N°. 2890. Woensdag A°. 1869. 14 Juli. Feuilleton van liet „Leidseli Dagblad". LËIDSCH -■ DAGBLAD PRIJS DEZER COURANT. Voor Leiden, per 3 maanden3.00. Franco per post...,-3.85. Afzonderlijke Nommers0.05. Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen, uitgegeven. PRIJS DER ADVKRTENTIKN. Voor iederen regelƒ0.15. Grootere letter naar de plaatsruimte die zij beslaan. LeldenIS Juli. Het Dagblad van Zuid-Holland geeft vandaag den 3d™ brief uit Bad-Sch wal bach, over de afge- loopen verkiezingen. Na eindelooze ontboezemingen en hoogdravende redeneeringen in den meest opgezwollen stijl, komt de heer Lion vandaag tot de cijfers: „van de 73,591 kiezers, die hun plicht vervulden, brachten 37,503 hunne stem uit op conservatieven en niet meer dan 36,091 op radicalen." En verder: „De minderheid triomfeert alzoo op de meerderheid." Volkomen onjuist, gelijk een ieder weet, die hier te lande den uitslag der verkiezingen heeft agegaan. Aan de éene zijde stonden de liberalen :'alleen, aan de andere zijde conservatieven, anti- evolutionairen en ultramontanen. Wanneer de cijfers juist zijn, dan nog zou de eenige con clusie, die men hieruit zou mogen trekken, deze zijn: dat wanneer de conservatieven, anti revolu tionairen en ultramontanen zich overal aaneen sloten hadden, de liberalen niet eene zoo groote meerderheid hadden behaald. Een triomf der minderheid tegenover de meer derheid is het geenszins geweest. Van de 4 ver schillende partijen (die in vele districten gemeene zaak maakten) is de liberale partij zóo verreweg de krachtigste gebleken, dat zij alleen, op zeer Weinig na, de helft van al de uitgebrachte stemmen heeft verkregenen dus met recht zijn de meeste der gekozenen van hare kleur. Dat men in Bad- Schwalbach niet juist op de hoogte is van den uit slagder verkiezingenis zeer natuurlijk. De redactie van het Dagblad, in Nederland, had echter wel mogen zorgen dat dergelijke domme onjuistheden niet in haar blad voorkwamen. Reeds meermalen is de vraag besproken of de gemeentebesturen bevoegd zijn, om den toegang tot de openbare scholen aan ongevacci neerde kinderen te weigeren. In 1859 werd bij een schrijven van den minister van binn. zaken aan ged. stt. van Zeeland medegedeeld dat de Koning geene termen vond om een dergelijke bepaling te vernietigen, terwijl ook de Ilooge Raad bij arrest van 4 Februari 1862 die bepaling handhaafde Toch komt het ons voor, dat het geheel tegen de gemeentewet is, wanneer de gemeentebesturen jdergelijke verordeningen maken. Al bestonden er toch ook volstrekt geen alge- meene bepalingen van de hooge regeering om trent dit onderwerpdan nog zouden wij meenen, at welke maatregelen de gemeentebesturen ook ogen nemen, tot bevordering der gezondheid, en bijzonderlijk tegen de uitbreiding van besmet telijke ziekten, zij niet zoodanig mogen ingrijpen in de persoonlijke vrijheid, om het vaccineeren algemeen verplichtend te stellen. Geen andere bedoeling toch heeft de bepaling, die ongevacci neerde kinderen van de school weert. Wij schre ven het reeds gisterendie bepaling is niet ge schreven ten voordeele van de schoolgaande kin- 'J Het Kon. Best. van 18 April 1S18, houdende bepaling ter bevordering van bet meer algemeen gebruik der koepokinenting. deren; voor hen is het geheel onverschillig of zij zitten naast gevaccineerde of ongevaccineerde kinderen, zij zullen daardoor niet voor de ziekte gespaard, of aan de ziekte blootgesteld zijn. Het doel kan geen ander zijn, dan het vaccineeren daardoor zoo algemeen mogelijk te maken. Is dit het doel en dit kan dunkt ons niet twijfelachtig zijn dan doet zich van zelve de vraag voor, waarom dan niet dit voorschrift ook werkelijk algemeen gemaakt, en op alle kinde ren toegepast? Op die wijze zoude het doel volkomen bereikt zijn. Een verordening bepalende dat jaarlijks op een bepaald tijdstip alle ouders van kinderen tusschen 1 en 2 jaar een bewijs moeten overleg gen dat die kinderen gevaccineerd waren, zou veel beter voldoen. Heeft nu de gemeente niet het recht om een dergelijke verordening voor allen te maken, dan dhtzeggen wij haar het recht om aan enkelen, alleen aan die genen die de open bare school bezoeken, den eisch te stellen, dat zij moeten gevaccineerd zijn. En wij betwijfelen of iemand haar het eerstgenoemde recht zal toe kennen. Want zoodra de gemeentebesturen bepalingen van dien aard gaan maken, dan treedt zij bui ten haar wettig gebied, de eigenlijke politiezorg, de beperking der bijzondere vrijheid in het al gemeen belang, om zich op het onmetelijke veld te begeven, waar zij de persoonlijke vrijheid van het individu gaat beperken in zijn belang, natuur lijk op die wijze, als zij dat belang verstaat. En daartegen moet ernstig gewaakt worden. Onze persoonlijke vrijheid hier te lande loopt geen grooter gevaar, dan juist van de zijde der ge meentebesturen: het zijn zij, die door het maken van verordeningen, steeds in aantal toenemende, geneigd zijn, om op verschillende wijzen op onze persoonlijke vrijheid inbreuk te maken. En gaan de gemeentebesturen er dan toe over, om hunne zorgen niet te bepalen tot het algemeen, maar ook op afzonderlijke individuen uit te breiden, dan loopen wij gevaar in ons vrije Nederland alles behalve vrij te blijven. De Gemeentebesturen voor zooverre zij niet uit speciale wetten hunne bevoegdheid ontleenen, maar alleen belast zijn met de zorg voor de huishouding der Gemeente, behooren alleen zulke voorschriften te geven, die voor de ingezetenen der Gemeente, als zoodanig, nuttig zijn. Het samenwonen eischt beperking van ieders vrij heid ten nutte van het algemeen. Bescherming van kinderen tegenover hunne ouders, gelijk onze bepaling omtrent het vaccineeren eigenlijk is, bescherming van het individu tegen zijn eigen onkunde is stellig geheel afgescheiden van de ge meentehuishouding. Stemt men dit niet toe, dan zouden evenzoo de gemeentebesturen bijv. bepalingen kunnen maken, waarbij de ouders verplicht werden hunne kinderen onderwijs te doen genieten, en dan zouden de Gemeentebesturen het recht hebben om een einde te inaken aan de vraag zoo dik wijls in ons land besproken, of de arbeid der kinderen en vrouwen niet beperkt behoort te worden. Het zou dan de Gemeente zijn, die hieromtrent verorderingen mocht maken. Zijn de Gemeentebesturen dan niet bevoegd om het vaccineeren verplichtend te stellen, moet de wet dan hierin voorzien? Per telegraaf.) Het Journal official de l'Empire Francais behelst het door de belgische kommis- sarissen onderteekende proces-verbaal, benevens twee bijbehoorende stukken, de bepalingen be vattende volgens welke de Co m p agn ie de 1' Esjt voortaan tractaten kan sluiten met de adminis- tratiën van de Belgische spoorwegen eener- zijds en met de Nederlandsche Maat schappij ter exploitatie van Staats spoorwegen en de Luik-Luxemburgse lie baan anderzijds. Het proces-verbaal zegt: de commissarissen waren doordrongen van de gedachte, dat het doel dat bereikt moest worden was, om met het door de drie maatschappijen ontworpen traktaat nieuwe combinatiën in het leven te roepen, ten einde de ontwikkeling der handelsbetrekkingen tusschen Frankrijk, België en de Nederlanden te vergemakkelijken. De getroffen schikkingen staan nu een recht streeks transito-verkeer toe eenerzijds tusschen Antwerpen en Bazel en anderzijds tusschen de Nederlandsche grenzen en Bazel. De laatste dienst kan overigens met toestemming van het Nederlandsch gou vernement tot Rotterdam en Utrecht worden uitgestrekt. het toekennen eener subside, besluit, om minder gegoede meisjes de gelegenheid te openen om voor een matigen prijs een opleiding te ontvan gen, gelijk zij thans slechts tegen betaling eener betrekkelijk aanzienlijke som kunnen erlangen. In dezelfde zitting is een adres ingekomen van 126 onderteekeningen voorzien, waarbij met on dersteuning van de aangevoerde gronden door de heeren inspecteur en schoolopziener, drin gend wordt verzocht dat besloten worde tot de oprichting eener openbare school met matig school geld, hoogstens f 60, voor meer uitgebreid lager onderwijs voor meisjes, of tot het subsidieeren eener bijzondere school van dien aard, op de voorgestelde wijze ten behoeve der dochters van gezeten burgers, terwijl het ook wenschelijk is eene klasse voor de opleiding van onderwijze ressen daaraan te verbinden. Men zal zich uit vroegere berichten herinneren, dat bij den raad der gemeente Arnhem het gewich tig onderwerp aanhangig is tot oprichting van-of tot toekenning van subside aan eene meisjes school voor meer uitgebreid lager onderwijs. De inspecteur van het lager onderwijs Dr. Lindo, die in onderscheidene missives krachtig aandrong te besluiten tot dit door hem geopperd denkbeeld, ondervond warme ondersteuning van de plaat selijke schoolcommissie en den districts-school- opziener. Een aantal houderessen van meisjesscholen brachten tegen het voorstel bij adres echter ver schillende bezwaren in, waaromtrent burgemees ter en wethouders hebben gemeend het gevoelen van den districts-schoolopziener te moeten (in winnen. Deze rapporteerde hieromtrent bij missive van den l"""1 Juli, die in de jongste zitting van den raad inkwam en ter lezing van de leden werd gelegd. Na eene weerlegging van verschillende argu menten van genoemd adres, komt de heer school opziener tot de slotsom, dat de raad der gemeente eene onwaardeerbare weldaad zal bewijzen, zonder de belangen van gevestigde schoolhoude ressen met wezenlijke krenking te bedreigen, indien hij, in navolging van hetgeen in andere gemeenten geschiedt, ook te dezer stede, door Wij vernemen dat het Rijks Museum van Oudheden voortaan, te beginnen op aanst. Zon dag, des Zondags van 124 uren, evenals dit tot nog toe het geval is geweest op Dinsdag, Don derdag en Zaterdag van 114 uren, ter algemeene vrije bezichtiging zal worden opengesteld; zoo dat ook op die uren het geven van zoogenaamde drinkgelden aan den custos of andere bedienden niet geoorloofd is. Alleen wanneer de custos be zoekers op hun bepaald verlangen begeleidt en aanwijzing doet, zal hij een geldelijke belooning kunnen aannemen, evenwel niet mogen vorde ren. Wij hopen dat vooral onze werkende stand van deze nieuwe gelegenheid tot nuttige ontspan ning een ijverig gebruik zal maken. Voorloopig is ter algemeene kennis gebracht, dat evenals ten dezen jare ook in het jaar 1870 een examen te Breda zal plaats hebben tot ad missie van jongelieden als cadet op de Militaire Academie voor de verschillende wapens der land macht hier te lande en bij het leger in de over- zeesche bezittingen. De officier van justitie te Arnhem verzoekt be kend te worden gemaakt met de tegenwoordige bezitters of houders der navolgende effecten1 obligatie Rusland, groot 100 pd.st., a 4% pCt., anno 1860, S. 428, n° 394879 dito dito, anno 1862, ieder groot 100 pd.st., a 5 pCt., n' 124814—124818 en 123693123696; 15 dito dito, ieder groot f 1000, a 5 pCt., anno 1864, n°. 42441—42451,42455,25648, 12551 en 12552; 2 dito dito, ieder groot f 1000, a 5 pCt., anno 1866, n°. 30920 en 30921; 3 obli- gatiën nation, metalliek, ieder groot 1000, a 5 pCt., n°. 238740, 242922 en 302018 4 obligatiën metalliek, anno 1864, ieder groot f 1000, a 5 pCt., n". 66222, 53879, 56547 en 37604; 1 obligatie Spanje, groot f 2500, n°. 15267; 1 dito dito, groot f 125 n°. 28808. Dr. F. Z. Ermerins zal in de maand September dezes jaars zijn 25jarig professoraat herdenken bij de medische faculteit aan de Groningsche hoogeschool. DE VELDWACHTER VAN LATERVEER. NOVELLE VAN K. KOOPMANS VAN B0EKEREN. Vervolg). „Zoo... dat is vervelend, en ben jij bezig dien haas oneetbaar te maken? Wie ter wereld trekt nu ooit op zoo'n manier een haas af!" „Moet dat anders meneer? Ja, ziet u, ik heb 't vroeger nooit meer gedaan, maar de meid kan br nog minder mee terecht u't Is ook geen meidenwerk, kerel. Nu enfin, lik zie wel: aan dat beest daar is niet veel te be derven. Is dat me ook een haas?" „Zou 't een konijn wezen, meneer vroeg Hes- |sels onnoozel. f/Neenje bent me d'er ook eentje, hoor! 't ®Buskruit kwam er niet, als jij 't moest uit vinden. Neen, 't is een haas, maar 't is zoo'n ellendig mager beest, wou ik zeggen. Wie schiet nu ooit zoo'n scharminkelMaar de lui heb ben hier te lande geen verstand van de jacht, geen zier!" „Zou u dan denken, mijnheer," vroeg Hes sels met eenige aarzeling op onderdanigen toon, „zou u denken, dat een jager, eer hij aanlegt, goed moest toekijken, of het der moeite waard zou zijn, het beest neer te schieten? Zou men zoo spoedig op een distantie kunnen zien, of 't een goede zware is, ja of neen?" „Wel wis en drie! Als je maar een beetje ver stand van de dingen hebt. Maar de lui, dat merkte ik weer aan jou, de lui kunnen hier geen konijn van een haas onderscheiden. Dat schiet hier maar in 't wilde weg; gelukkig schieten ze gewoonlijk mis, want van mikken heeft men hier ook al niet veel idee. Maar een koe vangt wel een haas, en zoo vangt een Hollandsc-he jager ze ook dus die staat gelijk met een koeha! ha! Nu, maar zeg jij me nu eens: ben jij de knecht hier van den dokter?" „Ik vraag excuus, mijnheer; ik trek den haas af." „Ja, dat zie ik; maar doe je dat als knecht, of als koetsier, of als kok?" „Neen, mijnheer, neen, ik ben geen kok en ook geen koetsier." „Goed, dan ben je knecht. Van wien?vanden dokter „Neen, mijnheer; ik ga uit werken, begrijp je, vandaag eens hier, en morgen bij den dominé, en overmorgen ergens anders, zie je?" „Zoo, dan ben je een mannelijke werkster, ha, ha, haof zijn er ook werkers?" „Jawel, mijnheer, werkers der ongerechtigheid." „Goed, zoo'n werker ben jij dan. Maar zeg mij nu eenskom je ook wel eens bij den notaris in 't werk?" „Bij den notaris? dat zal waar zijn! Dat is mijn allerbeste huis, mijnheer." „Zoo; die kerel is zoo afgestampt rijk, he? Hoeveel zou hij wel hebben?" „Ja, dat weet ik niet, mijnheer, maar mij dunkt een paar ton heeft hij altijd." „Kom, wat weet jij van een paar ton af? Weet je wel, hoeveel een ton is?" „Honderdduizend gulden mijnheer; maar ik wou maar zeggen, dat ik zoowat kan nagaan, dat hij een vreeselijke portie geld moet hebben." „Hoe kun jij dat dan nagaan?" „Dat zal ik mijnheer zeggen. Verleden jaar stuurde mijnheer Blankhart mij naar den ont vanger, om daar de grondlasten te betalen, en nu geef ik je te raden, mijnheer, hoeveel of die grondlasten bedroegen." „Zeker een paar honderd gulden." „Een paar honderd? Zeventienhonderd en elf gulden, mijnheer, en eenige centen; zooveel boe renplaatsen en andere eigendommen heeft onze mijnheer Blankhart." „Nu, nu, dat's kapitaal hoor! Dan zal die doch ter ook wel vrijers krijgen! Heeft zij al een keuze gedaan?" „Dat weet ik niet, mijnheer!" „Maar zij heeft dan toch wel vrijers?" „Zeker wel, mijnheer." „Zoo, daar weet je dan niets bepaalds van. Maar je spreekt de juffer toch wel eens, he?" „Natuurlijk mijnheer, natuurlijk, als ik er zoo aan het werk ben." „Had haar moeder ook geld?" „Haar moeder was schatrijk mijnheer, en dan heeft de juffer, behalve dat, nog een erfenis van een tante, daar zij naar genoemd is." „Wel kerel, wat zeg je, je zoudt een mensch haast begeerig maken. Is zij ook nog al aardig? Ik ken haar wel, moet je weten, maar ik vraag dat, om eens te hooren of zij ook tegen het ra- palje beleefd is." „Rapalje hebben wij hier te Stoppelbeek niet, mijnheer, maar ik weet wel, dat de juffer van den notaris een heel aardig en goed mensch is, daar de lui hier allen veel van houden, want

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1869 | | pagina 1