N°. 2924.
Maandag
A°. 1869.
23 Augustus.
Feuilleton vau het „Leidsch
Dagblad".
DAGBLAD
PRIJS DEZER COURANT.
Voor Leidenper 3 maanden3.00.
Franco per post3.85.
Afzonderlijke Nommers0.05.
Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering van
Zon- en Feestdagen, uitgegeven.
PRIJS OER ADVERTENTIKN.
Voor iederen regelJ 0.15.
Grootere letter naar de plaatsruimte die zij beslaan.
Leiden, 31 Augustus.
Nadat men in het jaar 1868 besloten
had het grootsche gebouw der wereldtentoonstel
ling te Londen, hetwelk elf bunders land overdekte,
meteene uitgaaf van circa 2% millioen gulden niet
als eene tweede pyramide van Egypte te bewa
ren, maar zijne dikke muren uit elkander te
doen springen, waarbij zijne schoone schilderijen
galerijen te niet gingen en het geheel afgebroken
werd, hebben nu de eigenaren van het terrein,
zijnde de koninklijke commissie van de tentoon
stelling van 1851, besloten, om op de puinhoopen
van dezen bouw weder een ander gebouw te
doen verrijzen voor hetzelfde doel, eene tentoon
stelling van kunst en nijverheid in 1871 en vol
gende jaren
Weder zal van 1 Mei tot 1 October het groot
concours van voorwerpen der kunst en nijverheid
te Londen plaats hebben; maar alléén van zoo
danige, die daartoe waardig geoordeeld zullen
worden en die behooren zullen tot de volgende
vier klassen van voorwerpen
I» klasse; a. schoone kunsten, schilderijen
in olie- of waterverf op ivoor of porseleinb. beeld
houwkunde in marmer, hout, steen, terra-cotta,
metaal of ivoor; r. graveerkunst en photographie;
d. bouwkunde, teekeningen en modellene. tapijt,
borduurwerk en kant als voorbeelden van schoone
kunst, niet als fabrikaat; f. teekeningen van
allerlei ornamenten, en g. nabootsingen van oude
schilderijen of andere kunstwerken.
II« klasse: uitvindingen op het gebied der
wetenschap en nieuwe ontdekkingen.
Ill® klasse: a. aardewerk, waaronder bouw
materialen en werktuigen die tot hare vervaar
diging dienen; b. wollen manufacturen, met ruwe
grondstoffen en werktuigen tot hunne vervaardi
ging; c. opvoedingsmiddelen als schoolgebouwen
en schoolmeubelen, boeken, kaarten, aardbollen,
voorwerpen tot lichaamsoefening, voorbeelden en
voorstellingen tot onderricht in de schoone kun
sten, in de natuurlijke geschiedenis en natuur
wetenschappen.
IV® klasse: plantenkunde, nieuwe en zeldzame
planten, vruchten, groenten en bloemen met hunne
bijzondere bouwwijzen.
Voor elke klasse van voorwerpen wordt benoemd
eene commissie met een verslaggever; voor die
welke tot de 2d® en 3d® klasse behooren is het
den inzender vergund van elke soort slechts éen
monster te zenden, hetgeen moet uitmunten door
nieuwheid of deugdzaamheid. Een later uit te
geven reglement bepaalt nader de soort van voor
werpen, planten, enz. die ingezonden kunnen
worden.
Gedeeltelijk naar het voorbeeld der tentoon
stelling te Parijs zullen de voorwerpen geplaatst
worden naar de klassen waartoe zij behooren,
dus niet naar de landen waarvan zij afkomstig
zijn, en die plaatsing zal geschieden vanwege de
koninklijke Engelsche commissie die daarvoor
zorg zal dragen, doch niet verantwoordelijk is
voor verlies of beschadiging.
Een derde gedeelte der tentoonstelling wordt
aan buitenlandsche inzenders afgestaan, die, om
toegelaten te worden, vergunning hebben hunner
gouvernementen; het overige tweederde gedeelte
zal bevatten voorwerpen afkomstig van Engeland
of wel van buitenlandsche inzenders, die hunne
goederen direct naar de tentoonstelling zenden
en aan het oordeel der Engelsche commissie van
beoordeeling onderwerpen. Voorwerpen, welke
niet toegelaten kunnen worden, moeten na ken
nisgeving hiervan verwijderd worden, en eenmaal
toegelaten, niet weggenomen worden vóór het
sluiten der tentoonstelling.
Tentoonstellers of hunne agenten moeten de
voorwerpen in de tentoonstelling aan de Ko
ninklijke Engelsche commissie afleveren, zonder
onkosten en geheel ontpakt; zij moeten zooveel
mogelijk voorzien zijn van eene vermelding, waar
om zij door hunne deugdzaamheid, nieuwheid
of goedkoopheid uitmunten, en opgave van hunnen
prijs.
Geene prijzen of medailles worden toegekend
maar een certificaat wordt aan eiken tentoonstel-
Ier afgegeven, die de onderscheiding geniet van
op deze tentoonstelling toegelaten te worden.
Uit het bovenstaande blijkt dat men zal heb
ben, geen nationaliteit; het cosmopolitisms ver-
eenigt alle landen tot éen gemeenschappelijk
streven, waarbij de oude slagboomen moeten val
len; geen uitsluiting, gunst ol' bescherming, maar
vrije mededinging om de wereld van de beste
en goedkoopste voortbrengselen te voorzien. Ne-
derlandsche tentoonstellers kunnen naar verkie
zing hunne goederen direct naar de tentoonstel
ling zenden zonder tusschenkomst van commis-
siën. en zullen daar, mits zij het daar waardig
gekeurd worden, glazen kasten of tafels ter uit
stalling gereed vinden.
Hiermede is eene nieuwe phase ingetreden in
de geschiedenis der wereldtentoonstellingen, en
heeft men getracht liet nadeel weg te nemen
van uit zoovele voorwerpen, waaronder minder
beduidende, enkele, voortreffelijke te moeten uit
kiezen waarbij een volledig onderzoek onmoge
lijk was. Men heeft zich voor 1S71 slechts be
paald in het algemeen tot de schoone kunsten,
plantenkunde, de middelen tot opvoedingen, wat
de nijverheid betreft, aardewerk en wollenstof-
fen, en voor het overige alleen tot enkele voor
beelden of monsters van die voorwerpen, welke
nieuwe ontdekkingen of uitvindingen voorstel
len; terwijl de Engelsche commissie zeer nauw
gezet zal zijn in hare beoordeeling of de voor
werpen al dan niet de tentoonstelling waardig
zijn.
Ten slotte nog eene voorname eigenaardigheid
der aanstaande tentoonstelling. Heeft men vroe
ger door uitbreiding van medailles tentoonstel
lers moeten lokken om tentoonstellingen tot stand
te brengen, thans is dit niet meer noodig; het
wordt eene onderscheiding daar toegelaten te
worden, terwijl goede deugdelijke waar in den
regel zich zeiven aanprijst om het debiet daar
van te vermeerderen. Men heeft eindelijk het
uitdeelen van medailles, die aanleiding tot onte
vredenheid, en niet zonder reden, weggelaten.
De instelling van beoordeelings-commissiën vol
deed nooit, aan de verwachtingen die men daar
van had. Bijna altijd is gebleken dat beoordee
lings-commissiën tijd noch kennis hadden om de
hen opgedragen taak behoorlijk te vervullen en
daardoor aan de zaak die zij moesten bevorde
ren, soms groot nadeel hebben toegebracht.
(Midd. C.)
Het Journal des Débats wijdt een artikel aan het
internationaal congres voor statistiek, dat van
611 September dezes jaars te 's Gravenhage zijn
zevende vergadering zal houden. De schrijver,
G. De Molinari, na herinnerd te hebben dat de
vorige zittingen gehouden zijn te Brussel in 1853,
le Parijs in 1855, te Weenen in 1857, te Londen
in 1860, te Berlijn in 1863 en te Florence in 1867,
bespreekt enkele punten van het programma, en
verzwijgt daarbij niet waarin hij van de rege
lingscommissie verschilt. Zij besloot o. a. dat de
vergadering niet zou stemmen, maar dat, twee
dagen na de sluiting der zitting, de officieele ge
delegeerden en de geleerden, daartoe door de
commissie uitgenoodigd, zullen vergaderen, en
een reeks hesluiten formuleeren, waarop alsdan
de aandacht der regeeringen zou worden geves
tigd, als zijnde beslissingen van het congres. De
heer De Molinari zegt, dat de noodzakelijkheid
dezer scheiding van de leden eener wetenschap
pelijke vergadering in twee categorieën, hem niet
duidelijk is, en dat de geleerde statistici, die het
coDgres organiseerden, ten deze de liefde voor
classificatiën wat al te ver gedreven hebben. Hij
brengt vervolgens hulde aan den heer Vissering,
voorzitter der regelingscommissie, voor zijne in
leiding op het programma, releveert de zeer
juiste opmerkingen van den heer Von Baumhauer
over de eenzijdigheid der vroegere volkstellingen
en de oorzaken daarvan, en vermeldt daarbij,
dat de heer Von Baumhauer om die reden het
congres een reeks besluiten voorstelt, ten doel
hebbende de regeeringen uit te noodigen, voortaan
bij hare statistische nasporingen de belangen der
wetenschap en van de samenleving niet minder
in het oog te houden en te behartigen, dan de
behoefte der administratie.
Evenzeer doet de heer De Molinari het gewicht
uitkomen der besluiten door twee andere leden
der regelingscommissie, de heeren P. N. Muller
en Verkerk Pistorius, voorgesteld, met betrekking
tot de statistiek van den buitenlandschen handel,
waaromtrent de officieele cijfers in geenen deele
overeenstemmen, zoodat de waarde dier statistiek
zeer betwistbaar en het wantrouwen daarin alles
zins gerechtvaardigd is. Bij voorbeeld; volgens
de officieele Fransche statistische opgaven bedroeg
in 1866 de uitvoer van ijzererts naar Engeland
12 millioen 86,000 kilogrammen; de ofiïcieele
Engelsche statistiek daarentegen geeft als de in
voer uit Frankrijk op 16 millioen 322,000 kilo
grammen. Voor de koffie geeft zij 646,000 kilo
uitvoer naar Engeland opEngeland daarentegen
in zijne ofiïcieele statistiek slechts 65,400 kilo in
voer; voor de guano uit Engeland naar Frank
rijk 284,500, terwijl Frankrijk 531,300 kilo als
invoer opgeeft. Dergelijke verschillen worden even
zeer in de ofiicieèle cijfers nopens de handelsbe
weging tusschen Frankrijk en de Nederlanden
opgemerkt. De Nederlandsche statistiek geeft als
uitvoer van indigo naar Frankrijk op 15,200 kilo;
Frankrijk echter heeft volgens zijne officieele sta
tistiek slechts 11,100 kilo ontvangen. Daarentegeu
heeft eene hoeveelheid van 8 millioen 872,000
kilo rogge, de Fransche havens uitgevoerd, op
den weg naar Nederland zooveel aangewonnen,
dat zij bij den invoer in de Nederlandsche havens
volgens de officieele cijfers beliep 6 millioen 359,000
kilo. Derhalve zal de statistiek iets beduiden, dan
is het noodzakelijk, dat regeeringeu zich verstaan
omtrent de beste wijze van bewerking harer han
delsstatistieken, en dat zij ze, zooals de Neder
landsche commissie terecht verlangt, aan eene
gemeenschappelijke herziening onderwierpen en
«eene en dezelfde nomenclatuur voor de statis
tieken der verschillende landen" aannamen.
Aan de Arnh. Cl. ontleenen wij het volgende
omtrent een werk van een stadgenoot:
Mag men al eens de aanmerking gemaakt heb
ben, dat er weinige prachtwerken op het gebied
der natuurwetenschappen in ons vaderland het
licht zien, wij gelooven dat zij, wat betreft de
plantenkunde, door waardige contra feiten kan
weerlegd worden. Herinnere men zich slechts de
Tuinbouw-Flora, onder redactie van Prof. De Vriese,
de Neerlands Plantentuin, onder die van Prof. Oude
mans, de Nederlandsche Boomgaard, door S. Berg-
huys, en vergeten wij vooral niet de prachtuit
gave van de Fleurs, fruits et feuillages de l'ile de
Jaua door onze landgenoote mevrouw Berthe Hoola
van Nooten, en andere ook in het buitenland met
roem bekende prachtwerken, die én als zuiver
wetenschappelijke, èn als populair wetenschap
pelijke werken, even zooveel kronen zijn aan
Neerlands vooruitgang op het gebied der exacte
wetenschappen.
In het laatst van Februari dezes jaars zag bij
J. B. Wolters, te Groningen, liet licht de eerste
aflevering vanFlora, afbeeldingen en beschrijvingen
van boomenheesters, eenjarige planten, enz., voorko
mende in de Nederlandsche tuinen, door H. Witte,
hortolanus aan 's Rijks academie-tuin te Leiden,
en voorzeker beloofde die arbeid eene waardige
plaats te zullen bekleeden in de rij van de pas
genoemde uitgaven.
Ook is aan Witte, na verschijning der eerste
aflevering, de groote eer te beurt gevallen, dat
hij vanwege den Koning is aangezocht, deze
Flora aan Z. M. op te dragen.
Thans ligt vóór ons de 2d® aflevering, en wij
kunnen niet nalaten de aandacht van eiken be
wonderaar der schoone natuur, door hare zoo
talrijke plantengroepen, bloemen, euz. daarop te
vestigen.
De bewerking der platen in chromo-lithogra-
phie in zoo'n werk geene bijzaak is keurig
netjes, zelfs prachtig als men in aanmerking neemt,
ROMANESKE JONGEJUFVROUWEN.
NAAR HET FRANSCH VAN
JULES KERGOMARD,
(Vervolg.)
Ik haastte mij om mijn tweede middel van
verleiding in practijk te brengen. Ik ging in
mijn hoekje leunen en sloot mijne oogen. Daar
door kwam mijn held meer op zijn gemak, en
na een minuut of vijf hoorde ik hem snorken,
even majestueus als ooit zijne kanonnen het
hebben kunnen doen. Daarop ging ik „wakker
t worden", en aan het overdenken om nieuwe
middelen van aanval uit te vinden. Ik kon het
maar niet aanstonds zoover brengen van een
aanneembaar voorwendsel uit te vinden om hem
terstond te bewijzen dat ik niet meer zou geërgerd
zijn wanneer ik hem hoorde vloeken dan wanneer
ik hem zag rooken, en ik moet dus die bijzon
derheid aan het toeval overlaten. Maar toen de
generaal, een paar uurtjes later, wakker werd,
had ik een nog al vrij wat voldoend veldtochts
plannetje gearrangeerd.
//Kijk," sprak hij tot mij, terwijl hij aanstalten
maakte om eene nieuwe sigaar op te steken,
„kijk, als alle vrouwen even inschikkelijk waren
als gij, lieve jufvrouw, dan zou het nog al gaan."
„Ik vind," antwoordde ik, „dat zij verkeerd
doen met liet eenige middel te verwaarloozen,
dat haar overblijft om zich te doen dulden, in
den staat van minderheid, die noodwendig haar
wordt aangewezen door hare rol in de wereld
en door hare opvoeding. Dewijl zij zich in niets
hoegenaamd te bemoeien hebben met'de ernstige
bezigheden der mannen, behoorden zij althans
haar best te doen om hun niet te belemmeren
in de afleidingen en uitspanningen, die zij zoo
zeer behoeven."
„N u dat- is in inderdaad goed gesprokenin
dien men durfde hopen van in de wereld eenige
jonge dames aan te treffen, die even verstandig
waren als gij, zou men het waarlijk bejamme
ren van niet meer in den leeftijd te zijn van te
kunnen trouwen."
„En waarom dat?"
„Wel, omdat onze jonge aids de camp voor
ons eene al te moeilijke concurrentie zijn."
„Neen, neen! ik kan niet gelooven dat gene
raal Bonnet ooit zou kunnen overwonnen wor
den," riep ik uit op een vroolijken toon, maar
met een zeer ernstigen blik.
„Inderdaad?" vraagde hij, half ontrust half in
gepalmd.
„Ik geloof, generaal, dat gij u vermaakt met
het gebabbel van dat kind," zei mijn vader, die
zich eens in het gesprek-mengde, terwijl hij tot
dusverre slechts de aanteekeningen en papieren,
in eene portefeuille vervat, had zitten lezen en
rangschikken.
„Wel, inderdaad, ja!" antwoordde de generaal,
„en ik wensch u geluk, waarde overste, met de
uitmuntende opvoeding, die zij heeft genoten."
Ik schenk u de rest van onze reis. De gene
raal, reeds geheel betooverd, werd geheel en al
ingepakt, toen wij te Rennes waren aangeko
men, en ik hem aanbood om een door hem ge
dicteerd rapport te schrijven, dat confidentieel
moest zijn, en dat hij derhalve niet wilde be
kend hebben aan zijn secretaris, ik behoor niet
tot het vak, en kan dus geen misbruik maken
van geheimen, waarvan ik bovendien niets be
grijp. Ik veroorloofde mij alleen maar eenige
stijlverbeteringen in dien ietwat sabelsleperigen
stijl van dat stuk. Het geheele verdere einde
van de reis werd besteed om allerbehendigst
den heer Bonnet te doen hegrijpen dat „het
meest benijdenswaardige lot voor een jong meisje
is bescherming te vinden in de schaduw der
lauweren van een held zooals hij; dat een ern
stig gemoed weinig geeft om de jeugd en de
schoonheid van een man, en dat dengeen ge
lukkig te maken, die zulks verdient, het beste
en zekerste middel is om zelf gelukkig te zijn,
enz. enz. enz." Stel u nu eens voor die hoogdra
vende redeneer! ug, gekruid met kleine allerliefste
kinderlijke oplettendheden en met blikken van
allereerbiedigste teederheid, en dan zult gij
begrijpen dat de generaal, toen hij voor zijne
woning uit het rijtuig steeg, dat inijn vader en
mij verder zou thuis brengen, ons heiden uit-
noodigde om den anderen dag hij hem „onder
ons" te komen het middagmaal nemen, dat
is dus- vandaag. Ik verlaat u dus om mij te
gaan kleeden. Ik moet goed onder de wapens
zijn, want, naar ik hoop, zal de slag beslissend
zijn.
Maar nu nog een woordje over u, lieve kind,
een enkel woordje slechts, maar een allerbelang
rijkst en allerernstigst woordje, wees op uwe
hoede voor den schoonen Olivier! dat jongmensch
komt mij voor, allergevaarlijkst te zijn voor u,
die niet geheel en al geharnast zijt tegen enkele
sentimenteele opwellingen. Vooreerst is hij erg