N°. 2900.
Maandag
A°. 1869.
526 Juli.
IE
Feuilleton Vcan liet „Leidscli
Dagblad".
zijn B
eenig.
aan
nd dr
>ede:
pert
>erso:
Soup
TE.
LEIDSCH
DAGBLAD
PRIJS DEZER COURANT.
Voor Leidenper 3 maanden3.00.
Franco -per posts3.85.
Afzonderlijke Nommers0.05.
Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering van
Zon- en Feestdagen, uitgegeven.
PRIJS DER ADVERTENTIEN.
Voor iederen regelƒ0.15.
Grootere letter naar de plaatsruimte die zij beslaan.
par;
zijvt
auie
teler
ing,
n.
Diere
N
Leiden, 24 Juli.
Na in een vijfde art. over de opvoeding der vrouw
in beschouwingen te zijn getreden over de door
het „Nut van 't Algemeen" opgerichte kweek
school voor onderwijzeressen, eindigt liet Vaderland
aldus
De pas afgetreden minister voor openbaar on
derwijs in Frankrijk, Duruy, heeft onder velerlei
tegenstand van de clericalen want zoo cleri-
calen de vrouwen al niet haten, de ontwikkelde
vrouwen haten ze zeker de leeraren der
lycaeën bewogen om voor meisjes van 16lSjari-
gen leeftijd een wetenschappelijken cursus te
houden. Veertig, vijftig steden zagen terstond de
weetgierige leerlingen toestroomen,
Zouden onze rectoren en praeceptoren, zouden
de leeraren van onze hoogere burgerscholen min
der welwillend zijn? Zeker zouden hun weten
schap, hun ijver en tact veel kunnen goedmaken
van hetgeen bij de opvoeding onzer dochteren
werd verzuimd of bedorven. Dankbaar en leer
gierig pleegt de vrouw den man te gemoet te ko
men, die haar gezichtskring wil uitbreiden.
Het Noorden schrijft over de conscriptie:
Bij uitnemendheid zijn de Nederlanders afkee-
rig van eiken dwang. De speer met den vrijheids-
hoed is van onze munten verdwenen, maar die
teekenen onzer aloude grootheid hebben eene
schuilplaats gevonden in ons hart. Wij zijn ge
duldig en kunnen veel dwang verdragen, vooral
wanneer wij zeiven ons dien opleggen, maar
onze afkeer van allen dwang blijkt uit de zorg
vuldigheid, waarmede wij dien zoeken te ver
mijden. Wie een plaatsvervanger bekomen kan,
wordt zelden soldaat.
Maar juist daarom vinden wij onze wet op de
nationale militie zoo onbillijk, omdat de belioef-
tigen niet in staat zijn, om zich een plaatsver
vanger te verschaffen, zoodat de verdediging des
lands, door velen met groote woorden als een
heilige plicht voorgesteld, een last wordt welke
op hen drukt, die betrekkelijk het minste belang
hebben bij de veiligheid van hun geboortegrond.
Vooral in Nederland is de conscriptie eene
ongerijmdheid in den stoet der vrijzinnige staats
instellingen.
„Om nu echter tot de tentoonstelling te komen.
Ja ook van deze kan men getuigen, dat ze wel
wat van haar oorsponkelijk doel is ontaard. Hoe,
voorwerpen enkel voor de huishouding en het
bedrijf van den handwerksman, en ginds wordt
mijn oog getrokken door eene gansche kast met
modeartikelen, hier weder (het wordt haast eene
bespotting) door secure en prachtige brandkasten
Wat, mag men vragen, onderscheidt deze ten
toonstelling van eene gewone nijverheids-sxposi-
tie? Men zou geneigd zijn te antwoorden: alleen
dit, dat ze, door de gemaakte restrictie, minder
volledig is geworden, zoodat artikelen, die anders
de meesle aandacht trekken, als b. v. prachtige
meubelen, goud- en zilverwerk en diamanten geheel
ontbreken." (Midd. Cl.)
Wederom behandelt de Arnh. Ct. de rede van
den heer Schimmelpenninck, en zegt o. a.
Niemand verlangt dan ook, dat de officier uit
sluitend man van wetenschap zij en zijn vak
behandelt als eene bijzaakmen wil slechts dat
hij in zijn vak een wetenschappelijk ontwikkeld
man zal wezen, op de hoogte van zijn tijd, be
kend niet alleen met „tucht en kader", maar ook
met de eischen en behoeften in het algemeen der
maatschappij, waarin hij leeft en waarvan ook
hij deel uitmaakt.
De vergelijking met den tijd van Napoleon acht
het blad en terecht geheel onjuist. Toen toch
was oorlogvoeren de hoofdzaak en was het groote
leger het brandpunt van de gescli. van ons wereld
deel. Thans laat zich meer en meer het besef
gelden, dat een volk niet. bestaat om oorlog te
voeren; dat er andere dingen zijn, die voor de
welvaart, grootheid en roem van meer belang
moeten geacht worden dan de veroveringen van
een overwinnend leger. Maar thans is het niet
het open veld, maar zijn de garnizoenen de ver
blijfplaatsen onzer officieren, en de dienst in de
vestingen is in vredestijd eene formaliteit, die
niet zoo zwaar op den militair rust, dat hij er
zich geheel aan opofferen moet. De- officier neemt
deel aan het maatschappelijk leven, en deze klasse
der maatschappij uit te sluiten van de hoogere
beschaving van den geest, is eene onbillijkheid
jegens haar, een nadeel voor de samenleving.
De Militaire Willemsorde wordt niet verleend
voor Moed, Tucht en Kader, maar voor Moed, Beleid
en Trouw. Is moed een eerste vereischte voor
den militair, beleid is niet minder noodzakelijk,
en trouw is de hoofdvoorwaarde. Maar beleid is
de vrucht van nadenken, en wat beteekent trouw,
wanneer zij niet geworteld is in de liefde voor
het land, waarvoor men strijdt? Die liefde voor
het land wordt niet verkregen door tucht en kader,
maar door samen te leven en éen te zijn met het
volk, welks herinneringen men deelt, welks toe
komst men wil verzekeren, welks instellingen
men heeft leeren waardeeren.
Daarvoor heeft ook de officier zijn bloed en
leven veil, omdat hij soldaat is, maar Nederlander
in de eerste plaats.
Het Nieuwsblad voor den Boekhandel vraagt:
Waarom zou de Haarlemsche Courant, die vooral
daarom lezenswaardig is, dat zij zulke helder
gestelde overzichten geeft van wat de pers van
den dag alzoo mededeelt, stelselmatig negeeren
wat Hel Vaderland in zijn hoofdartikelen behan
delt? Men mag toch niet onderstellen, dat de
redactie der H. Courant het Vaderland niet zou lezen
Aan de Zwem- en Bad inrichting Rhynzigt zijn
gedurende deze week 1301 baden genomen.
Gedurende deze week zijn dagelijks in het
werkhuis alhier opgenomen van 115 tot 131 vol
wassen personen en van 51 tot 71 kinderen.
In het verslag der provincie over 1808 komt
verder voor, omtrent onderwijs, kunsten en
wetenschappen:
Het aantal scholen, zoo openbare als bijzon
dere, der daaraan verbonden onderwijzers en
leerlingen was bij het einde van 1S68 als volgt:
Openbare scholen voor gewoon lager en meer
uitgebreid lager onderwijs 325gesubsidieerde
bijzondere scholen voor lager en meer uitgebreid
onderwijs 11; niet gesubsidieerde bijzondere
scholen voor gewoon lager onderwijs en meer
uitgebreid lager onderwijs 200.
Hoofdonderwijzers bij alle lagere scholen te
zamen 105; hulponderwijzers 710; kweekelingeu
(mannen) 526. Hoofdonderwijzeressen 80; hulp
onderwijzeressen 205kweekelingen (vrouwen) 37.
Het getal der leerlingen op de lagere scholen
(dagschool) bedroeg op den 15den October 1S68
10,110 jongens en 37,163 meisjes. Hiervan geno
ten kosteloos onderwijs 36,515 dagscholieren, en
bezochten 5112 tevens de avondschool.
Het getal der leerlingen, die uitsluitend deavond-
school bezochten, was 1791.
De toestand van het onderwijs was, volgens
de verslagen der schoolopzieners, in verreweg de
meeste scholen uitmuntend, in weinige slechts
middelmatig, in geen enkele kon hij bepaald
slecht worden genoemd.
Het onderwijs in de meeste scholen ten plat-
telande bleef zich bepalen tot de vakken n—i
van art. 1 der Wet van den 13Jc" Augustus 1857.
Het meer uitgebreid lager onderwijs in de voor
malige steden gegeven, verkrijgt steeds meerdere
uitbreiding.
Ook thans werd in de bedoelde verslagen ge
klaagd over schoolverzuim der kinderen. Even
als vroeger deed dit verschijnsel zich het meest
voor op de scholen ten platielande, en vooral
onder de kinderen van arbeiders, die reeds op
tienjarigen leeftijd, tegen liet voorjaar, de school
verlaten, om veldarbeid te verrichten. Het valt
moeilijk middelen te beramen tot voorkoming
van dat kwaad. Door in den winter des avonds
in de school onderwijs te doen geven, ook voor
kinderen boven de 12 jaren, wordt het nadeel,
door het vroeger wegblijven veroorzaakt, eenigs-
zins gelenigd. De oprichting van schoolbibliothe
ken in vele gemeenten, alhoewel op kleine schaal,
brengt tevens riiet weinig bij om het geleerde
te onderhouden of tot vermeerdering van kennis
op te wekken.
In de verslagen worden ook thans wederom,
behoudens zeer enkele uitzonderingen, de beste
getuigenissen afgelegd, omtrent den ijver en be
kwaamheid der hoofd- en hulponderwijzers. Aan
geen hunner is de bevoegdheid tot liet geven
van onderwijs wegens wangedrag ontnomen
geen onderwijzer is ontslagen wegens plichtver
zuim. Wordt vervolgd.)
De officier van gezondheid der 3de klasse J. M.
Vorst wordt met 1°. Augustus geplaatst bij de gar-
nizoens-infirmerie te Woerden.
De luit. ter zee 2de kl. C. A. Woldringh, be-
hoorende tot de rol van Zr. Ms. wachtschip te
Willemsoord, is met den 20sten dezer op non
activiteit gesteld.
Bij Zijner Majesteits besluit van den lOden de
zer, N°. 29, is de heer II. P. J. Van den Berg
erkend en toegelaten als consul van Wurtemberg
te Samavang.
Z. M. heeft 1°. op verzoek eervol ontslag ver
leend aan Jhr. Clifford, als hoogheemr. van den
Zeeburg en Diemerdijk (N.-Holland en Utrecht),
en aan J. Blok Az. als gezworen van den Rei-
gersbergschen polder (Zeeland); 2". tot lsten ge
zworen van den Zuidpolder van Ossendrecht,
(N.-Brabant) P. Van Lindonk; in het best. van
het watersch. Hei- of Meerdijk en polder van
Drunen (N.-Brabant), tot voorz. en lid A.M. Van
den Bosch, tot lid P. Van Huiten; totdijkgr. van
liet watersch. van den Auvergnepolder (N.-Brab.)
A. H. Testers; tot heemr. van het dijksbestuur
het Nieuwlaud van Altena (N.-Brabant) A. Den
Dekker, 11. Donker en W. Snoek; tot 2den ge
zworen van den Prins-Karelpolder (N.-Brabant)
J. Koekho\en; tot leden van het best. der Vier-
polders onder Klundert (N.-Brabant) J. Wijtvliet
en A. Ruysséuaers; lot dijlcgr. van den polder
lvraayestein (Z.-Hollaud) A. D. Mijs; tot heemr.
van de polders Nieuw-Bouavontura, Mookhoek
en Trekdam (Z.-lIolland) A. Van der Griend en
Jhr. J. N. J. Jantzon van Erffrenten van Baby-
loniënbrock; tot dijkgr. van den polder Klein-
Piershil (Z.-Holland) P. Zonneveld; in het hoog
heemraadschap de Bernisse (Z.-Holland), tot dijk
graaf A. Van Koppen, tot hoogheemraden K. De
Snoo en K. Barendregt; tol heemr. van den pol
der den Ouden en Nieuwen Uitslag van Putten,
gemeente Hekelingen (Z.-Holland), J. Hoorweg;
in het watersch. Mijnsheèrenland van Moerker
ken (Z.-Holland), tot dijkgr. Jhr. J. N. J. Jant
zon van Erffrenten van Babyloniënbroek, tot
heemr. A. Van Driel; tot dijkgr. van den polder
Waal en Burg op Texel (N.-Holland) P. Kuiper;
tot heemr. van den Anna-Paulowna-polder (N.-
Holland) J. Van Gijtenbeek; tot hoogheemr. van
Rijnland (Zuid- en Noord-Holland) A. Van Stra
len tot hoogheemr. van den Zeeburg en Diemerdijk
(Noord-Holland en Utrecht) Mr. E. Huydekoper
van Nigtevecht; tot dijkgr. van den polder Wes-
terland (Zeeland) J. Tolhoek; tot dijkgr. van den
polder Westkerke (Zeeland) J. Van Strien; tot
dijkgr. van den Nieuwen polder annex Stave-
nisse (Zeeland) J. A. Snijder; tot dijkgr. van den
Stad-Philippine-polder (Zeeland) F. Nicolle; tot
gezworen van de watering Walsoorden (Zeeland)
J. Van Sikkelerus; tot volm. van het watersch.
de Bildtpollen (Friesland) J. Hoogland; tot vol
machten van het watersch. liet Nieuw-Bildt
(Friesland) A. B. Wassenaar en G. K. Rienks;
in het 1ste dijkdistr. der prov. Overijsel, tot
dijkgraaf G. baron Sloet; tot heemraad H. Van
Dijk; tot heemr. van het 2de dijkdistr. der prov.
Overijsel J. Rouwhorst; lot dijkgr. van het 3de
dijkdistrict der prov. Overijsel J. C. baron Van
Haersolte van Haerst, in het 4de dijkdistr. der
prov. Overijsel, tot dijkgraaf W. Kanis, tot
heemr. J. A. Wolterstot heemraad van het
5de dijkdistrict der provincie Overijsel J. Ar-
noldiuk; tot heemraad van het 6de dijkdistrict
DE VELDWACHTER VAN LATËRVEER.
NOVELLE VAN
R. KOOPMANS VAN 80EKEREN.
(Vervolg).
„Jawel Grietje. Maar het is licht mogelijk, dat
uw vader hem als zoodanig nog niet kent,
ja, wie weet, of vader wel iets van het ge
beurde heeft vernomen. Kom, Grietje, zit daar
nu niet te huilen, kind, want wij moeten be
dacht zijn op vaders terugkomst, en je begrijpt,
die mag niets merken. Het best zou zijn, dat
je straks dadelijk naar uw bed gingt, dan zou
ik wel eens hooren, hoe 't er mee is, en of
uw vader ook iets van de toedracht der zaak
weet."
Grietje droogde dus hare tranen en kon nog
juist tijdig genoeg zich ontkleeden en naar bed
gaan, eer dat haar vader thuis kwam.
„Andries, wat kom je laat!" zei vrouw Kok tot
haren man, „was er onraad?"
„Onraad? ja. Slaapt Grietje?"
„Ik geloof het wel; ik zal eens kijken."
En vrouw Kok stond op en trad naar de bed
stede, waar hare dochter sliep. Het meisje, dat
de vraag van haren vader gehoord, en de strek
king daarvan begrepen had, zorgde dat zij dood
stil lag, en veinsde te slapen.
„Als een roos, hoor!" zei de moeder, terwijl
ze haren man toeknikte, en bij dat knikken zelf
de oogen dichtsloot.
„Nu dan," zei Andries, „daar is te Stoppelbeek
een allervreeselijkste historie gebeurdEen moord,
niets meer of minder dan een moord
„Wat zeg je?" fluisterde de vrouw.
„Ach, hij weet er al wat van!" fluisterde
Grietje.
„Ja, een moedwillige manslag. Ge moet weten,
daar loopen wij, de dokter en ik, langs den
Zanddijk, toen we in eens, in de richting van
de Klooster brug, moord hoorden roepen. Wij loo
pen zoo hard wij kunnen naar de Kloostcrbrng.
Ik zie daar nog een flauw gespartel in het wa
ter, ik spring er in
„En hebt gij den drenkeling gered?"
„Ik heb hem weer aan den wal gebracht
„Maar was hij reeds dood?"
„Eerst meenden wij, dat het leven er uit was,
maar het is den dokter gelukt, hem weer bij te
brengen."
„O Goddank!" fluisterde Grietje, „dan is mijn
Jan geen moordenaar."
„En kendet gij den man ook, dien ge het le
ven hadt gered?"
„Ja, het was de heer Stuifhemel. Wij hebben
hem naar het huis van den dokter gebracht, en
daar zal hij nu van nacht blijven. Er is voorloo-
pig iemand met een briefje naar don Geuzen-
burg gezonden, en morgenochtend zal de heer
Stuifhemel daar zelf heengaan, om de zaak bij
den burgemeester aan te geven, want het is geen
ongeluk, dat hier gebeurd is, neen, er is een
misdaad gepleegd. Jan Stakkers is de moorde
naar."
„Hoe weet ge dat?"
„Dat weet ik, omdat de heer Stuifhemel zelf
het verteld heeft aan den dokter. Ja, het is ver
schrikkelijk met dien jongen; als wij hem krij
gen, dan is zijn leven er misschien mee ge
moeid!"
„O, mijn arme, arme Jan!" zuchtte Grietje.
„En zijt ge hem al op het spoor?" vroeg de
moeder.
„Op het spoor? neen, ik moet eerst last van
den burgemeester hebben."
„Dus gaat gij morgen vóór dag en dauw naar
den burgemeester?"
„Neen, Lena, neen, ik wil geen woord heb
ben, dat ik er iets van weet, allerminst dat ik
dien man het leven gered heb, en de dokter
evenmin. Er zit hier meer achter, een allerfa
taalste historie, waarover ik berouw heb, als
haren op mijn hoofd. Ik kan niets doen in deze
zaak, ja, ik heb eigenlijk reeds te veel gedaan,
want ik hen bij vrouw Stakkers geweest, om
naar Jan te vragen; dat had ik niet moeten
doen, ik had niets moeten doen."
„Maar wat is er dan toch?" vroeg vrouw Kok
met onrust.
„Ik zal het je vertellen, maar je spreekt er
met niemand over, hoor, nooit of nimmerEn
daarop vertelde de veldwachter aan zijne vrouw
de geheele historie van de comedie, die hij daar
straks met den dokter had vertoond.
Ofschoon anders niet tot lachen gestemd, kwam
er toch meer dan eens een glimlach om de lippen
van onze Lena.
„Dus, gij geeft de zaak niet aan?" vroeg moe
der Kok.
„Neen, dat doet de heer Stuifhemel zelf."
„Maar als die het nu ook niet doet?"
„Ja, dan komt er van de zaak niets, dat
spreekt van zelf. Maar dat Stuifhemel het aan-