gajj ting van Batavia, werden den 29"™ Mei 11., onder
begunstiging van schoon weder, geopend met het
leggen van den eersten steen van een gedenk-
teeken ter eere van Jan Pieterszoon Koen.
Des morgens tegen zeven uren begaf zich Zijne
Excellentie de gouverneur-generaal met zijn ge
zin en gevolg, waaronder de alhier aanwezige
Solosche prinsen, Pangeran Adipati Ario Mang-
koe Negoro, Pangeran Ario Praboe Prang We-
dono, Pangeran Gondo Siwoijo, Pangeran Soerio
Admodjo en Pangeran Ngabehi, van het gouver-
nements-hotel te Rijswijk naar het paleis te Wel
tevreden, geëscorteerd door de cavalerie der Ba-
taviasche schutterij en een detachement der O.-I.
cavalerie, terwijl de troepen en haie geschaard
stonden op den weg langs welken de landvoogd
reed.
Vóór het paleis te Weltevreden, alwaar de
keurkompagnie der schutterij geposteerd stond,
werd Zijne Excellentie ontvangen door eene com
missie uit het algemeen feest-comité en onder het
spelen van het Wilhelmus-Liei begeleid naar het
terrein, dat voor de steenlegging was bestemd en
tot dat einde zeer smaakvol was afgeschoten en
waar zich reeds de hooge autoriteiten en vele
genoodigden bevonden,
t De stafmuziek voerde, daarop den door haren
kapelmeester, den heer Markus, vervaardigden
feestmarsch uit, waarna het „Vlaggelied" van den
Nederlandschen componist Verhulst door een koor
van dilettanten werd aangeheven.
Na afloop hiervan vatte de resident van Batavia,
president van het feestcomité, H. J. C. Hooge-
veen, als feestredenaar het woord op, en hield
eene rede, welke door Zijne Excellentie werd
beantwoord en waarbij door den landvoogd hulde
werd gebracht aan de nagedachtenis van een
voorganger, die de grondvester is geweest van
Neerlands macht en grootheid in deze gewesten
en wien het dankbare nageslacht gereed stond
eene welverdiende eer te bewijzen.
Ter voldoening aan het namens het feestcomité
gedaan verzoek om den eersten steen van het op
te richten monument te leggen, begaf de land
voogd zich naar de daarvoor aangewezen plek.
Gedurende deze handeling, in welke Zijne Excel
lentie werd bijgestaan door den hoofd ingenieur
van den waterstaat, eerstaanwezend ingenieur te
dezer plaatse, en door twee ingenieurs van den
plaatselijken dienst, werden door de op hetWa-
terlooplein gestationneerde veldartillerie en door
de ter reede liggende oorlogschepen eenentwin
tig eereschoten gelost.
Toen deze plechtigheid was afgeloopen, hief
het koor dilettanten den door den heer M. Hage-
man op muziek gebrachten feestzang (2de gedeelte)
van den vaderlandschen dichter W. J. Hofdijk aan,
waarna het proces-verbaal der steenlegging door
den secretaris van het feestcomité werd voorge
lezen, door Zijne Excellentie den gouverneur-ge
neraal en de Solosche prinsen onderteekend en
in eene looden doos gelegd, ten einde met eene
collectie van alle wettige Nederlandsche en Ne-
derlandsch-Indische muntspeciën naast den eersten
steen in het monument te worden vastgemetseld.
Een afschrift van dat proces-verbaal werd door
den voorzitter van het comité onder dankbetui
ging voor de verrichte plechtigheid aan den gou
verneur-generaal aangeboden, waarna Zijne Excel
lentie, onder de muziek van het „Wien Neerlands
bloed," het terrein verliet en met dezelfde eer
bewijzen, waarmede Zijne Excellentie ontvangen
was, weder naar het hotel te Rijswijk werd be
geleid.
Te negen uren des voormiddags namen de volks
feesten op het Koningsplein een aanvang, waar
toe van regeeringswege eene som gelds was be
schikbaar gesteld.
Des avonds werd een luisterrijk concert in den
schouwburg gegeven, hetwelk met de tegen
woordigheid van Zijne Excellentie, vergezeld van
de Solosche prinsen, werd vereerd.
De daaropvolgende dag, Zondag, werd bestemd
voor dank- en bededag, terwijl de ochtend en
voormiddag van den 31"™ Mei gewijd waren aan
het bezichtigen eener smaakvolle bloementen
toonstelling in den planten- en dierentuin. Het
vaux-hall, dat des avonds in het lokaal van dien
tuin zou plaats hebben, kon wegens het ongun
stige weder geen voortgang hebben.
De feestvreugde werd des avonds besloten met
een luisterrijk bal costumé en souper in de loka
len der sociëteit Harmonie.
Gedurende de feestelijkheden zijn de orde en
rust in geen enkel opzicht gestoord geworden.
Door den Gouverneur-Generaal van Neêrlandsch-
Indië zijn de volgende beschikkingen genomen
Civiel Departement. BenoemdTot res. van
Tapanoli (Sumatra's Westkust), de assis.-res. van
Batipue en X Kota (Padangsche Bovenlanden),
tevens vendum. aldaar, H. D. Canne; tot 2den
comm. bij het dep. van binnenl. best., de 3de
comm. bij het parket van den proc.-gen. bij het
hoog gerechtsh. van Ned. Ind. A. A. De la| Ram-
belje; tot postcomm. te Cheribon, de 3de comm.
bij het postk. te Weltevreden (Batavia), H. W.
Van Hogezand; tot 3den comm. bij het postk. te
Weltevreden (Batavia), de postcomm. te Palem-
bang, H. N. Van Gisteren; tot 3de comm. bij het
postk. te Samarang, de postcomm. te Magelang
(Kadoe) E. B. R. Tellings; tot opzichter der lste
kl. bij den waterstaat en 's lands burgerl. en
openb. werken C. Valkenburg, laatstelijk die
betrekking vervuld hebbende; bij het binnenl.
bestuur in het gouvernement Sumatra's Westkust,
tot controleur der lste kl. de controleur der 2de
kl. C. F. E. Praetorius; tot contr. der 2de kl., de
contr. der 3de kl. B. Donker Curtius; tot contr.
der 2de kl., de op verzoek eervol uit 's lands dienst
ontslagen contr. der 2de klasse bij het binnenl.
bestuur in Riouw en onderhoorigheden C. A. Nie
sen; tot 2den subst.-griffier bij den raad van jus
titie te Batavia, de 3de subst.-griffier bij dien
raad Mr. A. J. Redeker; tot 2den subst.-griffier
bij het hooggerechtshof van Ned. Indië, de subst.-
griffier bij den raad van justitie te Samarang Mr.
C. Vinju; tot 2den commies ter algem.secret.,de
2de comm. bij het depart, der marine in Ned.
Indië H. W. Kuhr.
Ontslagenuit zijne betrekking, de geschorste
zouthoofd-depot pakhuismeester te Paradessi (Rem
bang) F. H. P. Van Dijck; eervol, uit zijne be
trekking van buiteng. subst.-griff. bij den landr.
te Lamongan (Soerabaya), buiten bezwaar van
den lande, de ben. contr. 2de kl. bij de landel.
ink. en cult. W. C. M. B. Ingenluyff.
Verleend: Een tweejarig verlof naar Ned., aan
den adj.-kassier bij het vendu-departem. te Ba
tavia E. J. Hanibals, en aan den onder-comm.
lste kl. bij de recherche en contr. te Batavia P.
A. Klerks; wegens ziekte, aan den pred. bij de
Protest, gem. te Djokdjokarta B. J. Ovink; aan
den 3den comm. der algem. rekenk. A. Slicher;
aan den postcomm. te Cheribon J. G. Zeydelaan
den 3den comm. bij het postkant, te Samarang J.
Spier en aan den telegraphist der 3de kl. G. De
Raadt; aan den ingenieur der 3de klasse bij den
waterstaat en 's lands burgerlijke openb. werken
H. G. Van Sillevoldt, en aan den commies-boek
houder op het residentie-kantoor te Palembang
B. L. Agerbeek; aan den ambtenaar bij het bosch
wezen C. L. Blume; aan de contr. lste kl. bij de
land. ink. en cult, P. H. baron Van Reede van
Outshoorn en J. Mullemeister, de laatste toegev.
aan den insp. bel. met de leiding van de statis
tieke opname van Java; aan den contr. der 3de
kl. bij het binnenl. best. in de res. W.-Afd. van
Borneo J. L. L. Vari Leeuwen; aan den telegr.
der 2de kl. C. Spier; aan den 3den comm. bij
het dep. van fin. H. Ph. Oudhoff; aan den opz.
der lste kl. bij den waterst. en 's lands burg.
openb. werken J. G. Van Soelen; en aan den
hoofdond. aan de openb. lste lag. school le Sama
rang J. J. De Weijer.
Ontslagen: Bij de commissie tot ondersteuning
van behoeftige Christenen te Samarang, op ver
zoek, eervol, het lid G. A. Wermuth, onder dank
betuiging voor de door hem als zoodanig bewe
zen diensten.
Benoemd: Tot lid, L. C. J. De Vogel, adsis-
tent-resident voor de comptabiliteit aldaar.
INGEZONDEN.
Toen ik laatst door een toeval het eerste num
mer van den Schuijer in handen kreeg, spoedde ik
mij huiswaart ten einde eens te zien, welk nieuw
genre van tijdschrift er weder in ons vaderland
geboren was en had ik, ik moet het gulweg
bekennen, de gedachten eene imitatie van Ro-
chefort's Lanlerne te zullen vinden. Al dra zag
ik echter, dat ik mij bedrogen had en tot mijne
vreugde bedrogen, daar ik niet houd van ge
schriften gelijk de Lanlerne, die een goed doel
trachten te bereiken langs den slechten weg
van den schimptoon. Ik vond integendeel een
■boekske, dat, zoo als de inleiding beloofde, zich
ten doel stelde op de feiten van het oogenblik
;e wijzen.
Maar tevens beloofde deze inleiding den vin
ger op de wond te zullen leggen zonder eenigen
partijgeest, zonder zich liberaal, conservatief of
anti-revolutionair te noemen.
Nu wil ik de vraag daarlaten of het goed is
tot geene partij te behooren, maar dit is zeker,
il faut avoir le courage de son opinion.
En daaraan ontbreekt het den Schuijer ten eenen
male.
In zijn eerste nommer helt dit geschrift, of
schoon zeer voorzichtig die partij niet altoos ge
lijk gevende, tot het liberalisme over en laat als
het ware doorschemeren, dat het er toe behoort.
Doch hoe groot was mijne teleurstelling toen
ik het tweede nommer gelezen had. Niet alleen
was de wind volkomen omgeslagen naar den
conservatieven hoek, maar zelfs de reactionairste
ideeën vindt men er in.
De schrijver verwijt ons, dat wij naar vooruit
gang streven, vooral op coloniaal gebied, ver-
wenscht de locomotieven en zou het wis niet
ongaarne zien, zoo de middeleeuwsche toestan
den herschapen werden.
Werpen wij eens hier en daar eenen blik in
beide deeltjes en weldra zullen wij ten duide
lijkste ontwaren, dat de Schuijer overal van zijn
programma afwijkt.
Op blz. 6 belooft de schrijver slechts over din
gen mede te zullen spreken waarvan hij kennis
heeft. En toch klaagt hij in hoofdst. II over de
erkenning der tegenwoordige regeering van Spanje,
waaruit ten duidelijkste blijkt, dat hij den regel
van het volkenrecht niet kent, die ons leert, een
staat te erkennen, zoodra zijne vestiging een fait
accompli is.
Verder zie ik niet in, waarom de bezoeken
aan Isabella gebracht, niet van geheel persoon
lijken aard kunnen zijn.
Voorwaar, het ware te wenschen, dat de schrij
ver zich wat minder met de borst en wat meer
met het hoofd op de studie van het volkenrecht
hadde toegelegd.
Het is een bekend feit, dat de geringe voor
uitgang in beschaving en industrie in Nederland
voor een groot deel te wijten was, aan het wei
nige reizen, dat de Nederlander deed, ten gevolge
waarvan hij vreemde gewrochten en uitvindingen
niet of laat zag, dus ook niet kon concureeren.
Nu dit langzamerhand begint te verbeteren, roept
de schrijver wee en ach daarover en hekelt ons
dat wij o. a. onze oorlogschepen in den vreemde
laten bouwen. Voorwaar, zoo onze groote mari
newerf te Amsterdam niet zoo slecht ware, hadden
wij dit niet noodig. Laat ons volk dus reizen,
welligt ontmoet het betere werven en zal dan
de onze naar die voorbeelden kunnen verbeteren.
In hoofdst, IX beschuldigt de Schrijver, die
zich niet zal bezig houden met personele aan
vallen, den heer Fock van gebrek aan, „consti-
tutioneelen zin" en valt dan over de woorden,
dat de vertegenwoordiging geld heeft ingewilligd.
Hij wil daarvoor, zoo ik hem goed verstaan heb,
de woorden, het voorstel tot verstrekking van
gelden heeft aangenomen. De zin blijft volkomen
dezelfde. Door aan te nemen, willigt de vertegen
woordiging in. Zulke woordvitterijen zijn minst
genomen kinderachtig en belagchelijk en getui
gen van een totaal gebrek aan wezenlijke argu
menten.
In hoofdst. XIII lezen wij wel is waar geenen
naam, maar door de qualificatie van ex-theolo
gant is de persoon in quaestie zoo aangeduid,
dat er geene vergissing omtrent haar mogelijk is.
Ga zoo voort Uw programma te verwaarloozen
en uw geschrift zal weldra in een pamphlet
ontaarden; zoo lang er echter nog zulke ex-theo
loganten als meergemelde aan onze journalistiek
verbonden zijn, blijven werkjes gelijk de Schuijer
onschadelijk. Nog veel zoude ik hierbij kunnen
voegen, maar het was slechts mijn doel, enkele
feiten aan te stippen. Ik vind uw plan te „Schuije-
ren" zeer loffelijk, maar veroorloof mij U ten slotte
aan te raden vooraf „Uw Schuijer" te reinigen.
M. J. R.
BUITENLAND.
Ëng-eland.
Volgens de opgaven door den hertog van Argyll
in het Hoogerhuis gedaan, zijn sedert den opstand
der Cipayers, nu 10 jaren geleden, de inkomsten
met 45 percent vermeerderd, alzoo van 33 tot op
43 millioen geklommen, eensdeels door nieuwe
belastingen, anderdeels door meerdere opbrengst
van bestaande belastingen, voornamelijk die op
de opium, en der ingaande rechten. Sedert dien
oorlog zijn de uitgaven mede aanzienlijk toege
nomen, zoodat er een jaarlijks deficit is van on
geveer een millioen pond sterling. De Indische
schuld is door dien opstand aanzienlijk toegeno
men, zoodat de renten ongeveer 2 millioen pd.
st. per jaar meer bedragen. Nog ontstaat er een
deficit van 2 3 millioen pd. st. door het aan
leggen van noodzakelijke openbare werken.
Frankrjjk.
Zooals reeds herhaaldelijk beweerd is, zal men
bij de uitwerking van het senaatsbesluit groote
moeilijkheden ondervinden. Wil men eenige ra
dicale hervormingen, men stuit op het gevaar een
plebiscit te moeten dulden of tot eene ontbinding
van het Wetg. Lichaam zijne toevlucht te moeten
nemen.
De Patrie verzekert, dat de interpellatie, welke
van de heeren de Sartiges, de Maupas en ande
ren zal uitgaan, in zeer vrijzinnigen geest vervat
zal zijn. Wat van dat liberalisme van den heer
Maupas zijn mag, zal later blijken; thans is men
toch nog niet vergeten, dat hij de man is bij wien
Saint-Arnaud en de l'Espinasse, bij de uitvoering
van den coup d'état, de ijverigste medewerking
vonden.
De HH. Rouher en Schneider zijn voortdurend
tegenwoordig bij de zitting van de commissie
van redactie voor het Senaatsbesluit.
Prins Napoleon is ontevreden over den toestand
de vlag van het Palais-Royal zal daarom worden
ingehaald en de neef van den neef in Duitsch-
land afleiding gaan zoeken.
Volgens berichten uit het departement Du Tarn
is de toestand aldaar in de laatste dagen weer
verergerd. Te Carmeaux zijn namelijk den 21"™
dezer weer ernstige ongeregeldheden gepleegd;
eenige bataljons infanterie en verscheidene bri
gades gendarmerie hebben bevel ontvangen, zich
naar de bedreigde punten te begeven.
De heeren Jules Simon, Larrieu en Ferry heb
ben in de dagbladen rekenschap afgelegd aan
hunne kiezers van hetgeen zij gedaan hebben,
waarin aangetoond wordt, dat de loop der ge
beurtenissen de tot nog toe gevolgde staatkunde
veroordeelt en in het voordeel der vrijheid is.
TELEGBAND1EN.
Weenen, 27 Juli. De commissie van de Hon-
gaarsche delegatiën heeft het budget goedgekeurd.
De minister van buitenlandsche zaken zeide, dat
daarvan niet moest worden afgeweken, nadat de
heer Von Beust de politiek van Oostenrijk tegen
over Frankrijk, Pruisen en het Oosten uiteenge
zet en in het Roode Boek verdedigd had.
Parijs, 26 Juli. Het bericht dat de prins de
Latour d'Auvergne aan den heer De Banneville
eene nota betreffende het concilie zou hebben
gezonden, is onjuist. De Banneville wordt in de
volgende week met verlof te Parijs verwacht.
Het bericht van den Gaulois, dat troepen in
Algerië bevel zouden hebben ontvangen om zich
voor inscheping gereed te maken, wordt tegen
gesproken.
De Moniteur zegt, dat don Carlos er in geslaagd
is om de surveillance aan de grenzen te verschal
ken en nabij Arena Spanje is binnengedrongen.
De Public meent te weten dat de heer Be-
nedetti, Fransch gezant te Berlijn, naar St.-Pe-
tersburg zal vertrekken. Van eene andere zijde
wordt dit evenwel bepaaldelijk tegengesproken,
onder verklaring dat er geene verandering bij de
diplomatieke vertegenwoordigers ophanden is.
De heer Baudin, Fransch gezant te 's-Hage, zal
zich over Pruisen naar Nederland begeven.
Madrid, 26 Juli. Er worden voortdurend Car-
listische agenten gearresteerd. Te Pampeluna is
eene samenzwering ontdekt, welke zich o a.
ten doel stelde om zich van de citadel aldaar
meester te maken. Een der leiders van de samen
zwering is gedood.
In vele provinciesteden heerscht opgewon
denheid. In de hoofdstad is alles rustig.
Tweede dépêche). De Imparcial zegt, dat de Car-
listische benden in la Mancha totaal verslagen
en uiteengedreven zijn. De berichten uit de an
dere provinciën luiden bevredigend.
Volgens de Correspondencia heerscht in Burgos
en Navarra een zekere agitatie, doch zonder
kenteekenen van een opstand. Eenige Carlisten
zijn gearresteerd in den spoortrein naar Ciudad
Real. In de brieven uit Terragona wordt gezegd,
dat aldaar hedennacht, eene algemeene beweging
zou beginnen.
De officieele Gaceta bevestigt het bericht, dat
de Carlisten in de provincie la Mancha uiteen
gejaagd zijn.
Londen, 26 Juli. De Iersche kerkbill is door
de koningin bekrachtigd.
O ffi cieele Berichten.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van
LEYDEN brengen ter kennis van de kiesge-
regtigden, dat ingevolge art. 8 der Wet van
29 Junij 1851 Staatsblad n°. 85), de verkiezing,
ter vervulling van de in den Gemeenteraad open
vallende plaats ten gevolge van het genomen ont
slag door den heer S. A. MEERBURG, die in
1873 moest aftreden, zal geschieden op Dingsdag
den 3 Augustus aanstaande.
Leyden, 21 Julij 1869.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van
LEYDEN brengen ter kennis van de Kies-
geregtigden, dat ingevolge art. 11, laatste
alin., in verband met art. 15 der Wet van 29
Junij 1851 (Staatsblad n'. 85), de herstemming ter
verkiezing van vier leden van den Gemeenteraad
zal geschieden op Dingsdag den 3 Augustus
aanstaande.
Leyden, 22 Julij 1809.
PATE VTBLABE Y
De BURGEMEESTER, Hoofd van lielUemeen-
bestuur van Leyden, doet te weten dat de in
gevulde patentbladen, over het dienstjaar 1869
en 1870, voor al «1e Wijken, bij het Collegie van
Zetters, in eene der vertrekken van het Raad
huis dezer gemeente, verkrijgbaar zijn, dagelijks,
van des vooriniddags tien tot des namiddags te
een uur, eu wel tot en met den laatsten Julij
eerstkomende, terwijl na het verstrijken van dien
tijd de onafgehaalde patentbladen aan de deur
waarders der directe belastingen ter uitreiking
moeten worden algegeven, die voor hunue moeite
mogen eischen tien cents zonder meer.
Leyden, 24 Julij 1869.
R ccRtz aken.
In de correetioneele zitting der Rechtbank te
Leiden van Dinsdag 27 Juli 1869 zijn veroordeeld
H. V., zonder vaste woonplaats, wegens landloo-
perij, tot eene gev. van 14 d. H. K., 11. V., J.
v. d. L. en A. W., allen te Leiden, wegens mish.,
allen vrijgespr. J. v. d. B., te Leiden, wegens
onwill. verw., veroord. tot eene gev. van 6 d., eene
geldb. van f 8 of subs. gev. van ld. N. K., te
Schiedam, wegens diefstal, tot eene cell. gev. van
3 m. C. S., te Leiden, wegens bedelarij, tot
eene gev. van 14 d. J. H J., te Lisse, wegens
idem, tot idem.