met verklarenden tekst onzer grafreliefs of Griek - sche en Romeinsche beelden. Voorts de stukken met betrekking tot Germaansche en Frankische oudheden, de Nederlandsche dactylioteek enz. Met betrekking tot het museum leverde Janssen een catalogus van Romeinsche, Grieksche en Etrurische antiquiteiten en een andere van de Germaansche en Noordsehe oudheden. Het lijdt geen twijfel of door de meer dan hon derd schriften, waarvan een vijfentwintigtal af zonderlijke werken van grooteren omvang, tot de algemeen bekende kunnen gerekend worden, werd Janssens naam gevestigd. In een vijftal buitenlandsche tijdschriften treft men hem aan als medearbeider; bijna alle wetenschappelijke tijdschriften van Nederland tellen zijn naam onder de medewerkers. De Otrechtsche academie maakte hern in 1835 honoris causadoctor in de letteren en wijs begeerte; de academie van wetenschappen koos hem tot haar medelid nadat hij vroeger aan de tweede klasse van het toenmalige Koninklijk Nederlandsche Instituut was verbonden geweest. Hij was lid van de Nederlandsche Maatschappij van letterkunde, een trouw en ijverig lid, een maal haar voorzitter, evenzoo van de Maatschappij van Fraaie Kunsten en Wetenschappen, alsook van vele buitenlandsche genootschappen. Allen verliezen in hem den vriend der weten schap, den ijverigen oudheidkundige. Nog eene gebeurtenis moeten wij vermelden, die in de geschiedenis van het Museum vooral eene belangrijke plaats inneemt. In 1S68 werd Dr. Janssen uit zijne betrekking als conservator bij het museum na een 33jarigen diensttijd, eervol ontslagen en tot den nieuwen werkkring van directeur van het Munt- en Penning-kabinet der Leidsche hoogeschool benoemd. Dr. Leemans verklaart dat hij als conservator 33 jaren lang zijne diensten aan het museum gewijd had. Een ander getuigenis verlangen wij niet; wij weten dat, hoewel zijn krachten steeds minderende waren, hij ook aan het munt- en penning-kabinet goede diensten bewees en reeds verschenen er numismatische bijdragen van zijn hand. Een hartkwaal, die zijne laatste oogenblikken benauwde doch zijn geest geenszins benevelde, nam hem weg. Kalm en zacht, allen vergevende en vergeving vragende, eindigde hij zijn werkzaam leven. 27 Juli 1869. W. PLEYTE. De meening van Prof. Goudsmit, dat eene goede wet altijd op de volksovertuiging moet berusten, wordt gedeeld door de Arnh. Cl. Dat blad wijst aan, hoe uit het oude, later vervallen, begrip van een wetgever krachtens goddelijk recht de dwa ling is voortgevloeid, dat een wetgever iemand is met een bijzondëren aanleg, begaafd met een bosse legislative, waarin langzamerhand de wetten rijpen, die later het volk zullen gelukkig maken. Gelukkig dringt met den dag meer het zuiverder denkbeeld door, dat het de maatschappij is die den wetgever maakt, en niet de wetgever die de maatschappij maakt. De toepassing dezer meening op het vraagstuk der doodstraf, in dien zin dat verlenging van den thans hier te lande bestaanden toestand wensche- lijk zou zijn, wordt in het Weekbl. van hel Regt bestreden door Mr. A. A. De Pinto. Een eenstem mige volksovertuiging tegen de doodstraf zou voor eerst en zelfs in een verre toekomst evenmin zijn te wachten, als zij thans bestaat; maar het zou voldoende wezen, althans voor een onvoorwaar delijk tegenstander der doodstraf, dat elk bewijs ontbreekt voor de stelling, dat de afschaffing in bepaalden strijd zou zijn met die overtuiging. In de laatste jaren hebben zich een aantal verschijn selen voorgedaan, waaruit bleek dat de volks overtuiging zich tegen de doodstraf begint te ver ven, dat de gasten van mijnheer en mevrouw Schellinga, die tegen drie uren, bijna allen tege lijk, op den Geuzenburg arriveerden, recht tevre den en vergenoegd waren; genoegzaam op hun gemak, om niet stijf te wezen, en toch ook weer genoegzaam doordrongen van het bewustzijn, dat men hier op een kasteel en in het huis van een burgemeester was, om althans vooreerst voor te groote losheid bewaard te blijven. Een slechts was er op den Geuzenburg, die lang niet op ziju gemak was, en dat was de heer Schellinga zelf. De man was verlegen, gejaagd, en zoo weinig op zijn dreef, dat hij ternauwernood zijn gasten te woord stond. Juist liep de gastheer weer in den gang, toen de achterdeur geopend werd, en dokter Hessels binnentrad. Hessels bemerkte dadelijk, dat er iets aan mankeerde, en deelnemend vroeg hij duS: „Hoe is 't, burgemeester, niet lekker?'' „Neen dokter, ik zit vreeselijk in de klem; ik gaf vijftig gulden aan de armen, als ik mij met fatsoen er door geklaard had. Het is een fatale historie „Wat is het dan?" vroeg Hessels. „Wat er is? Wel, ik krijg daar net een briefje van mijn collega uit Laterveer, die mij schrijft, dat het hem onmogelijk zal zijn te ko- pien," klaren. Wederinvoering der doodstraf eenigen tijd na haar afschaffing is in ons rustig land niet te vreezen; in Duitschland was dit na 184S alleen aan de overhaaste afschaffing, alsmede aan de op de politieke beweging gevolgde politieke reactie te wijten. (Fad.) De Leidsche schouwburg blijft steeds een der aangenaamste gelegenheden tot uitspanning ge durende de kermis. Het gezelschap van den heer Lemaire votrde daar gisterenavond het bekende blijspel de Dienstboden ten tooneele. De op voering zette er echter nieuwen gloed aan bij. Niet het minst geldt dit van mej. Beersmans, die zich in dat soubrette-emplooi wederom geheelde groote kunstenares toonde, maar ook den overigen vertooners lof voor hnn verdienstelijk spel. Het nastukje Alles is maar eene ge dachte wekte tevens èn om inhoud èn om uit voering de toejuiching van het publiek, en bei den hadden daarop dan ook ten volle aanspraak. De schouwburg op de Fuiïiie voldoet eiken avond zeer aan de eischen van een vrij talrijk publiek, dat, vooral het spel der dames Lohaus en Stoete-Gijswijt, zoomede van het overig personeel naar waarde weet te schatten. Genoemde dames mogen vooral aanspraak maken op lof voor de wijze van opvatting harer rollen in de Brandstichter. We blijven dit gezelschap eiken avond eene volle zaal toewenschen, waarop het volkomen recht heeft. Het Cagliostro-theatre van den heer Basch mag zich in een grooten toeloop verheugen, en ver dient zulks volkomen. De behendigheid van den heer Basch, zijne vlugge wijze van werken, ge paard met een flux de bouche, dat den aanschou wer aangenaam bezig houdt, wekken steeds de bewondering van allen, die zijn theatre komen bezoeken. Het slot-tafereel, de Niagara-wa tervallen, is prachtig en behoort ontegenzeg gelijk tot het schoonste wat immer op dat ge bied aanschouwd werd. Aan de menagerie van den heer Kleeberg blijft een druk bezoek ten deel vallen, en dit zal nie mand verwonderen, die het zelf heeft gezien wat kracht de dierentemmer bezit over de woeste woudbewoners, wat heerschappij hij over hen weet te voeren en die dieren zeiven, 't zijn waarlijk prachtexemplaren. De inrichting der menagerie is zeer net, en laat niets te wenschen over. Een daar gebracht bezoek zal niemand zich dan ook beklagen. Na afloop der tooneelvoorstellingen biedt het café-chantant van) den heer Lyon menigeen nog ruimschoots gelegenheid, een aangenaam uurtje, te slijten, vooral aangenaam om de goede muziek en zang en de nette bediening. De zang die men daar hoort is voor het grootste gedeelte nieuw; zich stoelen zonder leuningen te zien aanbieden, als men rust komt zoeken van de kermisdrukte, en dergelijke zaken meer, die iemand, die voor pleizier uit is zoo aangenaam plegen te doen, daar heeft men in den salon-Lyon geen gevaar van. Gisterenavond was de zaal stampvol; wij twijfelen niet, of de heer Lyon zal zich in zulk eene opkomst mogen blijven verheugen; zijne onderneming valt toch geheel in den smaak van het publiek. Wij vestigen de bijzondere aandacht onzer lezers op de voorstelling, die blijkens achter staande annonce, op vereerend verzoek in den Leidschen schouwburg zal gegeven worden. Het gebed der Schipbreukelingen is een boeiend stuk, dat reeds Maandagavond met luiden bijval werd ten tooneele gevoerd. Waar we vermelden, dat de hoofdrollen in handen zijn van mej. Beersmans en den heer Hendrikxs, is elke verdere aanbeve ling overbodig. Wij vernemen nader dat ook de zaak van De Heer en Rueb betreffende de R.otterdamsche on- „Dat is zeker heel jammer, mijnheer," ant woordde de dokter, „maar ik begrijp „Je zult zeggen, wij kunnen ons zonder dien man wel redden. O ja zeker, maar daar zit het hem niet. Maar nu deze persoon niet komt, zul len wij met dertien aan tafel zitten, en je be grijpt dat kan niet. De meeste gasten zouden er misschien niemendal in vinden, maar tante Titia des te meer. Zij zou een beroerte krijgen, als zij de gasten ging tellen en ontdekte dat wij dertien sterk waren, en een onzer zich dus ter dood had voor te bereiden. Lag nu dit oude kraaiennest maar niet zoo afgelegen, dan konden we bij de naaste buren wel een N°. 14 opscharrelen, al was het maar een kind, maar wij liggen hier een half uur van het dorp. Ik zou in verzoeking kunnen komen, dien gek nog de deur uit te smijten, voor wij aan tafel gaan, maar dat zou ook zoo'n sensatie maken't is een wanho pige historie I" Een oogenblik dacht onze goede Hessels er over zich op te offeren, en huiswaarts te keeren. Hij toch, hij kon als dokter lichtelijk voorwen den onverwacht bij een zieke geroepen te zijn, en zijn wegblijven zou dus geen opzien baren. Maar dan zou hij Marie niet zien en spreken, en dat was haast te veel gevergd. Daar Hessels evenwel niet zelfzuchtig was, besloot hij eigen geregeldheden, evenals die van Jacob De Vletter, eerst na de vacantie bij den Hoogen Raad zal worden behandeld. De heer L. Ph. C. Van den Bergh, rijks-archi varis te 's-Hage, is door de Koninklijke Acade mie van wetenschappen te Munchen tot buiten- landsch lid benoemd. De minister van financiën, gevolg gevende aan eene daaromtrent ontvangene mededeeling van de Britsche postadministratie, verwittigt de be langhebbenden dat de dienst der pakketbooten van Liverpool naar de westkust van Afrika nader is geregeld, en in het vervolg driemaal per maand zal plaats vinden. De verzending der brievenma len uit Londen geschiedt den Sden, 13den en 23sten van elke maand. Uitslag der trekking van de loterij van paar den en rijtuigen enz. op 27 Juli gehouden te Haarlem; te Leiden zijn de volgende prijzen gevallen: op 588 prijs 352 een regenjas. 675 u 396 ii reisdeken. 743 u 364 u regenj as. 828 ii 102 u drietands-hooivork. u 1224 ii 288 n paar hoofdstelroosjes. II 1290 ii 27 ii russisch tuig. 1346 ii 189 n zadelschoft. 1370 ii 97 ii zweep. 3378 n 248 u mes. u 3446 88 u fondeuse. u 3545 n 33' u bascule. 1/ 8934 n 368 u regenjas. u 8969 n 277 u toomtuig. II 8991 n 275 u rij hoofdstel. II 9093 n 89 u rijtuigzweep. tr 11273 n 347 n karwats. u 11298 n 373 u parapluie. n 11303 n 106 u drietands-hooivork. H 11335 n 111 u drietands-hooivork. n 12050 n 3S4 u parapluie. u 120S9 n 260 u karwats. De audiëntie van den minister van binnen- landsche zaken zal op aanstaanden Zaterdag den 31st,en Juli niet plaats hebben. Z. M. heeft aan de commissie uit de staten van Zuid-Holland en Noor-Holland, belast met het onderzoek van het plan tot opheffing der ambach ten in Rijnland, machtiging verleend hare] werk zaamheden na de sluiting der zomervergadering voort te zetten. De luitenant ter zee der 1ste klasse H. Dijse- rinck, officier-instructeur bij het Koninklijk insti tuut voor.de marine te Willemsoord, wordt met den laatsten Augustus aanstaande eervol van die betrekking ontheven en op non-activiteit gesteld; terwijl, ter zijner vervanging met den lsten Sep tember daaraanvolgende, bij gemeld instituut wordt geplaatst de luitenant ter zee der 1ste kl. W. L. A. Gericke. De luitenant ter zee der 1ste klasse Jhr. A. Roëll wordt met den 16den Augustus aanstaande gedetacheerd bij 's rijks werf te Willemsoord, om toegevoegd te worden aan den equipagemeester aldaar. Wassenaar, 28 Juli. Tot waarschuwing diene het navolgende: Bij deu heer v. R. alhier had den de kinderen de gewoonte om uit aardigheid langs de leuning der trap naar beneden te glij den, doch op eens stortte een der kinderen, een meisje van acht jaren, dat haar evenwicht ver loor, naar beneden, en kwam zoodanig op den marmeren vloer terecht, dat het sinds verschei dene dagen geheel sprakeloos nederligt, zonder dat men zeggen kan wat hiervan de gevolgen zullen zijn. 's-Gravrnhage, 28 Juli. „Geen geld en slagen toe," is een spreekwoord, dat gisterenavond van genot ditmaal niet in rekening te brengen, en reeds had hij de verklaring op de lippen, dat hij bereid was henen te gaan, toen de gedachte hem door de ziel schoot, of soms zijn vriend Kok ook de brenger van dat briefje had kunnen zijn, en zoo ja, of die soms ook weer te vinden was. Hij vroeg dus: „Met uw verlof, mijnheer Schel linga, heeft de veldwachter van Laterveer u dien brief gebracht?" „Ja, Andries zit nog in de keuken," luidde het antwoord. „De kerel had zoo hard geloopen, dat hij hier aankwam, hijgende en dampende als een oud postpaard. Onze Titia, die dadelijk altijd medelijden krijgt, stelde voor, hem een poosje in de keuken te doen uitrusten en hem daar een hartsterking te geven. En nu zit hij daar nog in de keuken met een glas bier." „Wat? Is Andries hier nog in huis? Dan was er misschien nog wel iets op te vinden, om u uit den brand te helpen." „Wat dan? Je woudt toch den veldwachter niet aan onze tafel doen plaats nemen?" „Niet als veldwachter, dat zou niet gaan, maar toch geloof ik dat het Andries moet zijn, die, op de eene of andere wijze, hier hulp moet brengen. Gij weet toch, mijnheer Schellinga, hoe de veld wachter van Laterveer met recht een duizend kunstenaar mag genoemd worden: die oude ac- toepassing is gemaakt. Vier slagersknechten von den goed een mooi rijtoertje te maken, met de flesch in de hand, vroolijk en wel. Toen zij goed opgewonden waren, slapten zij af en begaven zich naar eene herberg, op den hoek van de Boekhorststraat. Maar van betalen van den koet sier was volstrekt geen sprake. Toen nu de koet sier afstapte en met nadruk op de betaling aan drong, werd hij geslagen, mishandeld, verwond en deerlijk gehavend. Vier tegen éen, dat was ook niet om uit te houden. De kloppartij ging zoo hevig, dat door de omstanders en bewoners van de tweede Nieuwe Molstraat naar de politie gezonden werd, die bij hare komst een der be schonken slagers in hechtenis nam. De anderen namen de vlucht. De koetsier werd zonder beta ling maar met bebloed hoofd, in zijn eigen rij tuig naar zijne woning gebracht. Rotterdam, 28 Juli. Heden werd door de Ko ninklijke Nederlandsche Yachtclub in haar ver- eenigingsgebouw eene algemeene vergadering ge houden, welke door Z. K. H. prins Hendrik der Nederlanden werd gepresideerd. Uit de door Zijne Koninklijke Hoogheid gedane mededeelingen bleek, dat het ledental der ver- eeniging in het vorig jaar weder is toegenomen. Met betrekking tot de Meteorologische com missie werd bericht, dat die nuttige instelling zich bij voortduring in de belangstellende mede werking van velen mag verheugen. Bij de behandeling van het budget voor het loopende jaar, werd door de vergadering beslo ten, dat door de vereeniging in dit jaar de jaar- lijksche wedstrijd niet zal worden gehouden. Haarlem, 27 Juli. Gisterenavond zijn de hier ter stede ter gelegenheid van de laudbouw-ten- toonstelling gegeven feesten op luisterrijke wijze besloten met een féte de nuit 'in de Herlenkamp. Het orkest van den heer W. Stumpff voerde een uitgezocht programma van muziekstukken uit, en later in den avond werd door het muziekkorps van het 3d° regiment huzaren dansmuziek ge speeld, waaronder het feest, tot laat in den nacht, met groote levendigheid voortduurde. Ongeveer drieduizend personen woonden het feest bij. Utrecht, 28 Juli. Wij vernemen dat bij het bezoek, hetwelk Z. M. de Koning en Z. K. H. de prins van Oranje in de volgende maand aan deze gemeente wenschen te brengen, ook een enkele instelling zal bezocht worden. Zoo worden o. a. in het Duitsche Ridderhuis de zalen van dit gebouw opnieuw gerestaureerd en de noodige verbeteringen aangebracht, ten einde de hooge bezoekers waardig te ontvangenvooral de schoone collectie schilderijen en geslachtswa pens van de voormalige ridders verdienen zeer de aandacht. Ook is 't mogelijk dat Z. M. de nabij deze stad gelegen forten zal in oogenschouw nemen. (U. D.) Deventer, 27 Juli. Zaterdag 11. heeft Z. E. de minister van oorlog deze stad bezocht, ten einde te onderzoeken of het behoud der wallen nog voor de defensie noodig is. Uit een gehouden in spectie zou gebleken zijn, dat de bestaande toe stand dient vervangen te worden door het maken van eenige aarden forten op grooter afstand van de kom der gemeente, waartoe de grond door de gemeente zou worden afgestaan in ruil voor dien, thans door wallen en grachten ingenomen, tegen betaling aan het rijk van f 200,000. De aan winst van terrein, dicht bij de stad gelegen, be draagt 80 bunders. Stadskanaal, 23 Juli. Gisteren ging een elfjarig veelbelovend knaapje te Drouwenermond zich zonder opzicht baden. Een uur later vond men zijne kleederen op den wal. Men vermoedde het ergste. Er werd in de diepte gezocht en weldra vischte men het jongentje opEenige uren vroeger haalde men een tweejarig meisje alhier levenloos uit de vaart. Men denke zich den toe stand der ouders. teur kan zeer goed als vreemdeling aan uwe tafel verschijnen, zonder dat er iemand is, die ook maar van verre vermoedt, dat hij hier An dries Kok voorheeft. Hoe zou je het vinden, mijnheer Schellinga, als ik van middag eens meenam den graaf van Kottenbrok, onzen gezant aan het Deensche hof? Of zoudt ge liever een beroemden letterkundige hier zien, b.v. Ernile Souvestre]of Lamartine? dat was misschien nog het beste, dat wij een Fransche celebriteit er van maakten, want onze veldwachter kan ook zoo mooi Fransch praten." „Dokter, ik bewonder uw vindingrijken geest, maar ik wou, dat gij ook eens iets bedacht, dat uit voerbaar was. Want wat gij daar nu zegt, is zeker alleraardigst, maar wij komen er geen stap verder mee." „Jawel burgemeester, mijn idéé,is zoo gek niet; je zult eenS zien, hoe netjes en goed vriend Kok zoo'n zaakje vertoonen zal." t Is te gek: wat zullen de tnenschen zeggen, als zij het later hooren, hoe ik hun getrakteerd heb op het gezelschap van een brigadier der rij ksveld wacht?" Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1869 | | pagina 2