Men schrijft ons van Middachten, dd. Augustus: Als Ilildebrand eene uitlokkende beschrijving geeft van een boerenkermis, raadt hij zijnen vriend Augustijn, wanneer deze zich hierdoor mochtaan- getrokken gevoelen om ook eens getuige te zijn van die kinderlijke vroolijkheid, om toch vooral niet daarheen te gaan met het idee om eens toe te zien en te kijken of alles wel ordelijk toegaat, maar zóo alsof hij mee wil doen. Die vermaning van Hildebrand, wie zal ze verkeerd vinden? Ik ten minste niet. En het is daarom dat ik een bijzonderen schroom gevoel om u van het Zesde Algemeene Evangelische Nationale Zcndingsfeest, mijnen indruk weer te geven. Ik ben er heen gegaan, louter en alleen om eens te kijken, en volstrekt niet om mee te doen. Ik behoor niet tot de uitver korenen, en de gebeden en de zangen tot bckee- ring der Heidenen ik gevoel het levendig gelden niet minder mij, dan den i,Neger, Hindoe en Soendanees." liet is dan ook waarschijnlijk het gevolg van mijne onverschilligheid voor de Zendingszaak, dat ik het feest zelf zoo weinig feestelijk vond. Van eene opgewonden godsdienstige stemming, een broederlijk samenzijn, als rn do eerste christen tijden, of in dagen van vervolging, was niets te bespeuren. Ik verbeeldde mij dat dit toch vóór alles moest uitkomenhier waren vergaderd men- schen uit alle deelen van ons land, evenzeer ver scheiden door hunne klecdingals door hunne maat schappelijke betrekking, elkander voor het meeren- deel volkomen onbekend maar éen van geloof, en daardoor onverbreekbaar verbonden; Christenen die een innige broederschap vormden in die we reld, die zoo vol is van ongeloof. Dit moest te lezen staan, meende ik, op de gezichten, zoo van den Marker visscher als van den kamerheer des konings, die dit feest bijwoonden; dit moest blij ken uit menigen hartelijken handdruk, uit zoo me nige samenspraak en, naar mijn idee, niet min der uit eene scherpe afscheiding tusschen nieuws gierigen en geloovigen. En terwijl ik mij nog eens aan mijn eerste betuiging van schroom valligheid refereer, zoo moet ik u toch verklaren dat ik evenmin van het eene als van het andere iets heb bespeurd. Christenen en Heidenen waren niet te onderscheidenden mensch vond ik niets broederlijke!" gestemd dan anders, en ik moet mij dus alleen troosten met het vermoeden, dat het aantal nieuwsgierigen dat der geloovigen verre heeft overtroffen. De indruk, dien het zendingsfeest op mij gemaakt heeft, is dan ook niet anders dan die elke massa menschen in een mooi bosch moet maken. Het was „aardig" omdat liet iets ongewoons wasdie vele groepjes staande, zittende en liggende men schen, daar waar men niet gewoon is, eenig ander levend wezen dan een konijn of een eekhoorntje te zien. Hier en daar een preekstoel, van losse plan ken en dennetakken opgeslagen, waar omheen een luisterende menigte zich verdrong, en de spreker met de eigenaardige moeilijkheden van zijn plaats had te kampen, om zich verstaanbaar te maken; ginds een spreker, een leek, die eenige hoorders om zich verzameld had om hun een hartig woordje, eene merkwaardige geschiedenis van eene of an dere bekeering mede te deelen; - weder verder een troepje, den eenen of anderen psalm aanheffende ziedaar hetgeen ik zag! Het meest indrukwekkende was de gemeen schappelijke wandeling. In de panze, tusschen twaalven en halfdric, had deze onder geleide van eenige personen, met de streek bekend, plaats. Er waren twee zulke optochten. Met een banier voorop en een paar muzikanten, trokken de dui zenden door de bosschen, naar do schoonste pun ten van het prachtige landgoed. Er was iets plechtigs in: die schare al zingende haar vaan del volgende, en al fluisterde mijn Augustijn mij in, dat er van die groote menigte al heel dat het mogelijk was terug te keeren; ik durfde niet, en ik kwam niet eerst tot bewustheid van hetgeen ik mocht noemen mijn zedelijken zelf moord, voordat die geschied en het alzoo te laat was. O! het is afschuwelijk! een kind te ontrukken aan zijne spelen; misbruik te maken van zijne onbekendheid met het leven; het geloof zijns harten, pas ontloken, te dooden door middel van nietsbeteekenende gemeensplaalsen, al zijne nog sluimerende driften van eerzucht, begeerlijkheid, hoogmoed op te wekken, en misbruik te maken van zijne onervarenheid en zijne vrees om het te werpen in de armen van een oud man. Neen! daar is geen ambtenaar, daar is geen priester, die in het oog van God zulk een hei ligschennis zou durven wettigen ik verzacht mijne uitdrukkingen nog! en wanneer de wereld, die zulk eene heiligschennis toelaat en ze zelfs aanmoedigt, niet allerschandelijkst is, mag men haar toch allernaïefst verdorven noemen!Ik moet het u maar bekennen, Aline! sedert dien dag heb ik mijne moeder niet meer kunnen liefhebben. Of ik al mijn best doe om mij zelve wijs te maken, dat zij in alle oprechtheid meende te handelen als eene moe der, die voorzorg gebruikte, toen zij mij dat rijke huwelijk opdrong, en dat zij voor alle din- weinig menschen hunnen mond open deden en medezongen ik vergat het aantal, ik hoorde alleen de stemmen, ik zag die bonte golvende menigte met de witte banier vooruit, op het groene mostapijt, onder de mooie benkeboomon zich voortbewegendaar was iets in wat indruk maakte. Toen die Christenschaar uit het bosch gekomen was, legerde zij zich voor een oogenblik daar achter op de heide, op een punt hoog boven de omgeving uitstekende: een deel strekte zich uit tegen de helling, anderen bleven rondwandelen op de hoogte en leverden een schilderachtig effect op, door in hunne volle gestalten tegen de lucht uit te komen; daarachter zag men het schoone vèr- gezicht, met een blauw waas overtogen, terwijl op den voorgrond de paarsehende heide, de groene bosschen en de gele en witte bouwlanden op verschillende hoogten zich afwisselden, en in het verschiet de andere groep christenen in de laagte stil hield: dit alles, met een lucht, die met hare prachtige donkere wolken onze schilders zou doen watertanden, leverde een schouwspel op, dat mijn aesthetisch gevoel goed deed, een toonccl Rochussen's penceel overwaardig. De twee legers des vredes, ongewapend, maar daarom niet min der om de heerschappij op deze wereld strijd voerende! O, mocht er in die legers wat van den ruimen blik en den vrijen geest heerschende wor den, die aan deze plaats eigen zijn welk een heilzamen invloed zouden zij dan nog kunnen uitoefenen 1 Die voorstelling van gisterenavond, wat daar van te zeggen? Dat ze uitstekend, meesterlijk wasmaar dat is immers overbodig, dat ge voelde elkeen met ons en zal niemand ons dan ook betwisten. We zeiden het reeds vroeger, Valerie behoefde eene actrice van mej. Beers- mans' talent om te worden weergegeven zooals Scribe zich zijne hoofdpersone dacht, en waar we die woorden neerschreven, hadden we reeds geen andere overtuiging dan dat onze verwach tingen, gelijk nu werkelijk geschied is, verre zouden worden overtroffen. Meer dan verdiend was dan ook de hulde, die men haar bracht. Hoe fijn was haar spel bij de ontmoeting met Ernst, en als later haar het vermoeden wordt ingegeven, dat deze haar niet oprecht bemint; van wat studie getuigde, en hoe natuurlijk was hare actie, waar ze het gezicht terug krijgt; we zouden bladzijden kunnen vullen met loftuitingen over hetgeen mej. Beersmans ons in de laatste dagen, maar vooral gisterenavond, te genieten gaf; doch we willen hier afbreken over de geheele uit voering van Scribe's product, na een woord Van hulde aandeoverige vertooners, die Valeriezoo krachtig steunden, om sympathie op te wekken voor die ongelukkige blinde. Maar was die ongelukkige blinde, wier harts tochten inwendig zulk een heiligen strijd voerden, dezelfde als de wispelturige, gefranciseerde Siska? 't programma zeide het, 't. was dus waar, maar bijna ongelooflijk; naar de opvatting van die rol, kunnen we gerustelijk begrijpen, dat Mej. Beers mans' landgenooten haar den eersten prijs waar dig keurden. De heer Van den Kieboom, als Van Roosemaal, de goedige burgerman, die die lioof- sche manieren veracht, die Mile. Endoxie in zijne nederige woning denkt in te voeren, was zeer goed, terwijl we geen der optredenden onzen lof mogen onthouden. De Voorstelling van gisteravond was een waardig couronnement de l'édifice, dat het Vlaamsch tooneelgezelschap zich hier en elders uit lauweren gesticht heeft. Met bouquetten overladen, haar van verschil lende zijden geschonken, neemt mej. Beersmans zeker de aangenaamste herinneringen met zich; moge het Vlaamsch Tooneelgezelschap, aangemoedigd door den bijval dien het hier inoogstte, vernemen, dat men te Leiden zijne talenten op prijs stelt, en het spoedig wenscht te zien terugkeeren. gen dacht aan het belang van haar kind, toch kan ik het haar nimmer vergeven dat zij zulk een gering denkbeeld heeft gekoesterd van mijn hart, om te gelooven dat het zich met zulk een geluk zou kunnen vergenoegen. Indien dat hoog moedigheid moet heeten, dan is het de edele fierheid van een eerlijk hart, dat er zich over verontwaardigt van miskend te zijn geweest. Ik beklaag mijne moeder dat zij anders heeft kunnen denken, en ik vergeef haar; maar ik kan in mijn hart niet meer die innige en ver trouwelijke teederheid terugvinden, die ik vroe ger jegens haar koesterde. En wat den heer de Meslay betreft sedert hij dood is doe ik mijn uiterste best om niet meer aan hem te denken, en dat gelukt mij nog al vrij wel. Hij ruste in vrede! Maar ik vind het beter hem te vergeten, dan tot zelfs de na gedachtenis te haten van dengeen, die mij, zon der het misschien te weten, maar toch allerwe- zenlijkst in mijne eigene oogen heeft vernederd, door mij te noodzaken om tegenover anderen, evenals tegenover hem zeiven, onoprecht te zijn. Ik heb u menigmaal geschreven dat hij mij goed behandelde, en dat was waar in den aller- strengsten zin van het woord. Hij heeft slechts éen éenig onrecht ten mijnen opzichte gepleegd, maar zulk een onrecht, dat alle deugden der Wij voor ons ten minste, en ongetwijfeld zullen velen met ons daarmede instemmen, roepen het 'geen vaartwel! maar een hartelijk tot weer ziens! toe. Zulke artisten moeten door Nederland en Vlaan deren als gemeengoed worden beschouwd, en is dat het geval, dan wanhopen we niet aan den toekomstigen bloei van ons nationaal tooneel, een der groote wegen, die leiden moeten tot de nauwe aaneensluiting van twee broedervolken. De audiëntie van den minister van binnenl. zaken zal op Zaterdag den 7, en die van den minister van justitie op Woensdag en Donderdag 11, 12, IS en 19 dezer niet plaats hebben. Z. M. heeft aan G. Verhaar te Breda, Hf Valk te Druncn en .T. M. E. De Haas te Arnhem, ver gunning verleend tot het aannemen en dragen van het kruis Fidei ct Virtutie, hun door den paus geschonken. Z. M. heeft benoemd tot directeur van een der rijkstelegraafkantoren de telegrafist der 3de klasse L. M. Bettenhaussen. Z. M. heeft A. Doijcr, op zijn verzoek, eervol ontslagen als 2den luitenant bij het korps gevormd uit de scherpschuttersvereeniging te Sneek. Z. M. heeft, wegens verandering van woon plaats naar eene andere provincie, Dr. P. A. Too- renburg eervol ontslagen als lid van den genees kundigen raad voor Zeeland, en in diens plaats benoemd tot lid van den geneeskundigen raad voor Zeeland C. J. Cornelis, heel- en vroedmees- ter te Breskens. Z. M. heeft aan de bijzondere commissie uit de Staten van Noord-Brabant, belast met het onder zoek der bijzondere, reglementen voor de water schappen, machtiging verleend om hare werk zaamheden na de sluiting der zomervergadering van 1S69 dier Staten voort te zetten. Z. M. heeft het eereteeken tot belooning van eerv., langdurigen werkelijken dienst bij den schut terij toegekend aan Mr. C. Gerlings, voormalig kapitein bij de mobile Noord-Hollandsche schut terij en bij de dienstdoende schutterij te Haarlem. Z. M. heeft herbenoemd tot burgemeester der gemeenten, Melissant, L. Van Es, secretaris dier gemeente; Berg-Ambacht, P. J. Smit, secretaris dier gemeente; Ottoland en Peursum, J. D. Van Slijpe, secretaris dier gemeenten; Hecrjansdain en Groote Lindt, J. Van 't Holt', secretaris dier gemeenten; Everdingen en Ilagestein, M. A. Sloot, secretaris dier gemeenten. Z. M. heeft met ingang van 1 September, de heer H. Van Kcijerdam, op zijn verzoek, eervol ontslagen als boekhouder en kassier voor de Ne- dcrlandsche Staatscourant en het Staatsblad, en in diens plaats benoemd F. K. Dübel, thans klerk bij die comptabiliteit. Z. M. heeft met 1 Juli jl. de navolgende pen sioenen verleend, als aan: J. L. Graaf, adj.-comm. bij het hosp. der marine te Willemsoord, 6-10; J. Drogmans, comm. der loodsen, tevens ontv. der loodsg. en lichtw. te Neuzen, f 3-1-2; M. J. Van Oosten, idem te Veere, f533; P. Dnynker, zich schrijvende P. P. Duynker, adj.-comm. der loodsen te Willemsoord, f HO Z. M. heeft aan den thans met verlof hier te lande aanwezigen 2den luitenant der infanterie van het leger in Nederl. Indië A. A. Van Del den, op het daartoe door hem gedaan verzoek, met ingang van den dag voorafgaande aan dien, waarop hij met bestemming voor den burgerlijken dienst aldaar ter beschikking van den gouv.-gen. van Nederl. Indië zal worden gesteld, een eervol ontslag verleend uit Zr. Ms. militairen dienst. 's-Graveniiage, 6 Augustus. De commissie voor de tentoonstelling van voorwerpen tot hulp, ver pleging, vervoer en verblijf van zieken en gewon den, te houden in September a. s. in de Teeken wereld nimmermeer zouden hebben kunnen vergoelijken, namelijk van mij gedurende vier jaren eene liefde te hebben opgedrongen, die het mij niet mogelijk was te deelen. Eene zekere soort van zedepreekers zouden hiertegen mis schien willen inbrengen, dat ik dat alles vrij willig en uit eigene keuze had aangenomen. Neen! en duizendmaal neen! En het bewijs daarvoor is dat hij mij te voren nooit van die liefde had gesproken, daar hij wel vooruit be greep dat, in weerwil van mijne onervarenheid, toch reeds mijn natuurlijk gevoel er mij voor zou hebben doen terugdeinzen. Maar ik weet wel dat men in dergelijke gevallen wel oppast van aldus te handelen. Men weet het arme kind, op hetwelk men zich verwaardigd heeft de oogen te vestigen, te doen bepraten door allen die het liefhebben, voor wie het eerbied koes tert en in wie het vertrouwen stelt; zelf behan delt men het kind op vaderlijke en onschuldige wijze; men noemt het bij voorkeur zijn lieve kind, het troostende engeltje zijner laatste le vensjaren; men drukt ternauwernood een kus op dat kuische voorhoofd, waarvan men niets verder begeert dan dat het er vroolijk uitziet.... En het mag dan zijn uit zwakheid, uit medelij den of uit eerbied, maar zij laat zich inpalmen door de stem, die de edelste roerselen barer academie alhier, bericht, dat zij den tijd van op-l gaaf der inzendingen heeft verlengd tot en ineS 10 Augustus a. s. Aanstaanden Zaterdag zal, naar wij verne. 'i men, de heer D; J. Mackay, voorz. van het hoofd bestuur der Vereeniging tot bevordering van fj briek- en handwerksnijverheid, op het groot ste delijk badhuis te Seheveningen, een diner aai bieden aan de leden der jury van de Internationa! Tentoonstelling te Amsterdam. Rijswijk, 5 Augustus. Zondag 25 Juli trad ii het kerkgebouw der Gereformeerden alhier voo onze gemeente op de heer Jungius, predikant t. Deventer, zoon van wijlen onzen vroegeren her der en leeraar. De gemeente versierde onlangi als een blijk van dankbare herinnering aan has ontslapen voorganger, diens graf meteeneenvoi dig praalgesteente. Het was naar aanleiding daa: van dat de heer Jungius verzocht had nog een den kansel zijns vaders te mogen beklimmei ten einde der gemeente, alvorens zijne leerred- aan te vangen, daarvoor een hartelijk woord vai dank toe te spreken. Hij kweet zich van zijni roerende taak op treffende wijze, terwijl de gr>§ meente door eene goede opkomst blijk gaf va: hare belangstelling in den spreker en op die wijl den vader nog in den zoon eerde. Zoetermker, 5 Augustus. Eergisteren in dei vroegen morgen had een persoon van omstreek 20 jaar, in de buurtschap „de Meer" in dezi gemeente, het ongeluk van de stoep in de ringsloc te vallen. Ofschoon hij spoedig gevonden werd c: slechts gedeeltelijk in het water lag, was In reeds een lijk; deze persoon had van tijd tottijc toevallen: waarschijnlijk is dit de oorzaak vat het ongeval. Op denzelfden dag is in diezelfde buurt de sect» caesarea verricht door professor Simon Thomai uit Leiden; beiden, moeder en kind, bevindei zich naar omstandigheden redelijk wel. Zctfen, -1 Aug. Naar men verneemt, is de Ka mer van Koophandel en Fabrieken te dezei stede voornemens: 1°. zich tot de directie de: Maatschappij tot exploitatie van Staatsspoorwe gen te wenden met het verzoek dat te Zutfcr. de gelegenheid worde verschaft retourbiljetter te verkrijgen, geldig voor éen dag, voor reizen naar Amsterdam, Rotterdam, Utrecht, Gouda en terug; de directie der Rijnspoorweg-maatschappi. zou bereid zijn de exploitatie-maatschappij in deze te gerieven; 2°. een adres tot de regecring; te richten om voor deze gemeente een inklarings kantoor te verkrijgen voor goederen, langs de spoorwegen en de rivieren uit het buitonLinJ aangevoerd, evenals dit o. a. te Zwolle en te Almelo is gevestigd. 't Is zeer te wenschen, dat de Kamer van Koophandel in hare nuttige pogingen slage; zoo wel de handel als 't reizend publiek zonden er belangrijk mede gebaat zijn. IIari.ingen, 3 Augustus. Na circa twee jaar vacant te zijn geweest, is gisteren de vierde pre dikantsbetrekking bij de Hervormde gemeente alhier vervuld geworden door de optreding van den heer Tatma van Katwijk-Binnen. De nieuwe leeraar werd des morgens door zijn ambtgenoot Ds. Adriani bevestigd (Gal. 1, vs. 11) en hield 's avonds intree (Rom. 1, vs. 16) voor een zeer talrijk opgekomen schare. Voor velen zal hel misschien merkwaardig zijn te weten, dat de nieuw opgetreden leeraar nog geparenteerd 1 aan den grooten tooneelspeler Tal ma. Tot goed verstand van de verhouding der par tijen op kerkelijk gebied dient men te weten, dat we thans bij de Hervormde gemeente twee orthodoxe en twee liberale predikanten hebben en dat voortaan de aanneming van lidmaten in twee partijen op denzelfden dag zal plaats hebben, bijv. de liberale 's ocliends en de orthodoxe 's avonds, of omgekeerd. Wat kan men naai waarheid zingen Ps. 133, vs. 1 ziel weet te bekoren zonder haar hart in ver warring te brengen; zij meent zich toe te wij den aan een vader: en eerst later ontwaart zij met schaamte, met wanhoop, met schrik dat zij zich heeft overgegeven aan een man, wiens rech ten door een contract zijn gewaarborgd!O! rampzaligheid, vernedering, slavernij! Zich te moeten onderwerpen aan de wet van het huwelijk niet alleen zonder liefde maar zelfs met al- grijzen! En het recht niet te hebben om zich tc onttrekken aan liefkoozingen, waartegen het ge heele wezen zich verzet, en zich zelve te moeten verwijten van niet genoegzaam te kunnen lie gen om ze te kunnen beantwoorden 1 Wanneer men zoo geheel en al toebehoort aan iemand, die u met lijf en ziel heeft gekocht, en die. wanneer hem zulks behaagt, u van een en an der rekenschap kan vragen en er aanspraak op maken! Een slaaf kan ten minste, hoe wreed en hard zijne boeien ook mogen zijn, in het volle bezit blijven van zijne ziel; hij mag zijn meester in alle stilte vervloeken en verwenschen, en zelfs, als hij het er op wagen wil, hardop! Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1869 | | pagina 2