N°. 2928.
A®. 1869.
Vrijdag
27 Augustus.
Feuilleton van het „Leidscli
Dagblad".
LEIDSCH
PRIJS DEZER COURANT.
Voor Leiden, per 3 maandenƒ3.00.
Franco per post3.85.
Afzonderlijke Nommers9.05.
Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering van
Zon- en Feestdagen, uitgegeven.
PRIJS DER ADVERTKNTIEN.
Voor iederen regelj 0.15.
Grootere letter naar de plaatsruimte die zij beslaan.
Lelden, 36 Augustus.
Wij houden ons overtuigd dat de volgende cir
culaire bij velen groote sympathie zal vinden.
SCHOOLVERBOND.
Landgenooten
Wij wenden ons tot allen onder u, wien hun
land en volk lief is, die niet blind zijn voor de
gebreken van het tegenwoordige en voor de
gevaren voor de toekomst, met het voorstel tot
oprichting van een schoolverbond.
De aanleiding daartoe werd ons gegeven door
een kleinen reistocht, welken wij in den zomer
van het vorige jaar door een gedeelte van Noord -
Duitschland deden, en waarop wij gelegenheid
hadden ous te overtuigen van de gunstige wer
king der aldaar bestaande schoolplichtigheid van
het zesde tot het veertiende jaar op de lagere
volksklassen. Met schaamte moesten wij erken
nen, dat ons volk ten dien aanzien ver bij zijne
naaste huren achterstaat.
Reeds toen vormden wij het plan tot zulk een
voorstel, doch wij stelden de volvoering daarvan
uit, om den schijn te vermijden van op de toen
aanstaande verkiezingen van leden voor de Tweede
Kamer der Staten-Generaal eenigen invloed te
willen uitoefenen, en zoo een politieke quaestie
met een zuiver maatschappelijke te verwarren.
Een onzer gaf echter reeds in een klein door
hem uitgegeven werkje, getiteld: „Een dag in
den vreemde," den indruk weder, welken wij
op onze reis ontvangen hadden, en wij nemen
de vrijheid allen, die onze persoonlijke zienswijze
in deze zaak eenigszins nader mochten willen
leeren kennen, daarheen te verwijzen.
Thans, nu de gemoederen weder tot meerdere
kalmte zijn gekomen, achten wij het tijdstip daar,
om aan het opgevatte plan een begin van uit
voering te geven.
Het schijnt ons geheel overbodig toe, de wen-
schelijkheid van het tot stand komen van een
schoolverbond nader te betoogen. Een enkel woord
over de strekking, die het naar onze bescheiden
meening hebben moet, zal echter niet ongepast
zijn. Wij ontveinzen ons geenszins, dat aan de
invoering der schoolplichtigheid hier te lande
groote, misschien vooralsnog onoverkomelijke
bezwaren in den weg staan. Het streven van een
schoolverbond zal derhalve vooreerst slechts kun
nen zijn: die bezwaren, voor zoover zulks ge
schieden kan, uit den weg te ruimen, en intus-
schen de algemeenheid van het schoolbezoek door
alle gepaste middelen zooveel mogelijk te bevor
deren. Daartoe behoort een schoolverbond zich
op een geheel onzijdig stannpunt te plaatsen.
Voorstanders van het staatsonderwijs en van het bij
zonder onderwijs kunnen zich hier aaneensluiten.
De vraag, waar en hoe de kinderen leeren,
hoe gewichtig ook op zich zelve, is uit dit oog
punt van ondergeschikt belang. De hoofdzaak is
dat zij leeren, opdat zij de noodige kundigheden
verwerven, waardoor zij nuttige leden der maat
schappij kunnen worden.
Alleen een verbond van zoo wijde strekking,
dat allen kan opnemen, die het omtrent die
hoofdzaak eens zijn, onder eerbiediging van elks
overtuiging aangaande de beste wijze, waarop
het doel kan bereikt worden, heeft kans op
welslagen.
Wij noodigen derhalve allen, die zich qp dezen
grondslag tot een schoolverbond willen vereeni
gen, uit tot een samenkomst op Woensdag den
13d™ October e.k., des namiddags te 1 uur te
Utrecht, in een nader aan te wijzen lokaal, en
verzoeken hen, aan een onzer van het voornemen
om die samenkomst hij te wonen, franco, kennis
te geven.
Ulrechl en Enkhuizen, P. Hartjng.
20 Aug. 1869. D. Harting.
Nog altijd Lamb.
Het Vaderland bevat heden een uitvoerigeu brief
van den advocaat Borsius uit Middelburg over
de reeds zooveel besproken Lamb zaak. De schrij
ver van dezen brief acht zich verplicht om, na
het oflicieuse bericht van het Vaderland (in ons
N°. 2922 overgenomen), van zijnen kant eenige
bijzonderheden mede te deelen, ten eerste omtrent
de arrestatie te Rotterdam en ten tweede om
trent de tusschenkomst van onze regeering.
Omtrent de eerste wordt door het Vaderland
beweerd, dat zij niet door Engelsche politie-agen-
ten is volvoerd, maar dat „zich de zoon van den
gewezen compagnon van Lamb en eenige zijner
vrienden" aan die „daad van geweld" hebben
schuldig gemaakt.
Mr. Borsius deelt het gebeurde aldus mede:
De vangst van Lamb was opgedragen aan
en is uitgevoerd door de volgende personen
Brown, Thome, Procop, Morris (zoon van Lambs
gewezen partner) en eenige daartoe a f 2.50 per
persoon door Procop aangenomen Rotterdamsche
sjouwerlieden. „Als uw „goede bron" al deze lie
den vrienden noemt van den heer Morris, moet
ik natuurlijk in die qualificatie berusten; ik kan
evenwel alleen mededeelen dat Brown een sol-
licitor is, Thorne een bode van een Engelsch
rechtscollege en Procop een Nederlander, die,
zoo ik wel onderricht ben vroeger tot het
korps mariniers behoorde, maar den dienst zóo
plotseling heeft verlaten, dat hij zich den tijd
niet gunde zijn paspoort aan te vragenik meende
dat hij ook detective bij de Engelsche politie is."
Over de tusschenkomst van ons gouvernement
zegt het Vaderland, dat de Britsche gezant dade
lijk aan onzen Minister van Buitenlandsche Zaken
zijn „hooge ontevredenheid" betuigd heeft over
de daad, door Britsche onderdanen op Neder-
landsch grondgebied gepleegd, waarna de heer
Roest van Limburg meende „te kunnen volstaan
met Zijner Majesteits gezant te Londen aan te
schrijven om Lord Clarendon op vriendschappe
lijke wijze over het gebeurde te onderhouden.
Hieraan werd onmiddellijk gevolg gegeven en...
Lamb was weldra op vrije voeten en weder te
Vlissingen aangekomen."
Mr. Borsius geeft hieromtrent de volgende op
merkingen:
„De vangst van Lamb geschiedde. Dinsdag 13
Juli: den 23slon dier maand diende mevr. Lamb,
weder in Vlissingen teruggekeerd, een door mij
gesteld adres aan Z. M. den Koning in, daarbij
onder meer verzoekende: „dat het Uwe Majes-
te:. behagen moge onmiddellijk door Uwer Ma
jesteits Regeering de noodige stappen bij de En
gelsche Regeering te laten doen ter verkrijging
van de vvederuitlevering van adressantes onwet
tig op Nederlandsch grondgebied door Engelsche
ambtenaren gearresteerden man."
Intusschen ontving inevr. Lamb bericht van
den raadsman van haren man te Bristol, dat de
klagers bereid waren tegen betaling van 2100
pd. st. hunne klacht in te trekken, en dat hier
omtrent vóór Woensdag 4 Augustus een besluit
moest worden genomen, daar de zaak op dien
dag voor het hof moest dienen.
Daar de meeste en zeer invloedrijke Engelsche
dagbladen liet gebeurde afkeurden en de mee-
niug voorstonden, dat het Engelsche gouverne
ment behoorde uit te leveren, als het Nederlandsch
Gouvernement reclameerde, was het van belang te
weten, of ons Gouvernement zich de zaak aan
trok ja dan neen; alleen in het laatste geval kon
er sprake van zijn, dat de familie van Lamb
zich een zoo belangrijk oftër zou getroosten, om
hem voorgoed aan alle vervolgingen te ont
trekken.
Ik riep daarom namens mevrouw Larab op 26
Juli per telegraaf het ministerie in van Mr. Van
Eek te 's-Hage, en uit diens telegrammen en
brieven blijkt, dat tot op het uiterste oogenblik
(3 Aug.) de betrokken Ministers hem geen de
minste toezegging deden de uitlevering te zullen
vragen, veelmin dat daartoe reeds stappen ge
daan waren; ik seinde dit naar Bristol, en
nadat de familie de gevorderde 2100 pd. st. had be
taald, hebben de klagers hun klacht laten varen
en is Lamb in vrijheid gesteld."
In een tweede artikel over de doodstraf ver
klaart de redactie van het Ulr. Uagbl., dat zij het
afschaffen der doodstraf, en hare vervanging door
een zeer hoog maximum of levenslange gevan
genisstraf volkomen wel bestaanbaar acht.
De Iiölnische Zeilung bevat in hare laatste n°'
twee artikelen over „Holland en zijne Oost-Indi
sche Koloniën." In het eerste wordt de toestand
der koloniën geschilderd, en in liet tweede wor
den de plannen van den minister De Waal
(die consequent, het geheele stuk door, „de Wal"
wordt genoemd) besproken. Deze worden zeer
gunstig beoordeeld.
Het Provinciaal blad van Zeeland n°. 8] bevat
eeue circulaire van den commissaris des konings
aan burgemeester en wethouders in de gemeen
ten dier provincie, van den volgenden inhoud:
„In het voormalig 4® district van dit gewest
doet zich bij het vee eene ziekte voor, bekend
onder den naam van mond- en klauwzeer. Deze
ziekte kan, bij ontoereikende voorzorg, voor de
gezondheid van den mensch schadelijk zijn. Dit
blijkt meer bijzonder uit een schrijven van den
heer inspecteur voor het geneeskundig staatstoe
zicht in Zeeland, hetgeen ik de eer heb u aan
den voet dezer mede te deelen, met aanbeveling
om, bij het bestaan of ontstaan dier ziekte ouder
het vee in uwe gemeente, zoodanige maatregelen
te nemen en te bevorderen dat de gezondheid
van den mensch, ten gevolge van de meer be
doelde ziekte, niet worde verstoord."
In bedoeld schrijven van den inspecteur komt
onder anderen het volgende voor:
„Mag eene rechtstreeksche overdracht van de
smetstof van het dier op den mensch tot de hoogst
zeldzame gebeurtenissen bebooren; mag zelfs het
vleesch van door mond- en klauwzeer aangedane
dieren in het gebruik weinig schadelijk gerekend
worden, dan toch is het zeker dat de zuivel, bij
zonder de melk die de diereu opleveren, van
hoedanigheid verauderd en bepaald schadelijk is
bij het gebruik. Aan kinderen, die soms uitslui
tend met melk gevoed worden, moet die welke
van mondzeer zieke dieren af komstig is, volstrekt
worden onthouden, anderen moeten die melk niet
anders dan gekookt gebruiken.
„Het komt mij voor dat de gemeentebesturen
een streng toezicht moeten houden op den ver
koop van melk van mondzeer zieke dieren voor
menschen bestemd, en dien gedurende liet heer-
sclien der ziekte bebooren te beletten.
„Wat het vleesch betreft, ofschoon reeds is
aangemerkt dat het in de bedoelde omstandighe
den voor weinig schadelijk gehouden wordt, zoo
is het niettemin niet te ontkennen, dat het ge
bruik van vleesch van zieke dieren immer min
of meer verdacht moet gerekend worden. Allicht
zou men, met het oog op de sterkere vermagering
die de door mondzeer aangedane dieren onder
gaan, eene verdere gewichtsafname door eene
tijdige slachting wenschen te voorkomen, en er
geen bezwaar in zien om dergelijk vleesch in
den handel te brengen. Waar echter keurmees
ters bestaan is het noodzakelijk dat in tijden van
epizoötie door hen een meer dan gewoon zorg
vuldig onderzoek worde ingesteld naar de ge
zondheid der dieren voor de slachting, en dat
niet worde toegelaten dat het vleesch van door
de ziekte aangedane dieren worde verkocht."
Wij maken de belanghebbenden opmerkzaam
op de uitmuntende gelegenheid, die in onze ge
meente voor de opleiding van ouderwijzers en
onderwijzeressen bestaat. Naar wij vernemen,
zal het admissie-examen Dinsdag aanstaande in
de Hoogere Burgerschool gehouden worden en
zijn de inlichtingen, die men noodig heeft, te be
komen bij den directeur der inrichting, den heer
J. A. Van Dijk.
De Staats-Courant behelst het verslag van de
verwachtingen omtrent den oogst in de provincie
Noord-Holland. Daarin wordt gemeld dat de
tarwe, rogge, gerst en haver bijna zonder uitzon
dering goed slaan; dat liet vlas buitengemeen
goed is geslaagd, en dat terwijl het eerste aard
appelengewas over het algemeen vrij goed is
-
ROMANESKE JONGEJUFVROUWEN.
NAAR HET FRANSCH VAN
JULES KERGOMAB-D.
Vervolg,)
En ik verliet hem met dat dubbelzinnige we
derantwoord, waarvan hij gedurende den geliee-
len verderen avond den zin heeft loopen zoeken:
dit meende ik althans te kunnen opmaken uit
zijne distracties. Gedurende de daaropvolgende
•1 dagen hebben wij elkaar bijna dagelijks weer
gezien. De eene maal is hij ons met rijtuig
komen afhalen om een toertje in 't „Bosch"
te doeneen ander maal heeft hij den avond
doorgebracht op ons terras, en hoewel hij niet
van thee houdt, zooals Christophe mij heeft
verzekerd, heeft hij liet kopje niet durven wei
geren, dat ik hem aanbood „met mijne blanke
handjes" en met veel suiker. Ik maak hem
fidibusjes voor zijne sigaren; ik heb mij belast
met den aankoop van tafellinnen voor hem,
waarvan hij zei dat hij juist nieuwen voorraad
noodig had; ik luister naar ernstige redeneerin
gen over de organisatie des legers en naar ver
beteringen, die daarbij noodzakelijk worden ge
acht; ik vraag hem om de eene of andere epi
sode te verhalen uit den oorlog in Afrika, waar
aan hij heeft deelgenomen, en ik proest het uit
van lachen wanneer hij bij geval zijn verhaal
wat sterk kleurt. Hij is zoo gewoon aan mij,
dat ik overtuigd ben hem niet meer onaange
naam te zijn". Toen ik nu op dat punt volko
men gerust was, heb ik een fermen slag ge
waagd. Eergisteren-namiddag had hij ons een
loge-billet gezonden voor eene eerste representa
tie in den Vaudeville schouwburg. Toen wij bij
kans gereed waren om daar heen te gaan, zei
ik aan mijn vader dat ik hoofdpijn had eu niet
meeging. Mijn vader sloeg, geen geloof aan die
onverwachte hoofdpijn; hij werd ontstemd en is
in een slecht humeur uitgegaan, ik weet zelf
niet recht waarheen. In plaats van naar bed te
gaan, maakte ik een terdeeg bestudeerd toilet;
ik nam een boek eu vatte post in het salon. Te
negen uren werd er gescheld juist zooals ik
voorzien had. De generaal treedt binnen, en ik
ontvang hem niet eene koele, doch waardige be
leefdheid.
„Wat scheelt er toch aan?" vraagde hij, zon
der dat hij zoo terstond op mijne ontvangst acht
sloeg. Is Gury ziek.... of zijt gij ongesteld, lieve
jufvrouw Marcelle?"
„Mijn vader is uitgegaan generaal, en ik jben
zeer wèl."
„Waarom zijt gijlieden dan niet gekomen?"
„Ga zitten generaalsteek uwe sigaar aan
en i.oor mij aan, als 't u belieft," anwoordde ik
op plechtigen toon.
Hij deed 't geen ik hem zei niet eene punc
tualiteit, die hij in vroegeren tijd zekerlijk ge
leerd had bij de verschillende bewegingen der
excertitiën, en keek mij aan met een ongerust
gezicht; en ik vervolgde zonder een spier in
mijn gelaat te vertrekken:
„Mijn vader en ik hebben gemeend dat er
niets ter wereld natuurlijker was dan elkaar dik
wijls te zien, wanneer men elkaar bevalt, om
welke reden dan ook. Wij hebben ons daarin
bedrogen I"
„Hoe dat?"
„Er zijn omstandigheden, waarin de eenvou
digste betrekkingen in de oogen der menschen
eene beteekeuis verkrijgen, waaraan juist dege
nen, die er belang bij hebben, de laatsten zijn
om te denken, of liever: waaraan zij eerst be
ginnen te denken, wanneer de kwaadwilligheid
hen daartoe noodzaakt, en dikwijls als liet te
laat is."
„Ik moet u bekennen lieve jufvrouw Mar
celle, dat ik er niets van begrijp."
„Daarom is het mij des te pijnlijker vau inde
noodzakelijkheid te zijn om mij duidelijker te
verklaren aangaande een onderwerp zoo kiesch
en zoo teer voor een meisje. Maar men heeft
mij te weinig gespaard, dan dat ik noodig zou
hebben mij zelve te spareu."
„Ga voort, als ik u bidden mag
„Nu daul gij zijt voornaam en rijk generaal;
en ik ben slechts een arui meisje zonder geld,..
En daar het nu belachelijk zou zijn om te on
derstellen, dat gij mij het hof maaktet, heeft
men uitgevonden en uitgestrooid dat ik het u
deed...."
„Wie blpardon!... wie drommel heeft
dat gezegd?" riep hij uit, terwijl hij woedend
opstond.
„Dat doet er niet toe. Al wist gij nu de na
men dergenen, die zulks hadden rondgestrooid, dat
neemt niet weg dat het praatje toch in omloop is
geraakt. En daar de adel tegenwoordig niets
meer bezit, behoort hij althans zijne fierheid te
bewaren. Dus zult gij begrijpenbesloot ik,
van mijn stoel opstaande.
„Ik begrijp dat gij mij de deur wijst, niet-