zijnde dus gemiddeld bijna 36 pCi. Ma aftrek van de door ziekte als anderszins wettig verhin derden blijven er dus altijd nog ruim 6000 kin deren van 612 jaar in die provincie van alle onderwijs verstoken. Terwijl minstens 15 pC-t. van de geheele bevolking gebruik zou kunnen en moeten maken van de dagschool, werd dit in Zeeland slechts door 9) pGt. gedaan. Spreker herinnerde hierbij aan het den 23,te" Junijl. door den lieer Gefken gezegde, dat daar, waar slechts 17 pCt. of J van de bevolking schoolgaat, ternau wernood alle kinderen van 612 jaren de school bezoeken, terwijl hij wees op plaatsen in ons vaderland waar 20 pCt. of J van de bevolking schoolgaan. In tegenstelling van wat het schoolbezoek aangaat, bekleedt Zeeland, ten aanzien van de kosten door de gemeenten aan het lager onder wijs besteed, tegeuover de overige provinciën eene gunstige plaats. In Zeeland bedroeg dit per inwoner 1.58-1, Noord-Holland 1.54, in Fries land 1.48/,, in Zuid-Holland 1.40, in Groningen /'1.4UJ, in JDrenthe ƒ1.25, in Overijsel ƒ1.1914, in Utrecht ƒ1.0814, in Gelderland 1.08, in Noord- Brabant en Limburg ƒ0.9414. Hiervan moet het schoolgeld dat in Zeeland ruim 31 cent per inwoner bedraagt afgetrokken worden. Alleen in Zuid- en Noord-Holland is het schoolgeld lioo- ger dan in Zeeland, in de acht overige provin ciën is het lager. De bijdrage van ieder school gaand kind is in Zuid-Holland ƒ8.78, in Noord- Holland S.18, in Zeeland 6.95, in Drenthe, waar het minste schoolverzuim plaats had, slechts ƒ2.99. Evenzeer wordt Zeeland slechts door twee pro vinciën overtroffen wat het middelcijfer van de traktementen der hoofdonderwijzers betreft. In Zuid-Holland bedraagt dit middelcijfer voor iede- ren hoofdonderwijzer ƒ988, in Noord-Holland ƒ853, in Zeeland 744. Men moet, volgens spreker, uit dit laatste volstrekt niet de gevolgtrekking maken dat alle gemeentebesturen op dit punt hun plicht zouden doen. Het is daarvan ver, zeer ver ver wijderd. Nog maar al te veel gemeenten in Zee land maken in dit opzicht misbruik van art. 19 der wet, hetwelk een minimum van 400 voor een hoofd- en van ƒ200 voor een hulponderwijzer toelaat. Hij heeft hooren spreken van den toestand der ambtenaren ter provinciale griffie; maar waar door cijfers wordt aangetoond dat er hoofdonder wijzers zijn die 400 inkomen hebben, daar blijkt wel bovenal het allerongelukkigste dier wetsbepaling voor dien verdienstelijken stand in de maatschappij tegenover gemeentebesturen, die het onderwijs niet weten tc waardeeren. De zoodanigen wil hij niet noemen, maar hun slechts herinneren aan de woorden van den heer Sloet tot Oldhuis bij de beraadslaging over dat artikel, volgens wien een inkomen van 400 voor een hoofd- en van 200 voor een hulponderwijzer ter nauwernood gelijk stond met het loon van een daglooner, ja dat een klapperman in onze steden, die de kunst om zijn ratel te slaan in een uur leert, zooveel inkomen had. Met de commissie uit de Tweede Kamer vraagt hij dus: is het, waar de kracht der cijfers zoo luide spreekt, niet dringend noodig alle krachten in te spannen tot verbetering en uitbreiding van het lager on derwijs? Verder doet spreker uitkomen dat hij, hoezeer de wetgever de zorg voor het lager onderwijs meer speciaal aan de gemeentebesturen opdraagt, hij toch instemt met veler zienswijze (onder meer van den heer Blaupot ten Gate): ,;dat de Provin ciale Staten meer mogen en kuu nen doen dan waartoe zij zijn verplicht volgens de wet." Nu komt het hem voor dat de Provinciale Sta ten van Zeeland geen beter bewijs hunner hooge waardeering van het lager onderwijs kunnen geven dan door zich bereid te toonen herha- lingsonderwijs aan te moedigen en te bevorderen. «Ik had je nog willen waarschuwen, mijnheer Stuifhemel, om je niet met hem in te laten. Maar apropos, je hebt daar straks over mooie meisjes gepraat; maar heb je de dochter van Kok wel eens gezien?" „Dat ik weet, niet, maar als zij op haar vader gelijkt...." „Je hebt haar wel gezien, mijnheer Stuifhemel; dat blonde meisje, dat verleden Zondag dicht bij de burgemeestersbank zat, dat was de dochter van Kok." „Wat zeg je? was dat een dochter van Kok? Dat wist ik niet eens. Nu dat lieve kind is niet zoo bar als haar vader. Ik heb er verleden Zon dag-namiddag, toen zij alleen weer naar Later- veer wandelde, met veel genoegen kennis mee gemaakt. Ha! ha! was dat een dochter van Kok Nu, nu, dan heb ik liever met de dochter te doen, dan met den vader!" En zich daarop tot den kapitein wendende, die 't dichtst bij hem stond, fluisterde Stuifhemel hem eenige woorden in het oor, en lachte daarop weer luide en met kennelijk zelfbehagen. De kapitein lachte ook, maar schudde toch ook met het hoofd, terwijl hij half ernstig zei: „Nu vriend, pas maar op, dat haar vader het niet hoort!" De overige heeren bedwongen hunne nieuws gierigheid, en vroegen niet welke geheime me- Óp grond daarvan legt hij het volgende voorstel over: om bij hoofdstuk VIII-der uitgaven tus- schen de artt. 10 en 11 een nieuw artikel op te nemen„Tegemoetkoming aan gemeentebesturen in de kosten voor het geven van herhalingson- derwijs aan zoogenaamd volwassenen van 1214 jaren en hooger, alsmede voor het aanleggen van schoolbibliotheken daarmede in verband staande, 1000." Dit voorstel wenscht hij nader toe te lichten wanneer de beraadslaging over de begrooting zoover zat gevorderd zijn. In de vergadering der Prov. Staten van Zuid- Holland, die gisteren gehouden is, is het prov. subsidie ten behoeve van de inrichting voor doof stommen-onderwijs te Rotterdam met 1000 ver meerderd en alzoo op ƒ3500 gebracht. Het voor stel van Ged. Staten tot het verleenen van sub sidie voor het veranderen van de wegen tusschen het Dirklandsche Sas en Herkingen en tusschen de polders Nieuw Kraaijer en Kraaijenisse werd aangenomen. De prov. begrooting voor 1870, voor zooveel het rijks bestuur is, werd daarna vastge steld. (Hierbij gaf de voorzitter, naar aanleiding van de in eene der afdeelingen gedane opmer king, te kennen, dat hij, ten gevolge van een on derhoud met den minister van binnenlandsche zaken, kon mededeelen, dat Z. Exc. een plan heeft om tot de trapsgewijze verbouwing van het Binnenhof over te gaan). Evenzoo de begrooting voor enkel provinciale en huishoudelijke inkom sten en uitgaven voor 1S70. Bij Hoofdst. V art. 3: Kosten voor het plaatsen van stukken in de dagbladen, werden Ged. Staten uitgenoodigd om in de najaarszitting een nieuw voorstel te doen tot het geven van meerdere openbaarheid aan de handelingen der Staten. Bij de behandeling van Hoofdst. VIII: Subsidie ten behoeve van den Eeredienst, had eene uitvoerige discussie plaats, naar aanleiding van een voorstel van den heer Roest van Limburg, om de beide posten, ten be drage van ƒ18009, tot de helft te verminderen, en van een voorstel, door den heer Pincofïs gedaan, om de beide posten voor memorie uit te trekken, en het art. der onvoorziene uitgaven met gelijke som te verwerpen. Beide deze voorstellen werden verworpen en de post goedgekeurd met 32 tegen 23 stemmen. De vergadering werd daarop gesloten. Met ingang van den lSden dezer wordt op het Rijkstelegraafkantoor alhier de doorloopende Zon- dagdienst ingevoerd. Wij kunnen tevens mededeelen dat met 1°. Augustus het personeel vermeerderd zal worden, en thans reeds een nieuwe toestel in werking is. De reden waarom de artikelen, door den hoofd redacteur van het Dagblad van 's-Gravenhage uit Sclnvalbach gezonden en in dat blad dezer dagen opgenomen, onderteekend zijn, wordt gezegd deze te zijn, dat de commissarissen van die courant zich niet kunnen vereenigen met een groot deel van den inhoud der bedoelde artikels. Dit gerucht komt ons niet geheel onwaarschijnlijk voor. Ove rigens blijkt uit de lengte der artikels duidelijk, dat de schrijver lichamelijk hersteldis. Vad.) Z. M. heeft aan den heer Mr. T. M. Roest Van Limburg, min. v. buitenl. zaken, vergunning ver leend tot het aannemen en dragen van de ver sierselen van ridder-grootkruis der orde van de Beiersche Kroon, hem door Z. M. den Koning van Beieren geschonken. De heer Mr. M. Oldenhuis Gratama geeft in de N. H. C. eene nadere verklaring omtrent zijne ingijzelingstelling. Volgens zijne mededeeling is eene quitantie door hem in een burgerlijk geding gebruikt, van valschheid beticht; de onder dat stuk tweemaal voorkomende handteekening werd nl. door den gedaagde ontkend. De heer Gratama dedeeling de kapitein daar had genoten. Maar de jonge Suizebol, die in gezelschap van den ka pitein huiswaarts keerde, vroeg zoodra hij met deze alleen was: „Apropos, wat zei Stuifhe mel daar straks?" „Och niets; hij vertelde alleen, dat hij met goed succes een amourette met Grietje Kok had aangeknoopt, en hoe zij hem verleden Zondag avond nog een rendezvous had toegestaan in het koepeltje van het Geuzenburgsche bosch." „Wel, wel," zei de jonge Suizebol, „dat spijt mij voor dat meisje." Te huis gekomen, vertelde de jeugdige pannen- fabrikant dat schandaal aan zijne zuster, die het op hare beurt 's namiddags aan de meid vertelde. En in het schemeravonduur maakte Neeltje de meid haren vrijer, Arend Kwint, deelgenoot van het vreeselijk geheim. Alle deze verhalen waren met min of meer fluisterende stem, en onder het zegel der geheimhouding van mond tot mond gegaan. Dat zij vermeerderd, doch niet verbeterd waren, wat vorm en inhoud aangaat, zal ieder lichtelijk begrijpen. De een voor en de ander na, beklaagden Grietje, maar er was toch ook eenige schadenfreude in de manier, waarop het verhaal door de berichtgevers werd gedaan, en door de hoorders werd opgenomen. veronderstelde de mogelijkheid van zoodanige valschheid niet, te meer nu de handteekening noodeloos tweemaal was geplaatst. Er had een onderzoek van deskundigen plaats; de pleidooien werden gehouden en de rechtbank verklaarde de handteekeningen voor onecht. Zij heeft daarop volgens art. 193 van het wetboek van burgerlijke rechten die quitantie gesteld in handen van den officier van justitie, en het onderzoek van den rechter-commissaris in strafzaken nam een aan vang. De heer Gratama werd daar als getuige gedagvaard, met verzoek de in het proces ge diend hebbende stukken mede te brengen: hij voldeed aan dit verzoek, en nu bleek hem tot zijne verbazing dat ook een verklaring van geleend geld, door een ander geteekend en wiens hand teekening door den burgemeester van Zweeloo en Oosterhesselen gelegaliseerd was, vermoed werd valsch te zijn. De rechter-commissaris vroeg of hij dat stuk maar zou houdeD, waartegen Mr. Gratama bezwaar maakte; een stuk door een cliënt aan hem toevertrouwd, meende hij niet zonder noodzaak in handen van een derde te mogen laten. Hierop volgde een bevelschrift dei- rechtbank dd. 3 Juli, waarbij de advocaat werd gesommeerd om binnen 3- maal 24 uren het stuk ter griffie te brengen; terwijl hij, in gebreke blijvende, daartoe bij lijfsdwang zou worden ge noodzaakt. In den avond van 6 Juli schreef de heer Gratama aan de rechtbank, dat hij zich bezwaard bleef gevoelen en zich overtuigd hield het stuk niet te mogen afgeven. Hij meende dit te eerder te kunnen doen aangezien art. 5S9 van het wetboek van burgerlijke rechten altijd een vonnis eischt krachtens hetwelk lijfsdwang wordt ten uitvoer gelegd, en ook de heeren Schuller en De Bosch Kemper van meening zijn dat, behalve het bevelschrift, een vonnis moet zijn beteekend. Mr. Gratama hoopte bij het debat over dat vonnis tevens de vermoedens tegen de echtheid van het stuk uit den weg te ruimen. Den 7den Juli werd hij door den sterken arm uit zijne woning ge haald en in gijzeling gebracht. In kort geding verzette hij zich tegen de uitvoering van dezen lijfsdwang, maar de president der rechtbank handhaafde de uitvoering; en eerst nu, door een rechterlijk vonnis in het ongelijk gesteld, meende de heer Gratama zich tegenover zijn cliënt ver antwoord, wanneer hij het stuk overgaf. Over de rechtsgronden zal die heer in eene afzonderlijke brochure nader in discussie treden met de As- sensche rechtbank. Batavia, 25 Juni. Verkocht 3000 picols suiker N°. 14 a 1544. Bindrotting Borneo 10 a 12; dito Padang 814. Gomdammar 4S. Stukgoede ren dalende. Vrachten naar Nederland in dalende stemming. Wisselkoers op Nederland ƒ103 a ƒ10354. Aangekomen schepen: Burgemeester van Middelburg, Ph. Hoek; Cornelis Smit, R. Weidenaar; Prinses Amalia, D. Van Bentveld. Vertrokken schepen: Kanagawa, W. Ou wehand. Zware regens. Z. M. heeft herbenoemd: tot plaatsv. kaDtonr. te Asten F. A. Rovers; tot plaatsv. kantonr. te Eist C. Francken; tot grift", bij het kantonger. te Doesburg Mr. W. N. J. Van Hengst; tot plaats- verv. kantonr. te Zalt-Bommel Mr. P. C. Bijleveld; tot plaatsvervangend kantonrechters te 's-Graven hage, Mr. A. M. Van Stipriaan Luisfius en Mr. B. L. Rasch; tot kantonrechter te Woubrugge Mr. II. Timmers Verhoeven; tot plaatsverv. kan tonrechter in het kanton Rotterdam (2de kanton) Mr. H. Trosdorff; tot plaatsverv. kantonrechter te Medemblik D. M. Alewijn; tot plaatsverv. kantonrechter te Middelburg Jhr. Mr. J. W. M. Schorer; tot plaatsverv. kantonr. te Oostburg W. G. De Sinidt en C. Le Nobel; tot plaatsverv. kantour. te Loenen J. P. C. baron Van Reede XIII. sterker dan de held, die eene stad verovert. 't Was buiten nog niet geheel donker, doch in de kleine woning van vrouw Stakkers zou toch de lamp moeten opgestoken worden, als iemand daar nog de voorwerpen had willen onderschei den. Men_verloor er echter niet veel bij, althans niet diegenen, die slechts voor weelde en pracht een oog hebben, want het huisraad der weduwe was zeer eenvoudig, ja, armoedig te noemen. Zoo donker als het daar in het huis was, zoo donker en treurig was het ook in het hart zijner bewoners. Jan had bij den haard plaats genomen en tuurde met droevigen blik in het flauw bran dende vuur, grootendeels uit heideplaggen, en een enkele glimmende turf bestaande. Zijne moe der zat bij de tafel te breien, en de jongere kin deren aten zwijgend hun snede roggenbrood. „Och jongen, dat deze slag mij nu ook nog moest treffen!" zuchtte vrouw Stakkers. „Kom moeder," zei Jan, „ik zal wel weer werk krij gen; we moeten den moed zoo gauw niet opgeven." „Ja, Jan, je hebt goed praten, jongen, maar je bent bij den dokter geweest, en die wil je niet hebben, en de notaris kan je ook niet gebruiken. Och, och, waar moet het heen!" mi' ^i-31 tot ter Aa; tot plaatsverv. kantonrechter te Ber- gum Jhr. V. A. Heringa van Haersma de With; tot griffier bij het kantong. te Hoogeveen J. Van der Veen Az.; tot griffier bij het kan tong. te Weert J. J. Wiertz. Z. M. heeft benoemd tot predikanten bij de pro- testantsche gemeente in Nederl. Oost-Indië, de heeren: I. Faber DJz., predikant teOssendrecht c. a. (Noord-Brabant); T. Radersma, predikant te Britsum (Friesland); J. De Jong, pred. te Nieuwe Niedorp (Noord-Holland); S. H. A. Begemanu, pred. te Ankeveen (Noord-Holland), en W. P. M. Moulijn, pred. te Schoonoord (Drenthe). 's-Gravenhage, 14 Juli. Z. M. de Koniug zal a. s. Zaterdag-middag voor een paar dagen van het Loo in de residentie aankomen. 's-Bosch, 12 Juli. Donderdag in de afgeloopen week werd in de groote zaal van de sociëteit Casino de jaarlijksche algemeene vergadering ge houden der leden van het provinciaal genootschap voor Kunsten en Wetenschappen in Noord-Bra bant. De nieuw benoemde voorzitter, Mr. Johan Versfeit, vice-president van het prov. gerechtshof in Noord-Brabant, opende de vergadering, die talrijk en aanzienlijk was, met eene rede, waarin hij deed uitkomen dat de afgetreden voorzitter Mr. D. Mulder, om geene andere redenen als die r zijner steeds toenemende bezigheden, zijn ontslag als zoodanig had genomen; hij bracht ook hulde aan het gewezen bestuurslid en medestichter van het genootschap Jhr. A. Martini Van Geflen, die om zijne hooge jaren ontslag verzocht, dat hem mede was gegeven, terwijl het bestuur, om de groote verdiensten van Jhr. Martini, Z.-H.- Wel.-Geb. tot eerelid had benoemd. De voorzitter bracht ook hulde aan de regeering van 's-Herto- genbosch, door wie de zetel van het genootschap van uit een achterhoek in het midden der stad 's Hertogenbosch was geplaatst, en aan het mede bestuurslid den oud-kolonel der genie P. Noot, welke, uithoofde van de aanhoudende ongesteld heid van den verdienstelijken bibliothecaris, Dr. Hermans, zich wel had willen belasten om in de nieuwe lokalen den aanzienlijken schat van gedenkpenningen, munten, schepenzegels, wapens en oudheden te rangschikken, zoodat, nu ook de rijke, kostbare en steeds in uitgebreidheid toe nemende boekerij in orde is, de letter- en kunst schatten van het genootschap wederom vooreen ieder ter raadpleging en ter bezichtiging zullen gesteld worden. Nadat de secretaris, Dr. Godefroi, zijn uitgebreid verslag van de werking van het genootschap had gedaan, dat zeer gunstig kan genoemd worden, en de rekening van den pen ningmeester was opgenomen, werd overgegaan tot benoeming van zes bestuursleden, in plaats van hen, die volgens den rooster moesten aftre den; met overgroote meerderheid werden herbe noemd de HH. Mr. J. B. van Son, Mr. P. F. Van Cooth, R. F. Wierdsma, H. M. C. Van Oosterzee, en Mr. F. A. J. Van Lanschot, terwijl in plaats van Jhr. A. Martini Van Geflen, bij herstemming tusschen de HH. Rose, hoofd-ingenieur, en Dr. Lamers, directeur der hoogere burgerschool, de eerste met 24 tegen 23 stemmen werd benoemd* Na afloop dezer werkzaamheden trad als spre ker op Jhr. Mr. P. J. ridder Van der Does de Bije, die in eene boeiende, welsprekende en geheel geïmproviseerde rede, die ruim een uur duurde, de deugden en grootmoedigheid schetste van den Spaanschen veldoverste Mondragon, de man, die met den hertog van Alva in het begin van den SOjarigen oorlog uit Spanje kwam om den op stand der Nederlanders te dempen, en alzoo die deugden en grootmoedigheid in den vijand ver eerde en hem na drie eeuwen recht deed we dervaren. Zijne rede werd algemeen en herhaal delijk toegejuicht en zal in de handelingen van het genootschap worden opgenomen. Onder hen, die deze vergadering bijwoonden, „Maar moeder, ik heb er even veel verdriet van, of nog meer dan gij 1" „Neen Jan, ge gevoelt het niet jongen, want dan zou je zoo koppig niet wezen." „Koppig, moeder? Dat ben ik niet." „Jawel Jan, je bent koppig, want anders zou je reeds lang weer naar den burgemeester ge gaan zijn, en de zaak weer bijgelegd hebben. Als je maar ongelijk woudt bekennen." „Maar ik heb geen ongelijk moeder. Ik hoef mij niet te laten slaan. Ik heb ook nog wel mijn gevoel, ik ben geen hond moeder!..." „Neen, maar je bent een drifthoofd, eeo stijf kop; je zult nergens in de wereld terecht komen, en je arme moeder moet er maar onder lijden." „Moeder," zei Jan, terwijl hij opstond van zij nen stoel, „je weet wel, ik wil voor je werken, dag en nacht, ik wil alles voor je doen." „Neen Jan, je wilt geen smaadheid voor mij dragen." „Hoe meen-je moeder?" „Ik zeg niet, Jan, dat mevrouw recht had je te slaan, maar ik had gemeend en gehoopt, dat je voor je moeder ook onrecht zoudt willen dul den, en het kruis voor haar zoudt willen dragen." Dat wil ik ook wel, moeder; maar dit is te erg, dit kan ik niet dulden I" Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1869 | | pagina 2