N°. 2886.
Vrijdag
A0. 1869.
9 Juli.
Feuilleton van het „Leidsch
Dagblad".
sonde
is: D
n. C<
ico).
YG,
ezes
ocht
ENljj
;e ei;
ersï
we:
UftEl
LEIDSCH
DAGBLAD.
PRIJS DEZER COURANT.
Voor Leidenper 3 maandenf 3.00.
Franco per post
Afzonderlijke Nommers
3.85.
0.05.
Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering van
Zon- en Feestdagen, uitgegeven.
PRIJS DEE ADVERTKNTIEN.
Voor iederen regelf 0.15.
Grootere letter naar de plaatsruimte die zij beslaan.
[j
Lelden8 Juli.
Het Vad. meldt het volgende uit Oost-Indië.
van „Schoon de militairen in 't geheel niet rouwig
f zijn over het vertrek van den laatsten legerkom-
r klimandant, zijn er toch velen onder hen, die het
klsoverdreven achten aan hem alleen de schuld te
/geven van al de verkeerde maatregelen, op mi-
kje litair gebied genomen. Men begint te vermoeden,
/idat de eigenlijke oorzaak voor de klachten hoo-
i vatger zit, en gezocht moet worden in de weinige
spc belangstelling, welke het Indisch leger bij het
che opperbestuur in Nederland vindt.
A. 1 Van dit gebrek aan belangstelling ziet men
o. a. een verregaand bewijs in de afschaffing der
—toelagen aan genie- en artillerie-officieren, in het
intrekken der verhooging van traktement bij het
waarnemen van hoogere betrekkingen, en der toe
lagen voor militaire schrijvers.
0e" Dat de ambitie bij het leger door deze en der
gelijke maatregelen niet groot is, zult ge kunnen
-begrijpen. Er is geen quaestie van plichtverzuim
"maar de ware toewijding, die voor den militair
zoo noodig is, ontbreekt waar men zijne belan-
li gen zoo miskend ziet, en men het Indisch leger
zelfs, dat toch meer en beter verdiend heeft, in
"i alle opzichten zoo bij het Nederlandsche leger
ziet achtergesteld.
- Het geheele Indische leger onthoudt zich dan
- ook van deelneming aan de Koenfeestenop zeer
enkele uitzonderingen na, heeft geen militair
voor eenige bijdrage ingeteekend, en de militaire
- leden der commissie voor de feestviering zijn,
op éen na, uit die commissie getreden, toen het
bleek dat alle kameraden tegen de feestviering
- waren. Bovendien op ons 250jarig verblijf
alhier behoeven we waarlijk zoo trotsch niet te
zijn, wanneer we bedenken, dat de inlander nog
altijd van rechtsbedeeling, onderwijs, eigendoms-
recht verstoken is, en de bevolking inderdaad
verkeert in een toestand van vermomde slavernij.
Ware de heer Andresen een ander mensch,
- hoeveel goeds zouden zijn adviezen en raadgevin-
- gen in het moederland niet kunnen uitwerken.
2 Nu moeten we maar aankloppen bij hen, wier
- stemmen luider zijn en verder gehoord worden
dan die van alle mogelijke generaals, bij de
journalistiek.
dito 2630, huisonderwijzers -169, huisonderwijzeres
sen 1600, onderwijzers, die met gunstig gevolg
examen hebben afgelegd in een of meer der vak
ken van het verder voortgezet onderwijs 1S7, on
derwijzeressen dito 54.
Men schrijft uit Rotterdam aan de Midielb. Cl.:
„De beweging op onze drukkerijen is nog niet
geheel ten einde, ofschoon de werkstaking geen
uitbreiding verkrijgt. Reeds hebben onderschei
den patronen de loonen verhoogd; anderen zul
len waarschijnlijk volgen.
„Ook onder de bakkersgezellen bestaat neiging
om eene grève te maken. Zij hebben eene ver
gadering gehouden, waarin geëischt werd hooger
loon en, voor de ongehuwde knechten, geen ver
plichting meer om bij de bazen in te wonen en
in den kost te zijn. Zij willen betaald worden
op gelijken voet met andere werklieden. Opmer
kelijk is, dat het initiatief is uitgegaan van de
talrijke knechts der bakkerij, die de hoogste
loonen betaalt. De helden van den oven zijn
tegenover hunne bazen edelmoedig genoeg om
niet te vorderen, dat dezen het hoogere loon van
hunne winsten zullen afnemen. Zij willen dat
het publiek het gelag zal betalen. De bazen
moeten de broodprijzen opslaan, om daaruit de
verhooging van de loonen te vinden. Dit is de
eisch. Aan de bazen is een week tijd gegund
om zich te beraden, en die termijn is op Zondag
4 Juli verstreken. Op dien dag zullen de heeren
bakkersknechten weder eene vergadering hou
den. Naar alle waarschijnlijkheid zullen zij eene
strike maken als ze hun zin niet krijgen."
2 Gisteren avond heeft de Eerste Kamer der
- Staten-Generaal eene vergadering gehoudende
afdeelingen zijn samengesteld, en zullen reeds
2 heden bijeenkomen om de Wetsontwerpen te
onderzoeken.
Sedert de invoering der wet van 13 Augustus
- 1857, zijn met gunstig gevolg geëxamineerd en
hebben akten verkregen: Hoofdonderwijzers
1403, hoofdonderwijzeressen 406, hulponderwijzers
3804, hulponderwijzeressen 1633; onderwijzers, die
- reeds in het bezit eener akte van bekwaamheid
- of daarmede gelijk staande akte van algemeene
toelating, met gunstig gevolg examen hebben af-
- gelegd in een of meer der vakken van het meer
uitgebreid lager onderwijs 3010, onderwijzeressen
's-Hage. Het Hoofdbestuur der Vereeniging tot
bevordering van Fabrieks- en Handwerksnijver-
heid heeft ter kennis van het algemeen gebracht
de beide volgende prijsvragen
I. Prijsvraag, uitgeschreven door de firma de
Ijzergieterij „de Prins van Oranje" te 's Graven-
hage:
„Ten einde van de aandachtige beschouwing
der voorwerpen, die de aanstaande te Amsterdam
te houden Internationale Tentoonstelling voor de
huishouding en het bedrijf van den handwerks
man zal vereenigen, de goede vruchten voor de
huishouding en het bedrijf van den Nederland-
schen werkman zooveel mogelijk te verduurza
men en te vermenigvuldigen, verlangt men een
beredeneerd betoog.
In de eerste plaats, van hetgeen de Nederland
sche werkman tot zijn levensonderhoud behoeft,
daarbij van de onderstelling uitgaande: 1°. dat
er zijn drie onderscheidene soorten van werklie
den, te weten: a. wier weekloon bedraagt f 6.;
b. wier weekloon bedraagt f9.-, en c. wier week
loon bedraagt 12.; 2°. dat de werkman is
gehuwd en zijn gezin gemiddeld bestaat uit man,
vrouw en vier kinderen; 3°. dat de werkman
geen sterken drank gebruikt.
In de tweede plaats, van hetgeen ter tentoonstel
ling als meest nuttig en meest voordeelig aanwezig
is om te voorzien a. in voeding, b. kleeding, c. huis
vesting des gezins, d. in huisraad en gereedschap
en e. in geestbeschaving voor ouders en kinderen.
In de derde plaats hoe voor elke der hoven-
aangeduide klassen van werkmansgezinnen, de
vader en de moeder het moeten aanleggen, om,
met inachtneming van het voor iedere klasse
onderstelde weekloon, op de beste wijze dat meest
nuttige en meest voordeelige in toepassing te
brengen.
Het staat den schrijver vrij, om bij de beant
woording elke der drie genoemde klassen van
werklieden uitsluitend te beschouwen als geves
tigd, hetzij ten plattelande, hetzij in kleinere,
hetzij eindelijk in grootere steden; of ook om de
drie onderscheidene klassen te kiezen uit werk
lieden enkel in grootere steden gevestigd, al
naar gelang de schrijver van het antwoord door
woonplaats en levensomstandigheden het best in
staat gesteld is, de gestelde vraag op te lossen.
De antwoorden moeten zijn ingezonden vóór
of op 1 Januari 1870 aan het adres van den
Secretaris van het Hoofdbestuur der Vereeniging
tot bevordering van Fabrieks- en Handwerksnij-
verheid in Nederland, gevestigd te 's-Gravenhage.
De beslissing omtrent de bekroning wordt
opgedragen aan eene speciale jury, te benoemen
voor de beoordeeling der ingezondene antwoorden.
Aan het best gekeurde antwoord wordt uit
geloofd de gouden medaille der Vereeniging, ter
waarde van f 150. Aan de twee naastvolgende
de zilveren en de bronzen medaille.
Het antwoord moet zijn geschreven met eene
andere hand dan die van den steller, en mag
niet zijn onderteekend. Bij ieder antwoord moet
zijn gevoegd een gezegeld biljet, van buiten voor
zien met dezelfde zinspreuk als de verhandeling,
van binnen met den naam en de woonplaats
van den inzender.
De uitslag der bekroning zal door de dagbla
den worden bekend gemaakt."
II. Prijsvraag, uitgeschreven door de Vereeni
ging tot onderzoek naar de middelen tot verbe
tering van den gezondheidstoestand der gemeente
's-Gravenhage.
Deze Vereeniging verlangt eene volledige en
cristische beschrijving van alles, wat op de ten
toonstelling van voorwerpen voor de huishou
ding en het bedrijf van den handwerksman, van 15
Juli—4 October in het Paleis voor Volksvlijt te
Amsterdam te houden, aanwezig is, en geacht
kan worden in middellijk of onmiddellijk verband
te staan tot de hygiënische vraagpunten van
onzen tijd.
Bij de behandeling dezer vraag zal moeten in
het oog gehouden worden, dat, overeenkomstig
met den aard der tentoonstelling, bijzonder moet
worden gelet op den toestand der volksklasse
uit het hygiënisch oogpunt beschouwd.
De antwoorden moeten vóór den l,u" Maart
1870 zijn ingekomen bij den Secretaris der ver
eeniging, M. J. Schuurbecque Boeije, Mauritskade
N°. 1 te 's-Gravenhage.
Zij moeten geschreven zijn met eene andere
hand dan die des schrijvers, voorzien van een
motto, en begeleid van een gezegeld couvert, het
zelfde motto tot opschrift hebbende, en bevat
tende den naam (voluit) van den schrijver, met
opgave van woonplaats.
De beoordeeling zal geschieden door eene com
missie, daartoe uit den boezem der vereeniging
aan te wijzen.
De uit te loven prijzen bestaan in eene verguld
zilveren, eene zilveren en eene bronzen medaille.
De tweede zitting van het Ned. Landhuishoud-
kundig Congres te Kampen werd Vrijdag te 11 uren
geopend. Het glanspunt van deze zitting was onte
genzeglijk de voordracht van den oud-kapitein
Jansen, over de door hem noodig geachte gere
gelde vaart van Vlissingen naar Norfolk. Aller
belangrijkst waren de door hem gegeven toelich
tingen, die metgrooteaandachtdoordevergaderden
aangehoord werden. Na eenige besprekingen over
en weer over Vlissingen en Norfolk, over New-
York en zelfs over Ilarlingen, welke haven echter
geen diepgaande schepen toelaat., vereenigde de
vergadering zich met toejuiching met het voorstel
des voorzitters, om zich, zonder een oordeel over
speciale punten uit te spreken, te verklaren voor
het tot stand komen van hetgeen de heer Jansen
in zijn Brug over den Oceaan zoo duidelijk uiteen
gezet heeft en keurde nog het voorstel goed om
Z. E. den minister van binnenlandsche zaken
van dit besluit mededeeling te doen. Beide afdee
lingen verklaarden zich tegen de oprichting eener
Rijks-landbouwschool.
De derde zitting had plaats op 11. Zaterdag,
waarin de voorzitter der eerste afdeeling berichtte,
dat er plannen waren beraamd gedurende het
Congres om een soort van centrale landbouw-
vereeniging te stichten, die, zich alleen bemoei
ende met de algemeene landbouw-belangen, zich
niet ophoudt met plaatselijke tentoonstellingen,
enz., en waarvan elk lid eene flinke contributie
betaalt.
Nadat twee leden van het Congres elk op hun
wijze het Congres-bestuur, met den Burgemeester
aan het hoofd, hadden dankgezegd voor alle goede
zorgen, sloot de voorzitter de vergadering onder
dankbetuiging voor de genoten medewerking,
zoowel van zijne medebestuurders als van het
gemeentebestuur en de congresleden.
Bij Kon. besluit van 5 Juli 1869 n°. 30 is be
noemd tot lid en voorzitter van den raad van
bestuur van het pensioenfonds voor burgerlijke
ambtenaren, de heer H. Van Hoytema, eervol
ontslagen Secretaris-generaal van het departement
van finantiën.
Bij Kon. besluit van 6 dezer, zijn met ingang
van 1 Juli jl. bevorderd, tot kapit.-luit. ter zee,
de luit. ter zee 1ste kl. J. B. Everwijn; tot luit.
ter zee der 1ste kl., de luit. ter zee der 2de kl.
D. M. G. De Svvart; en tot luit. ter zee der 2de
kl. de adelborst der 1ste kl. C. R. A. Van Ossen
bruggen.
/it
sche
HaB1-
2.4? c
67;
per
urg,
O. f
6/w
t
Tl
ré'
DE VELDWACHTER VAN LATERVEER.
i.ib
alü'r
12-1
r.
rpot!
novelle van
R. KOOPMANS VAN BOEKEREN.
Vervolg
De heer Stuifhemel begaf zich naar zijne ka
mer om zich daar te kleeden. Terwijl hij voor
den spiegel stond, schenen er aangename ge
dachten in zijne ziel om te gaan, en het was
duidelijk dat hij het met zich zeiven volkomen
eens en zeer tevreden was over zijne eigene
plannen en ideën, want hij maakte knipoogjes
tegen zijne beeltenis in den spiegel, en lachte
zich zeiven zoo vriendelijk toe, dat het jammer
was, dat niemand getuige kon zijn van dit liefe
lijke tooneel. „Perfect," mompelde hij bij zich
zeiven, „ik stap er straks dadelijk op af. Ik heb
den ouden notaris een paar malen in de socië
teit gesprokenaanleiding genoeg dus om er een
visite te maken. Het kind ziet er, geloof ik, ook
vrij goed uit; ten minste van verre te oordeelen,
moet het een draaglijk gezicht zijn, en is zij lee-
lijk, daarom niet getreurd, haar geld is in alle
geval niet leelijk, en ik ben ook te oud gewor
den, om mij nog noodeloos aan uiterlijk schoon
te vergapen, als het er op aan komt een keuze
voor het leven te doen. Als ze maar niet reeds
geëngageerd isl Maar enfin, als ze mij goed be
valt, dan zal ik zulke bezwaren wel te boven
komen. Was zij getrouwd, ja, dat waseenauder
geval, maar zoo'n Stoppelbeekschen vrijer zal ik
toch, hoop ik, wel genoeg overschaduwen, om
hem den loef af te steken en te doen retiree-
ren. Mijn voorkomen en mijn manieren moeten
zoo'n meisje, als zij nog wat gevoel heeft, toch
wel de oogen openenZoo'n kinkel hier
heeft natuurlijk ook geen slag van praten, ter
wijl ik, dunkt mij, met mijn fluweelen tongetje,
de zaak al heel gauw klaar zal spelen. Neen,
hoor eens, men mag de berenhuid niet verkoo-
pen, terwijl het lieve beestje nog in het bosch
flaneert, maar ik durf te zeggen, dat mijn effec
ten honderd percent gerezen zijn, sinds ik hoorde,
welke schoone kans hier beslaat, om mijn for
tuin te maken."
VII. de haas.
Nuffigheden beleeft men wel eens van menschen,
die men daartoe in het geheel niet in staat
zou rekenen, en personen, die wars zijn van
alle affectatie, en nederig en welwillend, toonen
soms, dat zij een enkelen keer een vooroordeel
niet overwinnen kunnen, en dan voor geen over
tuiging vatbaar zijn. Dat ondervond onze vriend
Hessels, toen hij dien morgen aan zijn ontbijt
zat, en in eene woordenwisseling met zijn ge
trouwe Dina kwam.
Dina was een stevige boerenmeid, eene een
voudige goede ziel, die van de wereld weinig
af wist, en ja, een kind was in het verstand,
maar toch ook een kind in de boosheid. Zij
woonde sinds een paar jaren als meid bij dokter
Hessels, en daar haar heer ongehuwd was, nam
zij daar de geheele huishouding waar. Nu zou
men zeker bij een eerste kennismaking met Dina
vragen, of de jeugdige geneesheer wel een goede
keuze had gedaan, toen hij het bestuur zijner
huishouding toevertrouwde aan een meisje, dat,
hoe goed ook, toch al te weinig wereldkennis,
en vooral te weinig vormen had, om behoorlijk
de honneurs waar te nemen in het huis van
eenen man als Hessels. Om de waarheid te zeg
gen, niemand die deze vraag eerder als natuur
lijk en de genoemde bezwaren gegrond zou noe
men als onze dokter zelf. Maar, zei Hessels, wat
zul je er al aan doen f Ik heb het kind indertijd
uit medelijden genomen, en datzelfde gevoel weer
houdt mij nu haar weg te sturen; want zij meent
liet zoo goed, en ik weet, dat het haar bitter
veel verdriet zou doen, als ik haar den dienst
opzei.
Hessels zei zoo sprekende de zuivere waar
heid. Het was zijn goed hart, dat hem had doen
besluiten, dit meisje in zijn huis te nemen. Haar
eigen vader had Dina reeds als kind verloren,
en de man, die later met hare moeder trouwde,
was een onredelijk, ja, een slecht mensch. De
dokter had, tijdens de laatste ziekte van Dina's
moeder, genoeg gehoord en gezien, om te begrij
pen, hoeveel reden het meisje had, om na den
dood der moeder vurig te verlangen, het huis
te verlaten, en toen zij dus onder een vloed van
tranen was komen bidden en smeeken, dat de dok
ter haar toch als meid zou nemen, toen had de
goede man het hart niet gehad die bede af te
slaan, maar gezegd: Wij zullen het eens pro
beeren. En zoo ooit een beweldadigde dankbaar
de bewezen gunst heeft erkend, dan heeft Dina
dit gedaan.
Om eindelijk nog eens terug te komen op ha
ren toon en manieren, wij moeten billijk zijn,
en erkennen, dat zij op dit punt ook veel ver
anderd zou zijn, indien Hessels wat meer werk
van hare opvoedingen ontbolstering had gemaakt,