen gegeven, dat, wanneer een kwaaddroezig paard behoorlijk wordt afgezonderd en verderde noodige voorzorgen tegen verspreiding worden genomen, er bij de onteigening en afmaking niet zooveel haast is, dat die niet zouden kannen wachten op een besluit van het college van Ged. Staten, en de Minister daarom niet kan toegeven dat er dringende noodzakelijkheid bestaat tot onteige ning door de gemeentebesturen2°. dat, wat betreft de waarde van een kwaaddroezig paard, men moet in aanmerking nemen, dat naar het oordeel van veeartsenijkundigen, afmaking van kwaaddroezige paarden alleen dan behoort te geschieden, wanneer zij niet vatbaar zijn voor herstelling; dat daarom in art. 25 van het jongste wetsontwerp, regelende het veeartsenijkundig staatstoezicht en de veeartsenijkundige politie, de bepaling is opgenomen dat „de Burgemeester verplicht is afmaking te bevelen van paarden aan kwade droes of aan huidworm lijdende, wan neer zij door den Rijksveearts geoordeeld worden voor geene herstelling vatbaar te zijn"; en dat derhalve de waarde van zoodanig paard niet grooter is dan die van zijne huid, d. i. volgens den directeur van 's Rijks veeartsenijschool, niet meer dan tien gulden, zijnde de gemeentebestu ren verzocht om zich in voorkomende gevallen dienovereenkomstig te gedragen, door bij de aan gifte van een aan kwade droes lijdend paard onverwijld voor behoorlijke afzondering te zorgen en daarvan onmiddellijk aan deze vergadering kennis te geven, met verdere mededeeling van bijzonderheden. De minister van binnenl. zaken, gelet op art. 13 der wet van 1 Juni 1865 Staatsbladn°. 59), heeft bepaald: 1°. dat de commissie, aan welke is opgedragen het examineeren van hen, die het diploma, bedoeld in art. 16 dier wet, wenschen te verkrijgen, voor de tweede maal in het loo- pende jaar zitting zal houden op 13 Sept.. e. k. en volgende dagen, te Leiden2°. dat de com missie, aan welke is opgedragen het examineeren van hen, die eene akte van bevoegdheid als arts wenschen te verkrijgen, of die hunne vroeger verkregen bevoegdheid verder wenschen uit te breiden, 'overeenkomstig artt. 27 en 28 dier wet, voor de tweede uiaal in het loopende jaar zitting zal houden op 20 Sept. e. k. en volgende dagen, te Amsterdam; en 3°. dat de commissie, aan welke is opgedragen het examineeren van hen, die eene akte van bevoegdheid als hulpapotheker wenschen te verkrijgen, voor de tweede maal in het loo pende jaar zitting zal houden op 7 Sept. e. k. en volgende dagen, te Utrecht. Aan het ministerie van binnenlandsche zaken is eergisteren ten behoeve van het ministerie aan besteed, de levering gedurende het tijdvak, in gaande 1 September 1869 en eindigende 31 Au gustus 1870, van: 4000 dubbele hectoliters of dub bele mudden turf; 30,000 kilogrammen of Ned. ponden schaalkolen, of zooveel minder of meer als blijken zal benoodigd te zijn. Daarvoor waren vijf biljetten ingekomen. Minste inschrijvers wa ren voor de turf de heer D. Annokkee alhier, voor f 0.62 per dubbele hectolitervoor de schaal kolen, de heer G. Rutteu alhier, voor 15.39 per 1000 kilogrammen. Maatschappij tot Exploitatie van Staatsspoorwegen. In exploitatie: 1869 1868 gemiddeld sedert 1 Jan.835 kilom. 707 kilom. TOTALE ONTVANGSTEN. Van 1 Jan. tot 12Aug./S,107,136.51» ƒ1,694,496.82» 13 Aug. 19 Aug. 79,040.69 69,589.06 Totaalf 2,186,177.20» ,'1,764,085.88» Gemiddeld per dag en per mijl sedert 1 Jan. 1869 f 11.33, 1868 f 10.75». Aan Mr. F. J. Tijndall de Veer is op zijn verz., met ingang van 1 Sept. a. s., eervol ontslag ver leend als subst.-griff. bij de arr.-rechtb. te Goe9 De herbenoeming van Jhr. V. A. Heringa v. Haersma de With als plaatsverv. kantonr. te Bergum, is op zijn verzoek ingetrokken, en aan hem, met ingang van 17 September a. s., eervol ontslag verleend uit gemelde betrekking. Aan Mr. J. J. Van Deinse is op zijn verz., met ingang van 1 Oct., eervol ontslag verleend als pres. der arr.-rechtb. te Goes, onder dankbetuiging voor de in rechterlijke betrekkingen aan den lande bewezen diensten. Met ingang.van 1 Oct. a. s. zijn benoemd: tot presid. der arr.-rechtb. te Goes, Mr. W. G. De Knokke van der Meulen, thans oflic. van just, bij gein. rechtb.tot oflic. van just, bij de arr.-rechtb. te Goes, Mr. J. A. Van Hoek, thans subst.-oflic. bij gem. rechtb.; tot subst.-oflic. van just, bij de arr.-rechtb. te Goes, Mr. A. M. B. Hanlo, adv. te 's-Gravenhage. Aan Mr. P. Tonckens is vergund zijn notarieele standplaats over te brengen van de gem. Gieten naar de gem. Meppel; en ben. tot not. binnenliet arr. Assen, ter standplaats de gem. Meppel, Mr. J. A. Sluis, cand.-notaris, adv. eu plaatsverv. kan- tour. aldaar, alsmede burgem. der gem. Nijeveen. ROMANESKE JONGEJUFVROUWEN. NAAR HET FRANSCH VAN JULES KERGOMARD. Vervolg.) Hij nam dien voorslag aan, en ging naar het hek om aan te bellen, terwijl ik een weinig verder opwandelde onder de hoornen, in de richting van den kleinsten vijverik verloor echter de deur niet uit het oog, waar ik hoopte dat de markies den chevalier zou uitlaten, en van waar hij, als ik er inaar een weinigje moeite toe deed, niet missen kon mij in het oog te krijgen, en mij zijn compliment te komen maken. Maar het scheen hierboven geschreven te staan dat alles mij dien dag gelukken zou juist tegen mijn berekeningen in. De markies verscheen niet, en de chevalier kwam evenmin terug. Toen er een half uur verloopen was, en ik mijn geduld begon te verliezen, was ik op het punt om op mijne beurt bij het hek aan te bellen, toen een geblaf van honden mij deed om- keeren, en ik mij opeens bevond tegenover den heer de Coathuel zeiven, die het pad afkwam dat den zijweg met den straatweg verbindt. Het scheen mij zoo klaar dat hij oogenblikkelijk moest raden met welk doel ik daar was geko men, dat ik mijne tegenwoordigheid van geest verloor gelukkiglijk! Want zeer zeker zou ik nimmer een zoo bekwaam en handig begin van de geschiedenis hebben uitgedacht, als die, welke mij door mijne onhandigheid ten deel viel. Ik verloor dan zei ik mijne tegenwoordigheid van geest; ik deed een stap achterwaarts, en daar ik mij juist bevond op deu kant des vijvers, viel ik er in.... Maar zoodra ik den vasten grond onder mij voelde ontbreken, had ik in de grootheid des gevaars de noodige kracht weten te vinden om althans met de noodige bevalligheid dien onvermijdelijken val uit te voeren. Ik plofte dus rechtop in den modder wel is waar, maar in eene welvoeglijke houding, en terwijl ik eigeulijk niet veel verder dan tot aan de knieën in 't water stond. Toen de markies mij zag vallen, was hij op mij toegeschoten onder liet slaken van een kreet. Hij had er mee kunnen volstaan met mij de hand toe te reiken van den eenigszins stei- len rand des vijvers; maar als een echt paladijn sprong hij ook in 't water en hielp mij er uit komen. Ik was niet in 't allerminst verschrikt geweest, omdat ik zeer goed wist dat er zelfs niet het geringste gevaar was; maar toen ik ze. ker was dat er in dat alles eigenlijk niets ge weest was dat belachelijk zou kunnen schijnen, iets wat boven alles moest worden vermeden, rekende ik uit dat eene kleine flauwte niet schaden kon, en ik haastte mij dus om mij „met de meest mogelijke betamelijkheid" te laten van mij zeiven vallen op het grasperk, waarop de markies mij terstond had gebracht toen ik uit mijn bad steeg. Dat belette intusschen niet^ zooals gij wel denken kunt, dat ik den markies om hulp hoorde roepen; dat ik een, twee, drie bedienden zag komen aanloopen, gevolgd door den doodverschrikten chevalier; dat ik mij voelde wegdragen naar 't kasteel en plaatsen in een leuningstoel, voor den schoorsteen in 't salon, waar terstond een groot vuur werd aangelegd. Ik meende daarop weer tot mij zelve te moeten komen, en daar de markies juist over mij heen gebogen stond om mij uit een reukileschje op wekkende geuren te laten inademen, vatte ik zijne hand en zwoer hem „eene eeuwige dankbaarheid" met eene diepbewogen stem, en met een blik, die wel zijn doel moet gemist hebben al3 hij niet welsprekend genoeg ge weest is. „Maar die arme lieve mooie jongejufvrouw kan daar zóo niet blijven, mijnheer de markies," riep jufvrouw Lebraz, de dikke huishoudster van Coathuel, terwijl zij op mij kwam toeschieten; „eer zij goed opgedroogd is zal er genoeg tijds verloopen om haar tien verkoudheden te doen krijgen." „Dat is waar," antwoordde de markies, opeen toon van wezenlijke belangstelling; „maar wat zullen wij doen?" „Indien mijnheer de markies zou willen stu ren naar Garlan, om andere kleederen, en indien de jongejufvrouw intusschen kleeren van mij zou willen aantrekkeu „Maar, beste jufvrouw," zei mijnheer de Coa thuel, terwijl hij evenals ik zijn lachen niet kou laten, op het denkbeeld van mij in de wijde ge waden der achtingswaardige matrone te zien kruipen: „mejufvrouw de Keraven is veel minder groot en veel minderbreed dan gij." „Ja, nu! dan weet ik maar éen ander middelI En dat is dat de jufvrouw zoolang te bed gaat totdat de bode terugkomt." „Dat doe ik stellig niet!" riep ik uit. „Ik smeek er u om, mejufvrouw," sprak de markies. „Bedenk wel dat gij ten mijnen huize

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1869 | | pagina 1