N°. 2883.
Dinsdag
A°. 1869.
6 Juli.
1' Feuilleton van liet „Leidsch
Dagblad".
LEIDSCH
DAGBLAD.
PRIJS DEZER COURANT.
Voor Leiden, per 3 maanden.
Franco per post
Afzonderlijke Nornmers
f 3.00.
n 3.85.
0.05.
Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering van
Zon- en Feestdagen, uitgegeven.
PRIJS IJK:li ADVEBTENTISN.
Voor iederen regel0.15.
Grootere letter naar de plaatsruimte die tg beslaan.
„n, Leldenft Jnll.
'tet treurige bericht van de Kust van Guinea
Cb ai wij hieronder laten volgen, reeds in hoofd-
tak door den minister van koloniën in de Tweede
amer medegedeeld, zal zeker allerwege een
ijnlijken indruk maken, en de vraag zal zeker
ij velen oprijzen: had een dergelijk feit niet
unnen voorkomen worden Het is toch reeds
nds geruimen tijd dat de toestand aldaar ge-
jannen is; reeds van 1 Januari 1868 heerscht
r een vijandelijke geest tegen het Nederlandsch
ezag, en van toen af aan is het dat de bevolking
leigert ons gezag in het dorpje Commendah te
rkennen.
Nadat onze regeering met Engeland een ruiling
an grondgebied bij tractaat, in Maart 1867, had
)t stand gebracht, was het de bevolking van
lommendah, welke in die ruiling begrepen was,
ie weigerde ons gezag in de plaats van het Engel-
jhe had te erkennen. Het wordt bewoond door ne-
ers van den stam der Fantijnen, en van daar hun
erzet. Want terwijl er ter kuste van Guinea een
oortdurende vijandschap bestaat tusschen de Fan-
ijnen en de Ashantijnen, waren het de Ashantij-
ien,|;die onze bondgenooten waren. In vrees voor
ezen schijnt de oorzaak van het verzet der bevol-
:ing in Commendah te moeten gezocht worden.
Herhaaldelijk werd beproefd de bevolking tot
nderwerping te brengen; eenige malen scheen
ij daartoe genegen, terwijl dan plotseling de
nderhandelingen gestaakt werden, en de be-
olking de erkenning weder bleef weigeren-
>och zij bepaalde zich niet hiertoe. De Elmi-
k eezen, onze trouwste bondgenooten, werden door
en aangevallen, en alle toevoer van levens
middelen afgesneden. De Gouverneur zag zich
jpodzaakt, om van regeeringswijze levensmid-
in voor dezen aan te koopen, doch eindelijk
jen zij den Gouverneur verzocht, dat twee afge-
digden naar ons land zouden gezonden wor-
ie.., om zoo mogelijk een einde te maken aan
lunnen onhoudbaren toestand, en de noodige
- naatregelen te beramen om hen eindelijk te
erlossen van de voortdurende aanvallen der
'antijnen.
Dit is, gelijk men zich herinneren zal, geschied,
n de Heer Nagtglas is in April als Gouverneur
iet de noodige instructiën naar de Kust terug
egaan.
En nu komt het treurige bericht dat de Fan-
jnen van hunne overmacht hebben gebruik ge
laakt, om onze manschappen met zich mede
aar de bosschen te sleepen, terwijl van het lot
at deze daar wacht, niets bekend is.
De heer Van Sypestein, die in de Tweede
lamer dit bericht bracht, verlangde dat de re-
eering thans krachtige maatregelen zou nemen
n eene expeditie daar heen zenden, om ons
ezag en onze eer te herstellen.
De minister van koloniën deelde daarop mede>
imbnrJat de gouverneur Nagtglas liet nemen van
ƒ- trenge maatregelen ontraadt, en dat de regeering
■"^neer stellige berichten wilde afwachten, terwijl
ook de heer De Oasembroot meende, dat het
eenige middel om de gevangenen zoo mogelijk
nog te redden, daarin gelegen was om zich van
het nemen van represailles te onthouden.
We begrijpen dat de regeering thans, met
deze onvolledige berichten, huiverig is 0111 eene
expeditie daarheen te zenden, slechts korten
tijd, nadat zij aan den heer Nagtglas, die met
de bevolking zeer bekend was, eene zending
heeft opgedragen, terwijl deze zich steeds tegen
de vermeerdering der strijdkrachten aldaar ver
klaard heeft.
Maar aan een anderen kant mogen wij dan
ook vertrouwen, dat, worden eenmaal die be
richten bevestigd, en blijkt het dan dat een deel
van onze marine het slachtoffer is geworden van
de woede der bevolking, onze regeering niet
dralen zal met het nemen van zoodanige maat
regelen, als door onze nationale eer dringend
vereischt worden!
Wij zijn door het departement van marine in
staat gesteld omtrent het gebeurde met eene sloep
van Zr. Ms. schroefstoomschip de Amstel, gestati-
onneerd ter Kuste van Guinea, de navolgende
bijzonderheden mede te deelen:
Op den 26sten Mei jl. was de Amslel ten anker
gekomen voor Commendah, een krom waarvan
de bevolking, vroeger onder Engelsche heer
schappij, doch sedert de laatste grensregeling aan
het Nederlandsche bestuur toegewezen, nog steeds
eene vijandelijke houding tegen dat bestuur aan
neemt.
Eene sloep met twee officieren, en wel de lui
tenants ter zee der 2de klasse J. Vriemoet Drabbe
en F. Zegers Veeckens, benevens een onderoffi
cier, de 2de schiemansmaat J. C. Van Es, en acht
gewapende roeiers, zijnde de matrozen der 1ste
klasse D. De Vries en K- P. C. De Bazel, de ma
trozen der 2de klasse A. Ballemeijer, L. J. de Rijke,
J. H. Zurburg en J. Garcet, alsmede de matrozen
der 8de klasse W. Greve en W. F. Drioel, ver
trok op verkenning naar den wal, waar de be
manning door negers overrompeld en gevangen
gemaakt werd.
Na gehouden overleg met den gouverneur ter
Kuste van Guinea, en ook ingevolge den raad
van den gouverneur der Engelsche bezitting Cape
Coast, die nog eenigen invloed op de bevolking
van Commendah schijnt uit te oefenen, besloot
men om vooralsnog geene middelen van geweld
te gebruiken om hen tot het uitleveren der gevan
genen te noodzaken.
De beide gouverneurs, bekend met de zeden
en gewoonten der inlandsche bevolking, waren
overtuigd dat deze mits niet in het nauw
gebracht aan blanke gevangenen uit eerbied
het leven zoude sparen, en men vond het dus
geraden, eerst door den gouverneur van Cape
Coast pogingen te doen in het werk stellen om
de uitlevering der gevangenen te verkrijgen.
Volgens de laatste berichten zou de uitlevering
op den lOden Juni plaats hebben, doch volgens
geruchten zouden er intusschen reeds eenige der
gevangenen bezweken zijn; met zekerheid was
daarvan echter niets bekend.
Er blijft alzoo hoop bestaan op hun behoud, te
meer daar de berichten, dat reeds een luitenant,
de onderofficier en vijf matrozen zouden zijn om
gekomen, zich alleen gronden op geruchten, die
bij het afzenden van de officieele rapporten nog
door niets bevestigd zijn.
De minister van marine heeft het echter noodig
geacht onverwijld twee zee-officieren, en wel de
luitenants ter zee der 2de klasse P. F. baron
Van Heerdt en F. W. Hudig, met de Engelsche
mail naar de Kust van Guinea uit te zenden,
als waarborg om, indien onverhoopt deze nood
lottige geruchten mochten bewaarheid worden,
in den dienst aan boord van het stoomschip te
voorzien." Staals.-Ct
Z. M. heeft aan den O.-I. ambtenaar A. Cupae-
rus, laatst lsten onderwijzer aan de gouverne-
ments- derde lagere school te Samarang, thans
met verlof hier te lande, op zijn verzoek, met
ingang van 1°. Juli 1869, een eervol ontslag ver
leend uit 'slands dienst, met toekenning van pen
sioen; aan den met verlof hier te lande terug
gekeerden kapitein der infanterie van het leger
in Nederlandsch Indië B. G. H. L. P. Tromp-
holler, met ingang van 1°. Juli 1869, wegens on
geschiktheid tot het gaan hervatten van den wer-
kelijken dienst, ten gevolge van lichaamsgebreken,
een eervol ontslag verleend uit Zr. Ms. militairen
dienst, met toekenning van pensioen.
De luitenant ter zee der 2de kl. A. W. Vink-
huyzen wordt met 10 dezer geplaatst op Zr. Ms.
ramschip de Schorpioen.
haven van Antwerpen bij de spoorwegregeling
eenige voordeelen toe te kennen, daar zij zich
bevreesd maakte voor de schikkingen, die waar
schijnlijk tusschen de Fransche en deLuik-Lim
burgsche spoorwegondernemingen ten gunste van
Rotterdam zouden gemaakt worden.
Welke deze schikkingen nu zijn, waarvan reeds
lang zoo vele verschillende geruchten in omloop
zijn, zullen wij thans, naar wij hopen, spoedig
vernemen.
In de tweede helft der maand Mei zijn aan
het postkantoor alhier bezorgd de volgende brie
ven, die wegens onbekendheid der adressanten
niet bezorgd zijn kunnen worden: C. J. Van Eek,
Meerlevelt, P. Bermond, I. P. Van Wens, Wed.
Bouwmeester, allen te Amsterdam; Jaantje Van
Hien, te Arnhem; De Haan, Mej. M. Zandvliet,
beiden te 's-Gravenhage; L. Van den Berg, te
Heithuizen; Mej. G. Dekkers, te Hilversum; P.
Neeke, Hoek van Holland; A. Mozel, te Katwijk
aan Zee; A. E. Bach, te Nieuwe Diep; Birnie,
te Nijmegen; H. Van Ewijk, te Rijnsaterwoude;
G. Van der Waard, te SchagenMej. Van Beek,
te Utrecht; De Bruin te VoorschotenVan Aalst,
te Zevenhoven; B. Nieuwvaart, te Woerden; P.
T. Dijkstra, te Zuure.
Zondag-morgen omstreeks halfzeven is aan
het Plantsoen het lijk opgehaald van den persoon
genaamd C. U. Naar men verneemt gaf hij zich
veelal aan misbruik van sterken drank over,
waardoor waarschijnlijk dit ongeluk is veroor
zaakt.
Den 7de" Juni is te Jamaica in den ouderdom
van ongeveer 44 jaren, overleden den heer J. J.
A. D. Phaff, kapitein luitenant ter zee, komman-
dant van Z. M. Stoomschip Soemling.
De audiëntie van den minister van oorlog zal
op Donderdag, 8 Juli aanstaande, niet plaats
hebben.
Eindelijk is thans de Fransch-Belgische spoor-
wegquaestie tot een oplossing gekomen. Het be
richt hiervan is in de Fransche bladen opgeno
men doch het resultaat der tallooze beraadslagin
gen is nog niet bekendwant lieden zou eerst het
tractaat onderteekend worden. De France zegt,
dat beide partijen alle reden hebben om vol
daan te zijn, en dat België het bewijs heeft ge
leverd van een lofwaardig streven tot verzoening.
Hieruit moet men dus opmaken, dat, al heeft
Frankrijk in de hoofdzaak toegegeven, de Bel
gische regeering ook van hare zijde concessie»
heeft gedaan.
Aan de tusschenkomst van Engeland schijnt
werkelijk deze afloop te danken te zijn. Daardoor
zou de Belgische regeering zoo meldt de
Public eenige wijzigingen gebracht hebben in
hare voorstellen, die ten doel hadden om de
Tot predikant bij de Remonstrantsche Gemeente
alhier is door den breeden kerkeraad beroepen
de heer H. C. Rogge, leeraar in de geschiedenis
en aardrijkskunde aan de hoogere burgerschool
alhier, vroeger Remonstrantsch predikant te
Delft. Op het tweetal kwam nog voor de heer
H. W. Kolff van Amersfoort.
Bij de vanwege het Hoogheemraadschap Rijn
land alhier gehouden openbare besteding van
eenige verdiepingswerken in den Weipoortschen
Vliet onder Zoeterwoude is aannemer geworden
de heer Jacob Haasnoot, te Katwijk aan Zee,
voor f859.
De Nederlandsche maatschappij tot bevordering
der pharmacie hield Woensdag 80 Juni 11. hare
gewone jaariijksche algemeene vergadering in
het Parklokaal te Amsterdam, en herdacht bij
die gelegenheid haar 25jarig bestaan. Ofschoon
de toestand der pharmacie en de positie der
pharmaceuten in Nederland nog te wenschen
overlaat, is het toch niet te ontkennen, dat daarin
na dat tijdsverloop vooruitgang zichtbaar is. Dat
verbetering van in de bestaande wetten nog
voorkomende gebreken zeer noodig is, wordt al
gemeen erkend, en streeft dan ook de maat
schappij voortdurend naar het verkrijgen daarvan.
(Hbld.)
f 246.
>r 100
g. Si
0. V
pff
1. kort-
Rotter-
DE VELDWACHTER VAN LATERVEER.
NOVELLE VAN
ude 24
1565, 1
2940, R. KOOPMANS VAN BOEKEREN
Vemolg
1490 Dilettanten van eenige beteekenis moesten echter
een tweede of derde maal over hunne liefhebbe-
tiju Jijen met hem beginnen, of zij bemerkten, dat
0; s« ie sinjeur een klokje had hooren luiden, zonder
3lis'6 weten' waar de klepel hing; en de mannen
le an liet vak keken hem bij een eerste kennis-
-naking terstond in de kaart, en kwamen dan
mooist het resultaat, dat mijnheer praatte als een
co Ji ''n^e 0Ver fleuren. En gelijk Stuif hemel
_i _4bh het voorkomen wist te geven van iemand,
op wie alle wereldsche aangelegenheden van nabij
eeft hekeken, zoo neemt hij ook het air aan
rpottian met de halve wereld zeer gemeenzaam be-
end te zijn. De leden van de Stoppelbeeksche
JCiëteit verkeeren in het geloof, dat die logé van
den burgemeester met alle kamerleden en minis
ters op zeer fideelen voet heeft omgegaan, want
hij noemt hen immers allen bij den voornaam,
en scheen gewoonlijk in hun vertrouwen gedeeld,
of particuliere correspondentie met hen gevoerd
te hebben, zoo dikwijls er zaken van belang
aanhangig waren. Op het punt van voornamen
is Stuifhemel inderdaad een specialiteit. Mis
schien is deze tak van menschelijke wetenschap
de eenige, waarvan hij een meer dan alledaagsche
kennis heeft opgedaan. Hiermee moet zeker ook
in verband gebracht worden 'smans onverander
lijke gewoonte om niet alleen over afwezigen,
maar ook tegenover aanwezige personen een
zeer gemeenzamen en lossen toon aan te slaan.
Niet genoeg, dat hij oud en jong, hoog en laag,
dadelijk met jij en jou zal toespreken, maar hij zal
ook al spoedig uw doopnaam gaan uitgalmen,
en vriend en vreemdeling op de knie of schou
der kloppen, om zijne redeneeringen meer in
gang te doen vinden.
Tot schade van kerk en staat is Stuifhemel
tegenwoordig zonder vaste betrekking. Hij is in
den boekhandel, op het postkantoor en onder
dienst geweest, en in de laatste jaren was hij
ook nog bij eene levensverzekeringsmaatschappij,
maar of zijn blik misschien te ruim en zijne ont-
j wikkeling te veelzijdig was geweest, om bij een
van alle deze zaken zich genoegzaam te bepalen,
ik weet het niet, maar hij heeft de eene zaak
voor, en de andere na, weer laten varen, zoodat
hij op dit oogenblik niets heeft.
Misschien was Stuifhemel langer in een dezer
betrekkingen gebleven, wanneer hij daaraan be
hoefte had gehad, ter voorziening in zijn dage-
lijksch onderhoud. Doch mijnheer kon van zijne
rente wel leven, zelfs wel op eenigszins ruimen
voet, daar hij lang niet onbemiddeld was. Van
een ruimen voet was echter bij hem geen spra
ke; integendeel, hij leefde bijna hekrompen,
want ook dit behoorde tot 's mans eigenaardig
heden, dat men wel heel spoedig een advies of
verhaal, maar hoogst moeilijk een penningske
van hem kon krijgen.
Hoe Stuifhemel er zoo wat uitzag? Ja, wat zal
ik zeggen? Hij was niet groot, en niet klein,
niet leelijk maar ook niet mooi;, 't was geen
dom gezicht maar ook geen geniale kop, hij
stootte niet af maar trok u ook niet aan. Neen,
rechtstreeks gemeen was zijn gezicht niet.
Wel was er een trek in, die aan grove zinne
lijkheid deed denken, en zoo kon er ook iets in de
oogen komen, eene uitdrukking die fatsoenlijke
vrouwen den blik deed neerslaan, maar dat hij er
nu als een schurk of valschaard uitzag, dat mogen
wij niet beweren. Toen dokter Hessels den heer
Stuifhemel voor het eerst zag, berouwde liet
hem, dat hij met zooveel vuur was opgekomen
tegen de leer, dat de mensch uit een veredeld
apenras is gesproten. Maakt echter daaruit nu
niet op, dat Stuifhemel niet in Artis kon wan
delen, zonder gevaar te loopen, voor een gedeser-
teerden baviaan aangesproken, en naar het apen-
verblijf gebracht te worde; integendeel, men
zegt, dat de apen, wel verre van een stamgenoot
in hem te zien, en als zoodanig te respecteeren,
veeleer bepaalt een pik op Stuifhemel hebben.
Maar dokter heeft het toch ook zoo heel ver
niet mis, want ik ben overtuigd, als iemand te
gen u zei, dat de betovergrootvader van Stuif
hemel een gorilla is geweest, dat ge dadelijk
zeggen zoudt: hé ja, ik kan den familietrek nog
altijd zien.
Onder de goede eigenschappen van dezen
man behoort, dat hij altijd spraakzaam en
nooit korselig of moedwillig hatelijk is. On
genaakbaar is hij voor niemand. Wil hij absoluut
als frère compagnon spreken met de heroën
onzer eeuw, ook met Jan Rap en zijn maat re
deneert hij vertrouwelijk over al wat los en vast
is. Soms zegt hij alleronaangenaamste dingen,
maar ik geloof niet, dat het ooit bepaald zijn
toeleg is, iemand te grieven of te kwetsen. En
wie hem een sleek wil geven, moet het niet on-