N°. 2917. Zaterdag A°. 1869. 14 Augustus. Feuilleton van het Leidscli Dagblad". LEIDSCH DAGELAD. PRIJS DEZER COURANT. Voor Leiden, per 3 maanden3.00. Franco per post3.85. Afzonderlijke Nommers0.05. Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen, uitgegeven. PRIJS DER ADVERTENTIKN. Voor iederen regelf 0.45. Grootere letter naar de plaatsruimte die z\j beslaan. Leiden, 13 Augustus. Men leest in het Weekblad van het Recht: A's gij de doodstraf afschaft, heeft men gevraagd, en in de plaats daarvan stelt levenslange gevan genisstraf, wat zult gij dan doen met den ver oordeelde, die zich in de gevangenis schuldig maakt aan moord van éen der bewaarders of aan een ander misdrijf? Langer dan voor zijn leven kunt gij hem toch niet opsluiten; en die misdrijven moeten dus maar ongestraft blijven. Dit laatste is volkomen waar, en het pleit m:ssch;en tegen straffen, die geenerlei g -adatie toelaten. En toch baart ons die moeilijkheid geene zorg. Wij beantwoorden die vraag met twee wedervragen. Vooreerst: is dat dus reeds eene besl;ste zaak, dat de doodstraf zal vervangen worden door levenslange gevangenis? Stel in de plaats der doodstraf gevanger's van bijv. vijfen twintig of dertig jaren, en de geheele zwarigheid is opgelost. Maar ten tweedeals gij de doodstraf behoudt, en de veroordeelde, die volstrekt niets meer te verhezen heeft, vindt in de weken of maanden, die er verloopen tusschen het vonnis en de tenuitvoerlegging, de gelegenheid hetzij in de gevangenis, hetzij misschien nog op de trappen van het schavot een moord te plegen, wat zult gij met hem doen? Twee keeren den- ze'fden man ophangen is toch even onmogelijk als hem twee keeren voor zijn leven opsluiten. Daarvoor dus behoeft men de doodstraf niet te behoudenwant de zwarigheid blijft volkomen dezelfde; en de opmerking bewijst derhalve te veel, dus niets. Men schrijft uit 's-Hage aan de Arnli. Ct. Voor eenige dagen las men in de couranten de mededeeling, dat de minister van binnenl. zaken beloofd had een post ter verbetering van de haven van Harlingen op de begrooting van het volgende jaar te brengen. In verband met vroeger afgelegde verklaringen, dat de haven verbetering afhankelijk werd gemaakt van de aansluiting der noorder-spoorweglijn aan Duitsch- land, mag men het er voor houden dat ook de laatste quaestie hare oplossing óf reeds gevon den heeft óf die althans zeer nabij is. Indien 'sKonings commissaris in Groningen, de graaf Van Heiden Reinestein, zijn Pruisische ridder orde, waarmede hij onlangs vereerd werd, te danken heeft aan die vreedzame annexatie van Noord-Nederland aan Noord-Duitschland, dan zal hij zeker die met meer zelfvoldoening dragen dan wanneer ze hem geschonken werd als een fatsoenlijke vorm voor vergoeding aan reiskosten bij gelegenheid zijner begroeting van den Koning van Pruisen. Dat zonder die aansluiting de havenverbete ring weinig voordeel zou opleveren, ligt voor de hand. Maar zullen de groote kosten daaraan te be steden, gerechtvaardigd kunnen worden, dan is het van het hoogste belang' dat men naar die haven ook nog een andere spoorweglijn heen- leide. Wij hebben daarbij het oog op een lijn van Harlingen over Bolsward, Sneek, Joure naar Heereveen. Met genoegen vernemen wij, dat er pogingen worden aangewend om het reeds vroe ger ontworpen plan in het leven te roepen. En het komt ons voor, dat de regeering wél zal doen dat plan op de eene of andere wijze finan- tieel te ondersteunen, wanneer daartoe door par ticulieren het initiatief genomen wordt. Het Deventer Weekblad van Dr. J. Van Vloten deelt in een aanval op Prof. M. De yries, een citaat mede uit het artikel in den Java-bode over Bak huizen van den Brink. Dat citaat geeft niet met juistheid weer wat de heer Cd. Busken Huet over Prof. De Vries schreef. Het weekblad citeert: Ju weerwil van zijne uitgebreide taalkennis, is hij te eenemaal verstoken van letterkundigen smaak, en heeft zijn stijl, bij minder, of nog alledaagscher bloemrijkheid, dit met dien van den heer Opzoomer gemeen, dat ook hij volstrekt de gaaf mist, om van het vuur waarmede hij spreekt, iets mede te deelen aan zijne lezers. In den Java-bode stond het volgende te lezen In weerwil van zijne uitgebreide taalkennis, zijne bewonderenswaardige scherpzin nigheid in het ops po ren van etymolo. giën, zijne ongeëvenaarde helderheid in het blootleggen en herstellen van foutive lezingen, is hij te eenemaal versto ken van letterkundigen smaak, en heeft zijn stijl, bij minder of nog alledaagscher bloemrijkheid, dit met dien van den heer Opzoomer gemeen, dat ook hij volstrekt de gaaf mist om van het vuur, waar mede hij spreekt en zijne hoorders zoo niet overtuigt, dan toch wegsleept, iets mede te deelen aan zijne lezers. De door ons gespatieerde woorden zijn in het citaat van het Deventer Weekblad weggelaten. (N. R. Ct.) (Vervolg der Alg. Verg. der Maatschappij tot Nut van 't Algemeen, te Amsterdam). Aan de orde is het rapport van het hoofdbestuur en gecommitteerden der departementen 's Herto genbosch, Utrecht, Zaandam en Rotterdam, naar aanleiding van het besluit der voorgaande alge- meene vergadering, strekkende tot het instellen van een commissoriaal onderzoek naar de mid delen, welke zouden moeten worden aangewend ten einde ons volk tot de overtuiging te brengen, dat het karakter, hetwelk de kermisvermaken hier te lande kenmerkt, strijdig is met den goe den smaak, schadelijk voor de gezondheid, ver derfelijk voor welvaart en zedelijkheid, om zoo doende bij de natie zelve een gevoel van behoefte aan iets beters en edelers in dezen te doen gebo ren worden. De commissie, bestaande uit de heeren E. A. Berkhout, J. B. Van Hugenpotli, W. R. Boer, J. Van Witzenburg en H. G. J. Van Doesburgh, stelt voor 1°. aan het hoofdbestuur in overweging te ge ven het in het licht zenden van kleine blaadjes, als in het verslag aangeduid zijn, waarin vooral ook de kermis en andere volksvermaken en de bijzonderheden, daarop betrekkelijk, in haar on behaaglijk en verderfelijk of vriendelijk en heil zaam karakter geteekend worden; 2°. de departementen uit te noodigen, om, elk in zijn kring, het tot stand brengen en behoorlijk inrichten van geschikte lokalen, waar het volk zich goedkoop en gezellig vereenigen kan, naar vermogen te ondersteunen en te bevorderen; 3°. de departementen mede uit te noodigen om, niet alleen aau het hoofdbestuur, maar ook meer openbaar in dagbladen enz. bekend te maken, wat ter plaatse van het departement, ten opzichte van kermis of andere volksvermaken, ten goede is beproefd en met welken uitslag 4°. van het hoofdbestuur de behandeling te ver zoeken van het gezegde aangaande de Zondags wet; 5°. den wensch uit te spreken, dat het hoofdbe stuur aan de bestrijders der kermismisbruiken de hand leene, zoowel door het gevoelen der maatschappij daarover openbaar te maken, als door zich, zoo dikwijls het pas geeft, rechtstreeks tot in deze bevoegden te wenden. De commissie acht het onnoodig om iets tot toelichting toe te voegen aan het rapport, waarvan de con clusiën bij acclamatie aangenomen worden. Aan de orde is het rapport van het hoofd be stuur en gecommitteerden der departementen Moordrecht, Middelburg, Beverwijk en Gronin gen, naar aanleiding van het besluit der voor gaande algemeene vergadering, betreffende de voorbereidingsklasse. De commissie heeft de bewaarscholen en be waarplaatsen buiten aanmerking gehouden. Zij heeft nagegaan welke wijziging en uitbreiding aan de scholen voor lager onderwijs is te geven, om te beter hare bestemming te doen bereiken en tevens het doel te naderen, waarop men on derstelt dat de stichters van bewaarscholen het oog hebben. Een afdoend middel acht zij de toe voeging aan de lagere scholen van een nieuwe laagste klasse, voorbereidingsklasse voor de klei nen, die nog niet tot het stellig onderwijs zijn toe te laten. Die klasse heeft, meent zij, haar grond in de wet van 1857. De conclusie luidt als volgt: A. De departementen worden uitgenoodigd, waar dit blijkt mogelijk te zijn, met den onder wijzer der plaats in overleg te treden en ten aanzien van het gebruik hunner boekerijen schik kingen te treffen. B. Het hoofdbestuur wordt uitgenoodigd bij de uitgave van kleine stukjes, volgens art. 67 der wet, te geschikter tijd almede het onderwerp der schoolbibliotheken in den bovenbedoelden geest te behandelen. Rotterdam stelt voor om de schoolbibliotheken zooveel mogelijk te stellen geheel en uitsluitend onder administratie van den onderwijzer en ge plaatst in de schoollokalen zeiven. Haarlem wenscht in de eerste conclusie te le zen :de departementen worden uitgenoodigd, waar dit noodig wordt geacht, enz. Na eene uitvoerige discussie wordt het amen dement Rotterdam bij acclamatie verworpen. Het amendement Haarlem op punt A der con clusie wordt op gelijke wijze aangenomen; ook de aldus gewijzigde conclusion van het rapport worden mede bij acclamatie aangenomen. Dat in de Alg. Verg. van de Maatschappij tot Nut van 't Algemeen, dezer dagen te Amsterdam gehouden, liet dept. Alkmaar, nevens de dept. Leiden en Amsterdam, 2e afd., gestemd heeft te gen het voorstel tot goedkeuring van de handel wijze van het hoofdbestuuv in de quaestiën dei- volksschool, moet, naar men ons inlicht, hieraan worden toegeschreven, dat het dept. Alkmaar verder had willen gaan dan het hoofdbestuur en directe inmenging in de verkiezingen begeerde. Vod.) De zevende zitting van het Internationaal Sta tistisch Congres zal te 's-Gravenhage worden gehouden van 6 tot 11 September 1869. De ope ning zal plaats hebben op Maandag 6 September, des morgens te 10 uren in de Hofzaal op 't Bin nenhof. Men kan zich als lid van 't Congres doen inschrijven aan het Bureau der Regelingscommis- sie, dat geopend is: vóór den 3den September, eiken werkdag van 1 tot 4 uren na den middag, aan 't Ministérie van Binnenlandsclie Zaken op 3 September (van 12 tot 4 uren) en 8 volgende dagen (van 9 tot 4 uren), in een der lokalen vau de Tweede Kamer der Staten-Generaal. De genoodigden, die zich aan dat bureau als lid van 't Congres doeu inschrijven, ontvangen kosteloos een Bewijs van Toegang, en knnnen te gelijker tijd voor f 1.50 een exemplaar bekomen van 't Programma der zitting. Voor niet-genoodigden zijn ter zelfder plaatse Toegangskaarten verkrijgbaar tegen betaling van f 5, waaronder de prijs van 't' programma is begrepen. De Belgische minister van binnenl. zaken heeft de HH. Quetelet, Heuschling en Visschers be noemd, om als gedelegeerden van België het In ternationaal Statistisch Congres bij te wonen, dat op 6 September te 's-Gravenhage geopend zal worden. Gedurende de maand Juli zijn over den Hol- landschen IJzeren-Spoorweg vervoerd 221,705 personen. Het vervoer van reizigers en goederen heeft gedurende die maand opgebracht 236,882. Het aantal reizigers sedert 1° Januari heeft be dragen 1,041,289, en het vervoer van reizigers en goederen heeft sedert den genoemden datum op gebracht ƒ1,164,546. Wij vernemen dat bij de Regeering het voor nemen bestaat tot opheffing van het gesticht voor weezen, vondelingen en verlaten kinderen te Veenhuizen, op grond van de gedurige afneming der bevolking van dat gesticht, waardoor het voor den Staat een lastpost is geworden; terwijl bovendien liet doel dier inrichting de opvoe- ROMANESKE JONGEJUFVROUWEN. NAAR HET FRANSCH VAN JULES KERGOMARD. (Vervolg.) ,/Niets is gemakkelijker dan u te overtuigen dat gij vooringenomen zijt. De markies is de aange naamste oudheidskenner, dien men zich maar verbeelden kan; Coathuel is slechts drievierde mijl van hier, en indien mevrouw de Meslay de goedheid wilde hebben ons daarheen te vergezellen, dan zou ik dat ook nog wel eens met groot genoegen voor den tweeden keer zien." Spoedig was die wandeling afgesproken, en wel voor den volgenden dag, en dus vandaag betrad onze kleine karavaan, bestaande uit Re- née, Marcelle, Jane, den chevalier en ik, bij een overheerlijk middagweder, de groote bosschen, waarin de burcht van Coathuel verscholen ligt, nadat wij de enge en lachende vallei van Bois- de-la-Roche hadden doorwandeld, nu eens te midden der overschaduwde hollewegen, en dan dwars door de weiden, die met veelkleurige bloempjes prijkten. Renée had mijn arm geno men, onder voorwendsel dat hare nieuwe laars jes knelden, terwijl die van den chevalier was bemachtigd door zijne schoone //Iris", die als aangebedene, maar spotachtige koningin, luisterde naar de overbekende flauwiteiten over de voge len, die daar in 't bosch rondvlogen, en waarbij natuurlijk, als naar gewoonte, het „doux rama- ge" van gezegde vogelen rijmde op „frais bocage". Jane liep alleen, zooals dat behoort bij eene on troostbare weduweHebt gij ooit van uw le ven in een bosch gewandeld, met een beminde vrouw aan den arm? Gij zult zeker aanstonds met //Ja" antwoordden, en mij de namen noe men van jufvrouw Mimi of jufvrouw Musette, of zoo iets. Dus zal het mij wel overbodig zijn u te spreken over een geluk, dat gij niet kunt begrijpen; gij, wiens heidensche oogen maur al toos hardnekkig blijven weigeren om de ziel door de uitwendige hul heen te zien. Uit vrees dat gij er den spot inee zult drijven, zal ik dus maar niet tegen u gewagen van de verrukking waarin die eenvoudige wandeling mij gebracht had, gedurende welke niets van eenige belangrijke beteekenis tusschen Renée en mij besproken werd, met woord noch blik, totdat wij het kas teel bereikten, een vrij aardig machinetje uit de XIVJ« eeuw, en in een goeden staat van on derhoud. Zoodra wij aan de bel hadden getrok ken kwam de markies de Coathuel in eigen persoon ons te gemoet tot buitenshuis. Gij kunt u niets uitgedroogders, spitspuntigers, hoekerigers en bouwvalligers voorstellen dan den markies, bovengemeld. Bij iedere beweging van zijne lange armen en magere beenen, schijnt het alsof hij uit elkaar zal vallen evenals eene ledepop, en 't is tusschenbeide alsof men het geluid en gekras der ledematen hoort, die niet genoegzaam gesmeerd zijn. Daarentegen kan niemand met hem wedijveren in ouderwetsche, gemusqueerde, gekunstelde galanterie, die men intusschen er kennen moet dat in alle opzichten beminnens waardig zou zijn, bijaldien niet het groteske van den vorm er het wezenlijk goede van deed voorbijzien. Stel u onzen Grassot voor in de rol van edelman, en dan zult gij nog ver bene den de werkelijkheid blijven. Nu, met dat uiter lijk, en met dien leeftijd, die vrij wat ver de halve eeuw gepasseerd is, met zijn geverfd haar en met zijne tanden, wier witheid hoogst ver dacht voorkomt, met zijn bijna onverstaanbaar gehakkel in het spreken, verbeeldt de markies zich nog zeer gevaarlijk le zijn voor de meest jonge en schoone vrouwen, rondom wie hij on ophoudelijk blijft fladderen, omdat hij, niet zon der reden, uitrekent dat de vrouwen van rijpe ren leeftijd door de opgeschoten jongelingen in bezit zijn genomen. Het schijnt intusschen dat mijnheer de Coathuel zich daarbij slechts in den datum vergist; want men heeft mij verzekerd dat hij door welke toovermiddelen weet men niet onder de aristocratie van den omtrek vrijwat vleiende veroveringen bij de dames heeft gemaakt. Ik voor mij zie geen kans om dat mysterie, het vrouwelijk hart betreflende, te ver klaren noch te begrijpen. Maar alzoo ik mij niet wil ophouden hij dien opgezetten Lovelace, vervolg ik mijn verhaal. De markies maakte eene zeer diepe buiging voor de dames, drukte den chevalier de hand, boog insgelijks zoo gracieus hem zulks maar mogelijk was voor mij, bood Jane zijn arm aan, en bracht ons in het salon, waar ons eenige ververschingen werden aangeboden. De. chevalier stelde mij naar alle regelen der étiquette voor; de markies maakte mij een compliment over mijn „keurig talent", waarvan ik om alles in de wereld wil wedden dat hij geen flauw idéé heeft; en daarop, nadat men gedurende een

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1869 | | pagina 1